Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
9 november 2009
Betreft Actieplan misbruik uitwonendenbeurs
Inleiding
De Kamerleden Spekman, Besselink en Depla (allen PvdA) hebben op 9 juli 2009
vragen gesteld over misbruik met de uitwonendenbeurs in de studiefinanciering1.
Op 2 september 2009 heb ik de Kamer laten weten dat ik het als mijn
verantwoordelijkheid zie dat het misbruik met de uitwonendenbeurs fors wordt
teruggedrongen. Misbruik, voor welk bedrag dan ook, is onacceptabel en moet
worden aangepakt. In mijn antwoord heb ik toegezegd een aantal stappen te
nemen om tot een actieplan te komen. Onder I zet ik kort het kader van de
studiefinanciering, meer in het bijzonder de uitwonendenbeurs, uiteen. Onder II
geef ik aan wat ik reeds heb gedaan en onder III wat ik op korte en middellange
termijn aan acties zal ondernemen.
I Kader
De uitwonendenbeurs maakt onderdeel uit van een totaal aan
financieringsmaatregelen die zijn vastgelegd in de Wet studiefinanciering 2000
(WSF 2000). Doel van deze wet is de financiële toegankelijkheid van het onderwijs
te waarborgen. De toegankelijkheid is gewaarborgd als iedereen met voldoende
capaciteiten in staat is om deel te nemen aan (hoger en middelbaar beroeps-)
onderwijs. Om maatwerk te kunnen leveren, kent de studiefinanciering een
inkomensonafhankelijk en een inkomensafhankelijk deel. Ook wordt rekening
gehouden met de woonsituatie van de studerende (uit- of thuiswonend) en
omstandigheden zoals het hebben van een partner en/of kinderen waarvoor de
studerende financieel verantwoordelijk is.
Om voor studiefinanciering in aanmerking te komen moet de aanvrager voldoen
aan bepaalde nationaliteits-, leeftijds- en onderwijssoortcriteria. De
studiefinanciering houdt rekening met specifieke omstandigheden. Zo kent de
studiefinanciering een uitwonendenbeurs. Om hiervoor in aanmerking te komen
moet de studerende uitwonend zijn, dat wil zeggen: niet op het adres van (één
van) zijn natuurlijke ouders woonachtig zijn. Ook moet het door de studerende
opgegeven woonadres overeenkomen met het adres waarop hij staat ingeschreven
in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).
1 TK 2008/09, Kamervragen nr. 3686
a
Studiefinanciering moet worden aangevraagd bij de Informatie Beheer Groep2 (IB-
Groep). De IB-Groep controleert of aan alle bovengenoemde voorwaarden is
voldaan. Om aanspraak op de uitwonendenbeurs te kunnen vaststellen controleert
de IB-Groep in eerste instantie of het door de studerende opgegeven adres
overeenkomt met zijn GBA-adres. In tweede instantie vergelijkt de IB-Groep het
GBA-adres van de studerende met het GBA-adres van (één van) zijn natuurlijke
ouders. Als achteraf geconstateerd wordt dat ten onrechte uitwonendenbeurs is
toegekend, vordert de IB-Groep het teveel toegekende bedrag terug.
In dit actieplan hanteer ik de volgende definitie van misbruik. Er is sprake van
misbruik met de uitwonendenbeurs in situaties waarin een (te hoge)
studiefinanciering wordt verkregen door het bewust niet, onjuist, niet tijdig of
onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen.
II Wat heb ik gedaan?
De stappen die ik heb gezet om tot een actieplan te komen betreffen een
onderzoek naar de misbruikrisico's met de uitwonendenbeurs en de samenwerking
tussen de ketenpartijen.
Rapport SIOD over misbruikrisico's
Op mijn verzoek heeft de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD)
onderzocht op welke wijze er toezicht wordt gehouden op de uitwonendenbeurs,
hoe misbruik wordt bestraft, welke misbruikrisico's kunnen worden benoemd met
betrekking tot de uitwonendenbeurs en wat de gevolgen van deze risico's zijn. Het
onderzoeksrapport is als bijlage bijgesloten3.
De SIOD onderscheidt risico's met betrekking tot de wet, het toezicht en de
sanctionering en beeldvorming.
Risico's met betrekking tot de wet
De SIOD constateert dat de WSF 2000 mogelijkheden biedt tot misbruik met de
uitwonendenbeurs. Risico's zijn gelegen in de definitie van het begrip uitwonende,
het ontbreken van bevoegdheid voor fysieke adrescontroles ten behoeve van
studiefinanciering en het feit dat de uitwonendenbeurs hoger is dan de
thuiswonendenbeurs. Om deze risico's te ondervangen doet de SIOD de volgende
aanbevelingen:
· het aanpassen van de definitie in de wet van uitwonende studerende op
zodanige wijze dat bij twijfel over uitwonendheid de studerende moet
aantonen dat hij woont op het GBA-adres waar hij zegt te wonen. Dit kan
versterkt worden door de wet zo te wijzigen dat wonen op het GBA-adres een
hoofdvoorwaarde is om studiefinanciering te ontvangen. Indien dit niet het
geval is kan de gehele studiefinanciering worden ingetrokken. Dit kan een
sterk afschrikwekkend effect hebben;
· het benoemen van een toezichthouder die adrescontroles kan uitvoeren.
Hiermee wordt de objectieve pakkans vergroot.
2
2
Per 1 januari 2010 gaan de Informatie Beheer Groep en Centrale Financiële Instellingen
samen op in Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
3 Misbruikrisico's bij de uitwonendenbeurs in de Wet studiefinanciering 2000, rapport van 28
oktober 2009.
2
Risico's met betrekking tot toezicht en sanctionering
Risico's met betrekking tot toezicht en sanctionering bestaan eruit dat slechts een
administratieve controle mogelijk is en een extra sanctie bovenop de
terugvordering ontbreekt. Om deze risico's te ondervangen doet de SIOD de
volgende aanbevelingen:
· het uitvoeren van fysieke adrescontroles op basis van signalen en
steekproefsgewijs (eventueel naar aanleiding van een risicoprofiel). Door
fysieke controles wordt de objectieve pakkans vergroot en daarbij zorgen de
controles ook voor een verhoging van de subjectieve pakkans;
· het mogelijk maken een bestuurlijke boete op te leggen indien is vastgesteld
dat een studerende misbruik maakt van de uitwonendenbeurs.
Risico's met betrekking tot beeldvorming
Er zijn ook andere omstandigheden die regelovertreding in de hand werken, zoals
beeldvorming rondom de uitwonendenbeurs onder studenten en hun sociale
omgeving. Om dit risico te ondervangen doet de SIOD de volgende aanbeveling:
· uitvoeren van handhavingscommunicatie waarmee aan de samenleving wordt
bekend gemaakt welke aanpassingen worden gedaan in de wet, welke
sancties worden ingevoerd en welke successen hiermee zijn behaald.
Daarnaast dient communicatie plaats te vinden, waarin de nadruk wordt
gelegd op de consequenties voor de maatschappij en de studerende als
individu.
In het rapport wordt er ook op gewezen dat het zinvol is een risicoprofiel4 te
ontwikkelen zodat gerichte controles kunnen worden uitgevoerd. Dit vergroot zowel
de subjectieve als de objectieve pakkans. Een risicoprofiel kan gebaseerd zijn op
verschillende soorten brongegevens. Het kan bestaan uit gegevens die de IB-Groep
tot haar beschikking heeft, uit gegevens afkomstig uit externe bronnen (zoals van
gemeenten) of een combinatie van deze twee. Het is effectiever eveneens gebruik
te maken van externe bronnen. Hierbij moet rekening worden gehouden met
relevante privacywetgeving. Het ontwikkelen van een dergelijk profiel levert
bepaalde onderzoeksgegevens op waardoor tevens meer inzicht zou kunnen
ontstaan in de omvang van misbruik met de uitwonendenbeurs.
Samenwerking tussen ketenpartners
Bij het voorkomen, bestrijden en opsporen van misbruik met de uitwonendenbeurs
zijn meerdere partijen betrokken. In de beantwoording van de Kamervragen van de
leden Spekman, Besselink en Depla heb ik al aangegeven dat een sluitende aanpak
alleen mogelijk is bij een goede samenwerking met ketenpartners.
Er is inmiddels met alle betrokken ketenpartners gesproken. Bovendien is in
samenwerking met het ministerie van Justitie een workshop georganiseerd, waarbij
ketenpartners vertegenwoordigd waren. Ook de pilot Twente heeft al geleid tot
voorlopige inzichten.
Workshop misbruik uitwonendenbeurs
In oktober zijn de IB-Groep, Sociale Recherche Twente (SRT), het Openbaar
Ministerie, Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR), SIOD
en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bijeengekomen.
Aan de hand van de methode van de tafel van 115 is in kaart gebracht hoe misbruik
met de uitwonendenbeurs kan worden aangepakt.
4 Een risicoprofiel is een set van kenmerken van een bepaald persoon die, indien de persoon
aan deze kenmerken voldoet, een verhoogde kans op regelovertreding aanduidt.
3
Bij de deelnemers van de workshop bestaat het beeld dat de administratieve
controle binnen de huidige stand van de wetgeving meer dan behoorlijk op orde is.
Weliswaar is het lastig zicht te krijgen op de omvang van het misbruik, maar de
oplossing ligt niet primair in de verzwaring van de administratieve lasten bij de IB-
Groep of alle studenten.
Tijdens de workshop is een aantal mogelijkheden om misbruik terug te dringen in
beeld gebracht. Een eerste oplossing zou het wegnemen van de financiële prikkel
kunnen zijn door de thuis- en uitwonende beurzen te middelen of door afschaffing
van de uitwonendenbeurs. Een andere oplossing is gelegen in de wijze waarop
wordt gecontroleerd. Risicodetectie, data-analyse en het vragen van extra
informatie aan de betrokken student zijn daarbij relevant. Deelnemers van de
workshop waren van mening dat naast administratieve controle fysieke controle
noodzakelijk is om te kunnen aantonen dat het GBA-adres niet het feitelijke
woonadres is.
Noodzakelijke voorwaarden zijn verder samenwerking en informatiewisseling tussen
de verschillende ketenpartners. Dit laatste moet apart worden geregeld op basis
van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Een andere belangrijke voorwaarde is tenslotte dat de GBA kwalitatief op orde is.
Om te komen tot een betrouwbare GBA heeft Staatssecretaris Bijleveld van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 11 juni 2008 een actieplan
aan de Tweede Kamer gepresenteerd6.
In de workshop is een start gemaakt met het analyseren van motieven van niet-
naleving en het op basis daarvan ontwikkelen van een interventiestrategie om
naleving te bevorderen en misbruik te voorkomen. Een interventiestrategie is een
brede strategie, waarbij op effectieve wijze naleving wordt bevorderd door de inzet
van een mix van preventieve instrumenten zoals handhavingscommunicatie, en
repressieve instrumenten. Bij het opstellen van de strategie geldt als uitgangspunt
dat bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving onderdeel zijn
van de totale interventiestrategie en complementair zijn, waarbij strafrechtelijke
handhaving ingezet wordt voor de ernstiger fraudegevallen.7
Pilot Twente
In het kader van de pilot Twente is afgesproken om vanuit OCW, de IB-Groep, de
SRT, het agentschap BPR van het ministerie van BZK en een aantal gemeenten
gezamenlijk een pilot te starten ten aanzien van mogelijk misbruik door
studerenden met de uitwonendenbeurs.
De IB-Groep heeft ten behoeve van deze pilot een bestand samengesteld van
studerenden met studiefinanciering in enkele gemeenten in Twente. Een data-
analyse van deze bestanden heeft geresulteerd in een bestand van
studiefinancieringsgerechtigden, dat naar behoefte kan worden onderverdeeld naar
5 De Tafel van 11 is ontwikkeld door de Inspectie voor de Rechtshandhaving van het
ministerie van Justitie met het oog op de beschrijving, analyse en oplossingen van
handhavingsvraagstukken.
6 TK 2007/2008, 27859, nr.12
7 Conform TK 31 700 VI (Kabinetsnota over de uitgangspunten bij de keuze van een
sanctiestelsel)
4
deelpopulaties op grond van bepaalde kenmerken. Dit heeft geleid tot een eerste
inzicht in de opbouw van de doelgroep en zal als basis dienen om in een latere fase
risicogroepen te kunnen vaststellen.
Vervolgens heeft de IB-Groep van de studerenden met een uitwonendenbeurs een
inschatting van mogelijk misbruik gemaakt op grond van de afstand tussen het
woonadres van de studerende en het woonadres van zijn ouder(s). Hierbij is onder
andere als uitgangspunt genomen dat hoe kleiner de afstand tussen deze adressen
is, hoe groter het risico is op mogelijk misbruik. Daarbij is ook de afstand naar de
onderwijsinstelling betrokken.
Daarnaast zijn nog specifieke adressituaties geselecteerd en beoordeeld, zoals
bijvoorbeeld een aanzienlijk aantal inschrijvingen op hetzelfde adres (eventueel in
combinatie met diverse leden van dezelfde familie) en `verhuisbewegingen' van
studerenden op specifieke momenten (bijvoorbeeld deelnemers beroepsonderwijs
op het moment dat ze 18 jaar zijn geworden en recht op studiefinanciering hebben
gekregen).
De resultaten van deze selecties hebben de IB-Groep aanleiding gegeven om een
eerste groep van situaties met een verhoogd risicoprofiel aan de SRT te
overhandigen. De SRT zal deze situaties op korte termijn nader onderzoeken en
hierover rapporteren aan de IB-Groep. Afhankelijk van de resultaten en conclusies
zal de IB-Groep vervolgens haar data-analyse aanscherpen en een tweede groep
van risicovolle situaties aanleveren. Er is hier dus sprake van een iteratief proces,
waardoor een steeds beter zicht ontstaat op de kenmerken van een studerende met
een verhoogd risico op misbruik met de uitwonendenbeurs. Deze ervaringen met de
pilot Twente stellen de IB-Groep vervolgens in staat om op een meer omvangrijke
schaal gerichte controles uit te voeren.
III Actieplan
Op grond van bovengenoemde bevindingen concludeer ik dat het van belang is
genoemde risico's die kunnen leiden tot misbruik gezamenlijk aan te pakken.
Daarom zal bij het voorkomen van misbruik ingezet worden op een samenspel van
preventie en repressie, waardoor zowel de subjectieve als ook de objectieve
pakkans wordt verhoogd. Derhalve dient er ingezet te worden op de ontwikkeling
van een interventiestrategie ter bevordering van de naleving van de WSF 2000,
waarin is opgenomen:
- preventie middels normatieve en handhavingscommunicatie;
- verhoging controles o.a. door het verder ontwikkelen van de risicoprofielen en
uitbreiding van de pilots;
- bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden.
Daarnaast zal:
- aanpassing plaatsvinden van de wet zodat deze beter handhaafbaar is en er
een mogelijkheid bestaat tot het omkeren van de bewijslast en het opleggen
van een bestuurlijke boete;
- een convenant worden gesloten waarin de afspraken over samenwerking
tussen ketenpartners bij het voorkomen, bestrijden en opsporen van misbruik
verder zijn ingevuld.
OCW en IB-Groep hebben een gezamenlijke projectorganisatie ingericht. De
projectorganisatie zal de samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de
4
5
4
verschillende ketenpartners verder bevorderen. De projectorganisatie heeft als doel
om op zo kort mogelijke termijn de acties te implementeren.
Het actieplan ziet er als volgt uit.
A Korte termijn acties in 2009 en 2010
Handhavingscommunicatie
OCW en de IB-Groep dragen ter bevordering van de preventie, zorg voor de
voorlichting op het gebied van misbruik van de uitwonendenbeurs. Eén van de
aanbevelingen die de SIOD in zijn rapport heeft gedaan, is het versterken van de
handhavingscommunicatie. Geadviseerd is aan de studerenden en ouders kenbaar
te maken welke wijzigingen in de regelgeving worden doorgevoerd en dat het
toezicht zal worden versterkt. Ook zou `normatieve' communicatie moeten
plaatsvinden. Er moet worden uitgelegd welke consequenties er voor de
maatschappij zijn als misbruik wordt gemaakt van de uitwonendenbeurs.
De IB-Groep zal in dit kader een plan opstellen waarbij een onderscheid wordt
gemaakt tussen de korte en de lange termijn. Voor de korte termijn zal bij het
versterken van de handhavingscommunicatie uitgegaan worden van de bestaande
regelgeving en controlemogelijkheden. Zodra de regelgeving is aangepast en het
toezicht op het wonen op het opgegeven GBA-adres is ingevoerd, heeft de IB-
Groep meer mogelijkheden tot het opleggen van sancties en zal de toonzetting in
de voorlichting worden aangepast. De IB-Groep zal daarvoor een communicatieplan
opstellen waarbij een onderscheid naar doelgroepen, zoals studerenden, ouders,
instellingen van onderwijs en ketenpartners, wordt gemaakt. Qua
communicatiemiddelen kan worden gedacht aan formulieren, folders, brochures,
internet en direct mail. Daarnaast kan worden gedacht aan een
bewustwordingscampagne met inzet advertenties in dagbladen en de inzet van
Postbus 51.
De IB-Groep heeft mij voorgesteld de communicatie stapsgewijs op te bouwen. De
maanden december en januari zullen worden gebruikt om de
communicatiestrategie, de doelgroepen, de boodschap en de in te zetten mediamix
vast te stellen. De maanden februari en maart zullen worden gebruikt voor het
ontwikkelen van de diverse communicatieproducten en de inkoop van mediaruimte
(krant, radio, tv, Postbus 51). Vanaf april zullen de producten stapsgewijs worden
opgeleverd.
Verscherping controle
De IB-Groep zal mede op grond van de ervaringsgegevens van de pilot Twente,
begin 2010 haar activiteiten op het gebied van data-analyse en gerichte controles
uitbreiden. Ook heeft de IB-Groep de intentie om op korte termijn afspraken te
maken met de Sociale Recherche van verschillende steden om op grote schaal te
komen tot actieve opsporing, bijvoorbeeld bij risicopanden. Hierdoor neemt de
pakkans toe en kan de IB-Groep daadkrachtiger de uitwonendenbeurs
terugvorderen.
Bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden
5
6
5
De in ontwikkeling zijnde interventiestrategie zal een effectieve mix van repressief
optreden omvatten. Daarbij zijn bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden
complementair. Opnieuw merk ik hierbij op dat strafrechtelijke handhaving ingezet
wordt voor de ernstiger fraudegevallen. Ik ben in gesprek met mijn collega van het
ministerie van Justitie over de mogelijkheden die het strafrecht biedt voor het
terugdringen van misbruik met de uitwonendenbeurs.
Nu is het zo dat de minimumgrens voor strafrechtelijk optreden in de aanwijzing
sociale zekerheidsfraude is vastgesteld op 10.000 euro. Overigens kan op grond
van de aanwijzing sociale zekerheidsfraude ook reeds onder het drempelbedrag van
10.000 euro strafrechtelijk worden opgetreden indien sprake is van samenloop met
andere strafbare feiten, herhaling van overtredingen binnen een bepaalde periode,
of medeplichtigheid van ambtenaren van de uitkerende instantie. Of het verlagen
van de minimumgrens zinvol en haalbaar is dient in het kader van de ontwikkeling
van de interventiestrategie te worden bezien.
B Middellange termijn acties in 2010 en 2011
Ketenconvenant Opsporing & Handhaving
Ook bij de andere overheidsregelingen dan de WSF 2000 kan het vanuit financieel
oogpunt interessant zijn om op een ander adres te wonen dan op het adres aan de
gemeente is opgegeven. De adresgegevens van de GBA vormen de basisregistratie
waaruit de overheidsdiensten gegevens moeten putten voor de uitvoering van
regelingen en waarbij deze burgergegevens van belang zijn. In de sociale
wetgeving speelt dit (AOW wel/niet alleenstaand, kinderbijslag, Wajong, e.d.) en in
de verdeling van woonruimte (illegale onderverhuur e.d.) is eenzelfde problematiek
als bij de uitwonenden aan de orde, namelijk adresfraude.
Gemeenten vanuit hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de GBA-
gegevens, maar ook gemeentelijke huisvestingsdiensten, de sociale
recherche e.a., hebben in dit kader teruggegrepen op het klassieke
huisbezoek als opsporingsinstrument, maar ondersteund met eigentijdse
middelen zoals risicoanalyse en koppeling van bestanden van verschillende
overheidsdiensten. Deze aanpak zal in samenwerking met BZK ook worden gevolgd
bij de aanpak van misbruik met de uitwonendenbeurs. In een ketenconvenant met
de verschillende partners in deze ketenuitvoering zal deze aanpak nader worden
uitgewerkt en het is mijn intentie het als volgt vorm te geven:
· De ontwikkeling van risicoprofielen bij adresfraude wordt opgepakt in
samenwerking met de expertise die inmiddels is opgebouwd bij het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, diverse gemeenten, SIOD en
de IB-Groep. Ik zal het overleg aangaan met voornoemde partijen om deze
kennis in een landelijk expertiseteam te bundelen, verder te ontwikkelen en
beschikbaar te stellen aan gemeenten en overheidsdiensten.
· Tezamen met andere overheidsdiensten die met adresfraude kampen, tot
gezamenlijke opsporingsacties komen op grond van risicodetectie en
(gedeelde) opsporingsbevoegdheden. Met name gemeenten met grote
studentenpopulaties die al vorderingen hebben gemaakt met deze aanpak,
zullen in overleg met BZK in 2010 worden benaderd om met de beoogde
uitbreiding van pilots à la Twente op korte termijn tot een intensivering in dit
traject te komen. De ervaringen uit deze pilots zullen worden overgedragen
aan andere gemeenten.
· De onderwijsinstellingen zal worden gevraagd om bij signalen in hun
studentenadministratie dit actief te melden bij IB-Groep. Tevens krijgen de
3
7
3
onderwijsinstellingen materiaal aangereikt uit de risicoprofielen, zodat zij
hiermee hun eigen administratie kunnen bevragen.
· Bij de IB-Groep wordt een team Opsporing & Handhaving ingericht dat zal
functioneren als meldpunt voor signalen, als loket en overlegpartner voor de
andere ketenpartijen en als intern coördinatiepunt voor handhavingsacties
van de IB-Groep.
· In overleg met het Openbaar Ministerie worden nadere afspraken gemaakt
over:
- de ontwikkeling van een brede (nalevingsbevorderende)
interventiestrategie, waarvan de versterking van de integrale
handhaving onderdeel uitmaakt, in aanvulling op een aanscherping van
het OCW-terugvorderingsbeleid en het opleggen van bestuurlijke
boetes;
- de strafrechtelijke aanpak van de zwaardere fraudegevallen.
Wetgevingstraject
Zoals eerder aangegeven, wil ik komen tot wijziging van de Wet studiefinanciering
2000 (WSF 2000) om effectief te kunnen optreden tegen misbruik met de
uitwonendenbeurs. Deze wijziging zal de volgende elementen bevatten:
Definitie uit- en thuiswonende
Ik denk daarbij in eerste instantie aan het aanpassen van de definitie die in de WSF
2000 is gekozen ten aanzien van uit- en thuiswonende studerenden. Zoals de SIOD
in zijn onderzoek ook aangeeft is deze definitie nu moeilijk handhaafbaar. De
administratieve procedure van de IB-Groep waarbij GBA-adres en het door de
student opgegeven adres worden vergeleken komt te vervallen. Het GBA-adres van
de studerende wordt leidend voor de toewijzing van de uitwonendenbeurs; dit
conform de (wettelijke) uitgangspunten van de GBA als basisregistratie. Zoals
gezegd is voor dit uitgangspunt een wijziging van de wet- en regelgeving
noodzakelijk. Wel zal ik in nauwe samenwerking met de Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken bezien op welke wijze de IB-Groep aan de wettelijke
verplichting van de GBA als basisregistratie kan voldoen, waarbij de huidige
beperking van het wettelijk kader van de WSF 2000 wordt betrokken.
Een tweede aspect betreft de handhaafbaarheid van de definitie van uit- en
thuiswonenden. In de huidige situatie moet de IB-Groep kunnen aantonen dat een
studerende wel op het ouderlijk GBA-adres woont om een uitwonende beurs te
kunnen terugvorderen of te onthouden. Ik ben van plan deze formulering zo te
wijzigen dat het onderscheidende criterium niet een wel-woon situatie aanduidt,
maar een niet-woon situatie. Als uit controles blijkt dat een studerende niet woont
op het opgegeven GBA-adres, is dat voor mij voldoende bewijs om aan te nemen
dat deze studerende een thuiswonende studerende is.
Omkering bewijslast
Als vanzelfsprekend wil ik de studerende wel de kans geven aan te tonen dat het
resultaat van mijn controle niet overeenkomt met de werkelijkheid, maar op dat
moment is dat aan de studerende om te bewijzen en niet aan de IB-Groep. Ik zou
de bewijslast dus willen omkeren in de gevallen dat er:
- uit controles een specifiek vermoeden blijkt, en
- uit zogenaamde data-analyse blijkt dat het risico groot is dat er een
misbruiksituatie speelt.
Invoering bestuurlijke boete
8
De huidige mogelijkheden om afschrikwekkende middelen in te zetten om misbruik
te voorkomen zijn voor de IB-Groep beperkt en slechts reparatoir van aard: het
teveel ontvangene kan worden teruggevorderd, waarmee de situatie wordt hersteld
naar een rechtmatige. Daarbij komt dat het bedrag dat moet worden terugbetaald
(in veel gevallen) wordt opgeteld bij de zogenaamde "langlopende schuld"8. Het zou
daarom goed zijn om, naast reparatoire maatregelen, ook punitieve maatregelen te
kunnen treffen, zodat het ten onrechte een beroep doen op studiefinanciering niet
meer risicovrij is. Ik denk daarbij aan de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te
leggen.
Ik wil een betekenisvolle sanctie kunnen opleggen. Over de hoogte van een
bestuurlijke boete denk ik dan ook niet lichtzinnig. Het zou goed zijn om de hoogte
van de boete te kunnen relateren aan het bedrag dat een studerende teveel heeft
ontvangen als gevolg van aantoonbaar misbruik. In de sociale
zekerheidsregelgeving is een percentage van 25% gebruikelijk. In dat geval kan, bij
een geconstateerd misbruik met de uitwonendenbeurs van een jaar, naast de circa
2000 euro die een studerende teveel heeft ontvangen, ook een boete van 500 euro
worden opgelegd. De studerende zal in dat geval dus 2500 euro moeten
terugbetalen. Het is de bedoeling dat bedrag direct invorderbaar te maken en dus
niet op te tellen bij de langlopende schuld.
Ik laat mijn gedachten ook gaan over de mogelijkheid om ouders, tantes, ooms,
vrienden en kennissen te beboeten voor willens en wetens meewerken aan
studiefinancieringsmisbruik door een studerende bij zich te laten inschrijven terwijl
hij of zij er niet woont. In de sociale zekerheidsregelgeving is een dergelijke
sanctioneringsmogelijkheid al gebruikelijk.
Ik ben mij bewust van het spanningsveld dat ontstaat wanneer je enerzijds
studerenden financieel in staat wil stellen om een opleiding te volgen en anderzijds
studerenden die de regels niet zo nauw nemen wilt bestraffen. Het is geenszins de
bedoeling studerenden de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te
ontzeggen, dat zou immers in strijd zijn met de doelstelling van de WSF 2000. Maar
ik denk dat ik, door de sanctionering zorgvuldig af te stemmen op de ernst van de
overtreding, de doelstelling van de wet zo maximaal mogelijk ondersteun. De WSF
2000 zou medio 2011 aangepast moeten zijn.
Tot slot
Met bovengenoemd samenspel van preventieve en repressieve acties, denk ik
misbruik met de uitwonendenbeurs fors terug te dringen. Overigens ben ik met het
ministerie van Financiën in overleg over de budgettaire consequenties van mijn
actieplan, welke in de voorjaarsnota 2010 zullen worden verwerkt. Dit actieplan zal
consequenties hebben voor de personele omvang van de IB-Groep. De Tweede
Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.
Ik zal de Kamer over een halfjaar een voortgangsrapportage van mijn actieplan
toesturen.
8 Dit is de schuld die wordt opgebouwd door het aangaan van een lening bij de IB-Groep of
het omzetten van de prestatiebeurs in een lening wanneer niet aan de prestatie is voldaan.
Deze schuld hoeft pas minimaal twee jaar na het ophouden met studeren te worden voldaan
en kan onder zeer soepele, inkomensafhankelijke voorwaarden worden afbetaald.
8
9
8
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
10
9
9