Ministerie van Defensie

Reactie op kamervragen Het besluit een deel van de troepen in Afghanistan te houden

12 november 2009

Vraagsteller: lid Van Bommel (SP)

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de minister van Defensie over het besluit een deel van de troepen in Afghanistan te houden. (Ingezonden 27 oktober 2009 met kenmerk 2009Z19708).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

E. van Middelkoop

Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de minister van Defensie over het besluit een deel van de troepen in Afghanistan te houden. (Ingezonden 27 oktober 2009). 1
Is het waar dat u heeft besloten een deel van de troepen die thans in Afghanistan zijn gelegerd, vanaf 2011 in Afghanistan te houden? 1) Is het waar dat het daarbij om F-16's en staftroepen gaat in Kandahar en Kaboel? Zo nee, wat is dan de betekenis van uw woorden in de pers dat F-16's en staf blijven? 2
Hebt u deze toezegging gedaan tijdens de vergadering van NAVO-ministers van Defensie in Bratislava? Zo ja, hebt u daarbij een termijn genoemd die van toepassing is voor het verblijf van de F16's en de Nederlandse militairen in Kaboel? 3
Baseert u uw uitspraken op het kabinetsbesluit zoals de Kamer is medegedeeld in de artikel 100 brief van 30 november 2007? 2) Zo ja, is er voor dat besluit geen enkele beperking in de duur van de uitzending? Indien nee, op welk kabinetsbesluit baseert u uw uitspraken dan en welke termijn is er aan dat besluit verbonden? In de artikel 100-brief van 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 279) is gemeld dat Nederland hoe dan ook zijn leidende militaire verantwoordelijkheid in Uruzgan per 1 augustus 2010 zal beëindigen en dat de Task Force Uruzgan vanaf 1 augustus 2010 zo spoedig mogelijk zal worden teruggetrokken. Ook heb ik in het plenair debat op 30 september jl. over de Nederlandse inzet in Afghanistan gezegd dat de Nederlandse bijdrage in Afghanistan breder is dan de Task Force Uruzgan. Nederland is militair vertegenwoordigd in diverse hoofdkwartieren en levert een bijdrage met F-16's en helikopters. Nederland levert ook commando's en mariniers aan de speciale eenheden van ISAF en heeft mensen ingezet om het Afghaanse leger en de Afghaanse politie te trainen. Over deze en andere onderdelen zal de regering te zijner tijd een eigenstandig besluit nemen.
Aangezien over deze bijdragen nu nog geen kabinetsbesluit is genomen, heb ik hierover tijdens de Navo-bijeenkomst van ministers van Defensie in Bratislava geen toezeggingen gedaan.
Ministerie van Defensie
Pagina 3/3
De minister-president heeft na afloop van de ministerraad op 2 oktober jl. gezegd dat de regering de motie Voordewind/Van Dam (Kamerstuk 27 925, nr. 361 van 30 september 2009), die de regering verzoekt met eerdere overwegingen en uitspraken rekening te houden, zal betrekken bij haar besluit. Conform de motie Van der Staaij (Kamerstuk 27 925, nr. 360 van 30 september 2009) zal de regering de Kamer voor 1 maart 2010 inlichten over haar besluit.
4
Op welke wijze komt u tegemoet aan tekorten aan onderhoudspersoneel voor vliegend materieel en overbelaste piloten?
De regering houdt bij eventuele besluiten over missies rekening met de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Er zijn diverse maatregelen genomen voor het vergroten van de onderhoudsorganisaties voor luchttransportvliegtuigen en helikopters, en voor het verbeteren van de vulling. Die maatregelen zijn gericht op werving en onderwijs, en op het behoud van ervaren technisch personeel. De belasting van zowel vliegers als van ondersteunend personeel wordt onder andere beheersbaar gehouden door zoveel mogelijk met maatwerk een balans te vinden tussen inzet, training en overige werkzaamheden. Zo worden vliegers per uitzending minder lang, maar daardoor wel vaker uitgezonden.
5
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de voortgangsrapportage Afghanistan van 12 november a.s.? Zo nee, waarom niet? Ja.
1) NRC, 23 oktober 2009: "Nederland onder druk NAVO". "We hebben F-16's in Kandahar, we hebben militairen in Kaboel. Die blijven. Of we meer kunnen doen, is nog open."
2) Kamerstuk 27 925, nr. 279, blz. 5 en blz. 37 ("Duur van bijdrage")