Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen na Nova-uitzending over geweld tegen politiemensen

11 november 2009

2009Z19929/2009D52915 Beantwoording vragen vaste commissie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van de Nova-uitzending over geweld tegen politiemensen (ingezonden op 29 oktober 2009). Vraag 1. Wilt u reageren op de aanbevelingen van de heer Naeyé in de studie "Belediging en bedreiging van politiemensen", onder andere de aanbevelingen ten aanzien van belediging zonder publiek en het verhogen van de maximumstraf voor bedreiging? Antwoord 1. Het Openbaar Ministerie maakt onderscheid in de strafmaat bij belediging met of zonder publiek. In zijn rapport "Belediging en bedreiging van politiemensen" beveelt de heer Naeyé aan evenveel sanctiepunten toe te kennen aan belediging zonder publiek als aan belediging met publiek omdat beide even krenkend kunnen worden geacht. Dit acht ik een goede maatregel en ik zal dit met mijn ambtgenoot van Justitie bespreken. In het rapport van de heer Naeyé staan geen verdere aanbevelingen dan de hierboven genoemde. Volledigheidshalve merk ik op dat de strafvorderingrichtlijn van het College van procureurs-generaal een verhoging van het aantal sanctiepunten met 150 procent toekent als het slachtoffer van de bedreiging een politieambtenaar is. Op 3 november 2009 heeft mijn ambtgenoot van Justitie aan uw Kamer een brief gestuurd (brief nr. 5625242/09) over de monitoring van de uitvoering van deze richtlijn. Daarin is aangegeven dat het Openbaar Ministerie deze richtlijn in verreweg de meeste zaken met gekwalificeerde slachtoffers (86 %) volgt. Vraag 2. Hoe verklaart u de uitkomst van het onderzoek dat agenten pas vaak in tweede instantie, of nog later, reageren op beledigingen en daarmee het overheidsbeleid om op iedere belediging van een politieambtenaar met een strafrechtelijke aanpak te reageren, kennelijk niet consequent invullen? Antwoord 2. De politie heeft tot taak te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Voor het uitvoeren van deze taken wordt de politie in het algemeen gesproken gewaardeerd en gerespecteerd. Voorbeeld daarvan is de waardering voor verkeershandhaving: intensieve controles dragen bij aan verkeersveiligheid voor alle weggebruikers. Niemand wil slachtoffer worden van roekeloos rijgedrag van anderen. Op individueel niveau wordt een politieambtenaar bij het uitvoeren van de handhavingstaak minder gewaardeerd: niemand wil een bon ontvangen. In de opleiding van politieambtenaren wordt aan deze paradox zowel in theoretische als praktische zin aandacht besteed. Door de opgedane kennis en vaardigheden kan een politieambtenaar steeds een afweging maken ten aanzien van de meest effectieve wijze van optreden in een specifieke situatie. Een doordachte keuze maakt dat een politieambtenaar zacht optreedt waar dat kan en hard optreedt waar dat moet. Deze doordachte keuze kan betekenen dat pas in tweede instantie op beledigingen wordt gereageerd en dat niet altijd (dadelijk) voor een strafrechtelijke aanpak wordt gekozen. Vraag 3. In hoeveel gevallen reageren agenten terughoudend bij belediging, bedreiging en geweldgebruik door burgers tegen deze agenten? Antwoord 3. Deze gegevens worden niet geregistreerd door de politie. Vraag 4. Hoeveel klachten worden er ingediend tegen de politie wegens het gebruik van geweld? Hoeveel van deze klachten worden toegewezen? Antwoord 4. Er is geen landelijk registratie van klachten tegen de politie. Klachten over het gebruik van geweld worden wel door elk regionaal korps geregistreerd. U hebt bij indiening van deze vragen verzocht om beantwoording voor het wetgevingsoverleg van 16 november aanstaande. De bevraging van individuele regiokorpsen is echter niet haalbaar voor die datum. Vraag 5. Vindt u dat de politiek en de overheid te ver zijn doorgeschoten met de regels over de geweldsbevoegdheid van de politie en het feit dat een agent voor het uitoefenen van het gezag onmiddellijk verantwoording moet afleggen? Vraag 6. Op basis waarvan trekt u de conclusie dat agenten zich niet vrij voelen en daarom terughoudend reageren indien er geweld tegen hen wordt gebruikt? Kunt u op basis van