Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 4 november 2009
Betreft Geannoteerde agenda OJC-Raad
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd- en
Cultuurraad van 26 en 27 november, ten behoeve van het Algemeen Overleg dat
is voorzien op 25 november aanstaande. In deze brief worden de onderwerpen die
betrekking hebben op de beleidsterreinen van mijn ministerie nader toegelicht.
Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve
standpuntbepaling van Nederland in de OJC-Raad nog afstemming in de
ministerraad zal plaatsvinden.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
agina 1 van 9
P
Geannoteerde agenda OJC-Raad 26-27 november 2009 Datum
4 november 2009
Op de agenda van de OJC-Raad staan voor wat betreft de beleidsterreinen van IB/162307
het ministerie van OCW de volgende onderwerpen.
Onderwijs:
Kennisdriehoek
Migranten en educatie
Professionaliteit van leraren en de rol van schoolleiderschap
Moderniseringsagenda Hoger Onderwijs
Cultuur:
Stimuleren van een creatieve generatie
Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011
Audiovisueel:
Mediageletterdheid
Europeana
Onderstaande annotatie is opgesteld op basis van de thans bekende ontwerp-
agenda. De definitieve agenda zal begin november door COREPER worden
vastgesteld.
De onderwerpen die voor deze OJC-Raad zijn geagendeerd zijn niet omstreden.
De raadsconclusies over de kennisdriehoek hebben met hun link naar de
Lissabonagenda een additionele actualiteitswaarde.
In alle gevallen worden in de ontwerp-raadsconclusies de nationale bevoegdheden
gerespecteerd.
ONDERWIJS
Kennisdriehoek gedachtewisseling en aannemen raadsconclusies
Hieraan ligt geen Commissievoorstel ten grondslag; voor de raadsconclusies is dan ook geen
BNC-fiche opgesteld.
De Europese regeringsleiders hebben zich in de Europese Raad meermaals
uitgesproken over het belang van een goede samenwerking tussen onderwijs,
onderzoek en innovatie (de zogenaamde kennisdriehoek). Het Zweedse
voorzitterschap beoogt met het aannemen van raadsconclusies over de
kennisdriehoek de positie van de onderwijscomponent (met name het hoger
onderwijs) in de kennisdriehoek te verstevigen, mede met het oog op de gevolgen
van de Lissabonstrategie na 2010.
In de raadsconclusies over de kennisdriehoek wordt gesteld dat een goed
functionerende kennisdriehoek, het innovatievermogen van Europa kan
versterken en de ontwikkeling van een creatieve en kennisintensieve economie en
maatschappij kan stimuleren. Ook instellingen voor hoger onderwijs moeten
bijdragen aan de kracht van die kennisdriehoek. Dat kan door het bevorderen van
een ondernemende attitude bij deze instellingen, om de kloof tussen enerzijds de
Pagina 2 van 9
onderwijswereld en anderzijds de wereld van onderzoek en innovatie te Datum
overbruggen. 4 november 2009
Om een goed werkende kennisdriehoek te realiseren stelt de Raad de volgende Onze referentie
prioriteiten vast: IB/162307
1. Er moet meer samenhang komen in de beleidsvorming op het gebied van
onderwijs, onderzoek en innovatie, zowel binnen de EU als binnen
lidstaten.
2. Op alle onderwijsniveaus moeten creativiteit, innovatie en
ondernemerschap worden bevorderd.
3. De samenwerking tussen onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en sociale
partners moet versterkt worden.
4. Instellingen voor hoger onderwijs dienen maatregelen te nemen om een
innovatiegerichte cultuur te ontwikkelen.
5. Instellingen voor hoger onderwijs moeten mogelijkheden hebben om
kennis te kunnen overdragen aan de samenleving.
6. Om de kwaliteit van instellingen te kunnen beoordelen in het kader van de
samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en innovatie, moeten nieuwe
kwaliteitscriteria worden geformuleerd.
7. Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) kan fungeren
als voorbeeld voor de integratie van de drie componenten van de
kennisdriehoek.
De Commissie wordt verzocht om op basis van de beschreven prioriteiten, het
uitwisselen van goede ervaringen tussen lidstaten te faciliteren.
Inzet Nederland
Nederland is akkoord met de raadsconclusies over de kennisdriehoek. Bij het
uitwerken van de genoemde prioriteiten wordt expliciet rekening gehouden met
het feit dat onderwijsinstellingen (o.a. in Nederland) een hoge mate van
autonomie bij het formuleren van hun beleid kennen.
De raadsconclusies sluiten nauw aan op het reeds gevoerde beleid binnen
Nederland. Het kabinet heeft bij zijn aantreden ingezet op versterking van de
aandacht in het onderwijs voor het belang van een ondernemende houding en
ondernemerschap. Het kabinet zet eveneens in op overdracht van kennis naar de
samenleving en het bedrijfsleven. Op verschillende wijzen wordt interactie tussen
het hoger onderwijs en publieke en private partijen bevorderd.
Migratie en educatie gedachtewisseling en aannemen raadsconclusies
Hieraan ligt geen Commissievoorstel ten grondslag; voor de raadsconclusies is dan ook geen
BNC-fiche opgesteld.
Het Zweedse voorzitterschap hecht grote waarde aan dit onderwerp. In de
raadsconclusies wordt onder meer benadrukt dat onderwijs een belangrijke rol
speelt bij de integratie van kinderen met een migrantenachtergrond. Uit
onderzoek blijkt dat het onderwijsniveau van de meeste migrantenkinderen vaak
significant lager ligt dan dat van hun autochtone leeftijdgenoten. De lidstaten zijn
het erover eens dat er een veelomvattende aanpak moet zijn voor àlle
migrantenleerlingen. Dit impliceert dat de doorstroommogelijkheden binnen het
schoolsysteem optimaal moeten zijn. Naast het streven naar een hoge kwaliteit
van onderwijs voor migrantenleerlingen en het versterken van de leerresultaten,
zijn de lidstaten eveneens van mening dat recht moet worden gedaan aan de
Pagina 3 van 9
culturele diversiteit die een gevolg is van verschillen in herkomst van Datum
migranten(kinderen). 4 november 2009
In de raadsconclusies worden lidstaten uitgenodigd om maatregelen te nemen om IB/162307
aan migrantenkinderen de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Deze
maatregelen liggen in de sfeer van:
garanderen van toegang tot vroeg- en voorschoolse educatie;
bevorderen van op het individu afgestemd onderwijs en individuele
ondersteuning;
uitwisselen van goede praktijken tussen lidstaten.
De Commissie wordt onder meer uitgenodigd om de lidstaten te ondersteunen bij
de onderlinge samenwerking en op basis van bestaande bronnen onderzoek te
doen naar de prestatiekloof tussen autochtone leerlingen en leerlingen met een
migrantenachtergrond.
Inzet Nederland
Nederland is akkoord met de raadsconclusies. Nederland heeft overeenkomstig de
kabinetsreactie steeds voor afschaffing van de richtlijn inzake onderwijs aan de
kinderen van migranten in de taal van het land van herkomst gepleit
(1977/486/EGG) en benadrukt dat de Open Methode van Coördinatie (OMC) op
het gebied van onderwijs het algemeen erkende en gebruikte instrument is. De
OMC zou derhalve ook voor het thema migratie en onderwijs ingezet moeten
worden. Het debat over afschaffing van de richtlijn is echter nog niet breed
gevoerd; de Europese Commissie en een meerderheid van lidstaten hebben over
de richtlijn nog geen duidelijk standpunt ingenomen. De Commissie wordt in de
raadsconclusies gevraagd zich over dit punt te beraden.
In de onderhandelingsfase is steeds benadrukt dat het thema onderwijs aan
kinderen met een migrantenachtergrond in het brede kader van het
integratievraagstuk geplaatst moet worden en dat de problematiek per land
dusdanig verschilt dat een eensluidende Europese aanpak niet voor de hand ligt.
Deze verbreding is in de conclusies opgenomen waardoor behalve de rol van
onderwijs ook aandacht wordt gevestigd op het integratieproces en de inzet van
de migrant hierin. In de conclusies is de Open Methode van Coördinatie (OMC)
voorgesteld als manier om beleidservaringen uit te wisselen.
Professionaliteit van leraren en de rol van schoolleiderschap
gedachtewisseling en aannemen raadsconclusies
Hieraan ligt geen Commissievoorstel ten grondslag; voor de raadsconclusies is dan ook geen
BNC-fiche opgesteld.
Het thema `leraren' is de afgelopen periode veelvuldig in verschillende
raadsconclusies in de OJC-Raad aan de orde geweest. Waar het Portugese
voorzitterschap zich in de tweede helft van 2007 specifiek toe heeft gelegd op de
lerarenopleiding, gaan onderhavige raadsconclusies expliciet in op de ontwikkeling
van leraren en schoolleiders die hun professie reeds uitoefenen.
Leraren zijn van doorslaggevend belang voor het bereiken van kwalitatief hoge
leerprestaties. Om deze hoge leerprestaties te realiseren en te borgen dienen
beginnende docenten begeleid en ondersteund te worden (via een zogenaamd
inductieprogramma). Daarnaast speelt het stimuleren van de continue
professionele ontwikkeling van alle leraren een belangrijke rol. In de
Pagina 4 van 9
raadsconclusies spreken de lidstaten zich in dit verband onder meer uit voor het Datum
bewerkstelligen van intervisie en faciliteren van deelname aan programma's die 4 november 2009
voor de professionele ontwikkeling van leraren van belang zijn. Onze referentie
Schoolleiders creëren de omstandigheden waarin (beginnende) leraren hun IB/162307
functie goed kunnen uitoefenen. Zij dienen derhalve voldoende mogelijkheden te
krijgen om effectieve leiderschapsvaardigheden te ontwikkelen en te
onderhouden.
Aan de lidstaten en de Commissie wordt in de raadsconclusies gevraagd om met
passende maatregelen de professionele ontwikkeling van leraren en schoolleiders
te ondersteunen. Lidstaten zouden ervoor kunnen zorgen dat voor alle
beginnende leraren een geschikt inductieprogramma voorhanden is. Bij leraren én
schoolleiders zouden regelmatig de behoeften in het kader van hun professionele
ontwikkeling kunnen worden gemeten, zodat passende opleidings- en
ontwikkelingsmogelijkheden aangeboden kunnen worden.
De Commissie wordt gevraagd de lidstaten te ondersteunen bij het ten uitvoer
leggen van de voorgestelde maatregelen, het uitwisselen van kennis ervaring te
faciliteren en een studie uit te voeren naar de beroepskwalificaties van leraren
(ten behoeve van het onderling uitwisselen van kennis en het mogelijk maken om
competenties op Europees niveau met elkaar te vergelijken).
Inzet Nederland
Nederland is akkoord met de raadsconclusies. Nederland geeft in vergelijking met
veel andere lidstaten veel aandacht aan beroepsvoorbereiding tijdens de initiële
opleiding door middel van vroege en uitgebreide stageperiodes en het
zogenaamde LIO-schap tijdens de laatste fase van de opleiding. Onderhavige
raadsconclusies richten zich op de ontwikkeling van leraren en schoolleiders die
reeds beroepsmatig actief zijn, maar omdat Nederland (net als enkele andere
lidstaten) hecht aan het opdoen van praktijkervaring tijdens de opleiding, is dit
punt op verzoek van Nederland opgenomen in de raadsconclusies.
Nederland ondersteunt ook het onderdeel van de raadsconclusies dat gaat over de
professionaliteit van de schoolleider. Nederland heeft aangegeven dat
schoolleiders niet overspoeld mogen raken met administratieve taken, maar de
ruimte moeten hebben om nauw betrokken te kunnen zijn bij het
onderwijsproces. Schoolbesturen kunnen er toe bijdragen dat de taak van
schoolleider in die zin kan worden verlicht.
Deze Nederlandse inzet sluit aan bij de geannoteerde agenda van de Informele
Raad in Göteborg (Tweede Kamer (2008-2009), 21501-34, nr. 128).
Diversiteit en transparantie Excellentie in het Hoger Onderwijs
gedachtewisseling
Hieraan ligt geen (nieuw) Commissievoorstel ten grondslag. De gedachtewisseling baseert
zich deels op de voortgang van het Commissievoorstel `Delevering on the modernisation
agenda for universities: education, research and innovation' uit 2006 (COM 2006 143).
De agendering van dit thema door het voorzitterschap berust voor een groot deel
op de Moderniseringsagenda voor het Hoger Onderwijs. Gezien de huidige crisis
dient zich met nog meer nadruk de vraag aan hoe we de beschikbare middelen
voor hoger onderwijs zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen inzetten en hoe we
de kwaliteit van het hoger onderwijs kunnen borgen. Deze factoren zijn aan de
orde gesteld in de Moderniseringsagenda voor het Hoger Onderwijs. De
Pagina 5 van 9
Commissiemededeling hierover is verschenen in 2006 en in 2007 is een resolutie Datum
over dit onderwerp aangenomen. Vooruitlopend op de nieuwe 4 november 2009
Commissiemededeling over de Moderniseringsagenda Hoger Onderwijs, die naar Onze referentie
verwachting in 2011 verschijnt, wordt dit thema opnieuw onder de aandacht IB/162307
gebracht.
Het Zweedse voorzitterschap wil voor zover nu bekend - een gedachtewisseling
tot stand te brengen over de volgende vragen:
·
Hoe kunnen de beschikbare budgetten voor Hoger Onderwijs het beste
worden besteed, om kwaliteit en excellentie binnen het Hoger Onderwijs
te borgen?
·
Hoe kunnen kwaliteitszorg en instrumenten ter bevordering van de
transparantie worden ingezet om excellentie te stimuleren?
Inzet Nederland
De exacte inhoud van de discussievragen heeft het Zweedse voorzitterschap op
dit moment nog niet bekend gemaakt. Dat dit thema op de agenda van de OJC-
Raad staat heeft mijn instemming.
Op basis van de geschetste contouren van de discussie die gevoerd gaat worden
én op basis van de Nederlandse betrokkenheid bij de uitwerking van de
Moderniseringsagenda Hoger Onderwijs, zal ik inbrengen dat ik er in principe
voorstander van ben om een multi-dimensionale vergelijking (niet alleen op basis
van onderzoek, maar bijvoorbeeld ook onderwijs en innovatie) van instellingen én
opleidingen te ontwikkelen en derhalve de kwaliteit inzichtelijker en transparanter
te maken. Ik wacht met belangstelling de resultaten af van het onderzoek dat de
Commissie heeft uitgezet om te bezien of dit te verwezenlijken is. De eerste
resultaten van dat onderzoek worden eind 2010 verwacht.
Voorts ben ik van mening dat de kwaliteitsborging binnen de Europese Hoger
Onderwijsruimte een focus behoeft op de wederzijdse erkenning van opleidingen.
CULTUUR
Het Europese Jaar van het Vrijwilligerswerk ter bevordering van actief
burgerschap (2011) - gedachtewisseling en goedkeuring van de Beschikking
van de Raad
Fiche: Tweede Kamer (2008-2009) 22 112, 890
Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS
Vrijwilligerswerk is een van de belangrijkste uitingen van burgerparticipatie en
democratie, waarbij Europese waarden zoals solidariteit en non-discriminatie in de
praktijk worden gebracht. Het speelt een belangrijke rol in uiteenlopende sectoren
als welzijn, onderwijs, ouderenzorg, jeugdzaken, cultuur, sport, milieu,
gezondheid, ontwikkelingsbeleid etc. Vrijwilligerswerk draagt bij aan de sociale
samenhang in de samenleving. Verder komt het de vrijwilligers zelf ten goede
doordat het hun vaardigheden en hun persoonlijke ontwikkeling stimuleert.
Met het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk wordt getracht een diepere en
meer gestructureerde dialoog en een betere uitwisseling van goede praktijken
over deze kwesties tussen de autoriteiten en andere belanghebbenden in de
Pagina 6 van 9
lidstaten te bevorderen. Het zal derhalve helpen de voorwaarden voor Datum
vrijwilligerswerk in de Europese Unie te verbeteren. 4 november 2009
IB/162307
Nederland staat positief tegenover de Beschikking van de Raad. Deze past bij het
beleid dat op dit moment in Nederland wordt ontwikkeld op het gebied van
vrijwilligerswerk vanuit verschillende sectoren. De Staatssecretaris van VWS, mw.
Bussemaker, bracht op 9 oktober 2007 onder de titel `Voor elkaar' een
beleidsnota uit over vrijwilligerswerk (en mantelzorg). Nederland is van mening
dat promotie van vrijwilligerswerk en uitwisseling van goede praktijken op
Europees niveau positief kunnen bijdragen aan de implementatie én de
verbetering van zijn eigen beleid en dat van andere lidstaten.
Nederlandse inzet
Nederland gaat akkoord met de Beschikking van de Raad betreffende het Jaar van
het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) en
ondersteunt de doelstelling van het Europese jaar van het vrijwilligerswerk.
Nederland ziet kansen om hiermee het vigerende vrijwilligersbeleid een impuls te
geven. Dat geldt voor het algemene vrijwilligersbeleid, maar ook voor specifieke
projecten vanuit Sport, Welzijn, Zorg, Onderwijs, Jeugd & Gezin en Civil Society.
Door het Jaar voor het vrijwilligerswerk gezamenlijk op Europees niveau aan te
pakken, kan het jaar beter worden gepromoot en kan er een bredere impuls
worden gegeven. Hierdoor zal het bereik onder de burgers groter zijn.
Het stimuleren van een creatieve generatie: de creativiteit en het
innoverend vermogen van kinderen en jongeren ontwikkelen door middel
van culturele expressie en toegang tot cultuur Gedachtewisseling en
aannemen van de ontwerpconclusies van de Raad.
Hieraan ligt geen Commissievoorstel ten grondslag; voor de raadsconclusies is dan ook geen
BNC-fiche opgesteld.
De ontwikkelingen waarmee Europa en de Europese burgers op de lange termijn
worden geconfronteerd - zoals de mondiale concurrentie, de gevolgen van de
vergrijzing en migratiestromen en de noodzaak in te spelen op de aantredende
kennis- en communicatiemaatschappij - vragen om een respons voor de lange
termijn. Met oog op de toekomst, richten deze ontwerpconclusies zich op kinderen
en jongeren en op de ontwikkeling van hun creativiteit en innoverend vermogen.
Uit verschillende studies blijkt dat deelname aan culturele activiteiten de
creativiteit en het innoverend vermogen vergroten. Ook dragen het bevorderen
van cultuur en culturele expressie op scholen en andere onderwijsinstellingen bij
aan de ontplooiing van het individu.
Cultuur blijkt echter niet voor alle kinderen en jongeren even toegankelijk te zijn.
Dit geldt ook in Nederland. Recent onderzoek wijst uit dat een half miljoen
kinderen om financiële redenen niet actief is op het gebied van cultuur en sport
en slechts een minderheid aan kunst doet. Een van de grootste uitdagingen is dan
ook de participatie van kinderen en jongeren aan verschillende vormen van
cultuur te bevorderen. Louter meer financiële middelen aanbieden is geen
oplossing. Belangrijk is dat kinderen al van jongs af aan in aanraking komen met
verschillende vormen van cultuur. Om hen te interesseren voor cultuur is het
Pagina 7 van 9
nodig om ons niet alleen te richten op de traditionele kunstvormen, maar ook te Datum
kijken naar nieuwe vormen, zoals games. 4 november 2009
Nederland heeft in de loop der jaren een aantal succesvolle initiatieven genomen IB/162307
om de cultuurparticipatie (met name van jongeren) te stimuleren, zoals het
programma Cultuur en School.
Doel van dit programma is een flinke impuls te geven aan de samenwerking
tussen culturele instellingen en scholen op het gebied van cultuureducatie. Ook is
er een Jeugdcultuurfonds opgericht bestemd voor kinderen die om financiële
redenen niet lid kunnen worden van bijvoorbeeld een toneel- of muziekschool.
Inzet Nederland:
Nederland ondersteunt de ontwerpconclusies van de Raad over het stimuleren van
een creatieve generatie. Deze sluiten goed aan bij het nationale beleid om de
cultuurparticipatie te bevorderen.
Op Europees niveau ligt de meerwaarde voor Nederland vooral in het leren van
elkaar. Het uitwisselen van goede praktijken kan leiden tot nieuw beleid om de
cultuurparticipatie te bevorderen. Elke lidstaat heeft zijn eigen uitdagingen en
initiatieven. Ook Nederland kan gebruik maken van deze diversiteit.
AUDIOVISUEEL
Mediageletterheid gedachtewisseling en aannemen raadsconclusies
Fiche: Tweede Kamer (2007-2008) 22 112, 610
De aanbeveling "mediageletterdheid in de digitale omgeving voor een meer
concurrerende audiovisuele en inhoudindustrie en een inclusieve
kennismaatschappij", volgt op een eerdere mededeling van de Commissie uit
2007 (COM 2007 833) over mediageletterdheid en op raadsconclusies van 21 en
22 mei 2008 over hetzelfde onderwerp.
In de voorliggende raadsconclusies wordt, in aansluiting op de vorige
raadsconclusies, het belang van mediageletterdheid nogmaals onderschreven. De
Raad verwelkomt de aanbeveling van de Commissie in het bijzonder waar het de
betrokkenheid van de media zelf betreft, de rol die het onderwijssysteem kan
spelen en de intentie van de Commissie om meer consensus te bereiken over
mediageletterdheid door uitwisseling van ervaringen en het ontwikkelen van
instrumenten voor lidstaten om het niveau van mediageletterdheid te meten.
De Raad benadrukt verder de mogelijkheden en beperkingen die digitalisering
biedt, het belang van de onafhankelijkheid van de media en de mogelijkheden die
zelfregulering en co-regulering bieden voor de media-industrie. Voor wat betreft
de rol die het onderwijsstelsel kan spelen wordt aangegeven dat dit zou kunnen
gebeuren in de context van de aanbevelingen van de Raad en het Europees
Parlement op het gebied van Leven Lang Leren. Tenslotte wordt, als het gaat om
het ontwikkelen van instrumenten, verwezen naar de Richtlijn Audiovisuele Media
Diensten, waarin dit ook is opgenomen.
Inzet Nederland
Nederland gaat akkoord met deze raadsconclusies. De conclusies bouwen voort
op eerdere raadsconclusies en bevatten geen nieuwe elementen. Nederlandse
Pagina 8 van 9
suggesties om de aanbevelingen over de rol van het onderwijssysteem niet Datum
bindend of dwingend te formuleren, zijn gehonoreerd. De raadsconclusies en de 4 november 2009
aanbeveling van de Commissie sluiten bovendien goed aan bij de Nederlandse Onze referentie
praktijk. IB/162307
Overkoepelend doel van de Nederlandse overheid is om met een brede aanpak
alle facetten van digitalisering en nieuwe media onder de aandacht van zowel het
brede publiek als speciale doelgroepen te brengen. Dit gaat om ICT-
vaardigheden, mediageletterdheid en de bescherming van minderjarigen. Daartoe
zijn momenteel drie programma's actief: Digivaardig & Digibewust, eParticipatie
en Mediawijsheid.
Europeana - discussie over digitalisering van boeken en lunchdebat over
toekomstige beheersstructuur en financiering.
De mededeling `Europeana volgende stappen' volgt op een eerdere mededeling
van de Commissie uit 2008, Het Europese culturele erfgoed met een muisklik.
Vooruitgang bij de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal
en digitale bewaring in de EU, COM(2008) 513. Met deze mededeling werd
Europeana, de Europese digitale bibliotheek, officieel opgericht.
Voorliggende mededeling heeft betrekking op de nog te bepalen toekomstige
financiële basis en beheerstructuur van Europeana. Tegelijk met de mededeling
wordt een publieke consultatie gelanceerd over de toekomst van Europeana. De
Commissie kijkt in deze mededeling vooruit naar de volgende ontwikkelingsfase
voor Europeana. De mededeling is een vervolg op de mededeling over Europeana
waarover de Tweede Kamer eerder is geïnformeerd (Tweede Kamer (2008-2009)
21501-34, 112). De mededeling `Europeana volgende stappen' geeft inzicht in
de stand van zaken met betrekking tot beschikbare inhoud en het aantal
deelnemende instellingen. Er is specifiek aandacht voor belemmeringen ten
aanzien van beschikbaarheid van digitaal materiaal waaronder `orphan works' en
`out of print works'. Er wordt een impact assessment over `orphan works'
aangekondigd, mede naar aanleiding van het Groenboek auteursrecht in de
kenniseconomie.
De Commissie wil met deze mededeling het debat over de toekomst van
Europeana op gang brengen. De Raad verwelkomt de agendering van deze
discussie.
Inzet Nederland
De mededeling `Europeana volgende stappen' plaatst de discussie rondom
Europeana in de context van een aantal actuele onderwerpen: auteursrecht,
mededingingsecht, privacy en culturele diversiteit en gedachtevorming rondom
publiek private samenwerking.
Al eerder is de Kamer geïnformeerd over het feit dat het kabinet de
ontwikkelingen nauwlettend volgt (Tweede Kamer (2009-2010), 21501-34, 129).
Nederland wil niet vooruitlopen op de consultatie over Europeana die loopt tot 15
november 2009. Het voeren van het debat over een structurele financiële basis en
beheerstructuur voor Europeana is van belang maar moet gezien worden in het
licht van de geschetste afhankelijkheden. De mogelijke oplossingen voor de
financiële basis lopen uiteen van bijdragen van de lidstaten tot publiek private
samenwerking. Nederland streeft naar een juiste balans tussen bijdragen van
verschillende stakeholders, in het licht van het belang van Europeana.
Pagina 9 van 9