de sluiting van de verloskundige afdeling van de Ommelander
Ziekenhuis Groep te Delftzijl
Antwoorden op kamervragen van Leijten, Langkamp en Van Gerven over de
sluiting van de verloskundige afdeling van de Ommelander Ziekenhuis Groep te
Delftzijl
Kamerstuk, 9 november 2009
CZ/K/U-2943744
9 november 2009
: kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden
Leijten, Langkamp en Van Gerven (allen SP) over de sluiting van de
verloskundige afdeling van de Ommelander Ziekenhuis Groep te
Delftzijl.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
2009Z13685
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Leijten, Langkamp en Van
Gerven over de sluiting van de verloskundige afdeling van de
Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG) te Delfzijl.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat de ziekenhuizen in Delfzijl en
Winschoten hebben besloten de klinische verloskunde en
kindergeneeskunde te concentreren in Winschoten?
Antwoord 1
Het voornemen van de OZG om de kindergeneeskunde en gynaecologie per 1
januari 2010 te concentreren in Winschoten is genomen op kwalitatieve
gronden. De IGZ bevestigt dit. Zij heeft in augustus een bezoek
gebracht aan de OZG en zich laten informeren over de plannen. Volgens
de IGZ is de huidige bezetting van gynaecologen te krap om langdurig
goede kwaliteit zorg te bieden en is concentratie noodzakelijk. Met
een grotere bezetting in Winschoten is dit wel mogelijk. Deze
bezetting maakt het ook mogelijk om invulling te geven aan
subspecialisatie, wat noodzakelijk geacht wordt voor het bieden van
kwalitatief goede zorg. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie (NVOG) en de Nederlandse Vereniging voor
Kindergeneeskunde (NVK) hebben ingestemd met dit besluit.
Vraag 2
Wat betekent dit voor de thuisbevallingen in de regio Delfzijl?
Antwoord 2
De concentratie zal in een aantal delen van de regio consequenties
hebben voor de mogelijkheid van thuis bevallen.
Dit zal betekenen dat verloskundigen van te voren een nog nauwkeuriger
inschatting moeten maken of thuis bevallen een verantwoorde optie is
of dat men besluit om over te gaan tot een poliklinische bevalling op
locatie Delfzijl of een klinische bevalling op locatie Lucas.
Omdat in Delfzijl poliklinisch bevallen mogelijk blijft zonder
klinische zorg, zal adequate beschikbaarheid en bereikbaarheid van een
gynaecoloog en kinderarts noodzakelijk zijn. De IGZ heeft aan de OZG
meegegeven hiervoor een oplossing te zoeken. Binnenkort zal zij nader
geïnformeerd worden over de voortgang van het besluit.
Vraag 3
Vindt u dat thuisbevallingen in de regio Delfzijl op een verantwoorde
manier mogelijk moeten blijven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De keuze voor een thuisbevalling is een individuele keuze waarbij in
overleg met de verloskundige ingeschat kan worden of dit een
verantwoorde optie is. De acute zorg is een publieke taak die de
overheid garandeert, echter indien het aanbod van acute zorg beperkt
is, gaat kwaliteit boven bereikbaarheid en is concentratie
gerechtvaardigd, zoals ik eerder in de notitie `Kiezen voor kwaliteit
en bereikbaarheid van zorg' al heb aangegeven. Wat niet wegneemt dat
de verloskunde regionaal zo goed mogelijk georganiseerd moet worden
zodat met kwalitatief goede zorg aan de wensen van de patiënt tegemoet
gekomen kan worden. Om dit te kunnen doen heeft de IGZ de OMG
geadviseerd in de voorbereidende werkgroep die door het OMG is opgezet
voor de vormgeving van de concentratie een (gemandateerde)
afvaardiging van de eerstelijns verloskundigen, huisartsen,
ambulancezorg, zorgverzekeraar en consumenten op te nemen.
Vraag 4
Op welke wijze kan de veiligheid voor thuisbevallingen in de regio
Delfzijl worden gegarandeerd? Wordt het 45 minuten criterium voor
acute situaties wel gehaald als klinische bevallingen niet meer
mogelijk zijn in Delfzijl?
Antwoord 4
Zoals ik in mijn antwoorden op vraag 2 en 3 aangeef heeft concentratie
omwille van kwaliteit gevolgen voor de 45 minutennorm. Tevens geef ik
in mijn antwoord op vraag 3 aan dat de IGZ betrokken is en een vinger
aan de pols houdt.
Vraag 5
Wat vindt u van het gegeven dat de hoofdoorzaak van de concentratie is
gelegen in het niet kunnen aantrekken van gynaecologen omdat ze er
doodeenvoudig niet zijn volgens de directie? Onderschrijft u deze
conclusie en zo ja, waarom?
Antwoord 5
Ik onderschrijf deze conclusie niet. Om in voldoende aanbod van
medisch specialisten te voorzien laat ik mij ten behoeve van de
opleidingscapaciteit adviseren door het Capaciteitsorgaan.
Het Capaciteitsorgaan heeft in 2008 een advies uitgebracht vanuit een
lange termijn perspectief (2019) voor de jaarlijkse instroom van
medisch specialisten, waaronder gynaecologen. Op basis van dat advies
heb ik een jaarlijkse instroom van 50 assistenten in opleiding tot
gynaecoloog vastgesteld uitgaande van een totaal van bijna 1000
geregistreerde gynaecologen (2007). Hiermee ben ik aan de bovenkant
van het advies gaan zitten. Het Capaciteitsorgaan wordt geacht een
zorgvuldig advies op te stellen. Wetenschappelijke verenigingen worden
daarbij betrokken en om hun inbreng gevraagd. Het Capaciteitsorgaan,
in het bijzonder het plenair orgaan waarin de medisch specialisten
worden vertegenwoordigd, maakt een afweging van de relevante feiten en
belangen die spelen. Daarmee mag worden verwacht dat een afgewogen
advies tot stand komt. Het Capaciteitsorgaan heeft mij desgevraagd in
het voorjaar meegedeeld dat het op lokaal niveau, in `verre' perifere
gebieden en in het bijzonder in de wat kleinere ziekenhuizen zonder
opleiding, lastiger kan zijn om vacatures te vervullen. Landelijk
gezien is het aanbod afdoende. Het is de bedoeling van het
Capaciteitsorgaan in de tweede helft van 2010 een nieuw advies uit te
brengen voor de jaarlijkse instroom van medisch specialisten.
Vraag 6
Is het niet absurd dat deze ziekenhuizen een beroep moeten doen op
Duitse collega's omdat er kennelijk te weinig eigen gynaecologen
worden opgeleid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 aangeef is het aanbod volgens het
Capaciteitsorgaan landelijk gezien afdoende.
De instroom van artsen uit het buitenland hangt samen met het bestaan
van vrij verkeer van diensten binnen Europa. Dat is niet per se het
gevolg van tekorten aan beroepsbeoefenaren, maar kan ook het gevolg
zijn van de tarieven of een beter ondernemersklimaat.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de toekomst op lange termijn voor het ziekenhuis in
Delfzijl? Bent u nog steeds van mening dat dit een volwaardig
ziekenhuis behoort te zijn? Valt wat u betreft daar ook klinische
gynaecologie en klinische kindergeneeskunde onder? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
De ontwikkelingen in de afgelopen periode laten zien dat juist in de
plattelandsgebieden kleine ziekenhuizen moeite hebben met het blijvend
aanbieden van het brede palet aan medisch specialistische zorg van
voldoende kwaliteitsniveau. Het tekort aan geïnteresseerde
specialisten, alsmede de karakteristiek van het plattelandsgebied zijn
hiervan vaak de onderliggende oorzaken.
In een dergelijke situatie is samenwerking met andere ziekenhuizen
c.q. concentratie in de regio noodzakelijk om continuïteit van het
zorgaanbod te garanderen. Beide ziekenhuizen hadden voor de fusie al
taakverdelingen en samenwerking met het UMCG. Door de fusie is er nog
steeds een door de IGZ goedgekeurde IC op beide locaties en beschikt
de OZG over een certificaat voor vaatchirurgie. De OZG heeft
aangegeven dat dit voorbeelden zijn van zaken die zonder de fusie niet
gerealiseerd hadden kunnen worden.
Vraag 8
Is het niet wenselijk, zeker ook voor de continuïteit voor de langere
termijn voor de klinische gynaecologie en verloskunde in de
ziekenhuizen in Delfzijl en Winschoten dat er wordt samengewerkt met
de ziekenhuizen in Groningen (UMCG en Martini)? Zijn daartoe al
stappen ondernomen? Zo nee, bent u bereid dit te stimuleren in het
belang van een goede bereikbaarheid van de klinische gynaecologie in
Oost-Groningen?
Antwoord 8
De klinische verloskunde van de OZG zal op 1 januari 2010 op locatie
Lucas te Winschoten geconcentreerd worden. Daarnaast zal het volledige
poliklinische dagbehandelingspakket gynaecologie en kindergeneeskunde
volgens alle recente kwaliteitsnormen op zowel locatie Delfzicht als
op locatie Lucas aanwezig zijn.
De verwachting van de OZG is dat de vijf gynaecologen op beide
locaties deze activiteiten kunnen waarborgen. Daarom is er geen
dwingende reden om hiervoor een samenwerking aan te gaan met het UMCG
of het Martini Ziekenhuis.
De OZG is op dit moment echter wel volop in bespreking met het UMCG om
te bekijken hoe zij elkaar door middel van een samenwerkingsverband
kunnen helpen. Dit betreft onder andere opleiding, samenwerking op het
gebied van het B-segment en complexe zorg.
Vraag 9
Hoeveel vacatures zijn er thans in Nederland voor gynaecologen en
vindt u dit aantal aanvaardbaar?
Antwoord 9
Volgens de arbeidsmarktmonitor van Medisch Contact zijn er voor het
specialisme obstetrie/gynaecologie in het tweede kwartaal van 2009 2,3
vacatures per 100 artsen. Zoals ik aangaf ga ik uit van het advies van
het Capaciteitsorgaan. Men houdt in de adviezen rekening met het
aantal vacatures per specialisme.
Vraag 10
Kunt u toelichten in welke ziekenhuizen in Nederland nog meer
problemen dreigen met het aantrekken van gynaecologen?
Antwoord 10
In de regio Zeeland hebben de ziekenhuizen problemen met het
aantrekken van voldoende gynaecologen. Om een verantwoord
kwaliteitsniveau te kunnen blijven behouden in de regio is per 1
januari 2009 de verloskundige zorg geconcentreerd in Goes.
Vraag 11
Wat vindt u van het gegeven dat 1 op 7 nieuw geregistreerde
gynaecologen in de periode 2000-2006 van buitenlandse afkomst is? Is
dit niet een aanwijzing dat er in Nederland te weinig gynaecologen
worden opgeleid?
Vraag 12
Vormt het tekort aan gynaecologen niet een regelrechte bedreiging voor
het voortbestaan van kleinere ziekenhuizen, omdat door de tekorten de
dienstenbelasting voor gynaecologen aldaar te hoog wordt?
Vraag 13
Is het waar dat het aantal opleidingsplaatsen thans 48 tot 50
bedraagt? Is het niet verstandiger uit te gaan van de reële groei van
de gynaecologische hulpvraag met 2% gebaseerd op de werkelijke groei
van de afgelopen jaren in plaats van de 1% groeiraming van het
Capaciteitsorgaan, hetgeen betekent dat de opleidingscapaciteit met
circa 20 plaatsen per jaar zou moeten worden uitgebreid? Bent u
hiertoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Antwoorden op de vragen 11,12 en 13
Zie de antwoorden op de vragen 5 en 6
Vraag 14
Wat vindt u van het feit dat 1 op de 6 geregistreerde kinderartsen van
buitenlandse afkomst is in de periode 2000-2006? Is het uit dien
hoofde niet onverstandig het aantal opleidingsplaatsen voor
kinderartsen te verlagen naar 38-39 per jaar wat beduidend lager is
dan de afgelopen jaren?
Betekent dit niet weer een open sollicitatie naar problemen in de
toekomst voor de kleinere ziekenhuizen om kinderartsen te werven zoals
voor enkele jaren geleden het geval was? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Naar aanleiding van het bovengenoemde advies van het Capaciteitsorgaan
is de jaarlijkse instroom van assistenten in opleiding tot specialist
kindergeneeskunde vastgesteld op 39 assistenten in opleiding. Juist
omdat dit advies vanuit een langjarig perspectief (2019) is opgesteld
met ruimte voor gefundeerde tussentijdse aanpassingen verwacht ik
niet, dat zich - zoals in het verleden- problemen zullen voordoen. Zie
tevens mijn antwoord op vraag 5.
Met betrekking tot het aantal geregistreerde specialisten
kindergeneeskunde uit het buitenland verwijs ik naar mijn antwoord op
vraag 6.
Vraag 15
Bent u bereid de numerus fixus voor artsen op te heffen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 15
Naar aanleiding van gestelde vragen bij het AO
arbeidsmarktbeleid/innovatiebeleid in de zorg van 4 februari 2009 ben
ik in mijn brief van 19 maart 2009, MEVA/ABA/2914457, aan de Kamer
(Tweede Kamer, 2008-2009, 29282, nr.82) ingegaan op nog een aantal
openstaande vragen. Als bijlage bij die brief heb ik, mede namens mijn
ambtgenoot van OCW, een verzoek aan de Raad voor de Volksgezondheid &
Zorg van dezelfde datum gevoegd om te adviseren over het verruimen dan
wel loslaten van de numerus fixus. De Raad voor de Volksgezondheid &
Zorg is voornemens daarover begin december 2009 zijn advies uit te
brengen. Daarna zal ik opnieuw een standpunt bepalen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport