Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Brief aan de Tweede Kamer over financiering nazorgfondsen
11 november 2009
Mede namens de minister van Financiën vraag ik uw aandacht voor het
volgende.
Het lid Heijnen (PvdA) heeft aan mij over de financiering van de
nazorgfondsen vragen gesteld.
Deze vragen heeft hij gesteld in het Algemeen Overleg van de vaste
commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 30 juni
2009 over met name een aantal onderwerpen met betrekking tot de
financiën van de decentrale overheden.
De heer Heijnen (PvdA) heeft toen opgemerkt dat hij:
- het rendement op het Nazorgfonds stortplaatsen van 5% zoals
is vermeld in de regelgeving nogal hoog vindt;
- van mening is dat dit bijna veronderstelt dat er wat
risicovoller belegd moet worden;
- vraagt of ik bekend ben met dit probleem?; en of ik bereid
ben om daar in overleg met provincies wat aan te doen?; en of dat
misschien tot wijziging van regelgeving moet leiden?
Daarop heb ik geantwoord dat ik deze vragen zou voorleggen aan de
werkgroep fido. Inmiddels heeft de werkgroep fido over deze vragen
gesproken, en hebben de nazorgfondsen mij informatie gegeven over hun
wijze van beleggen en welke vragen daarbij spelen. Dit heb ik verwerkt
in de bijgaande beantwoording. Zie bijlage.
Mijn conclusies in antwoord op de vragen van de heer Heijnen zijn de
volgende:
a. In antwoord op de vraag over het probleem van risicovoller
beleggen in aandelen ben ik van mening dat er geen probleem is, omdat
aandelen uitdrukkelijk zijn toegestaan en over een langere periode -
waarbij extreme pieken en dalen op de financiële markten in bepaalde
mate van waarschijnlijkheid elkaar compenseren - kunnen bijdragen aan
het nagestreefde rendement.
b. In antwoord op de vraag om hierover in contact te treden met
de provincies, is gebleken dat de provincies bovendien heel prudent
omgaan met het uitzetten van nazorgmiddelen; dat de provincies slechts
dat aandeel van de uitgezette nazorgmiddelen beleggen in aandelen dat
nodig wordt geacht om een nagestreefd rendement van minimaal 5% te
kunnen behalen; en dat de provincies de wijziging nazorgfondsen in de
Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) niet
hebben opgevat als een verplichting om het gewicht van de aandelen in
de beleggingsmix fors te verhogen.
c. In antwoord op de vraag of het voorgaande aanleiding zou zijn
tot het wijzigen van de regelgeving ben ik van mening dat het niet
noodzakelijk is om de Ruddo hierop aan te passen.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Bestanden
* Bijlage: beantwoording van vragen van het lid Heijnen (PvdA)|
Pdf-icoon Pdf-bestand
Zie het origineel