Wijkverpleegkundigen en de AWBZ-functie verpleging
Kamerstuk, 5 november 2009
DLZ/KZ-U-2966592
5 november 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij informeer ik u, mede namens de minister van Wonen, Wijken en
Integratie (WWI) over de stand van zaken met betrekking tot de
uitvoering van de motie-Hamer en de ontwikkelingen op het gebied van
de functie verpleging binnen de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
Hoewel de thuiszorg en het werk van de verpleegkundige een formele
eerste verantwoordelijkheid van VWS is, hecht ik eraan om aan te geven
dat WWI en VWS samen inhoud aan het beleid geven waar het gaat om
versterking van de positie van de verpleegkundige in de
aandachtswijken.
1. Visie
Kwaliteit van leven is voor iedereen belangrijk. Met name voor de
kwetsbare cliënt als deze afhankelijk is van zorg. Ik ben van mening
dat goede zorg het sterkst ervaren wordt als de relatie tussen de
cliënt en de professional goed is en gebaseerd is op vertrouwen.
Daarom geef ik de professional de ruimte om vanuit zijn/haar kennis en
kunde goede zorg te bieden. De wijkverpleegkundige is hiervoor bij
uitstek geschikt, doordat zij dichtbij de cliënt staat, herkenbaar is
voor cliënt en overige professionals en zorg op maat kan inschatten en
regelen voor de cliënt.
De wijkverpleeg¬kundige gaat in op behoeften van thuiswonende
zorgbehoevende mensen en voert zonodig de regie over het geheel aan
zorgaanbod en draagt daardoor bij aan de kwaliteit van het bestaan van
cliënten. Samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders,
zorgverleners, mantelzorgers en vaak ook vrijwilligers is van groot
belang. Onlangs zond ik u mijn brief "Naast en met elkaar" waarin de
relatie tussen informele en formele zorg is uitgewerkt. De
wijkverpleegkundige is in dit alles de meest in het oog springende
professional omdat zij traditioneel de enige is, die met regelmaat
achter de voordeur van cliënten met (complexe) gezond¬heids¬problemen
komt. Eigen aan verpleegkundigen is het feit dat zij in staat zijn
patiënten in hun context te begrijpen en verbanden te leggen. Vanuit
die competenties kan de verpleegkundige op verschillende aspecten
meerwaarde hebben, bijvoorbeeld door voorkomen van problemen bij
ouderen (preventie), door het contacten leggen met
welzijnsinstellingen of tijdig de huisarts te betrekken, overleg te
voeren met mantelzorgers/vrijwilligers, enz.
Naast de wens van de cliënt om vanuit een integraal beeld en vanuit
een integrale vraag zorg te krijgen, ligt ook de wens om de positie
van de verpleegkundige steviger te verankeren mede ten grondslag aan
de opkomst van de wijkverpleegkundige. Ik constateer een groeiende
wens om onderscheidend te zijn ten opzichte van andere zorgverleners
en een toename in specialisatie. In diverse eerdere brieven (zoals die
over de bekostiging van ziekenhuisverplaatste zorg met ingang van
2010) heb ik reeds aangegeven dat ik mij bewust ben van dit vraagstuk.
In genoemde brief heb ik aangegeven dat juist verpleging een voornaam
samen¬bindend element is tussen langdurige zorg, welzijn, eerste lijn
en ziekenhuiszorg. Het inhoud geven aan juist dit samenbindende
element, over de stelsels heen, is een belangrijke opgave.
In deze brief ga ik in op de stand van zaken rond het uitvoering geven
aan de motie-Hamer. Vervolgens ga ik nader in op de bredere positie
van de verpleeg¬kundige.
2. Stand van zaken motie-Hamer
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in september 2008 is in uw
Kamer de motie-Hamer aangenomen. Intentie van de motie-Hamer is dat de
wijk¬verpleegkundige terug in de wijk komt, te beginnen in de 40
aandachtswijken. Op deze manier kan de samenhang in het (zorg)aanbod
op wijkniveau versterkt worden.
Minister van der Laan en ik hebben de uitvoering van de motie-Hamer
vorm gegeven via het ZonMw- programma, Zichtbare Schakel: de
wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt. .
