NIOD


6.11.2009
NIOD ontvangt brieven Reina Prinsen Geerligs

Het NIOD heeft onlangs een achttal brieven van de bekende verzetstrijdster Reina Prinsen Geerligs ontvangen. Reina schreef deze brieven tussen 1938 en 1940 aan een correspondentievriendin die destijds in Blankenberge woonde. Zij heeft de documenten aan het instituut geschonken om ze te behouden voor de toekomst en ze beter toegankelijk te maken voor onderzoek. Reina is bekend door de naar haar vernoemde literaire prijs en om haar rol in het verzet, die met vele raadsels is omgeven. De getalenteerde jonge schrijfster maakte deel uit van de verzetsgroep CS6 en zou betrokken zijn geweest bij de liquidatie van handlangers van prominente nazi's. In de zomer van 1943 viel ze echter, evenals vele andere leden van CS6, in de handen van de Duitsers. Op 24 november van hetzelfde jaar werd ze in het concentratiekamp Sachsenhausen geëxecuteerd.

Reina in de brieven
Reina Prinsen Geerligs werd in 1922 geboren in Nederlands-Indië. In de brieven komt zij naar voren als een gewone zestien- en zeventienjarige gymnasiumleerlinge met een brede culturele belangstelling. Zij schrijft over films en toneelvoorstellingen die zij bezoekt en is enthousiast over de feesten ter gelegenheid van het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in de zomer van 1938. Dat het in september 1938 bijna oorlog is, ontgaat Reina niet, maar haar leven verandert daar niet door. In de zomer van 1938 maakt zij met haar grootmoeder een cruise met de Jan Pietersz. Coen van de Stoomvaart Maatschappij 'Nederland' naar Spanje en Portugal. In haar volgende brief informeert zij of Madeleine de brief die zij aan boord geschreven heeft, wel ontvangen heeft: 'De post in het zuiden is erg slecht. Bij Franco zal ik er eens over klagen, want zijn ambtenaren hebben verschillende brieven onderschept. Dat is toch niet netjes wel?'

Reina heeft Madeleine van Bijsterveldt, aan wie de geschonken brieven gericht zijn, leren kennen tijdens een schoolreis van het Barlaeusgymnasium naar Vlaanderen. Die reis heeft bij haar interesse gewekt voor de 'Dietse beweging'. Zij blijft contact houden met verschillende jongeren die zij in Vlaanderen ontmoet heeft. In een brief uit januari 1940 (gedateerd '25 Louwmaand 1940') meldt zij dat zij voor de schoolkrant van het Barlaeus een stuk over de Dietse beweging heeft geschreven en vraagt zij aan Madeleine welke taal zij thuis en op school spreekt. Om daaraan toe te voegen: 'Wat een rare kwibus ben ik hè? Vergeef het me maar, het is in verband met mijn 'Dietsche ziekte'! Ben jij Flamingante? Ik ben Dietsche, maar geen fascist.' En in de volgende zin: 'O, ik dans van vreugde als ik aan toneelrepetitie denk, dat vind ik toch zoo fijn!' Het lijkt er niet op dat Reina besefte dat Nederland en België drie-en-een-halve maand later door de Duitsers bezet zouden zijn en voor welke keuzes die bezetting haar zou stellen. In dezelfde brief van januari 1940 schrijft zij aan Madeleine: 'Als je van den zomer eens op trek gaat, denk je dan een aan Nederland?' Madeleine zou die zomer uiteraard niet 'op trek gaan' naar Nederland en zij zou Reina nooit meer zien.

Verzetsstrijdster Reina Prinsen Geerligs
Reina Prinsen Geerligs heeft op veel belangstelling van historici kunnen rekenen. Zo publiceerde de huidige NIOD-directeur Marjan Schwegman in 1980 Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties. Nederland 1940-1945 waarin de verzetstrijdster uitgebreid aan de orde komt. Bovendien verscheen in 1998 de studie Recht al barstte de wereld: Reina Prinsen Geerligs en de ondergang van de verzetsgroep CS-6 van Rob van Olm. In deze publicatie komt Reina's moeder, de in 1893 in Indonesië geboren Helen Carolina Zon, aan het woord. Uit haar getuigenis blijkt dat Reina zich al bij het begin van de Duitse bezetting bewust was van het gevaar voor de joden. Zon was tijdens oorlog op de hoogte van de hulp die Reina verleende aan onderduikers, maar ze wist niets van haar andere verzetsactiviteiten. Als ze het had geweten, zei ze na de oorlog, had ze Reina aan een stoel vastgebonden. In de familie Prinsen Geerligs leeft Reina voort als een eenling die solitair opereerde. Bekendheid kreeg zij vooral doordat haar ouders na de oorlog een naar haar vernoemde prijs voor literaire debuten in het leven riepen.

Ook in de documentaire over Reina, die in oktober 2007 werd uitgezonden in de reeks Hoge Bomen, wordt zij geportretteerd als een eenzaam opererende heldin, die tegenstanders 'durfde' te doden. Hoge Bomen schenkt bijzondere aandacht aan de aanslag op de luitenant van de politie in Enschede, Pieter Kaay, op 3 juli 1943. De liquidatie zou zijn uitgevoerd door de CS6'er Louis Boussevain in samenwerking met Reina. Wie van hen het dodelijke schot loste, is onbekend. De meest bekende versie, aan de hand van door de politie in Enschede verhoorde getuigen, is dat Kaay door een man op een fiets die hem inhaalde werd doodgeschoten. Een jonge vrouw zou de zaak in de gaten hebben gehouden en na afloop met de man zijn weggevlucht. Maar twee beleidsmedewerkers van de politie Twente werpen een ander licht op de zaak. In de door hen gemaakte reconstructie trekken zij de rol van Reina als dader in twijfel en schrijven zij de liquidatie toe aan de plaatselijke Enschedese illegaliteit.

Hoe de liquidatie van Kaay precies is verlopen zal waarschijnlijk nooit bekend worden. Marjan Schwegman bestrijdt echter het beeld dat ze tijdens haar verzetswerk solitair zou hebben geopereerd. Reina maakte, zo stelde Schwegman tijdens een lezing in het Verzetsmuseum op 18 december 2007, deel uit van het complexe samenwerkingsverband dat het verzet vormde. 'Alleen begon je niets in het verzet, je werkte samen en was afhankelijk van anderen, ook al wist je niet precies hoe de verbindingen liepen. Dit wist Reina en daar leefde ze naar.' Deze houding blijkt ook uit een uitspraak tegenover haar ouders: 'het gaat niet om mij of u, vader en moeder, maar om het land'.

Over verzetsgroepen als CS6, waarvan slechts weinig leden de oorlog hebben overleefd, blijven altijd en onvermijdelijk veel vragen onbeantwoord. Een daarvan is, volgens Marjan Schwegman, de vraag hoe de betrokkenen in het verzetswerk terechtkwamen. Voor degenen die de levensverhalen van verzetstrijders en vooral van verzetstrijdsters proberen te reconstrueren, is de verleiding groot om de keuze voor een verzetshouding voor te stellen als het logisch gevolg van eerdere daden en opvattingen. De brieven van Reina Prinsen Geerligs aan haar correspondentievriendin Madeleine maken, zo stelt Schwegman, dat een dergelijke voorstelling van zaken in het geval van Reina geen stand kan houden.

De brieven raadplegen
De brieven van Reina Prinsen Geerligs aan Madeleine van Bijsterveldt kunt u inzien in de studiezaal van het NIOD. Bekijk de toegang op de brieven voor meer informatie.