ChristenUnie


Bijdrage Ed Anker 'Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap'

Bijdrage Ed Anker 'Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap'

dinsdag 10 november 2009 20:00

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Het onderwijs is een geliefd beleidsveld voor de ChristenUnie, maar vooral voor de ouders, de kinderen en de leraren die dagelijks met het onderwijs van doen hebben. De ChristenUnie kiest eigenlijk altijd voor het perspectief van ouders en scholen. De ouders zijn de eersten die verantwoordelijkheid dragen voor het onderwijs dat hun kinderen genieten.

De fractie van de ChristenUnie hecht sterk aan ons duale bestel. In dit bestel kan iedereen van overheidswege onderwijs ontvangen dat levensbeschouwelijk neutraal en algemeen toegankelijk is. Het biedt ouders ook de mogelijkheid om eigen scholen op te richten die bij hun levensbeschouwing of religie passen, waarbij de kwaliteit gewaarborgd is. Die variëteit in het Nederlandse duale stelsel is ongekend en die moeten we koesteren. Ik benadruk dit omdat de onderwijsvrijheid in de afgelopen tijd te pas en te onpas als kop van jut wordt gebruikt, bijvoorbeeld in de discussie over segregatie en integratie. Het kwam vanavond weer langs. Laten wij alsjeblieft de echte problemen oplossen. Cijfers geven aan dat de tweedeling in zwarte en witte scholen vooral is terug te voeren op de bevolkingssamenstelling in wijken en de schoolkeuze van ouders.

De heroverwegingen zijn spannend. Er gaan misschien wel dingen verdwijnen of veranderen. Wij kunnen ze echter ook als een kans zien om het onderwijs weer terug te brengen bij de basis. Mijn fractie is meestal terughoudend met te veel inhoudelijke bemoeienis met het onderwijs. Wij zijn daarom niet al te enthousiast over allerlei door de politiek ingegeven noodverbandjes zoals de historische canon. Dat is op zichzelf een goed en leuk project, maar wij willen niet vanuit Den Haag de lessen invullen. Scholen zijn prima in staat om het onderwijs zelf in te vullen. De vraag wordt: wat moeten wij in ieder geval doen en hoe moeten wij dat doen? Hoe houden wij het onderwijs allereerst toegankelijk en hoe houden wij het op een kwalitatief hoog niveau?

Ik heb het lijstje met subsidies in het schriftelijke antwoord op de vraag van de heer Van Dijk van het CDA gezien. Ik vermoed dat er achter elk project een wereld van goede bedoelingen schuilgaat, maar ik vraag me af wat er precies van die bedoelingen terechtkomt. Wat betekenen al die projecten voor de administratieve lastendruk? Hoeveel van die regelingen vertalen zich in weer een envelop met weer een formulier dat een directeur moet gaan invullen?

Ik kom bij het hoger onderwijs. De uitval van studenten in hun eerste studiejaar is een bekend gegeven. Dat kan allerlei redenen hebben: een verkeerde studiekeuze, een gebrek aan motivatie of persoonlijke omstandigheden. Bij uitval in het eerste jaar is het zaak de boel zo snel mogelijk weer op de rit te krijgen en voor een nieuwe studie de goede keuze te maken. Er zijn verschillende instellingen die daartoe een tussenjaar of een heroriëntatietraject aanbieden, die een positieve invloed lijken te hebben op het verdere verloop van de studiecarrière. PerspectieF, de jongerenorganisatie van de ChristenUnie, heeft hier een verkennend onderzoek naar gedaan. Is de minister bereid om verder onderzoek te doen naar de kosten en het effect van een tussenjaar of een heroriëntatietraject?

Dan het hoger onderwijs en de provincie Flevoland. Bij het debat over de Voorjaarsnota in juni heeft mijn fractie het kabinet opgeroepen om met betrokken partijen afspraken te maken over de noodzakelijke rijksbijdrage voor het behoud van het hoger onderwijs in de provincie Flevoland. Afgelopen vrijdag kwam naar buiten dat het kabinet het voornemen van de hogeschool Windesheim om zich in Almere te vestigen steunt en daaraan 37 mln. wil bijdragen. Ik ben blij dat is geluisterd naar de oproep van mijn fractie en dat het kabinet zich sterk heeft gemaakt voor het behoud van hoger onderwijs in Almere.

Mijn volgende punt heeft betrekking op het schrappen van de ov-kaart van de mbo'ers. Hier wordt mijn fractie helemaal niet blij van. Vorig jaar is bij de algemene politieke beschouwingen structureel 30 mln. vrijgespeeld om de kosten van het openbaar vervoer voor minderjarige mbo'ers verder te laten dalen. De staatssecretaris is hiermee voortvarend aan de slag gegaan. Zij kwam met verschillende varianten om het geld bij de mbo-leerlingen terecht te laten komen. Mijn fractie was vooral gecharmeerd van de eenvoud van de restitutievariant die je bijvoorbeeld in Friesland ziet. De staatssecretaris koos echter met velen uit het veld voor een ov-kaart met bijbetaling. Alleen als het tijdpad voor de ov-kaart niet haalbaar bleek, zou de restitutievariant een serieuze optie worden, zo schreef de staatssecretaris in december.

Behalve een briefje in maart met de aankondiging van nieuws in de pijplijn, hebben wij echter lange tijd niets gehoord. Tot wij in de voorjaarsnota lazen dat het bedrag van 30 mln. anders zou worden besteed. De redenen waren uitvoeringsproblemen en herprioritering. Eigenlijk zegt de staatssecretaris: het is me te lastig en ik kan het geld ergens anders ook heel goed gebruiken. De staatssecretaris moet toch echt met meer argumenten komen. Ik begrijp dat het zware tijden zijn, maar het is mij echt te gortig om dan maar een Kamermotie aan de kant te schuiven. Dit onderwerp mag niet van de agenda verdwijnen.

Wat mij betreft is nu de belangrijkste vraag wat er naast budget nodig is om in de toekomst minderjarige mbo'ers wel een voorziening te kunnen bieden. Is er voldoende bekend over het reisgedrag van mbo'ers bijvoorbeeld? Wat is er in de systematiek mogelijk om problemen bij de provincies weg te nemen? Er liggen kansen bij de verdere invoering van de ov-chipkaart. Wat mijn fractie betreft ligt dit project bij de volgende begroting gewoon weer op tafel. Ik vraag de staatssecretaris om deze wens van de Kamer ook in te brengen in de heroverwegingen. Laten wij daarnaast dit jaar gebruiken om het nodige studiewerk te doen en laten wij daarbij de restitutievariant nu ook echt een goede kans geven.

Er schijnt ook een meevaller van 65 mln. in het verschiet te liggen. Wellicht dat die enige dekking kan leveren. Ik krijg hier graag een reactie op.

De heer Jasper van Dijk (SP): De ov-kaart voor mbo'ers is heel belangrijk, dat vindt de heer Anker ook. Nu wilde hij van mij zojuist een amendement hebben. Ik heb gezegd dat ik dat graag samen met hem wil maken. Hij trekt nu ook een grote broek aan. Hij vindt dit vreselijk belangrijk. Ik neem aan dat wij vandaag zaken kunnen doen en niet volgend jaar, zoals hij net zei. Dat zou een beetje teleurstellend zijn voor de studenten.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik zou natuurlijk het liefst zien dat het gisteren zou zijn geregeld, dat ben ik met de heer Van Dijk eens. Ik kwam echter in eerste instantie met die interruptie, omdat het mij een beetje stoort dat hij telkens wil meeliften op de momenten dat de fractie van de ChristenUnie haar nek uitsteekt en probeert iets voor elkaar te krijgen. Ik ga nu het debat aan met de staatssecretaris over de vraag wat mij moeten doen om dit een kans van slagen te bieden. Ik meen dat alle fracties dit willen; volgens mij heeft alleen de fractie van de PVV nooit een motie gesteund over een ov-kaart voor mbo'ers. Volgens mij willen wij dit met z'n allen, er is veel politieke wil, maar het moet wel kunnen. Ik heb er ook met andere mensen over gesproken, ook mensen in Friesland die hier veel verstand van hebben, maar het is best nog wel een klusje om dit op een goede manier te regelen. Wij kunnen het nu doen. Als het allemaal zou kunnen, zou dat fantastisch zijn, maar ik zie problemen met het budget en de uitvoering. De heer Van Dijk roept dat het een schande is en dat het allemaal vreselijk is, maar hij levert vervolgens geen boter bij de vis. Daar sprak ik hem op aan. Dan moet je een grote broek aantrekken en met een amendement komen. Ik heb geconstateerd dat dit er niet ligt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dit is echt een beetje te gek. De heer Anker kaatst nu de bal naar mij, terwijl hij het zo belangrijk vindt. Ik stel voor, ik reik hem de hand, om samen met de ChristenUnie een ov-kaart te regelen en hij mag van mij overal in het land zeggen dat het door de ChristenUnie komt. Ik heb daar een fatsoenlijke dekking voor. Ik maak dat amendement, maar de heer Anker duikt gewoon. Hij zegt opeens: het is lastig, het is misschien moeilijk uitvoerbaar en het moet maar naar volgend jaar worden doorgeschoven. Gaan wij nu vandaag zaken doen of niet?

De heer Anker (ChristenUnie): Ik doe zaken met mensen die iets kunnen leveren. Op dit moment verwacht ik veel meer van het kabinet dan dat ik van de heer Van Dijk verwacht. Over het algemeen heb ik daar bar weinig van te verwachten, meen ik. Hij geeft een gratis cheque af en zegt: och, ik vind wel ergens 110 mln. Dat moet hij ook maar zeggen waar dat vandaan moet komen. Ik ben in gesprek met het kabinet. Dat heeft aangegeven dat het op dit moment niet zal lukken. Ik wil echter dat dit volgend jaar gewoon weer op de agenda staat. Laten wij het komende jaar goed gebruiken.

Ik kom nu bij het passend onderwijs. De ChristenUnie heeft zich altijd ingezet voor passend onderwijs, opdat iedere leerling volwaardig kan meedoen. Inmiddels is de kabinetslijn duidelijk geworden: het rugzakje verdwijnt en schoolbesturen krijgen een zorgplicht en zorgverantwoordelijkheid. In de kern zal dit moeten leiden tot passend onderwijs zonder langdurige en ingewikkelde indicatiestelling en zonder wachtende, thuiszittende leerlingen. Het is goed dat het kabinet naar de bezwaren van ECPO heeft geluisterd. Vooruitlopend op de discussie die in de Kamer zal worden gevoerd, wil ik nog wel enkele opmerkingen maken.

De jongeren waar wij over spreken, hebben vaak niet alleen passend onderwijs nodig. Nu de rugzakjes verdwijnen, mag het niet gebeuren dat de kosten en zorgen elders in de zorg rondom het kind terechtkomen. Nu bestaat er nog vaak veel onduidelijkheid tussen bestuurders en scholen èn ouders en leraren over de wensen voor en verwachtingen van passend onderwijs. De ChristenUnie vindt het daarom van belang dat het zorgprofiel van scholen zal aansluiten op de wensen van leraren en ouders.

In hetzelfde kader vraag ik, nu er bij passend onderwijs meer specifiek naar de scholen wordt gekeken, of het mogelijk is om hoogbegaafdheid mee te laten lopen. Mijn fractiegenoot Slob vroeg eerder aandacht voor hoogbegaafde leerlingen. Zij hebben er moeite mee, zich sociaal-emotioneel staande te houden in het onderwijs en voelen zich vaak een buitenbeentje. Er zijn veel overeenkomsten met passend onderwijs. Hoewel het om heel verschillende kinderen gaat, is er ook in dit geval sprake van een specifiek aanbod voor kinderen. Er is nu een actieprogramma gestart, waarbij ook via experimenten wordt onderzocht welke instrumenten effectief zijn. Die aanpak komt ons ook erg bekend voor. Zo zijn er voor hoogbegaafde kinderen soms heel veel verschillende arrangementen, zodat heel veel ouders, maar ook scholen, niet goed weten waar zij aan toe zijn. Is de staatssecretaris bereid, te overwegen of hoogbegaafdheid een plek kan krijgen in het stelsel van passend dan wel speciaal onderwijs?

Ed Anker