Wageningen Universiteit en Researchcentrum
12 nov 2009
Waarom krijgen de koeien op sommige melkveebedrijven vaak
uierontsteking en op andere bedrijven niet? De houding van de
melkveehouder is sterk bepalend, ontdekte communicatiewetenschapper
ir. Jolanda Jansen van Wageningen University. âDe boer die
gezondheidsdoelen stelt, presteert beter.â
Jansen onderzocht of de attitude (houding) en het gedrag van
melkveehouders invloed heeft op het voorkomen van mastitis
(uierontsteking) op het bedrijf. Mastitis is pijnlijk voor de koe,
kost de boer tijd en geld en is de belangrijkste reden voor
antibioticagebruik in de melkveehouderij. âAlle boeren willen mastitis
voorkomenâ, zegt Jansen. Toch lukt het de ene boer veel beter dan de
andere. Epidemiologen krijgen er maar geen vinger achter welke
factoren die variatie bepalen. âMastitis is een multifactoriële
ziekte, het heeft met veel kleine dingetjes te makenâ, aldus Jansen.
Epidemiologen gebruiken vaak enquêtes die het gedrag van boeren â
âmaakt u de uiers goed schoon voor het melken?â â afzetten tegen de
hoeveelheid koeien met mastitis. Deze geven echter geen uitsluitsel.
Jansen vroeg de boeren daarom ook naar hun attitude, die het
feitelijke gedrag bepaalt â âhoe belangrijk is hygiëne?â En dat
verklaart de variatie aan mastitis op de bedrijven veel beter, meldt
ze deze maand in het vakblad Preventive Veterinary Medicine.
Tankcelgetal
Er zijn twee soorten mastitis. De klinische vorm, waarbij de uiers
zichtbaar ontstoken zijn, en de subklinische vorm, waarbij de koe geen
zichtbare verschijnselen heeft, maar wel een verhoogd aantal
afweercellen in de melk. De melkfabriek controleert de aangeleverde
melk op deze afweercellen. Boeren krijgen een boete als hun
âtankcelgetalâ over een bepaalde periode hoger is dan 400.000
cellen/ml.
De attitudes van de boeren verklaren dertig procent van de variatie
aan klinische mastitis tussen bedrijven, berekende Jansen. Maar ze
wist vooral de voor de boer onzichtbare mastitis goed te herleiden tot
zijn houding. Attitudes bepalen voor 47 procent de hoogte van het
tankcelgetal.
âMelkveehouders die streven naar een laag tankcelgetal, hebben veel
minder mastitis op hun bedrijf dan boeren die pas bij de boetegrens
van 400.000 een probleem ervaren. Het verschil in attitude is dat de
eerste groep concrete doelen stelt om de gezondheidsstatus van het
bedrijf te verbeteren.â De tweede groep stelt andere prioriteiten.
âBoeren moeten aan heel veel eisen voldoen. Als je veel problemen hebt
in je bedrijfsvoering, weet je vaak niet waar je moet beginnen. Boeren
met een goed management die er bovenop zitten, kunnen de intentie om
te verbeteren makkelijker vertalen in concrete actie.â
Schijf van Vijf
Wat voor acties? De conditie van de veestapel, de melkmachine, het
voer, de hygiëne van de stal, hoe je de zieke dieren behandelt â het
zijn allemaal factoren die de hoeveelheid uierontstekingen mede
bepalen. âVoor elk bedrijf kan het probleem weer anders zijn.â
Jansen voert haar promotieonderzoek uit in opdracht van het Uier
Gezondheidscentrum Nederland. Die heeft een Schijf van Vijf opgesteld
â vijf themaâs die van invloed zijn op de gezondheid van de koeien. In
overleg met adviseurs, zoals de dierenarts en voerleverancier, kunnen
de veehouders hiermee een gezondheidsplan opstellen.
De resultaten van Jansen sluiten aan bij het convenant van de
veehouderijsectoren om het antibioticagebruik terug te dringen.
Actiepunt hierbij is dat veehouders hun management moeten verbeteren
om de ziektedruk op het bedrijf te verminderen. |Albert Sikkema