Met dit programma willen wij ervaringen op het lokale niveau om tot
een wijkgericht zorgaanbod te komen benutten en bredere toepassing
stimuleren. Concreet moet het programma leiden tot extra
wijkverpleegkundigen. Hierbij ligt de nadruk vooral op inzet in de
aandachts¬wijken.
2.1 Inhoud programma
Omdat ik grote waarde hecht aan het verbeteren van samenhangende zorg
vanuit het perspectief van de cliënt en de wezenlijke rol van de
wijkverpleegkundige hierbij, wordt het aantal wijkverpleegkundigen
vergroot. Ik wil met de inzet van meer wijkverpleegkundigen een
integrale aanpak tussen wonen, zorg en welzijn in de buurt stimuleren.
Sommige cliënten - met soms complexe (gezondheids)problemen - hebben
moeite om zelf hun weg te vinden in zorg en ondersteuning en sommigen
hebben een extra stimulans nodig om de juiste hulp te vragen. De
wijkverpleegkundige krijgt naast geïndiceerde zorgtaken, ook een
coördinerende, regisserende en signalerende taak. De gedachte
hierachter is dat door de wijkverpleegkundige problemen van mensen,
die voortkomen uit hun (chronisch) ziek zijn, eerder in beeld komen,
worden opgelost of minder snel zullen escaleren.
Daarbij gaat er ook aandacht naar het preventief signaleren en tijdig
ingrijpen waar zich mogelijke toekomstige (gezondheids)problemen
kunnen voordoen. De wijkverpleegkundige kan waar nodig adviseren aan
buurtbewoners (bijvoorbeeld rond valpreventie), maar ook de huisarts
inschakelen als de situatie daarom vraagt, of welzijnsorganisaties
betrekken. Juist doordat buurtbewoners (geleidelijk, door reguliere
sociale contacten) weten dat er een wijkverpleeg¬kundige is, kan ze
ook een signalerende rol vervullen. Door tijdig op de hoogte te raken
van vraagstukken van mensen, kan zij bovendien een preventieve rol
spelen door tijdig te interveniëren bij opkomende probleemsituaties.
Dat zullen zij onder meer doen door buurtbewoners te verwijzen naar de
juiste instanties.
Voor de buurtbewoner betekent dit dat er sprake is van een betere
afstemming in de zorgverlening, een duidelijk aanspreekpunt waar de
(zorg)vraag gesteld kan worden, de doorverwijzing naar de juiste
instanties direct geregeld is en de toegankelijkheid om hulp te vragen
laagdrempelig wordt. Ik wil uiteindelijk bereiken dat de aspecten
woon, zorg- en dienstverlening in de wijk niet los staan van elkaar,
maar aansluiten bij de behoefte van de kwetsbare burger. Hiermee wordt
de eigen regie van de buurtbewoner ondersteund en ontvangt deze
hierdoor zorg die goed is afgestemd op de individuele zorgvraag.
Allereerst is dus belangrijk om samenwerking te creëren tussen de
eerste lijn, welzijn en gemeente, waarbij het essentieel is dat de
wijkverpleegkundige meer regie en ruimte heeft om als spil op te
treden en de contactpersoon/coördinator als de cliënt dat nodig heeft.
2.2 Stand van zaken ZonMw: Zichtbare Schakel
Op 3 juni jl. is de oproep voor het indienen van subsidieaanvragen
voor het programma Zichtbare Schakel geplaatst. De inschrijftermijn
sloot op 4 augustus 2009. Eind juni heb ik de officiële lancering van
het programma verzorgd. In totaal zijn er tot op heden 42 projecten
gehonoreerd, waarvan 26 projecten in de aandachtswijken. Deze 26
projecten bestrijken 37 van de 40 aandachtswijken. De andere 16
projecten zijn in niet-aandachtswijken, maar hier is wel sprake van
achterstandsproblematiek.
ZonMw heeft uitgerekend, dat er voor het hele programma 160 fte
wijkverpleegkundigen in elk jaar van de looptijd van het programma
ingezet kan worden. Hierbij is uitgegaan van een jaarsalaris voor een
wijkverpleegkundige tussen de EUR 60.000 en EUR 65.000. Over het
gehele programma is bij benadering
EUR 37 miljoen beschikbaar voor de inzet van wijkverpleegkundigen.
Circa EUR 3 miljoen is beschikbaar voor ondersteuning, onderzoek en
evaluatie.
De nu geaccordeerde projecten leiden tot 110 fte wijkverpleegkundigen
extra. Voor alle duidelijkheid, meerdere mensen `vullen' één fte,
zodat er meer dan 110 wijkverpleegkundigen aan de slag zullen gaan
(naar verwachting zal het hier om ca. 200 verpleegkundigen gaan).
ZonMw zal begin 2010 een nieuwe ronde starten voor het indienen van
subsidieaan¬vragen. De verwachting is dat met de rest van het budget
nog zeker 50 fte wijkverpleegkundigen (dat is ca. 80
wijkverpleegkundigen) kunnen worden aangetrokken. Dit betekent dat er
met het programma 160 fte, dat is ca. 280 wijkverpleegkundigen extra,
aan het werk zijn in de buurten.
Voor de looptijd van de projecten tot en met 2012, wordt een budget
toegekend van circa EUR 19 miljoen voor de aandachtswijken en circa
EUR 5,5 miljoen voor de niet-aandachtswijken.
3. Overige initiatieven
Naast het programma de Zichtbare Schakel, versterk ik de positie van
de wijkverpleegkundige ook nog op andere manieren.
Via het transitieprogramma Langdurige Zorg stimuleer ik innovatieve
ideeën die de positie van de professional versterken en die bijdragen
aan een duurzame langdurige zorg. Goede voorbeelden daarvan zijn de
werkwijzen van organisaties zoals Buurtzorg Nederland en de Omring. In
het programma wordt gekeken naar de effecten van deze manier van
werken (maatschappelijke businesscase) en wordt bekeken hoe goede
voorbeelden verder verspreid kunnen worden.
Ik zie daarnaast ook nog andere goede ontwikkelingen die uit de sector
zelf komen. Om er een paar te noemen: thuiszorgorganisatie Thebe, die
een start heeft gemaakt met een vernieuwend concept van thuiszorg, in
de pilot `buurtteams' rond de begrippen autonomie, ondernemerschap en
kleinschaligheid voor de medewerker. Thuiszorg Rondom Enschede, die
met behulp van een goed ondernemingsplan, zich richt op specifieke
zorg, waarbij de teams kleinschalig gehouden worden. Zuwe Zorg, die de
filosofie hanteert, zo dicht mogelijk dienstverlening bij mensen thuis
te leveren. Kruiswerk West-Brabant waarbij de positie van de
wijkverpleegkundigen vorm wordt gegeven vanuit cliëntenperspectief en
de cliëntenbeweging.
Mede via het programma In Voor Zorg wil ik meer zorgaanbieders
prikkelen hun zorgorganisaties cliëntgerichter in te richten en in
mijn ogen leidt dat ook een andere rol voor de zorgprofessional.
De Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) heeft samen met
een aantal thuiszorgorganisaties en de beroepsorganisatie
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland een eigen initiatief
opgezet, om de wijkverpleegkundige als waardevolle schakel in te
zetten voor cliënten die met verschillende zorgverleners te maken
hebben. Ik volg dit initiatief met warme belangstelling.
Ten derde wijs ik op de ontwikkelingen in de indicatiestelling. Ik
verwijs hierbij naar de brief "Toekomstvisie indicatiestelling AWBZ en
CIZ", die uw kamer een dezer dagen ontvangt. In toenemende mate wil ik
professionals een deel van het indicatietraject laten verrichten.
Concreet betekent dit voor een wijkverpleegkundige dat zij een
zogenaamd pre-indicatieadvies op kan stellen. De wijkverpleegkundige
krijgt daarmee een actieve rol in het proces van indicatie¬stelling
voor de AWBZ. Zij komt bij de cliënt thuis, kent deze goed en kan een
goede inschatting maken van de benodigde zorgbehoefte. Het
pre-indicatieadvies is op die kennis over de cliënt en zijn situatie
gebaseerd. Het CIZ zal na een (steekproefsgewijze) toetsing het advies
omzetten in een indicatiebesluit. Zo kan voorkomen worden dat bij de
cliënt meerdere keren gegevens moeten worden uitgevraagd, kunnen de
doorlooptijden van een aanvraag worden teruggebracht, weet de klant
sneller waar hij aan toe is, kan de zorg sneller worden ingezet en
daarmee ook de bekostiging van de zorgaanbieder sneller gerealiseerd
worden en wordt de administratieve belasting van de professional
beperkt . Daarbij kunnen direct andere organisaties geïnformeerd en
betrokken worden als de vraag breder is dan alleen het ontvangen van
lichamelijke verzorging.
