Bouwen aan vertrouwen; toekomstvisie indicatiestelling AWBZ en CIZ
Kamerstuk, 5 november 2009
DLZ-U-2964391
5 november 2009
Geachte voorzitter,
1. Inleiding
Op 2 juli 2009 heeft de Tweede Kamer de motie-Wolbert aanvaard. Daarin
verzoekt zij de regering om "de Kamer voor 1 oktober 2009 een notitie
te zenden met de visie op de toekomst van het CIZ, waarin helder staat
aangegeven:
* welke (eind)doelen worden beoogd ten aanzien van de uiteindelijke
omvang, de reikwijdte en de rechtspositie van het CIZ;
* welke invulling van rollen van de verschillende actoren wordt
beoogd;
* op welke wijze de samenwerking en afstemming met gemeenten op het
gebied van de Wmo, de samenwerking met andere indicatieorganen
zoals op het gebied van WWB en onderwijs en de positie van
professionals die mogen indiceren, zullen worden vorm gegeven;
* welke tijdpad wordt gehanteerd;
* in hoeverre er draagvlak is voor deze voornemens."
In reactie op de motie heb ik laten weten deze te zullen uitvoeren en
dat uiterlijk begin 2010 de verlangde notitie naar de Tweede Kamer zal
sturen. Ik hecht er echter aan u, ter uitvoering van de uitspraak van
de Kamer, voor de begrotingsbehandeling op hoofdlijnen te informeren
over mijn (aanvullende) beleidsvoornemens met betrekking tot de
indicatiestelling AWBZ en de toekomst van het CIZ.
2. Vertrouwen nu en in de toekomst
In eerdere brieven aan de Tweede Kamer heb ik laten weten dat mijn
beleid er op gericht is om uit te gaan van vertrouwen. Niet alleen in
de cliënt, maar ook in de zorgprofessional. Uit het huidige proces van
indicatiestelling voor de AWBZ-zorg spreekt een zekere mate van
wantrouwen naar de cliënt, de zorgprofessional en de -aanbieder
vanwege het ervaren onnodig bureaucratische karakter. Het CIZ stelt,
in hun ogen, niet alleen veel, maar vooral ook overbodige vragen,
waarin naar "de bekende weg" wordt gevraagd. Het beantwoorden daarvan,
zo is de klacht, kost hen veel ergernis en tijd. Tijd, die zij willen
besteden aan hetgeen waarvoor zij ten diepste voor het zorgvak hebben
gekozen: het zo goed mogelijk verplegen en verzorgen van mensen die
aan hun zorg zijn toevertrouwd. Mijn beleid is juist daarop gericht:
het centraal stellen van de cliënt in de zorg.
Niet door de indicatiestelling AWBZ af te schaffen. Een "wachter aan
de poort van de AWBZ" is noodzalijk om op grond van de wettelijke
criteria te beoordelen of iemand gerechtvaardigd een beroep doet op
deze zorg die door ons allen in solidariteit via collectieve
(premie)middelen wordt opgebracht. Ik zie het als mijn dure plicht om
vanuit die collectieve solidariteit de AWBZ zeker te stellen voor de
meest kwetsbaren in onze samenleving, voor nu en in de toekomst. De
cliënt is gebaat bij een indicatiestelling AWBZ die onafhankelijk,
objectief en integraal plaats vindt, zo heb ik met de Kamer steeds
benadrukt . Dat is voor mij dan ook een harde randvoorwaarde bij het
verder vereenvoudigen van het proces van indicatiestelling AWBZ. Aan
het invullen van formulieren en het registreren van gegevens is dan
ook nooit helemaal te ontkomen. Wel moet dat tot het strikt
noodzakelijke worden beperkt.