een voorbeeld deze terughoudendheid nader duiden? Antwoorden 5 en 6. De politie heeft het geweldsmonopolie. Dit impliceert dat zij bevoegd is geweld toe te passen om de rechtsorde, de veiligheid van burgers en haar eigen veiligheid te beschermen. Het is soms onvermijdelijk en noodzakelijk dat de politie geweld gebruikt. Daarover dient vervolgens ook verantwoording afgelegd te worden. De regels rond de geweldsbevoegdheid van de politie vind ik niet doorgeschoten. Wel vind ik dat in de beeldvorming het accent meer ligt op verantwoording door de politie, dan op het feit dat de Nederlandse politie met haar geweldsmiddelen doorgaans adequaat en zorgvuldig omgaat en daarmee een essentiële rol in onze samenleving vervult. Uit verschillende onderzoeken naar dit onderwerp (Naeyé, van der Torre, Huberts, NISSO) komen oorzaken naar voren waardoor politiemensen zich niet vrij voelen in handelen bij gebruik van geweld. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het gat tussen leiding (policy cops) en werkvloer (street cops) waardoor de werkvloer weinig uitgesproken steun vanuit de politieleiding ervaart als het gaat om optreden tegen geweld. Ook bestaat er een beeld van een 'afrekencultuur' op de werkvloer, waardoor politiemensen bang zijn hard te worden aangepakt als zij geweld gebruiken. Tot slot heeft de politie ook te kampen met aspecten van een cultuur waarin het de norm is dat een politieagent een 'dikke huid' dient te hebben. Overigens worden de bovengenoemde conclusies ook gesteund door mijn ervaringen tijdens werkbezoeken, contacten met de vakbonden en andere vertegenwoordigers uit het politieveld. Vraag 7. Hoe gaat u verzekeren dat politieagenten beter door leidinggevenden worden gedekt en zich vrijer voelen in hun handelen? Vraag 8. Hoe wilt u bevorderen dat politieagenten in moeilijke situaties zelfbewust kunnen handelen en weten wat zij kunnen doen zonder dat zij bang hoeven te zijn voor repercussies van hun handelen? Antwoorden 7 en 8. Ik vind het van belang dat politieagenten en hun leidinggevenden zich gesteund voelen door hun gezag, zowel op regionaal als op landelijk niveau. De politie heeft als frontlijnorganisatie een belangrijke voorbeeld- en opvoedende rol. Zij verdient onze steun. Deze boodschap draag ik niet alleen via deze kamervragen uit, maar wil ik ook met korpsbeheerders, korpschefs en politievakbonden vorm geven in de Politietop. Met deze boodschap hierover wil ik aan de politieagenten als hun leidinggevenden een kader bieden waarbinnen zij zich vrijer voelen in hun handelen. Daarnaast spelen opleiding en (voortgaande) training een rol. Binnen de initiële opleidingen aan de politieacademie wordt aandacht besteed aan het 'gezag van de politie'. In korpsen worden vaardigheden steeds meer getraind in een (gesimuleerde) praktijksetting waaraan zowel agenten als hun operationele leidinggevenden deelnemen. Deze leeromgevingen lenen zich bij uitstek om het gewenste politieoptreden bespreekbaar te maken en in te trainen. Vraag 9. Vindt u dat de politie bij haar optreden te maken heeft met (juridische) belemmeringen, die weggenomen zouden moeten worden? Welke regelingen en belemmeringen zijn dat? Antwoord 9. Vooralsnog lijkt het er op dat het optreden van de politie niet onnodig wordt belemmerd door een gebrek aan bevoegdheden of andere juridische belemmeringen, en schuilen de belemmeringen vooral in de cultuur en werkwijze. Mocht blijken dat dit wel het geval is dan zal ik bezien of het mogelijk is om de desbetreffende (juridische) belemmeringen weg te nemen. Vraag 10. Gelden er bij het optreden van de politie strengere en belemmerende regels dan bij andere toezichthouders en wat is daarvan het effect op het gezag van de politie? Antwoord 10. De politie is, evenals als de opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren, bij de uitoefeningen van haar taken en de toepassing van haar bevoegdheden gebonden aan de regels zoals gesteld in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. Private toezichthouders hebben die bevoegdheden niet (en vallen daarom niet onder de werking hiervan). Vraag 11. Welke specifieke regelingen, die aangeven dat agenten terughoudend moeten reageren, worden opnieuw beoordeeld? Welke belemmerende regelingen gaat u verder aanpakken? Antwoord 11. De in artikel 7 en 8 van de politiewet aan de politie toegekende bevoegdheden, die nader zijn uitgewerkt in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, bieden voldoende mogelijkheden om adequaat en daadkrachtig te kunnen optreden. Mij zijn geen regelingen bekend die aangeven dat agenten terughoudend moeten reageren. Vraag 12. Welke huidige en toekomstige instrumenten zouden volgens u door agenten ingezet moeten kunnen worden bij geweldgebruik door burgers tegen agenten? Antwoord 12. Indien er geweld wordt gebruikt tegen agenten dan kunnen zij de desbetreffende persoon aanhouden en proces-verbaal opmaken voor het plegen van een strafbaar feit. Hierbij kan zonodig gebruik worden gemaakt van hun bevoegdheid, op grond van artikel 8 van de Politiewet, om gepast geweld te gebruiken. Vraag 13. Welke concrete maatregelen gaat u nemen om beledigen en bedreigen van agenten harder aan te pakken? Antwoord 13. Om dit geweld met kracht te bestrijden heb ik vanaf 2007 een fors en breed pakket van maatregelen neergezet in het programma Veilige Publieke Taak. De aanpak kenmerkt zich door stevige aanpak van daders. Daderaanpak met als uitgangspunt dat er altijd een reactie volgt. In de strafvorderingrichtlijn van het Openbaar Ministerie is vastgelegd dat er altijd vervolging plaatsvindt, er zoveel mogelijk voorlopige hechtenis wordt gevorderd en de vordering voor een straf voor de basisvorm van het delict wordt verdubbeld. Tevens vindt specifieke ondersteuning van de politie plaats vanuit BZK via het programmatisch kader "Geweld tegen politieambtenaren". Vraag 14. Welke concrete maatregelen gaat u nemen om het gezag en respect van de politie op straat te herstellen? Antwoord 14. Het formuleren en uitwerken van mogelijke beleidsmaatregelen om het gezag en respect van de politie te herstellen is doel van de Politietop. Binnen de politietop wordt samen met onder andere korpsbeheerders, korpschefs en politievakbonden een gemeenschappelijke gedeelde opvatting ontwikkeld over het tekort aan respect en waardering zoals dat wordt ervaren. Vervolgens zullen maatregelen worden geformuleerd en genomen om dat tekort weg te werken. Vraag 15. Wat vindt u van de opmerking dat de geldboete voor geweld tegen gezagdragers te laag is in vergelijking met bijvoorbeeld de geldboete voor bumperkleven? Bent u bereid het daarheen te leiden dat de geldboete voor geweld tegen gezagdragers wordt verhoogd? Antwoord 15. De geldboete die is gesteld op bumperkleven is afhankelijk van meerdere factoren en varieert daarom tussen de 180,- voor lichtere gevallen en 480,- voor zwaardere gevallen. De geldboete die is gesteld op geweld tegen gezagdragers is tevens afhankelijk van meerdere factoren. Gemiddeld is de geldboete die wordt opgelegd voor belediging 290 Euro en voor bedreiging is dit gemiddeld 320 Euro. Beide vergrijpen zijn echter verschillend van aard en dus moeilijk te vergelijken. Dat blijkt ook uit het feit dat in allerlei situaties geen geldboete wordt opgelegd, maar een taakstraf of zelfs gevangenisstraf. Dit betreft gewoonlijk de zwaardere gevallen. Ik zal met mijn ambtgenoot van Justitie bespreken of wij het wenselijk en haalbaar achten om de geldboete voor geweld tegen gezagsdragers te verhogen. Zoals al aangegeven in de beantwoording van vraag 1, wordt reeds het aantal sanctiepunten met 150 procent verhoogd als het slachtoffer van de bedreiging een politieambtenaar is. Vraag 16. Welke gevolgen heeft het nieuwe beleid voor de voorgenomen bezuinigingen op de politie? Antwoord 16. De activiteiten waarnaar in de beantwoording van uw vragen wordt verwezen, hebben geen financiële consequenties. Vraag 17. Wat vindt u van het idee om rechters meer ervaring op te laten doen met het moeilijke werk van politieagenten in lastige en bedreigende situaties, zodat zij zich beter kunnen verplaatsen in de keuzes van agenten en de consequenties van beledigingen en bedreigingen? Antwoord 17. Ik zal met mijn ambtgenoot van Justitie de wenselijkheid bespreken ten aanzien van het opdoen van meer ervaring met het politiewerk in de praktijk door rechters