Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MZI-beleid


12 november 2009 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister reageert op een aantal brieven over mosselzaadinvanginstallaties die de Kamer heeft ontvangen. Onder andere de keuze voor locaties en de verdeling van locaties komt aan bod.

Datum 12 november 2009
Betreft MZI-beleid

Geachte Voorzitter,

In uw brief d.d. 10 november jl. verzoekt u mij een reactie te geven op een aantal door uw Kamer ontvangen brieven inzake het MZI-beleid. Op 8 oktober jl. heeft u mij een dergelijk verzoek gedaan.
In het hiernavolgende zal ik ingaan op de overwegingen die achter mijn beleidskeuzes liggen. Hierbij zal ook een aantal zaken die in deze brieven naar voren wordt gebracht aan de orde komen.
Keuze MZI-locaties
Vorig jaar oktober heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen om met betrekking tot de opschaling van MZI-locaties een breed consultatieproces te doorlopen. Dit was nodig om tot een keuze van MZI-locaties te komen welke op draagvlak kunnen rekenen bij de andere gebruikers van de kustwateren én bij de diverse betrokken overheden.
Het afgelopen jaar is dit intensieve consultatieproces doorlopen. Hierbij is gekeken naar de potentie en geschiktheid van gebieden als MZI-locatie (diepte en stroomsnelheid), de belangen van andere gebruikers, de veiligheid en de draagkracht van gebieden. Dat laatste betekent dat de invang van mosselzaad niet tot ongewenste effecten mag leiden op andere aanwezige organismen omdat er een gebrek aan beschikbaar voedsel (i.c. plankton) ontstaat. Dit proces heeft geresulteerd in de aanwijzing van een aantal MZI-locaties waarbij een evenwichtige afweging is gemaakt tussen de diverse hierboven in het geding zijnde belangen. Dit kan betekenen dat er locaties zijn afgevallen die qua potentie mogelijk betere kansen voor MZI's boden. Maar het betekent ook dat de uiteindelijk geselecteerde locaties kunnen rekenen op draagvlak bij de andere gebruikers. De daadwerkelijk geschiktheid van locaties voor de plaatsing van MZI's zal echter pas blijken nadat deze in gebruik zijn genomen. Verdeling MZI-locaties
Op 31 augustus 2009 heb ik u van mijn besluit inzake de verdeling van de MZIlocaties op de hoogte gesteld. Hieronder zal ik nogmaals mijn overwegingen uiteenzetten.

Voortraject
Op 22 januari 2008 heb ik het Productschap Vis formeel om advies gevraagd inzake de verdeling van toekomstige MZI-locaties.
Daarop is een Commissie ingesteld bestaande uit de voorzitter van de PO Mosselcultuur, de secretaris van het Productschap Vis en een vertegenwoordiger van de externe experimenthouders (dus die geen mosselkweker zijn). Deze Commissie heeft een aantal conceptvarianten opgesteld, waarbij sprake was van de toekenning van een startpositie voor de MZI-experimenteerders. Overigens was hier ook sprake van het feit dat de eventueel toegekende startpositie nooit meer hectares mocht omvatten dan het aantal hectares dat daadwerkelijk in gebruik is bij een onderneming.
Op 13 maart 2009 heeft Productschap Vis de opdracht teruggegeven. Het bleek niet mogelijk om invulling te geven aan de adviesaanvraag. Op de achtergrond speelde hier de totstandkoming van het convenant "transitie mosselsector en natuurherstel".
Mosselconvenant
Op 4 maart 2009 heb ik u het Plan van Uitvoering convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee doen toekomen (Kamerstuk 29675, nr. 64). Voor de mosselsector betekent dit convenant dat zij een belangrijke opgave voor de toekomst hebben: zij moeten de transitie maken van een sector die afhankelijk is van de bodemvisserij op mosselzaad, naar een sector die mosselzaad inwint door middel van alternatieve technieken. Dit vraagt zeer veel inspanningen van de sector, maar ook de ruimte om deze transitie te maken. Het belangrijkste alternatief op dit moment voor de bodemvisserij vormen MZI's. Besluit verdeling MZI-locaties
De teruggave van de adviesaanvraag door het Producstschap Vis heeft tot gevolg gehad dat ik bij mijn besluitvorming een eigenstandige afweging moest maken. Bij mijn besluit over de verdeling van de MZI-locaties heb ik zowel de positie van de huidige experimenteerders als de nieuwe situatie die was ontstaan door de gemaakte afspraken in het mosselconvenant in overweging genomen. Enerzijds hebben de huidige experimenteerders investeringen gedaan en als "voorloper" de MZI's tot een serieus alternatief voor de bodemvisserij ontwikkeld. Anderzijds zullen de mosselkwekers in de toekomst de bodemvisserij stapsgewijs afbouwen en daarvoor gecompenseerd moeten worden in ruimte. Dit alles met de wetenschap dat er in de toekomst maar beperkt locaties zijn voor MZI's. Mijn afwegingen hebben geleid tot mijn besluit zoals ik dat per brief d.d. 31 augustus aan uw Kamer heb doen toekomen. Op grond van de "transitieverplichting" komen de ondernemers uit de mosselsector in de eerste plaats in aanmerking voor de straks uit te geven MZI-locaties. Voor de huidige experimenteerders heb ik gekozen voor een generieke tegemoetkoming.

Deze houdt in dat zij gedurende een overgangstermijn van vier jaar een vergunning krijgen om investeringen in hun huidige experimentele MZIinstallatie( s) terug te verdienen.
Ik heb gekozen voor een generieke tegemoetkoming omdat er een groot aantal variabelen - ook niet beïnvloedbare zoals de natuurlijke omstandigheden - van invloed zijn op de terugverdientijd.
Verdere uitgifteproces
In vervolg op mijn brief d.d 31 augustus is het proces rond de verdere uitgifte in gang gezet. Dit is noodzakelijk om het benodigde vergunningentraject en de voorbereiding daarvan voor aanvang van het seizoen 2010 af te ronden. Ik heb u daar in mijn brief d.d. 31 augustus over geïnformeerd. Dit heeft geleid tot de volgende stappen.
Op 7 oktober is een Wijziging van de Uitvoeringsregeling Visserij gepubliceerd in de Staatscourant. In deze regeling zijn de criteria voor vergunningverlening vastgelegd en wordt aangegeven wie er in aanmerking komen voor een vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie. Tevens zijn in deze regeling de MZI-locaties vastgelegd, en wordt zowel aan de experimenteerders als de PO Mosselcultuur de mogelijkheid geboden om een gemeenschappelijk Visplan in te dienen. In dit Visplan vindt dan de individuele toedeling van de locaties plaats. Op 27 oktober is het Besluit houdende bekendmaking van de locaties voor het vissen met mosselzaadinvanginstallaties gepubliceerd. In dit besluit wordt een nadere onderverdeling van de MZI-locaties gegeven tussen de groep van ondernemers uit de mosselsector en de groep van ondernemers die de afgelopen jaren geëxperimenteerd hebben.
Het volgende uitgangspunt is gehanteerd. Indien een huidige experimenthouder zijn MZI op een locatie heeft liggen die vanaf 2010 terugkomt als MZI-locatie in het MZI-opschalingsbeleid, dan mag hij blijven liggen. De experimenthouders die niet (kunnen) terugkeren naar hun locatie, krijgen een ruimte toegewezen aansluitend op de experimenthouders die wél kunnen blijven liggen. Op die manier worden de huidige experimenthouders geclusterd op een beperkt aantal locaties. De MZI-installaties die slechts voor vier jaar mogen worden geëxploiteerd, zijn op deze manier te onderscheiden van de MZI's die in het kader van de transitie worden uitgelegd. Ook werden de experimenthouders op deze wijze in de gelegenheid gesteld om door middel van een gezamenlijk visplan tot een verdeling van de beschikbare locaties te komen. Inmiddels is de datum voor het indienen van een gemeenschappelijk Visplan verlopen zonder dat er een gezamenlijk plan is ingediend. Dit betekent dat er onder de experimenteerders conform de regeling geloot zal worden. De loting vindt plaats per kustwater. Eerder zijn op 9 september 2009 de individuele experimenteerders per brief geïnformeerd over de berekening van de ruimte die nodig is voor het gebruik van de MZI-installtaties waarmee zij in 2008 en 2009 geëxperimenteerd hebben, en die ze in 2010 krijgen toegewezen.
Dit houdt veelal in dat zij niet dezelfde omvang van ruimte vergund krijgen als in hun huidige MZI-vergunning, maar de ruimte die reëel nodig is om hun huidige MZI-installatie te kunnen exploiteren.

De reden hierachter is dat tijdens de experimenteerperiode een aantal experimenteerders veel meer hectares vergund hebben verkregen dan voor de exploitatie van hun huidige MZi-installatie(s) nodig is. Gelet op de beperkte ruimte die er is voor de plaatsing van MZI's, is voor bovenstaande methodiek gekozen. Indien de huidige experimenteerders wel de omvang van hun huidige locatie vergund hadden gekregen, zou er reeds circa 450 hectare alleen al aan de experimenteerders moeten worden uitgegeven. Dat is meer dan de helft van de totaal 730 hectare die beschikbaar is t/m 2013.
Voor deze berekening is een generieke berekeningsmethodiek gehanteerd die voor iedereen geldt.
Procedures
Zowel op het verdelingsbeleid als op de toewijzing van de locaties en de berekening van de individuele locaties zijn reeds vele reacties van experimenteerders en ondernemers uit de sector binnengekomen.
Omdat het besluit waarbij de vergunning verleend wordt pas beschouwd kan worden als een besluit als bedoeld in 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, kan dan pas formeel bezwaar worden aangetekend. Deze week heb ik een brief doen uitgaan naar alle experimenteerders om hen hierover te informeren. Deze brief treft u ter informatie bijgevoegd aan.
Tot Slot
Ik heb u in het bovenstaande geïnformeerd over de overwegingen achter mijn beleidskeuzes. Bij het maken van deze keuzes heb ik rekening gehouden met de diverse belangen. De belangen van de mosselkwekers, van de huidige experimenteerders, maar ook met de belangen van garnalenvissers, de recreatievaart, en niet in de laatste plaats de veiligheid en natuur. Bovendien is er sprake van een beperkte ruime.
Ik meen dat ik bij de keuzes die ik heb gemaakt een evenwichtige afweging heb gemaakt waarbij zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan deze diverse belangen. Het is nu aan de ondernemers uit de mosselsector om de eerste stappen in de transitie te zetten. Dat zal een proces van jaren zijn, maar ik heb er vertrouwen in dat we gezamenlijk op de goede weg zijn. En dat deze inzet er ook bij de mosselkwekers terdege is, blijkt uit het feit dat er 30 aanvragen in het kader van de MZI-Investeringsregeling zijn ingediend.
Ik zal nu alles in het werk stellen dat de komende maanden de diverse benodigde vergunningen worden verleend, opdat in 2010 daadwerkelijk de opschaling van start kan gaan.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Geachte heer/mevrouw,

Op 31 augustus 2009 heb ik de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van mijn besluit inzake de verdeling van Mosselzaadinvanginstallaties (MZI's)-locaties. Het betreft specifiek de besluitvorming welke ondernemers straks in aanmerking komen voor een locatie om een Mosselzaadinvanginstallatie (MZI) te mogen exploiteren. In deze brief aan de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat de huidige experimenteerders gedurende een overgangstermijn van vier jaar een vergunning krijgen om hun huidige MZI-installatie(s) terug te kunnen verdienen. Dit beleidsvoornemen is verder uitgewerkt in een Wijziging van de Uitvoeringsregeling Visserij i.v.m. vergunningen voor mosselzaadinvanginstallaties ( Staatscourant nr. 2009, 15245) en het Besluit Bekendmaking van de locaties voor het vissen met mosselzaadinvanginstallaties ( Staatscourant nr. 2009,
16342). Daarnaast zijn op 9 september 2009 en 15 oktober 2009 alle experimenteerders en het bestuur van de PO Mosselcultuur per brief over de verdere uitgifteprocedure geïnformeerd.
Naar aanleiding van mijn besluit en de daarop volgende brieven, hebben velen van u mij één of meerdere brieven gestuurd waarin u aangeeft zich niet te kunnen verenigen met het beleid.
Met de brief van 9 september 2009 bent u echter enkel geïnformeerd over de berekening van de MZI-ruimte van elke experimenteerder; de brief is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat hiertegen ook geen bezwaar kan worden ingediend. Uw reactie naar aanleiding van de brieven wordt beschouwd als een zienswijze. Deze zienswijze wordt meegenomen bij de vergunningverlening voor MZI's op grond van de Visserijwet 1963. Bij de vergunningverlening zal ik ingaan op de door u gemaakte opmerkingen. Bij de vergunning staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bezwaar in te dienen.

Mocht u nog willen reageren op voornoemde brieven, dan kunt u uw zienswijze zo spoedig mogelijk, doch tot uiterlijk 25 november 2009 indienen. U kunt deze sturen naar het Ministerie van LNV, Directie Agroketens, cluster Kustvisserij,
Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

voor deze:
DE PLAATSVERVANGEND DIRECTEUR
AGROKETENS EN VISSERIJ,
ir. ing. A.J. Vermuë