3. Maatregelen tot vereenvoudiging indicatiestelling AWBZ tot nu toe
Direct bij mijn aantreden heb ik bij het CIZ aangedrongen op
vereenvoudiging van het proces van indicatiestelling AWBZ. Het CIZ
heeft sinds 2007 een fors aantal stappen gezet. Ik doel op de pilots
flexibilisering werkprocessen, de pilots met huisartsen en de pilots
gedetacheerd werken in gezondheidscentra. Bij brief van 7 juli 2008
heb ik de Tweede Kamer daarover geïnformeerd. Daarnaast is het voor
aanbieders en professionals ook mogelijk gemaakt om aanvragen langs
digitale weg zorgvuldig, gemakkelijk en efficiënt in te dienen. Voor
de verdere vereenvoudiging van het proces van indicatiestelling AWBZ
heeft dit tot de volgende uitgangspunten en aanbevelingen geleid:
a. Actievere rol van aanbieders en professionals bij de indicatiestelling
AWBZ
Via een elektronisch formulier worden aanvragen voor een eenvoudige
cliëntsituatie in de vorm van een pre-indicatieadvies bij het CIZ
aangeleverd. Bij een consequent juist en volledig aanleveren, zouden
deze aanbieders en professionals de status van "trusted partner"
krijgen en zouden de pre-indicatieadviezen door het CIZ automatisch
omgezet worden in een indicatiebesluit en nog slechts achteraf en
steekproefsgewijs worden gecontroleerd. Dit is vergelijkbaar met de
wijze waarop mensen eletronische aangifte van de inkomstenbelasting
bij de belastingdienst kunnen doen. Ook hier is het elektronisch
aangifteformulier al zoveel mogelijk "vooringevuld" op basis van de
gegevens van de aangifte van het jaar daarvoor en behoeven slechts nog
mutaties te worden ingevuld. Dit levert aanmerkelijke (tijds)winst op:
de cliënt wordt niet meerdere keren naar dezelfde gegevens gevraagd,
de doorlooptijden van een aanvraag worden terug gebracht, de klant
weet eerder waar hij aan toe is en de zorg kan sneller worden ingezet.
Voor wat betreft het gebruik van de elektronische formulieren voor de
indicatiestelling AWBZ zullen alle betrokken partijen de komende
periode nog wel een forse slag moeten maken in het volledig en correct
aanleveren van de gegevens. Dit is van belang voor de cliënt met het
oog op de kwaliteit van de indicatiestelling en de rechtmatigheid van
het indicatiebesluit. Om die reden zal het CIZ vooralsnog alle eerste
aanvragen, zowel die in eenvoudige als complexe cliëntsituaties, zelf
onderzoeken en registreren. Voor de aanbieders en professionals, maar
ook de cliënten, zit het voordeel vooral bij de aanvragen voor een
herindicatie. In circa 75-80% van het totaal aantal aanvragen gaat het
om cliënten die al zorg ontvangen op grond van een eerder afgegeven
indicatiebesluit. In die situatie kan gebruik worden gemaakt van een
al "vooringevuld" elektronisch aanvraagformulier. Dat levert voor alle
partijen een forse tijdwinst op.
b. Huisartsen en wijkverpleegkundigen
Uit de pilots bleek dat huisartsen de werkwijze van de
standaardindicatieprotocollen en de spoedprocedure waarderen. Deze
werkwijze bleek echter nog niet binnen alle huisartsenvoorzieningen
"verinnerlijkt". Daar was dus nog winst te halen. Het CIZ heeft, in
samenwerking met de LHV, die werkwijze gepromoot en gestimuleerd.
Vorig jaar hebben huisartsen in hun praktijk een praktisch hulpmiddel
daartoe ontvangen, dat zijn werking niet heeft gemist. Overigens is
ook duidelijk geworden dat veel huisartsvoorzieningen voor een
praktische oplossing kiezen. Zij sturen de cliënt rechtstreeks door
naar de (veelal lokale) zorgaanbieder, zoals bijvoorbeeld de
plaatselijke thuiszorginstelling of het verpleeghuis, die vervolgens
(met de cliënt) de elektronische aanvraag invult en naar het CIZ
verzendt. Deze werkwijze past ook bij de rol van de
wijkverpleegkundige. Zij is immers de spil in de zorg in de wijk en
traditioneel de enige die met regelmaat achter de voordeur van
cliënten met (complexe) gezondheidsproblemen komt en dus een schat aan
kennis over de cliënt en zijn (sociale) situatie heeft. Ik zal de
Kamer bij brief nader informeren over de stand van zaken met
betrekking tot de uitvoering van de motie-Hamer en de ontwikkelingen
op het gebied van de functie verpleging binnen de AWBZ.
