Ingezonden persbericht


Kenmerk: PB2009-26

PERSBERICHT

Gezamenlijke maatlat maakt begrippen
energieneutraal en CO2-neutraal in
gebouwde omgeving transparant

Utrecht, 12 november 2009 ­ Het meest duurzame stadhuis, de eerste klimaatneutrale bedrijfshal of de eerste energieneutrale woonwijk. Bedrijven, gemeenten en overheden plakken steeds vaker deze termen op hun projecten. Maar is dat altijd terecht? Er blijken nogal wat interpretaties te zijn van deze begrippen. Het Platform energietransitie Gebouwde Omgeving heeft adviesbureau W/E adviseurs een definitiekader laten vaststellen. Een gezamenlijke maatlat die ruimte geeft aan verschillende ambitieniveaus. Naast een strakke vastlegging van grenzen en rekenmethoden zijn de voorgestelde definities een verantwoord hulpmiddel om een duurzame gebouwde omgeving te realiseren.

"Al bestaat er een algemeen beeld over wat de begrippen betekenen, ze roepen toch ook de nodige vragen op", zegt Leo Brouwer, secretaris van het Platform energietransitie Gebouwde Omgeving (PeGO). Zo betekent `energieneutraal' bijvoorbeeld dat een gebouw op jaarbasis evenveel duurzame energie opwekt als gebruikt. Maar reken je alleen het energiegebruik voor het verwarmen en koelen van een gebouw? Of neem je ook de energie die computers, printers en afwasmachines gebruiken mee? En hoe zit het met de verbruikte energie van de bouwmaterialen? Brouwer: "Door deze interpretatieruimte dreigen de termen algemene containerbegrippen te worden."

Definities
Het rapport geeft een praktisch antwoord op deze begripsverwarring. De definities worden beschreven aan de hand van typen energieverbruik en CO2-emissies. Maar ook de grenzen waarbinnen alternatieven mogelijk zijn en welke alternatieven dat zijn, komen aan de orde. De definities omvatten het gebouwgebonden gebruik, het gebruikersaandeel en het materiaalgebonden gebruik. Tot op heden werd die laatste component buiten beschouwing gelaten. "Dat is onterecht", vindt Brouwer. "Materiaalgebruik maakt immers twintig procent deel uit van de energie die in totaal nodig is voor het gebruik van een gebouw over de levensduur. Materiaalgebonden energiegebruik mag dus niet ontbreken in de definitie en de berekeningen, en als je het wél achterwege laat, moet je daarover duidelijk zijn."

Compensatie
Met de definities is het mogelijk om klimaat-, CO2- en energieneutrale concepten met elkaar te vergelijken en te toetsen met objectieve criteria. Een belangwekkende keuze die is gemaakt is die voor de mogelijkheid duurzame energie te compenseren en te importeren. "Daardoor is neutraliteit niet alleen voorbehouden aan nieuwbouwprojecten, maar ook realiteit voor bestaande bouw", aldus Brouwer.

Praktijk
Naast definities geeft het rapport een aanzet voor een set rekenregels waarmee per situatie een heldere verantwoording van zowel de ambities als van de realisatie mogelijk wordt. De definities en het rekenmodel bieden gemeenten bij uitstek de middelen om hun eigen klimaatbeleid te formuleren. Maar ook projectontwikkelaars en corporaties kunnen het gebruiken om hun klimaatambities vorm te geven en scherp te stellen. Hiermee kan een route naar energie- of CO2-neutraliteit worden uitgestippeld. Brouwer: "Het model biedt ruimte voor een zekere vrijheid per project. De toegevoegde waarde is dat het model dwingt de gemaakte keuzes transparant te maken."




CO2-, klimaat- en energieneutraal: wat is dat?
In de definitiestudie zijn `CO2-neutraal' en `klimaatneutraal' aan elkaar gelijk gesteld, omdat er binnen de gebouwde omgeving nauwelijks sprake is van niet-CO2-broeikasgassen. Vervolgens is vastgesteld dat er in CO2-neutrale projecten op jaarbasis geen netto uitstoot van broeikasgassen mag optreden om de gebouwen op te richten, te gebruiken of af te breken. De broeikasemissie die nog wel plaatsvindt, mag dus niet groter zijn dan de hoeveelheid CO2 die wordt vastgelegd, opgeslagen of vermeden met duurzame energieopwekking.
Per project is er een zekere vrijheid bij de keuze voor de inzet van deze middelen. Voorwaarde hierbij is dat de ingeboekte CO2-reductie redelijkerwijs is gegarandeerd en dat er transparantie is over de gemaakte keuzes.

Voor energieneutrale projecten geldt een vergelijkbare definitie: op jaarbasis is er geen netto import van fossiele of nucleaire brandstof nodig om het gebouw op te richten, te gebruiken of af te breken. Er is dus een volledige compensatie nodig van het energieverbruik dat nog binnen het project optreedt. Deze compensatie moet plaatsvinden door het opwekken van duurzame energie binnen de projectgrens of de inkoop ervan buiten het project. Ook hier geldt dat er per project een zekere keuzevrijheid is, zolang de gemaakte keuzes transparant zijn.

Participatie
Partijen uit de praktijk worden aangemoedigd definities en rekenmodel te toetsen. Brouwer: "Ik denk dat we een waardevolle aanpak hebben opgesteld. Blijkt het zo toch niet te werken, wordt het te ingewikkeld, dan passen we gericht aan. Het geheel moet duidelijkheid scheppen en richting geven aan een duurzame gebouwde omgeving, en niet een enorme drempel opwerpen om energieneutraal of CO2-neutraal te bouwen en te renoveren. PeGO hecht veel waarde aan reacties uit de praktijk."

Platform energietransitie Gebouwde Omgeving (PeGO) PeGO is een samenwerkingsverband van bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid. Onder voorzitterschap van Jan Terlouw richt PeGO zich op alle partijen in de bouwkolom, gemeenten, provincies en rijk. Doel is energieneutrale nieuwbouw in 2020 en een halvering van het energiegebruik in de bestaande bouw in 2030 (t.o.v. 1990).

Noot voor de redactie,

Ingezonden persbericht