Partij van de Arbeid

Den Haag, 10 november 2009

Vragen van het lid Spekman (PvdA) aan de staatssecretaris van Justitie

naar aanleiding van de antwoorden van de staatssecretaris van Justitie op de eerder gestelde schriftelijke vragen over het beëindigen van de vrijheidsbenemende maatregel van een gezin uit Azerbeidzjan{1}


1. Hoe lang verblijven vreemdelingen gemiddeld in een VBL?


2. Welke voorzieningen hebben vreemdelingen die in een VBL zijn geplaatst? Klopt het dat vreemdelingen er altijd een eigen woonruimte hebben, basisvoorzieningen ter beschikking hebben, en te eten en te drinken hebben?


3. Hoeveel vreemdelingen (bij benadering) hebben de afgelopen jaren direct na verblijf in de VBL daadwerkelijk Nederland verlaten? Bij hoeveel vreemdelingen is het vertrek niet gelukt?


4. Als het deze laatste groep vreemdelingen niet is gelukt te vertrekken, en zij aangezegd worden het land te verlaten, betekent dit dan feitelijk dat zij op straat worden gezet?


5. Gebeurt dit ook bij gezinnen met kinderen?


6. Gebeurt dit ook bij vreemdelingen die wel alles in het werk hebben gesteld om vertrek te realiseren, maar waarbij dat niet is gelukt?


7. Maakt het, indien het vertrekken niet is gelukt, voor de beslissing of de vrijheidsbenemende maatregel/opvang wordt beëindigd, uit of, en in welke mate, de vreemdeling heeft meegewerkt aan het vertrek?


8. Wordt aan vreemdelingen die alles hebben gedaan wat in hun vermogen ligt om vertrek te realiseren, ambtshalve een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'buiten schuld' verleend? Waarom wel/niet?


9. In hoeverre heeft het betreffende gezin (de concrete casus naar aanleiding waarvan deze Kamervragen zijn gesteld) meegewerkt aan het vertrek?


10. Is in het bestuursakkoord tussen u en de VNG uit 2007 niet tevens afgesproken dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat ook vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben, met name gezinnen met kinderen, niet op straat worden gezet? Wat is uw interpretatie van het bestuursakkoord?


11. Bent u het met de PvdA eens dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat vreemdelingen, zeer in het bijzonder gezinnen met kinderen, op straat belanden, terwijl zij wel hebben meegewerkt om Nederland te verlaten, maar dit niet is gelukt?


12. Wat doet u al om dit te voorkomen, en wat gaat u nog meer doen om dit te voorkomen?


13. In hoeverre bent u bereid eerder een buiten schuldvergunning te verlenen indien vertrek niet lukt? In hoeverre bent u daartoe bereid als er kinderen in het spel zijn?


14. Welke inspanningen moet de DT&V hebben verricht om vreemdelingen in aanmerking te laten komen voor een buiten schuldvergunning?


15. Kan in dit kader in het beleid een maximum tijdsduur aan inspanningen om het vertrek te realiseren worden opgenomen, om te voorkomen dat gezinnen met kinderen te lang tussen wal en schip vallen, en gezinnen met kinderen op straat terecht komen?


16. Kunt u concreter dan in de eerdere antwoorden op mijn eerdere Kamervragen in deze zaak, aangeven op welk moment precies de vrijheidsbenemende maatregel in de VBL wordt beëindigd? Wat is het criterium in inspanningen, tijd etc.? Spelen daarbij ook capaciteitsoverwegingen een rol?


17. Verwijst de DT&V vreemdelingen vanuit de VBL naar de noodopvang in gemeenten? Zijn de DT&V/IND/COA op een andere wijze behulpzaam in het vervolgtraject van de vreemdeling, met name om te waarborgen er geen gezinnen met kinderen op straat belanden?


18. In hoeverre spelen de belangen van kinderen een speciale rol in het wel of niet op straat zetten van vreemdelingen (met kinderen)?


19. Welke maatregelen bevat het huidige terugkeerbeleid om te voorkomen dat vreemdelingen op straat worden gezet?

{1} De antwoorden zijn door de SvJ op 3 november jl. naar de Kamer gestuurd.