4. Positionering verpleegkundige
Het is in mijn overtuiging van belang het samenbindende karakter van
de verpleegkundige-functie te benutten om verbindingen over de
systemen heen te leggen. Hierna ga ik in op de verschillende elementen
waaruit deze opgave bestaat, daarna komt aan de orde op welke wijze ik
hiervoor oplossingen zie.
Analyse: achtergrond van de signalen
4.1 Verzorging - verpleging: signalen van verpleegkundigen
Met het programma Zichtbare Schakel wil ik de inhoudelijke functie van
de wijkverpleegkundige uitbreiden met coördinerende, regisserende en
signalerende taken. Deze uitbreiding van extra taken wordt nu niet
bekostigd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en raakt
het vraagstuk van de bekostiging van verpleging vanuit verschillende
bekostigingssystemen.
Uit het veld komen diverse signalen dat de reguliere bekostiging van
de functie van de verpleegkundige verbrokkeld is waardoor men de
functie verpleging niet goed inhoud kan geven. Ook de Kamer heeft
hiervoor specifiek aandacht gevraagd. Als een van de oorzaken wijst
men op de verschuiving van activiteiten van de functie verpleging naar
de functie persoonlijke verzorging (en daarmee ook op de verminderde
financiële vergoeding). Daarnaast is verple¬ging zowel qua aanspraken
als qua bekostiging ondergebracht in verschillende stelsels. Dezelfde
verpleegkundige handelingen kunnen plaatsvinden in een verpleeghuis,
bij mensen thuis door de thuiszorgorganisatie, maar ook in het
ziekenhuis of zelfs door de praktijkondersteuner van de huisarts, en
vallen dan in verschillende stelsels/bekostigingssystemen.
4.2 Verschuiving tussen AWBZ-aanspraken persoonlijke verzorging en
verpleging
Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft, op basis van eerdere
uitspraken in beroepszaken, in 2006 de aanspraak persoonlijke
verzorging benoemd als `zelfzorg'. Persoonlijke verzorging omvat
daarmee alle zorg die een verzekerde gewoonlijk zelf uitvoert, ook als
die zorg nodig is in verband met een gezond¬heids¬probleem
(sondevoeding, stoma verzorging e.d.). Dit leidde ertoe dat ook in de
beleidsregels indicatiestelling 2007 een vijftal activiteiten
verschoven van verpleging naar persoonlijke verzorging. In
niet-risicovolle situaties kunnen deze activiteiten door een
gekwalificeerde verzorgende uitgevoerd worden. Het beroep van de
verpleegkundige loopt hierdoor steeds minder 1 op 1 met de
AWBZ-functie verpleging.
4.3 Bekostiging AWBZ-aanspraken persoonlijke verzorging en verpleging
Binnen de AWBZ is de bekostiging voor persoonlijke verzorging lager
dan voor verpleging. Voor AWBZ-zorginstellingen is er geen financiële
prikkel om in meer risicovolle situaties voor activiteiten die onder
persoonlijke verzorging vallen een verpleegkundige in te zetten.
Instellingen kunnen daarbij ook wijzen op de toegenomen
taakdifferentiatie die maakt dat het onderscheid wat verpleeg¬kundigen
en verzorgenden elk tot hun domein rekenen, vervaagt.
Voor die taken die vanaf 2006 tot persoonlijke verzorging zijn gaan
behoren, is het verpleging plus tarief in het leven geroepen. Hiermee
is het mogelijk voor zorgkantoren om persoonlijke verzorging tegen een
hoger tarief in te kopen en voor instellingen om bijvoorbeeld
verpleegkundigen deze handelingen te laten verrichten. De
tariefskorting van 3,5% op persoonlijke verzorging die in 2008
noodzakelijk is geweest, heeft er toe geleid dat het tarief van
persoonlijke verzorging-plus, achterblijft bij dat van
verpleging-basis. Met ingang van 2010 wil ik deze verkeerde prikkel
wegnemen (zie onder oplossingen § 4.6).