c. Gedetacheerd werken in gezondheidszorgcentra
Het gedetacheerd werken van indicatiestellers van het CIZ in de grote
gezondheidscentra leidt tot een bewustwording in de eerste lijn van de
(mogelijkheden van de) AWBZ. Hun (fysieke) aanwezigheid in de
gezondheidszorgcentra leidt tot een verbetering van de dienstverlening
aan de cliënt, tot een vereenvoudiging en versnelling in het proces
van indicatiestelling en tot een betere en snellere afstemming in de
keten (van de eerste lijn). De doelstelling voor 2009 is om in 24
grote gezondheidscentra medewerkers van het CIZ te detacheren. In 18
centra is dat reeds het geval en 3 volgen binnenkort. Daarnaast zijn
er gesprekken met 9 andere centra, waarmee de doelstelling voor dit
jaar ruimschoots gehaald lijkt te worden.
d. Geen overbodige vragen
Tijdens werkbezoeken ontvang ik, ondanks de positieve uitkomsten van
de pilots, toch regelmatig klachten van aanbieders en professionals
over de bureaucratie die zij ervaren. Ik heb daarom:
* met het CIZ afgesproken dat zij het elektronisch aanvraagformulier
met gebruikers dit jaar nog eens kritisch zullen doorlopen op
overbodige vragen en waarnaar nodig zullen aanpassen;
* het CIZ gevraagd nog dit najaar een bijeenkomst met de
zorgaanbieders, branches en ZN te organiseren waarin het gebruik
van het elektronisch aanvraagformulier verder zal worden gepromoot
en toegelicht;
* aan het CIZ gevraagd aanbieders en professionals ondersteuning te
bieden bij het gebruik van het elektronisch aanvraagformulier.
Tegelijkertijd wil ik mij beraden op de wenselijkheid en de
mogelijkheden om het gebruik van het elektronisch aanvraagformulier
door aanbieders en professionals een formeel verplichtend karakter te
geven.
Voorts zal ik met het CIZ, gelet op de de succesvolle uitkomsten van
de pilots, verder werken aan het begrip "trusted partner". Ik wil met
het CIZ de acceptabele foutenmarges vaststelllen en de criteria
waaraan een zorgorganisatie moet voldoen om "trusted partner" te zijn.
De succesvolle resultaten van de pilots worden zo in beleid omgezet.
4. Verdere stappen in het vereenvoudigen van de indicatiestelling AWBZ
Zoals uit het bovenstaande blijkt is er de afgelopen twee jaren
vooruitgang geboekt in de vereenvoudiging van het proces van
indicatiestelling AWBZ. Niettemin vind ik dat daarin versnelling moet
worden gebracht en dat daar bovenop extra slagen kunnen worden gemaakt
met de kennis die is opgedaan in de pilots. Ik zet daarbij in op de
volgende stappen:
a. Indiceren door aanbieders en professionals van specifieke cliëntgroepen
In de AWBZ zijn mensen te onderscheiden met ernstige aandoeningen die
daardoor voor intramurale zorg in aanmerking komen. Het gaat hierbij
om mensen met bijvoorbeeld een zware lichamelijke en/of verstandelijke
handicap, ernstige dementie, Huntington en om kinderen met een
ernstige (terminale) ziekte. Bij die mensen is er geen enkele twijfel
mogelijk over de geloofwaardigheid en de onbetwistbaarheid van die
intramurale zorg. De AWBZ is bij uitstek voor deze groep kwetsbare
cliënten bedoeld. Ik wil daarom dat het voor deze specifieke cliënten
gegeven advies van de desbetreffende aanbieder of professional
automatisch wordt opgevolg door het CIZ, dat voor het formeel
indicatiebesluit zorgt. Met het CIZ, de brancheorganisaties en
cliëntenvertegenwoordigers wil ik de lijst van deze specifieke
cliëntgroepen nader bespreken en met hen bepalen hoe aan dit
beleidsvoornemen het beste praktisch vorm en inhoud gegeven kan
worden.
b. Onbepaalde geldigheidsduur van het indicatiebesluit
Ik wil voorkomen dat de bovengenoemde specifieke cliënten een
indicatiebesluit met een bepaalde geldigheidsduur krijgen en in het
zicht van de expiratiedatum opnieuw een aanvraag voor een herindicatie
moeten indienen. Ik wil er vanaf dat bijvoorbeeld een zwaar
verstandelijk gehandicapte en zijn verzorgers na vijf jaar wederom met
al dan niet medische verklaringen moeten aantonen dat er nog steeds
sprake is van een verstandelijke beperking en daarop gerichte zorg nog
steeds nodig is. De noodzaak voor een aanvraag voor een herindicatie
is in die gevallen een zinloze en daarmee overbodige exercitie en moet
daarom geschrapt worden. Het indicatiebesluit voor de mensen met deze
specifieke aandoeningen krijgt een onbepaalde geldigheidsduur.
Vanzelfsprekend zal de desbetreffende wet- en regelgeving hiervoor
moeten worden aangepast. Ik streef ernaar dit beleidsvoornemen
uiterlijk met ingang van 2011 te effectueren. Wel zal nog een aanvraag
moeten worden ingediend voor latere benodigde AWBZ-zorg waarin door
het eerder afgegeven indicatiebesluit nog niet is c.q. kon worden
voorzien (piepsysteem).
c. Standaardindicaties voor veel voorkomende, eenduidige en veelal
kortdurende zorgsituaties uitbreiden
Bij het indiceren in standaardsituaties, zoals bijvoorbeeld
wondverzorging, het toedienen van sondevoeding of het zwachtelen wordt
efficiënt gebruik gemaakt van de bij de zorgaanbieder en professional
aanwezige kennis over de cliënt. De inhoud van de indicatie kan meteen
worden bepaald en de zorg direct worden ingezet. Voor de aanbieder en
de professional betekent het nog slechts een minimale registratie van
gegevens, waarmee een forse bijdrage wordt geleverd bij het
terugdringen van de papieren rompslomp. Ik vind dan ook dat die
praktische wijze van werken moet worden uitgebreid. Ik denk daarbij
aan:
* kortdurende behandeling in de zorg voor verstandelijk
gehandicapten;
* verblijf en behandeling in een (SGLVG-)behandelinstelling;
* opname in een specifieke behandelinstelling voor de ziekte van
Huntington;
* persoonlijke verzorging voor mensen > 75 jaar en
* specifieke zorg voor doof-blinden.
d. Verbreden van de actieve inzet van aanbieders en professionals bij het
proces van indicatiestelling AWBZ
Op basis van de indicatiegegevens over 2008 is geanalyseerd welke
verdergaande stappen gezet kunnen worden in de actieve inzet van
aanbieders en professionals in het proces van indicatiestelling AWBZ.
Op grond daarvan zijn afgerond 430.000 unieke indicaties
geïdentificeerd in dertien omschreven groepen cliënten met een
duidelijke en langdurige chronische zorgbehoeften. Hieronder geef ik
daarvan twee voorbeelden:
Voorbeeld 1: verpleging en persoonlijke verzorging.
Een man van 34 jaar is opgenomen in verband met chemotherapie bij een
neurologische hersentumor. De man is vanwege de tumor momenteel
slechtziend, heeft ademhalingsproblemen (waarvoor een saturatiemeter
is geïndiceerd) en kan slecht lopen, tevens heeft hij tijdelijk nog
een infuus. Omdat zijn echtgenote met vier jonge kinderen thuis is
willen ze graag dat hun man en vader snel naar huis komt. Twee
kinderen in het gezin hebben een verstandelijke handicap. Er is hulp
nodig bij lichamelijke verzorging, controle en begeleiding op de
ademhalingsproblemen en infuusverzorging. Er is persoonlijke
verzorging, verpleging en begeleiding geïndiceerd.
Voorbeeld 2: zorgzwaartepakket verpleging en verzorging.
Cliënt B (1930) is 76 jaar oud en heeft een lichte vorm van dementie.
Deze dementie uit zich in een verslechterd korte termijn geheugen en
een verstoorde oriëntatie. Ten gevolge van ouderdomsgebreken neemt de
mobiliteit van de cliënt af. Binnenshuis en buitenhuis beweegt de
cliënt zich voort met een rollator. Buitenshuis is de cliënt niet
verkeersveilig en kan zich zonder begeleiding dan ook niet buitenshuis
voortbewegen. Door medicijngebruik heeft de cliënt een dunne huid. De
cliënt heeft dan ook regelmatig wonden door stoten van lichaamsdelen
waarvoorverpleegkundige zorg is vereist. Tevens heeft de cliënt
oedemateuse benen.
Voor de aanvragen voor een indicatie van deze groepen cliënten wordt
het stapsgewijs (een aanpak met een oplopende complexiteit) mogelijk
gemaakt dat aanbieders en professionals middels een elektronische
aanvraag een indicatieadvies bij het CIZ aanleveren dat door het CIZ
wordt omgezet in een indicatiebesluit. Alleen nog steekproefsgewijs
zal in die gevallen door het CIZ getoetst worden. Uiteindelijk
betekent het dat van alle positieve AWBZ-indicaties, circa een half
miljoen, eind 2011 op die wijze zal worden uitgevoerd. Het CIZ kan dan
zelf de regie nemen voor de meer arbeidsintensieve en tijdrovende
indicatietrajecten. Deze zijn bijvoorbeeld noodzakelijk in complexe
cliëntsituaties als bijzondere (combinaties van) aandoeningen of
belemmeringen aan de orde zijn, als een multidisciplinair team moet
worden in geschakeld, als bijzondere informatie of onderzoek
noodzakelijk is of als meer dan te verwachten zorg en zeer hoge
budgetten aan de orde zijn.
e. Zelfindicatie
In eerdere brieven heb ik de Kamer laten weten dat ik (vormen van)
zelfindicatie voor cliënten wil ontwikkelen op de wijze zoals mensen
bijvoorbeeld ook zelf electronisch aangifte van hun inkomstenbelasting
kunnen doen bij de belastingdienst. Geldt in die gevallen de logica
van één plus één is twee, bij indicatiestelling voor AWBZ-zorg ligt
dat ingewikkelder. Hebben mensen zelf voldoende inzicht in hun
aandoening en de daaruit voortvloeiende beperkingen? Welke zorg vanuit
de AWBZ en in welke omvang kan daar het beste aan tegemoet komen? Het
CIZ is gestart met het digitaliseren van het aanvraagformulier voor
cliënten in de vorm van een electronisch aanvraagformulier en
ontwikkelt in samenwerking met cliëntenorganisaties een
experimenteerprogramma dat in 2010 uit de startblokken komt om
zelfindicatie door cliënten verder uit te bouwen met inachtneming van
de verschillende cliënt- en risicoprofielen. Voor cliënten die daarvan
gebruik willen maken, is zelfindicatie een mogelijkheid om zelf aan te
geven welke zorg noodzakelijk is. Dat kan met name interessant en
aantrekkelijk zijn als een aanvrager het voornemen heeft de zorg via
een PGB geleverd te krijgen en er dus geen aanbieder bij de aanvraag
voor een (her)indicatie is betrokken. Voor een goede werking van de
AWBZ-keten (van toegang tot bekostiging) is toetsing en controle
hierbij een belangrijk aandachtspunt. Vanzelfsprekend vergt
zelfindicatie een zorgvuldige voorbereiding, waaronder het aanpassen
en testen van de automatiseringssystemen alvorens tot daadwerkelijke
uitvoering kan worden over gegaan.
5. Onderzoeken wie straks niet meer geïndiceerd hoeft te worden
Naast de bovengenoemde beleidsmaatregelen tot vereenvoudiging van de
indicatiestelling AWBZ wil ik verkennen welke maatregelen kunnen
leiden tot een aanmerkelijke beperking van het aantal aanvragen voor
een indicatie AWBZ. Zonder daarin uitputtend te willen zijn, denk ik
bijvoorbeeld aan het vrijgeven van korte indicaties voor de functie
verpleging en de functie behandeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om
het niet meer indiceren van mensen op hoge leeftijd die huis en haard
willen verlaten en zelf verzoeken om opname. Vanzelfsprekend moet
zorgvuldig onderzocht worden wat de gevolgen van deze verdergaande
stappen zijn voor de kosten van de AWBZ en de beheersing daarvan in
het belang van de premiebetaler. Wat betekent dit bijvoorbeeld in
relatie tot de aangrenzende domeinen van de Wmo, de jeugdzorg, de
sociale zekerheid, het onderwijs? Wat betekent dit voor de cliënt?
Welk werkzaamheden genereert dit bij de de zorgkantoren of wellicht
straks de zorgverzekeraars? Wat betekent dit voor het PGB en voor de
informatie(voorziening) binnen de AWBZ-keten en de bekostiging? Hoe om
te gaan met de toetsing van voorliggende voorzieningen, zoals die nu
geldt? Lastige vragen waarop nog antwoorden geformuleerd zullen moeten
worden die zorgvuldig op de hand gewogen moeten worden alvorens tot
zorgvuldige besluitvorming kan worden overgegaan. Ook zullen zulke
verdergaande stappen pas daadwerkelijk gezet kunnen worden nadat deze
zorgvuldig in pilots zijn uitgetest. Niettemin hecht ik eraan deze
verdergaande stappen met het CIZ op hun wenselijkheid en haalbaarheid
te onderzoeken en daarover ook in overleg te treden met branche-,
beroeps- en cliëntenorganisaties.
6. Overheveling kortdurende, op genezing gerichte zorg
Ook wil ik hier voor de volledigheid nog noemen de overheveling van de
intramurale somatische revalidatiezorg van de AWBZ naar de
Zorgverzekeringswet. De minister en ik hebben de Kamer daarover in een
gezamenlijke brief van 25 mei 2009 geïnformeerd naar de inhoud waarvan
ik hier kortheidshalve wil verwijzen. Het zal helder zijn dat op het
moment dat de overheveling van deze zorg zijn beslag heeft gekregen
daarvoor ook geen indicatiestelling AWBZ door het CIZ meer aan de orde
zal zijn.
7. Omvang, reikwijdte en rechtspositie van het CIZ
a. Inzet van het CIZ
Het CIZ is per 1 januari 2005 van start gegaan. Sinds die tijd heeft
het CIZ forse inspanningen gepleegd om van bijna tachtig RIO's tot één
organisatie en een harmonisatie van de indicatiestelling te komen.
Daarnaast heeft het CIZ een zorgvuldige uitvoering van de
pakketmaatregel voortvarend opgepakt. Voor al die inspanningen past
een woord van dank aan al die indicatiestellers van het CIZ die elke
dag opnieuw consciëntieus de aanvragen voor AWBZ-zorg van mensen
beoordelen. Het voorliggende pakket beleidsmaatregelen betekent voor
het CIZ wederom een grote opgave om vanuit de opgebouwde expertise
binnen de omvangrijke operationele organisatie door te groeien naar
een kleinere effectieve organisatie. Die organisatie is dan vooral een
toezichthouder op het indicatieproces, zoals dat wordt uitgevoerd door
professionals en aanbieders, en die met die partijen blijft werken aan
de verdere ontwikkeling van de indicatieprocedures en die in complexe
cliëntsituaties de indicatie zelf stelt. Geen kleine opgave voor een
organisatie die ondanks alle kritiek met betrokkenheid en
zorgvuldigheid haar taak de afgelopen jaren heeft vervuld. Ik heb
echter alle vertrouwen dat het CIZ in goed overleg met alle betrokken
partijen hierin zal slagen.
b. Omvang en reikwijdte van het CIZ
In het Coalitieakkoord voor deze kabinetsperiode is een rijksbrede
taakstelling opgenomen, waarvan ook het CIZ haar deel zal moeten
dragen. Ultimo 2011 zal het CIZ haar taken moeten uitvoeren met
tenminste 418 fte minder ten opzichte van de personeelsformatie in
2008. Dit vereist een andere wijze van werken voor het CIZ die
parallel loopt met de door mij gewenste en door het CIZ ingezette
vereenvoudiging van het proces van indicatiestelling AWBZ. Zoals
hiervoor aangegeven, streef ik uiteindelijk naar een CIZ dat steeds
minder zelf het indicatieonderzoek doet en indicatiebesluiten afgeeft,
maar dat zoveel mogelijk overlaat aan de cliënt, de aanbieder en de
professional. Natuurlijk moeten daarbij de houdbaarheid van de AWBZ
voor diegenen die op onbetwistbare AWBZ-zorg zijn aangewezen en de
positie van de cliënt geborgd zijn.
c. Rechtspositie CIZ
Het CIZ is op dit moment een privaatrechtelijke rechtspersoon, een
stichting. Op grond van het advies van de SER heeft het kabinet
besloten het CIZ van "een stevige wettelijke en publieke verankering
te voorzien". Een wetsvoorstel waarin het CIZ als een
publiekrechtelijk ZBO wordt gepositioneerd wordt voorbereid en de
planning is er op gericht om dit voorstel met ingang van 2012 kracht
van wet te laten krijgen. Daarnaast ben ik bezig om na te gaan of de
uitvoering van de AWBZ neergelegd kan worden bij de zorgverzekeraars
voor hun eigen verzekerden. Onlangs heb ik tijdens de
relatiebijeenkomst van ZN over de toekomst van de AWBZ aangekondigd
dat ik voornemens ben uiterlijk 1 april 2010 daarover een besluit te
nemen. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn brief aan de Kamer van 26
oktober 2009. Wanneer besloten wordt dat zorgverzekeraars de AWBZ
zullen uitvoeren voor hun eigen verzekerden zal ik de gevolgen voor
voor de indicatiestelling AWBZ en voor de rechtspositie van het CIZ
nader bekijken.
8. Stroomlijning indicatieprocessen in zorg en sociale zekerheid
In een brief van 2 september 2009 hebben de minister en ik de Kamer
geïnformeerd over onder andere de stand van zaken met betrekking tot
de stroomlijning van indicatieprocessen in zorg en sociale zekerheid.
Het gaat dan om mensen met een meervoudige problematiek die zijn
aangewezen op voorzieningen vanuit verschillende domeinen i.c. die van
zorg en sociale zekerheid. Zij moeten niet zelden dezelfde gegevens
bij verschillende instanties aanleveren en zijn veel tijd kwijt met
het aanvragen van de noodzakelijke voorzieningen. Reden waarom VWS,
samen met SZW, heeft bekeken hoe dit anders en beter kan worden
geregeld met minder administratieve lasten voor de cliënt en een
betere dienstverlening. Dat heeft vorm gekregen in twee pilots bij de
gemeenten Leeuwarden en Doetinchem in de periode maart 2008-mei 2009.
In de pilots zijn de indicatieaanvragen van cliënten met meervoudige
en complexe hulpvragen door UWV, UWV-werkbedrijf, gemeenten (Wmo) en
CIZ gemeenschappelijk beoordeeld in plaats van door elke
uitvoeringsorganisatie apart. Door deze werkwijze hebben cliënten
minder vaak dezelfde informatie moeten aanleveren en blijken zij meer
tevreden als ze geholpen worden in de gezamenlijke beoordeling.
Bovendien kan door deze samenwerking een op de cliënt toegesneden
pakket van voorzieningen proactief worden aangeboden. Deze resultaten
zijn voor mij aanleiding om, in samenwerking met SZW, de Gezamenlijke
Beoordeling verder vorm en inhoud te geven. De voorbereiding en de
daadwerkelijke start op locatie kan begin volgend jaar plaatsvinden.
In dat kader wil ik ook bekijken hoe de Wwb en het onderwijs, zoals in
de motie van mevrouw Wolbert verzocht, een plaats kunnen krijgen in
één of meerdere van de locaties.
9. Draagvlak
Vanzelfsprekend zal over dit pakket beleidsmaatregelen overleg
plaatsvinden met branche-, beroeps- en cliëntenorganisaties. Niet
alleen om hen zo optimaal mogelijk te informeren, maar ook om te
toetsen of de voorgenomen maatregelen op draagvlak in de sector kunnen
rekenen gelet op de beoogde vereenvoudiging van het proces van
indicatiestelling voor AWBZ-zorg. Ik zal u hierover informeren in een
brief die ik de Kamer in de zomer van 2010 zal sturen over de stand
van zaken met betrekking tot mijn beleidsvoornemens voor verdere
vereenvoudiging van het proces van indicatiestelling AWBZ.
10. Samenvatting
Kort samengevat neem ik de volgende beleidsmaatregelen:
* voor mensen met bijvoorbeeld een zware lichamelijke en/of
verstandelijke handicap, ernstige dementie, Huntington en om
kinderen met een ernstige (terminale) ziekte (specifiek benoemde
intramurale cliëntgroepen) zullen de indicatieadviezen voor
AWBZ-zorg van de professionals en aanbieders van deze specifieke
zorg automatisch door het CIZ worden gevolgd en (registratief)
worden omgezet in een indicatiebesluit;
* voor diezelfde groep mensen, zal het indicatiebesluit een
onbepaalde geldigheidsduur krijgen;
* voor standaardsituaties, zoals bijvoorbeeld wondverzorging, het
toedienen van sondevoeding of het zwachtelen kan de zorg met een
minimum aan administratieve lasten direct worden ingezet; het CIZ
zal het aantal standaardsituaties verder uitbreiden;
* ik vind dat aabieders en professionals, die consequent de
volledige gegevens correct aanleveren, een actieve rol moeten
krijgen in ook de meer complexe aanvragen (dertien cliëntgroepen
met een duidelijke en langdurige chronische zorgbehoefte);
* het CIZ zal in samenwerking met cliëntenorganisaties een
experimenteerprogramma onwikkelen en in 2010 starten om
zelfindicatie door cliënten verder uit te bouwen met inachtneming
van de verschillende cliënt- en risicoprofielen;
* verkend zal worden of en zo ja, welke AWBZ-zorg op termijn
indicatievrij kan worden gemaakt, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan
worden aan het niet meer indiceren van mensen op hoge leeftijd die
huis en haard willen verlaten en zelf verzoeken om opname;
* in 2012 zal de intramurale somatische revalidatiezorg van de AWBZ
naar het domein van de Zorgverzekeringswet worden overgeheveld;
* ik zal met het CIZ, in het licht van de succesvolle uitkomsten van
de pilots, in het beleid verder invulling geven aan het begrip
"trusted partner";
* het elektronisch aanvraagformulier zal met aanbieders en
professionals nog dit jaar kritisch worden doorgelopen op
mogelijke overbodige vragen en waar nodig worden aangepast;
* het CIZ zal nog dit najaar een bijeenkomst met de zorgaanbieders,
branches en ZN organiseren waarin de praktische werkwijze van het
elektronisch aanvraagformulier verder zal worden gepromoot en
toegelicht;
* ik zal mij beraden op de wenselijkheid en mogelijkheden om het
gebruik van het elektronisch aanvraagformulier door aanbieders en
professionals een formeel verplichtend karakter te geven;
* uiterlijk 1 april 2010 zal ik een besluit nemen over de uitvoering
van de AWBZ door zorgverzekeraars in 2012 voor hun eigen
verzekerden;
* de uitkomst van deze besluitvorming zal worden betrokken bij het
wettelijk positioneren van het CIZ als een publiekrechtelijk ZBO
in 2012;
* het CIZ zal ultimo 2011, ter uitvoering van de uit het
Coalitieakkoord voortvloeiende taakstelling, met tenminste 418 fte
ten opzichte van 2008 zijn gekrompen;
* in samenwerking met SZW zal ik het vervolg op de pilots
Gezamenlijke beoordeling, zoals die in Leeuwarden en Doetinchem
zijn gehouden, vorm en inhoud geven, waarin ook de Wwb en het
onderwijs een plaats zullen krijgen.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport