De Nederlandse Bank

Speech Paul Hilbers 'De toekomst van de financiële sector: twee thema's op de route naar financiële stabiliteit'

Speech

Datum 05 november 2009
Tijd 15:13 uur
Lokatie Ernst & Young seminar 'Eye on Banking'
Spreker Paul Hilbers, divisiedirecteur Toezicht Beleid van de Nederlandsche Bank

I wil twee thema's met u doornemen.

* Ten eerste de hervormingen in het toezicht: wat is de stand van zaken in Basel en Brussel, en wat doen we in eigen land?
* En ten tweede: wat is de juiste exit-route voor overheidssteun?

Hervormingen in het toezicht

Wat gaat er veranderen in het toezicht? Het Basels Comité voor het bankentoezicht werkt, in opdracht van de G20, op dit moment hard aan het aanscherpen van het Basel II raamwerk. De crisis heeft geleerd dat banken een hoger niveau en een hogere kwaliteit van kapitaal nodig hebben om onverwachte schokken op te vangen. Dit betreft ten eerste de reikwijdte van de risico´s: sommige securitisaties en activiteiten in het handelsboek hadden onvoldoende kapitaaldekking. Dit zal worden gerepareerd. Vervolgens hebben we een solide kapitaalbasis nodig om deze risico´s te dekken. De manier om dit te bereiken is door het versterken van de kwaliteit van het kernkapitaal. Bovendien is het voor het bewaken van het level playing field van belang dat iedereen dezelfde definitie hanteert.

Daarnaast streven we ernaar het kapitaalraamwerk minder procyclisch te maken. Dit is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Banken reageren nu eenmaal op een verslechterende kredietwaardigheid van hun cliënten door voorzichtiger te zijn met hun kredietverlening, en dit versterkt de conjunctuurcyclus. Dat is inherent aan het bankbedrijf. Maar we kunnen er wel voor zorgen dat het kapitaalraamwerk dit effect zo min mogelijk versterkt. Daartoe werken we aan systeem van anticyclische buffers, die ervoor zorgen dat kapitaal of voorzieningen worden opgebouwd in goede tijden, zodat deze kunnen worden aangesproken in slechte tijden. Het Basels Comité werkt momenteel aan het vertalen van dit principe in concrete voorstellen. We willen dat zodanig doen dat ze in verschillende nationale accounting- en toezichtsomgevingen kunnen worden toegepast. Tenslotte dient het risicogewogen kapitaalraamwerk te worden aangevuld met een niet-risicogewogen maatstaf. Deze maatstaf moet een harde grens stellen aan de opbouw van overmatige leverage, één van de oorzaken van de crisis. De maatstaf moet simpel zijn, transparant en moet rekening houden met verschillen in accountingmethodes.

Naar verwachting zullen we begin volgend jaar kunnen beginnen met een Quantitative Impact Study, waarin de effecten van de verschillende beleidsopties zullen worden doorgerekend. U zult hier uiteraard bij betrokken worden. Dit wordt een spannende periode omdat dan zal blijken wat de verschillende beleidsopties concreet zullen betekenen voor individuele banken. Maar wat we ook doen, de veranderingen zullen dusdanig worden ingevoerd dat ze het prille herstel niet tegenwerken.

Versterking van het kapitaal is noodzakelijk voor het creëren van een robuust bankwezen, maar het is niet voldoende. Van even groot belang is een sterke liquiditeitsbasis. Wereldwijd raakten banken in de problemen omdat ze onder grote stress onvoldoende liquiditeit konden genereren. Het Basels Comité werkt aan een nieuw raamwerk voor liquiditeitstoezicht. Voor veel landen zal dat nieuw zijn maar voor u niet want wij hebben al sinds jaar en dag liquiditeitstoezicht. Dat zal overigens niet betekenen dat voor de Nederlandse banken op dit gebied alles bij het oude blijft.

Behalve het verhogen van de lat voor kapitaal en liquiditeit zullen ook de eisen aan het risk management en de governance van instellingen omhoog gaan. Het risicobeheer bij de banken moet beter. De ingewikkelde wiskundige modellen die banken gebruikten om risico´s te beheren creëerden een vals gevoel van zekerheid: risicobeheerders beseften onvoldoende dat modellen nu eenmaal een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid zijn. Ze zijn gebaseerd op data uit het verleden en veronderstellingen, zoals liquide markten, die onder crisisomstandigheden niet opgaan. Deze modellen zijn dus onvoldoende: ze moeten meer dan voorheen worden aangevuld met stress testen, die inzichtelijk maken hoe de financiële situatie van een bank zich in een crisisscenario gedraagt. Goed risicobeheer is dus belangrijk, maar het risicobesef moet niet beperkt zijn tot de experts van de afdeling risk management. Wat nodig is, is een cultuuromslag, waarbij kennis en besef van risico´s breed gedragen wordt binnen de organisatie, en vooral binnen de raden van bestuur: bestuurders moeten de risico´s waaraan hun bank blootstaat kennen en begrijpen.

Tot slot mag bij een beter bestuur ook het beloningsbeleid niet ontbreken. De bonuscultuur bij banken heeft in het algemeen een rol gespeeld bij het aangaan van onverantwoorde risico´s. Voor alle duidelijkheid: het gaat ons hier als toezichthouder niet om de hoogte van beloningen. We zijn ook niet tegen variabele, prestatiegerichte beloningen op zich. Waar het om gaat is dat een variabele beloning de juiste prikkel geeft, en niet aanzet tot overmatig risicovol gedrag. Variabele beloningen moeten daarom gebaseerd zijn op prestaties over een reeks van jaren; ze moeten gecorrigeerd zijn voor aangegane risico´s; en ze mogen niet eenzijdig gefocust zijn op financiële prestaties. Dat geldt niet alleen voor bestuurders, maar voor alle medewerkers. Deze en nog meer principes, die we enige tijd geleden samen met de AFM hebben gepubliceerd, vormen de basis voor de toetsing van het beloningsbeleid. We gaan hier voor wat betreft de grote financiële instellingen op korte termijn mee van start.

Een van de aanjagers van de crisis was het gebrek aan transparantie over het risicoprofiel van instellingen en producten. De onzekerheid over bij wie de rotte appels lagen ontaardde na het faillissement van Lehman in een totale vertrouwenscrisis. Om dit in de toekomst te voorkomen werken we op dit moment aan versterking van de disclosure-vereisten onder de derde pijler van Basel II. Dat zal erop neerkomen dat banken meer openheid van zaken moeten geven over securitisaties, off-balance-sheet exposures en handelsactiviteiten.

Dit voor wat betreft de ontwikkelingen in Basel. We kijken als toezichthouder daarnaast ook kritisch naar onszelf. Een van de lessen die wij uit de crisis hebben getrokken is dat we als toezichthouders meer dan voorheen moeten kijken naar het systeem als geheel. Het toezicht is van oudsher georganiseerd rond de gedachte dat als we nu maar zorgen dat elke bank afzonderlijk financieel solide is, het hele systeem stabiel is. Deze crisis heeft ons geleerd dat dat niet altijd opgaat: financieel gezonde instellingen zijn een belangrijke, maar geen afdoende voorwaarde voor financiële stabiliteit. Macroprudentiële analyse, en met name de vertaalslag naar microprudentieel toezicht, krijgt dus een grotere rol in het toezicht. Als geïntegreerde centrale bank en toezichthouder hebben we daartoe in principe al alle benodigde expertise bij elkaar in één gebouw.

Een ander niet te missen kenmerk van deze crisis is het grensoverschrijdende karakter van de problemen bij financiële instellingen en het gebrek aan instrumenten bij toezichthouders om hier gezamenlijk op te reageren. Op Europees niveau zijn de afgelopen maanden de eerste stappen gezet op weg naar een Europees toezichtmodel. De Europese Raad stemde op 19 juni in met de oprichting van een European Systemic Risk Board (ESRB) voor macroprudentieel toezicht en European Supervisory Authorities (ESA's) voor het microprudentiële toezicht, zoals aanbevolen in het De Larosière rapport. Daarnaast worden voor alle grote grensoverschrijdende financiële instellingen 'colleges of supervisors' opgericht. De European Supervisory Authorities kunnen bindende technische standaarden en interpretaties van EU-richtlijnen opstellen. Ook krijgen zij bevoegdheden tot bindende bemiddeling bij conflicten tussen nationale toezichthouders. Er zijn echter duidelijke grenzen gesteld aan de Europese bevoegdheden: alles wat gevolgen kan hebben voor de openbare financiën van de lidstaten blijft buiten de competentie van de Europese instellingen. Kortom, een belangrijke stap, maar van een gezamenlijk Europees toezicht is nog geen sprake. Dit hangt namelijk af van de verschuiving van budgettaire autonomie van de lidstaten naar het centrum en dat is een zaak van lange adem. De uitvoering van het toezicht blijft sowieso de verantwoordelijkheid van de toezichthouder van het land waar de instelling is gevestigd.

Het afbouwen van overheidssteun

Elke beschouwing over de toekomst van de financiële sector op dit moment kan niet om de rol van de overheid heen: het is zogezegd the elephant in the room. Kapitaalsteun, garanties, volledige nationalisatie: de invloed van de overheid is alom aanwezig. Ronald Reagan had het eens over de twaalf meest gevreesde woorden in de Engelse taal: 'We are from the government and we are here to help you'. Ik denk dat veel Amerikanen inmiddels wat genuanceerder kijken naar die uitspraak maar niemand twijfelt toch aan het uitgangspunt dat de overheidssteun uit nood geboren is en dus inherent een tijdelijk karakter heeft. Overheidsingrijpen leidt tot inefficiënties, verstoort het level playing field en leidt tot allerlei belangentegenstellingen binnen de overheid en tussen overheid en toezichthouder. De meest actuele vraag is dus niet of maar hoe en wanneer overheidssteun kan worden afgebouwd. Mijn antwoord is: in principe zo spoedig mogelijk, maar verbonden aan een aantal voorwaarden.

Afbouw van overheidssteun moet prudentieel verantwoord zijn. Er is niets funester voor het vertrouwen in de sector als instellingen te vroeg staatsteun aflossen om bij verslechterende marktomstandigheden opnieuw te moeten aankloppen. Het spreekt dan ook voor zich dat banken na aflossing van staatsdeelneming nog steeds voldoen aan de DNB-normen voor solvabiliteit. Het is in principe wenselijk dat instellingen daartoe nieuw kapitaal in de markt aantrekken. Dat vormt tevens een goede test of de instelling voldoende vertrouwen van de markt geniet. Het spreekt voor zich dat dit nieuwe kapitaal van minstens even goede kwaliteit is als de af te lossen staatsteun. Op welk moment staatsteun op prudente wijze kan worden afgelost hangt naast de marktomstandigheden natuurlijk ook samen met de eerder besproken wijzigingen in het kapitaalraamwerk en de invoering daarvan. Ook hier is het macroprudentiële aspect weer heel belangrijk: hoe zijn de exit-strategieën uit de verschillende maatregelen van invloed op elkaar, op het financiële systeem en op de economie? Het is dus belangrijk om al deze zaken in samenhang te bezien.

Hoe overheidssteun moet worden afgebouwd zal verschillen per type instrument. Garanties op bankschuld zullen gedeeltelijk vanzelf aflopen met het expireren van de schuld. Naarmate instellingen het vertrouwen van de markten herwinnen en risicopremies dalen zal het daarnaast aantrekkelijker worden om nieuw schuldpapier zonder garantie uit te geven, vanwege de fee die moet worden betaald op de garantie. Vanwege hun marktverstorende effect zal het wenselijk zijn om met name de afbouw van garantieregelingen in enige mate internationaal te coördineren. Als we dit niet doen ontstaan waarschijnlijk grote mogelijkheden voor cross-border arbitrage, waardoor het level playing field nog verder wordt verstoord en internationale kapitaalstromen zelfs verstoord dreigen te raken.

Het feit blijft dat volledige afbouw van staatssteun, ondanks de ontwikkelingen van de laatste tijd, voorlopig nog ver weg is. Het is zaak om de governance van de overheidsdeelnemingen zo te organiseren dat inefficiencies en belangentegenstellingen zo klein mogelijk blijven. DNB is daarom voorstander van oprichting van een organisatie voor het beheer van staatsdeelnemingen dat op afstand van de overheid opereert. Het Ministerie van Financiën studeert momenteel op deze mogelijkheid, mede op verzoek van de Tweede Kamer.

Zo alles overziend een ambitieuze agenda. Op sommige terreinen, zoals het kapitaalraamwerk, zijn de plannen al in een vergevorderd stadium. Dit zal zeker gevolgen hebben voor het bankwezen, ook in Nederland. Sommige business modellen zullen als gevolg van de hervormingen minder aantrekkelijk worden. Ik denk hierbij aan risicovolle modellen met een groot beroep op wholesale funding, maturity mismatches, en proprietary trading. Andere modellen zullen hier juist wel bij varen.

Mijn toekomstbeeld is een sterke bancaire sector die duurzaam winstgevend is en beter bestand tegen schokken van buitenaf, daarmee bijdragend aan de stabiliteit van het financiële systeem. Daar werken we aan.

---