4.4 Ziekenhuisverplaatste zorg/verpleging die noodzakelijk is in
verband met medisch specialistische zorg
Met invoering van de Zvw is duidelijk geworden dat de aanspraak voor
ziekenhuis¬verplaatste zorg/medisch specialistische verpleging thuis
onderdeel uitmaakt van de Zvw en niet van de AWBZ. Omdat destijds over
het hoofd is gezien dat dan ook in de Zvw bekostiging voor deze
verpleegkundige zorg mogelijk gemaakt moest worden, is hiervoor een
tussenoplossing gevonden voor 2009. Voor 2010 is een definitieve
oplossing voor de bekostiging gekomen welke aan uw Kamer is
gerapporteerd bij brief d.d. 30 juni 2009.
4. 5 Advies CVZ over `verpleging in de eigen omgeving'
Het CVZ heeft eind augustus 2009 het rapport "Verpleging in de eigen
omgeving: Zvw en AWBZ" uitgebracht (zie bijlage). Het CVZ analyseert
daarin dat de inhoud en omvang van de verpleegkundige zorg sterk kan
variëren, afhankelijk van de leefsituatie, zorgbehoefte en mogelijke
beperkingen van de cliënt. Formeel kan verpleegkundige zorg zowel
onder de Zvw, als onder de AWBZ plaatsvinden. Gezien deze variëteit
aan mogelijkheden is het niet verwonderlijk dat er
afbakeningsproblemen zijn. Sinds de invoering van de Zvw zijn de
problemen echter manifester geworden. Onder de Ziekenfondswet was
namelijk de AWBZ de wettelijk voorliggende voorziening, nu is dit de
Zvw. Het Besluit zorgverzekering introduceerde daarnaast een artikel
dat expliciet de verpleging zonder verblijf regelt in verband met
medisch-specialistische zorg (artikel 2.11). Hierdoor moest zorg die
eerder via de AWBZ was geïndiceerd, via de Zvw geïndiceerd en
bekostigd gaan worden. De afbakeningsproblemen, in combinatie met het
eerder genoemde bekostigingsprobleem van de zogenoemde
ziekenhuisverplaatste zorg kunnen de daadwerkelijke inzet van zorg
frustreren, wat tot zorgproblemen bij de patiënt leidt.
Het CVZ meent dat het goed is de afbakeningsproblemen niet meer via ad
hoc-oplossingen tegemoet te treden, maar de regelgeving rond de
`verpleging in de eigen omgeving' in AWBZ en Zvw in haar volle omvang
te bezien en uit te leggen. Het CVZ meent dat met een wijziging van
artikel 2.11 Besluit Zorgverzekeringen `verpleging in de eigen
omgeving' een coherente plek kan krijgen binnen de Zvw die
tegelijkertijd een aantal wenselijke ontwikkelingen binnen deze zorg
mogelijk maakt (bijvoorbeeld de ontwikkeling van de
`wijkverpleegkundige functie'). Alvorens hierover een definitieve
uitspraak te doen, wil het CVZ een onderzoek uitvoeren dat dieper
ingaat op de consequenties van de wijziging.
Voor een definitief advies is bijvoorbeeld nog inzicht in een aantal
aspecten nodig, zoals samenstelling en omvang van de doelgroepen,
adequate bekostiging, consequenties voor specifieke doelgroepen
waarvoor nu uitzonderingssituaties in het leven zijn geroepen,
consequenties voor regelgeving van de AWBZ, waaronder ook het
instrument persoonsgebonden budget. Met het CVZ vindt overleg plaats
omtrent het vervolg op dit rapport. Hierover hierna meer.
4.6 Oplossingen
Terwijl het belang van een goede positie van de verpleegkundige niet
ter discussie staat, vergt het komen tot adequate en
toekomstbestendige oplossingsrichtingen een grote mate van
zorgvuldigheid. Lering trekkend uit onder meer het dossier van de
ziekenhuisverplaatste zorg, moet voorkomen wordt dat opnieuw (soms
heel belangrijke) aspecten over het hoofd worden gezien. Het betreft
een vraagstuk dat zowel de Wmo, de AWBZ als de Zvw raakt; bovendien
gaat het over beroepsinhoud en de relatie van verschillende groepen
patiënten. Juist vanwege de zorgvuldigheid sta ik daarom zowel een
korte als een lange termijn aanpak voor.
