zorgstandaarden
Integrale bekostiging en de stand van zaken met betrekking tot de
zorgstandaarden
Kamerstuk, 10 november 2009
Postbus 20017
CZ/EKZ/2963668
11 november 2009
Integrale bekostiging en de stand van zaken met betrekking tot
de zorgstandaarden
Geachte voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg over de Eerstelijnszorg op 30 september
2009 heeft u mij gevraagd in hoeverre de reeds bestaande
zorgstandaarden daadwerkelijk waren afgerond, in hoeverre de
verschillende relevante professionele organisaties daadwerkelijk waren
betrokken, en wat de stand van zaken was rondom de nog niet afgeronden
zorgstandaarden. In mijn brief van 6 oktober 2009 heb ik u nader
geïnformeerd hierover. Daarbij heb ik de volgende zinsnede gehanteerd:
`Met betrekking tot het eerste punt [de stand van zaken met betrekking
tot de zorgstandaarden] heb ik u aangegeven dat de Zorgstandaard
Diabeteszorg en de Zorgstandaard Vasculair risicomanagement (VRM)
afgerond zijn en zijn geautoriseerd, waarbij een breed scala aan
professionele partijen zijn betrokken (inclusief de betrokken
wetenschappelijke verenigingen van huisartsen en medisch
specialisten).'
In de brief van 27 oktober 2009 aan de TK wijst de Nederlandse
Vereniging voor Cardiologie u erop dat de zorgstandaard Vasculair
Risicomanagement niet is geautoriseerd door de cardiologische
beroepsgroep.
Omdat ik er aan hecht elke verwarring hierover te voorkomen wil ik
graag precies aangeven wat er is gebeurd, en hoe dit misverstand heeft
kunnen ontstaan. Tevens zal ik nog kort aangeven hoe ik voornemens ben
uitvoering te geven aan de Motie Timmer omtrent het realiseren van
draagvlak voor de zorgstandaarden.
De zorgstandaard Vasculair Risicomanagement is ontwikkeld door een
representatief en breed veld van deelnemende patiënten- en beroeps
organisaties: het Platform Vitale Vaten. In totaal zijn 28
organisaties betrokken bij het platform, waaronder het Nederlands
Huisartsen Genootschap en de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie
(NVVC). Namens al deze organisaties heeft het Platform de
zorgstandaard tijdens het congres `Vitaal Veranderen' op 13 februari
2009 aan de Directeur-Generaal Curatieve Zorg, mevrouw Monissen,
overhandigd.
Ten tijde van de ontwikkeling en de afronding van de zorgstandaard was
de intentie van de betrokken partijen om gezamenlijk het belang van
goed vasculair risicomanagement uit te dragen. Het begrip
`zorgstandaard' was nog relatief nieuw, en de formele betekenis van
het bestaan van de zorgstandaard nog niet uitgekristalliseerd. Het is
in dit licht dat - naar mij nu is gebleken - de NVVC eind oktober 2008
aan het Platform liet weten dat zij de zorgstandaard `niet
autoriseert, maar onderschrijft als een mogelijke leidraad naar
implementatie van bestaande richtlijnen'.
Het platform heeft deze mededeling op dat moment ter kennisgeving
aangenomen. De zorgstandaard is immers gebaseerd op bestaande
richtlijnen, en heeft `implementatie' als doel. Het formeel niet
autoriseren vormt dan ook geen belemmering voor de voortgang. Er wordt
dan ook geen reden gezien - gegeven de toenmalige context begrijpelijk
- om het Ministerie hiervan in kennis te stellen.
Begin Oktober j.l., naar aanleiding van het Kamerdebat van 30
September j.l., doen mijn medewerkers nog een dubbelcheck naar de
verschillende zorgstandaarden. De gegeven interpretatie in de Tweede
Kamer (`zorgstandaarden Diabetes en VRM zijn echt afgerond en worden
ondersteund; COPD is Oktober/November afgerond en gaat dan nog een
autorisatieronde in') wordt bevestigd. In mijn brief aan u d.d. 6
Oktober wordt dit verwoord: de autorisatierondes bij de Diabetes en
VRM zorgstandaarden zijn inderdaad afgerond; die van COPD nog niet.
In een vervolggesprek tussen het Ministerie met het platform Vitale
Vaten, 14 oktober j.l., komt op tafel dat indertijd de NVVC wel de
zorgstandaard heeft ondersteund, maar niet geautoriseerd. Hierbij
wordt geconstateerd dat de feitelijke importantie hiervan gering is:
er is inmiddels overleg geweest tussen NVVC en het platform Vitale
Vaten met betrekking tot deze kwestie, en er is geen verschil van
mening over de inhoud en het belang van de zorgstandaard tussen de
NVVC en het Platform Vitale Vaten. De NVVC heeft wel vragen bij de
koppeling tussen de zorgstandaard en de integrale bekostiging, maar
die richten zich met name op de komende zorgstandaard voor hartfalen.
Hartfalenzorg zonder nauwe betrokkenheid van de cardioloog, is de
strekking van het bezwaar, biedt geen afdoende garanties voor optimale
kwaliteit van zorg.
Naar aanleiding van deze gebeurtenissen, en naar aanleiding van de
komst van de zorgstandaard hartfalen, heb ik inmiddels contact gezocht
met de NVVC met de intentie de zorgen te bespreken en daar waar
mogelijk weg te nemen. Het moge duidelijk zijn dat het nooit mijn
bedoeling is en zal zijn te tornen aan de kwaliteit van de geleverde
zorg - in tegendeel. Het gaat bij de integrale bekostiging ook niet om
het simpel verschuiven van de zorg van `de specialist' naar `de
huisarts', maar om het wegnemen van de belemmeringen om veel
intensiever en structureler samenwerkingsverbanden op te zetten rondom
de zorg die deze kwetsbare patientengroepen behoeven. Het leveren van
integrale hartfalenzorg zonder cardiologische betrokkenheid is ook
conform de vigerende richtlijnen van cardiologen en huisartsen geen
verantwoorde zorg.
Ik betreur het dat de formulering gekozen in mijn brief van 6 oktober
j.l. voor verwarring heeft gezorgd, en zal dat ook richting de NVVC
uitspreken.
Ik deel de opvatting van de Kamer waarin zij het belang aangeeft van
helder omschreven zorgstandaarden als basis voor integrale
bekostiging. In de motie Timmer komt het belang tot uitdrukking dat de
zorgstandaarden door alle betrokken beroepsgroepen moet worden
gedragen. Belangrijk uitgangspunt is dat zorgstandaarden de inhoud van
goede zorg voor patiënten met een chronische aandoening tot
uitdrukking brengt. Patiëntenorganisaties en aanbieders ontwikkelen de
zorgstandaard en verheffen deze tot norm voor goede zorg. Daarvoor is
een breed draagvlak en acceptatie een absolute voorwaarde.
De motie Timmer wijst er tegelijkertijd ook op dat het - in het belang
van de patiënt en de samenleving - niet zo kan zijn dat één of
meerdere belanghebbende partijen om andere dan inhoudelijke redenen
niet meewerken aan de ontwikkeling van de zorgstandaard. Er kan geen
sprake zijn van een veto recht op andere dan strikt zorginhoudelijke
redenen.
Om die reden is het ook essentieel een duidelijk onderscheid aan te
brengen tussen de (strikt inhoudelijke) ontwikkeling van de
zorgstandaard en de daaropvolgende beslissing om eventueel het
instrument van de integrale bekostiging hieraan te koppelen.
Zorgstandaarden zijn en blijven een initiatief van het veld; een
zorgstandaard kan een belangrijke rol vervullen zonder dat er van
integrale bekostiging sprake hoeft te zijn.
De beslissing of en hoe vervolgens integrale bekostiging zou moeten
worden gekoppeld wordt aan een zorgstandaard is afhankelijk van de
kwaliteits- en doelmatigheidswinst die bereikt zou kunnen worden door
het opheffen van bestaande schotten. Alleen daar waar die significant
is zal ik voorstellen deze koppeling te maken. Het geld volgt dus de
inhoud; het vaststellen van die inhoud zou dus ook los van financiële
belangen en overwegingen moeten plaatsvinden.
Om verder duidelijkheid in deze te scheppen zal ik het het
Coördinatieplatform Zorgstandaarden, dat op mijn verzoek bij ZonMw is
ingesteld, de opdracht geven mij uiterlijk 1 februari 2010 te
adviseren hoe een adequate ontwikkeling en vaststelling van
zorgstandaarden geborgd kan worden. Het Platform bestaat uit
deskundigen uit de wereld van patiënten, aanbieders en verzekeraars en
heeft voldoende gezag en kennis om met een gedegen voorstel te komen.
Het Platform zal bij zijn werkzaamheden in consultatieve zin de
Regieraad betrekken.
Naast de NVVC ben ik ook in overleg met de overige professionele
organisaties over de positie van de zorgstandaarden en over de
ontwikkeling van het toetsingskader voor het al dan niet realiseren
van integrale bekostiging voor een chronische aandoening.
Ondertussen staan - gelukkig - de inhoudelijke ontwikkelingen niet
stil. De startconferentie voor de zorgstandaard Depressie heeft
onlangs plaatsgehad, de zorgstandaard Dementie gaat worden ontwikkeld,
en eind november zal het raamwerk van de zorgstandaard Overgewicht en
Obesitas worden gepresenteerd. Een voorstel voor de zorgstandaard COPD
is inmiddels gereed, zoals verwacht en aan u gemeld in mijn brief van
6 oktober jl. Dit voorstel is gemaakt door een breed samengestelde
werkgroep van de Long Alliantie Nederland (LAN), en zal ter
accordering worden voorgelegd aan de lidorganisaties van de LAN. Ik
heb goede hoop dat dit proces voor 1 juli zal worden afgerond.
Ik zal u in het eerste kwartaal van 2010 opnieuw informeren over de
voortgang op deze dossiers.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben,
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport