ChristenUnie
Opvoeden is 90 procent voorleven
maandag 09 november 2009 21:16 Vorig week debatteerde de Kamer over de
begroting Jeugd en Gezin. Vlak nadat de evaluatie van de Jeugdzorg wat
uitgekomen, werd een begin gemaakt met de omslag die nodig is in de
jeugdzorg.
Naast het goede werk dat dagelijks met hart en ziel wordt gedaan door
alle hulpverleners, ondervinden zij en ouders en kinderen veel
problemen: de stijgende wachtlijsten en dus te lange wachttijden; de
bureaucratie voor de hulpverleners; de verschillende loketten waar
ouders en kinderen steeds weer hun verhaal moeten doen; de
moeilijkheid om financiën los te krijgen, soms van drie verschillende
instanties. Kortom: het beoogde doel van een passend aanbod op de
vraag naar jeugdzorg is nog verre van verwezenlijkt.
Daarnaast constateerden al eerdere onderzoeken dat ook de samenleving,
ouders en scholen steeds meer eisen stellen aan hun kinderen en
precies willen weten wat er aan de hand is als een kind een iets ander
gedrag vertoond dan gemiddeld. Vroeger waren kinderen druk, onrustig
of konden ze zich slecht concentreren. Nu wordt ouders al snel door de
leraar aanbevolen hun kind te laten testen op ADHD en worden er pillen
voorgeschreven. Of is de druk op jeugdzorg steeds groter om een kind
sneller uit huis te plaatsen, vanwege enkele weliswaar dramatische
gevallen zoals Savanna en het 'Maasmeisje' Gessica. Van de jeugdzorg
worden wonderen verwacht. Dit terwijl we tegelijkertijd in de
afgelopen decennia de preventieve kant hebben wegbezuinigd.
De algemene conclusie van links tot recht was dan ook dat er een ware
omslag moet komen in de jeugdzorg. Ook minister Rouvoet vond dit. De
oppositie wilde een parlementair onderzoek om te zien wat er allemaal
fout is gegaan. Dat zou na 28 rapporten over wat er allemaal mis is
met de jeugdzorg, het zoveelste onderzoek worden. Bovendien zou een
parlementair onderzoek het proces van vernieuwing een jaar vertragen.
De coalitiepartijen kwamen daarom met het voorstel om vooral ons te
richten op de bestaande onderzoeken en daarmee een analyse te maken
hoe het nu verder moet. Dat zou prima kunnen in een aparte werkgroep
van de Vaste Kamercommissie Jeugd en Gezin. Uiteindelijk sloot de
oppositie zich hierbij aan, gelukkig. Hierdoor kan de minister gewoon
verder met zijn vernieuwingsplannen; hij kan die in februari aan de
Kamer aanbieden terwijl de Kamer intussen z'n huiswerk kan doen ter
voorbereiding op het grote jeugdzorgdebat in maart of april.
De vraag nu is uiteraard, en daar zullen de partijen ongetwijfeld
uieenlopend over denken: welke richting moet het op? Ik heb daarvoor
een voorschot gegeven tijdens de begrotingsbehandeling: zet in op de
Centra voor Jeugd en Gezin als één centraal toegangsloket. Zet veel
meer in op preventie door opvoedingsondersteuning en vroegsignalering,
en wees terughoudend met ingrijpen en uit huis plaatsen. Versterk
liever de sociale omgeving en het gezin, richt de ondersteuning op het
versterken van gezinnen en hun netwerken. Verder zullen ouders, die
primair verantwoordelijk zijn voor de opvoeding, maar ook de overheid
duidelijke normen moeten aangeven en zelf het goede voorbeeld moeten
geven. Veel pedagogen zeggen immers niet voor niets dat opvoeden voor
90 procent voorleven is van de ouders. Als ouders willen dat hun
tieners niet drinken voor hun 18e jaar, of niet roken, geef dan het
goede voorbeeld. Als ouders willen dat hun kinderen niet teveel achter
de computer of de tv zitten, geef dan het goede voorbeeld. Als ouders
willen dat tieners niet verslaafd raken aan softdrugs, stel dan een
duidelijke norm: zeg nee en leg uit dat het schadelijk is voor de
gezondheid. Als ouders niet willen dat jongeren doelloos op straat
hangen, ga dan wat met ze doen. Kortom: we moeten niet alles
verwachten van de jeugdzorg, maar ook ouders aanspreken op hun gedrag
en hen het goede voorbeeld laten geven. Dat wordt dus nog een stevig
ideologisch debat in het voorjaar.
Joël Voordewind
fractieblog