Korte termijn
Er wordt een communicatieplan gemaakt, waarbij de professionals
duidelijk geïnformeerd worden hoe mijn departement de signalen van
verpleegkundigen en zorgaanbieders wil benutten om de verpleegkundige
zorg in de buurt te versterken en te komen tot meer kwaliteit en
samenhang in de zorg voor cliënten. In dit communicatieplan zal ook
aandacht worden besteed aan de duiding van de AWBZ-aanspraak
persoonlijke verzorging in termen van zelfzorg.
In § 4.3 heb ik aangegeven dat de bekostiging voor persoonlijke
verzorging lager is dan voor verpleging, waardoor er weinig financiële
prikkel is om in meer risicovolle situaties voor activiteiten die
onder persoonlijke verzorging vallen een verpleegkundige in te zetten.
Ik realiseer me dat het hiermee moeilijker wordt in die situaties
waarin dat nodig is een verpleegkundige in te zetten. Dat is voor mij
aanleiding om vanaf 2010 het tarief voor persoonlijke verzorging-plus
weer tot de oude hoogte te herstellen. Met de aanpassing van het
hiermee samenhangende tarief is een bedrag van EUR 5 miljoen per jaar
gemoeid.
De werkgroep ziekenhuisverplaatste zorg heeft een eerste stap gezet
door met een regeling te komen die aangeeft hoe de bekostiging van
verpleging nood¬zakelijk in verband met medisch specialistische zorg
wordt vormgegeven. Met ingang van 2010 zal daarmee `de witte vlek'
tussen de Zvw en de AWBZ zijn weggenomen.
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het CVZ rapport Verpleging in de
eigen omgeving. Het rapport biedt enerzijds een waardevolle analyse en
nieuwe inzichten, terwijl het anderzijds zichtbaar maakt dat nog op
vele vragen een antwoord dient te komen. Op dit moment vindt overleg
met het CVZ plaats over de follow up van het rapport. Samen met de
minister van VWS zal ik binnenkort op dit rapport reageren. Een en
ander zal bij het navolgende worden betrokken.
Middenlange termijn
De uitkomsten uit het programma Zichtbare Schakel zullen inzichten
bieden in wat een wijkverpleegkundige kan en hoe die competenties het
beste ingezet kunnen worden in de wijken. Hierbij wordt ook gekeken
naar de mogelijkheid om de financiering (deels) via de Zvw of AWBZ te
laten verlopen. In het programma is daarom halverwege (2011) in een
tussenevaluatie voorzien.
Lange termijn
Het is van belang de verpleging opnieuw tegen het licht te houden, hoe
is deze functie binnen de verschillende systemen zo te verankeren dat
de schakelpositie ten op zichtte van de cliënt geborgd is. Input voor
deze discussie is onder meer het rapport van het CVZ (en het voor 2010
aangekondigde advies). Ik heb de werkgroep ziekenhuisverplaatste zorg
(bestaande uit ActiZ, NVZ, ZN, V&VN, NFU, NZa, CIZ, CVZ en VWS)
gevraagd om hieraan te werken, mede op basis van het reeds genoemde
CVZ rapport.
Mijn departement streeft naar eenduidigheid in de bekostiging. Er
wordt een programma ontwikkeld waarin wordt gewerkt aan het zo veel
mogelijk éénduidig laten functioneren van aanspraken en bekostiging
over de financiële schotten heen. Ook zonder complexe overhevelingen
tussen systemen is het mogelijk de systemen beter te laten
samenwerken; door sterke `interfaces' tussen de systemen te
ontwikkelen. Er wordt hierin samengewerkt met onder meer het project
chronisch zieken/functionele bekostiging.
5. Tot Slot
Hiervoor ben ik ingegaan op de belangrijke vraag naar een
toekomstbestendige positie voor de verpleegkundige. In het kader van
de uitvoering van de motie-Hamer wordt de positie van de
wijkverpleegkundige verstrekt. Samen met de minister van WWI werk ik
aan de positie van de wijkverpleegkundige om de leefbaarheid van
buurten en wijken te vergroten en de kwaliteit van leven van
buurtbewoners te versterken. Het bredere vraagstuk rond de positie van
de verpleegkundige heb ik toegelicht, tevens heb ik zowel een korte
als een (midden)lange aanpak geschetst om hieraan het hoofd te bieden.
Ik realiseer mij dat de discussie over verpleging nog veel facetten in
zich heeft, maar ik ben er ook van overtuigd dat er met de geschetste
maatregelen er een stevig fundament ligt.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport