NISB laat Nederland al 10 jaar bewegen
Toespraak, 5 november 2009
"Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen heeft in tien jaar
tijd het bewegen op de agenda geplaatst. Vóór 2000 was bewegen
nauwelijks een onderwerp in Nederland." Dat zei staatssecretaris
Bussemaker tijdens de tiende verjaardag van het NISB.
Hoogheid, dames en heren,
Stel nou eens dat tien jaar geleden het NISB niet was opgericht. Dat
de overheid niet had aangedrongen op samenwerking en dat de vijf
organisaties die het nieuwe instituut vorm hebben gegeven, zelfstandig
waren gebleven. Wellicht hadden we dan nu nog een Stichting Spel en
Sport gehad. Bestond BRES nog en was het Landelijk Steunpunt
Zelfverdediging misschien nog actief, evenals Hart in Beweging en Meer
Bewegen voor Ouderen. Of, want dat is natuurlijk ook mogelijk, waren
een of meer van deze organisaties inmiddels opgeheven.
Het is natuurlijk ondoenlijk te voorspellen wat er zou zijn gebeurd
als het NISB niet was opgericht. Daar kunnen we ons ook beter niet aan
wagen. Maar toch durf ik één stelling wel aan: Als het NISB niet was
opgericht, dan had ik vandaag niet de volgende cijfers kunnen
presenteren. Cijfers die volgens mij duidelijk maken dat het NISB meer
oplevert dan de som der delen. Dat het NISB een veel effectievere
organisatie is dan de vijf bloedgroepen ieder afzonderlijk.
Een jaar na de oprichting van het NISB, in 2000, voldeed iets meer dan
de helft van de Nederlandse volwassen bevolking aan de beweegnorm. U
weet dat je daar aan voldoet als je minimaal een half uur per dag
beweegt, vijf dagen in de week. Acht jaar later, in 2008 is dat
percentage fors gestegen. Van 52% naar maar liefst 68%. Dat blijkt uit
de nieuwste Monitor Bewegen en Gezondheid, een jaarlijks onderzoek
onder tienduizend Nederlanders, dat onder supervisie van TNO wordt
uitgevoerd.
Een vergelijkbare toename zien we als we naar het aantal ouderen
kijken dat aan de beweegnorm voldoet. In 2000 was dat bijna 47% van de
mensen tussen de 65 en 75 jaar, vorig jaar was dat 61%.
Ook het aantal kinderen dat voldoet aan de beweegnorm - en dat is voor
kinderen minimaal een uur per dag bewegen - lijkt zich de afgelopen
drie jaar gunstig te ontwikkelen. Hoe groot de stijging ten opzichte
van 2000 is, weten we niet want we hebben pas sinds 2006 goed
vergelijkbare cijfers. In die drie jaar is het percentage jongeren dat
beweegt toegenomen met een half procent en staat nu op ruim 47%.
Ik ben er van overtuigd dat het NISB, door het opzetten van
verschillende projecten, campagnes en programma's of door er aan mee
te werken, een behoorlijke bijdrage aan al deze stijgende cijfers
heeft geleverd. Maar, zoals u heeft kunnen vaststellen toen ik zojuist
de cijfers noemde, zijn we er nog niet. Zeker niet als we kijken naar
het aantal jongeren dat nog niet voldoet aan de beweegnorm. Om dat te
veranderen ben ik, samen met mijn collega's van OCW en het NISB, bezig
om schoolgaande kinderen meer aan het bewegen te krijgen. Bijvoorbeeld
door VMBO on the Move, een combinatie van sport en dans; de campagne
Dubbel 30, waarin we duidelijk maken dat bewegen gezond is; en Alle
leerlingen Actief, dat gericht is op gedragsverandering bij
leerlingen.
Ook onder andere groepen, zoals mensen ouder dan 75 jaar, allochtonen,
chronisch zieken en mensen met zittend werk, kan nog veel
bewegingswinst worden geboekt. Ik hoop en verwacht dat er de komende
tijd allerlei initiatieven worden ontplooid om ook deze groepen mensen
in beweging te krijgen. Initiatieven die ondersteund worden door het
NISB.
Hoogheid, dames en heren,
We kunnen rustig stellen dat het NISB in tien jaar tijd het bewegen op
de agenda heeft geplaatst. Voor 2000 was bewegen nauwelijks een
onderwerp. Je had sport, het terrein van NOC*NSF, of je had niets. De
gezondheids- en gezelligheidswaarde van bewegen was onderbelicht. Het
NISB heeft daar verandering in gebracht en naar mijn mening op een
uitstekende manier! Dat is voor een belangrijk deel te danken aan de
twee directeuren, die het NISB tot nu toe heeft gehad: André van
Schaveren en Clemence Ross - Van Dorp. Zij hebben met veel
enthousiasme en inzet het NISB gemaakt tot wat het nu is.
En Clémence was al enthousiast bij het NISB betrokken toen ze nog
staatssecretaris voor Sport was. Toen enkele jaren geleden het
startsein werd gegeven voor de actie Heel Nederland Danst stond
Clémence vol overgave en met flair in de Tweede Kamer het goede
voorbeeld te geven. Ze werd daarbij op uiterst professionele wijze
geflankeerd door Hans Weisglas en André van Schaveren. Het was één
swingend geheel!
Ik wil André en Clémence hartelijk bedanken voor hun inzet en
inspirerende rol. En met hen wil ik het hele NISB-team bedanken voor
hun inzet om bewegen in Nederland te promoten!
Ik hoop dat het NISB daar in de toekomst mee doorgaat. Het stimuleren
van bewegen is voor mij één van de kerntaken van het NISB.
Daarnaast moeten we niet vergeten dat het NISB op de eerste plaats is
opgericht als kenniscentrum; een centrum dat kennis over sport en
bewegen verzamelt en vervolgens verspreidt. Gemeenten,
sportorganisaties en bedrijven die vragen hebben over sport en bewegen
moeten onmiddellijk aan het NISB denken en bij hen aankloppen voor een
antwoord.
Gelukkig gebeurt dat al op grote schaal, maar het kan volgens mij nog
beter als het NISB zich meer dan tot nu toe het geval is, op
sportorganisaties gaat richten.
Als we kijken naar de projecten die de laatste jaren door het NISB
zijn gestart of waaraan is meegewerkt, kunnen we vaststellen dat
vooral gemeenten hebben geprofiteerd van de kennis en ervaring van het
NISB. Ik denk bijvoorbeeld aan 30 minuten bewegen, Heel Nederland
Danst, de Breedtesportimpuls, de Buurt Onderwijs Sportregeling, de
BeweegKuur en het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen.
Het NISB heeft gemeenten niet alleen ondersteund op het terrein van de
publieke gezondheid, maar ook op het terrein van de Wet
Maatschappelijk Ondersteuning. Deze wet is er op gericht dat alle
mensen moeten kunnen deelnemen aan de samenleving. En sport en bewegen
is een van de manieren om dat te realiseren.
Sport en bewegen is namelijk niet alleen goed voor de gezondheid van
mensen, maar het draagt ook bij aan participatie. Sportprojecten voor
hangjongeren leiden er vaak toe dat ze weer gaan meedoen aan de
samenleving. Hetzelfde geldt voor ouderen, mensen met een handicap en
mensen in een achterstandspositie.
Ook het project Lokaal Actief past hier binnen. Dit is buiten het NISB
ontwikkeld, maar het instituut speelt er wel een belangrijke rol in,
want het brengt de partijen bij elkaar.
Lokaal Actief stimuleert inwoners van een gemeente deel te nemen aan
sport- en bewegingsactiviteiten. Dat wordt het beste bereikt, zo is de
redenering, als gemeenten met lokale en regionale organisaties
samenwerken. Je kunt als gemeente wel een mooi project bedenken, maar
je moet ook zorgen dat het bekend raakt onder mensen en dat mensen ook
daadwerkelijk op het project af komen. Andere organisaties zijn
daarvoor onontbeerlijk. Inmiddels doen ruim 20 gemeenten mee aan het
Lokaal Actief netwerk.
De gemeenten hebben dus volop geprofiteerd van het NISB. Sportbonden
en -verenigingen zijn minder in beeld geweest. Daar moet, wat mij
betreft de komende jaren verandering in komen. Ook sportorganisaties
moeten profiteren van de kennis en ervaring die het NISB heeft
opgebouwd en komende tijd nog opbouwt.
Om een voorbeeld te noemen: sportverenigingen die meer allochtone
jongeren willen bereiken hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden.
Daarvoor kunnen ze terecht bij het NISB.
Hetzelfde geldt voor kostenbeheersing. Een actueel onderwerp. Het NISB
heeft veel gemeenten daarbij geholpen, maar ook sportorganisaties
kunnen de nodige hulp op dit terrein gebruiken. Gemeenten en
sportverenigingen zullen hier nog meer van profiteren, zodra de fusie
tussen het NISB en de Vereniging Sport en Gemeenten een feit is.
Ik zou graag over tien jaar op het 20-jarig jubileumcongres van het
NISB aanwezig willen zijn en dan horen dat het NISB een krachtig
kenniscentrum is op het gebied van sport en bewegen en dat zowel
gemeenten als sportorganisaties daar volop gebruik van maken.
En dat, mede dankzij de inspanningen van het NISB Nederland op koers
ligt van het Olympisch Plan 2028! Het NISB kan kennis verzamelen en
leveren die nodig is om de Olympische droom te verwezenlijken. En wat
die koers betreft: zo meteen start het NISB een nieuwe actie die heel
Nederland in beweging moet krijgen. Ik ben gevraagd daarvoor het
startschot te geven, maar helaas moet ik zo meteen alweer naar een
andere afspraak. Maar ik ben er van overtuigd dat ook dit nieuwe
project een succesvol project wordt. Zoals we van het NISB de laatste
10 jaar gewend zijn!
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport