verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de EU-operatie Atalanta ter
bestrijding van piraterij voor kust van Somalië
Kamerbrief inzake verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de EU-operatie
Atalanta ter bestrijding van piraterij voor kust van Somalië
Kamerbrief | 13 november 2009
Op 15 oktober jl. hebben wij uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek
naar de mogelijkheid en de wenselijkheid van een verlenging van de
Nederlandse bijdrage aan de EU operatie Atalanta ter bestrijding van
piraterij voor de kust van Somalië.
Gelet op artikel 100 van de Grondwet informeren wij u hierbij over het
besluit van het kabinet om vanaf medio februari tot eind juni 2010
achtereenvolgens het luchtverdediging- en commandofregat de Hr.Ms.
Tromp en het amfibisch transportschip de Hr.Ms. Johan de Witt in te
zetten ten behoeve van de maritieme EU-operatie Atalanta.
Zoals bekend, heeft het kabinet reeds op 19 december 2008 besloten tot
Nederlandse deelname aan de EU-operatie Atalanta voor de kust van
Somalië van medio augustus tot medio december 2009 (Kamerstuk nummer
29521, nr. 90).
Gronden voor deelname
De blijvend slechte humanitaire situatie in Somalië en de niet
aflatende dreiging van piraterij voor de kust van het land zijn de
belangrijkste redenen voor de Nederlandse deelname aan operatie
Atalanta. Door aanhoudend geweld en de instabiele politieke situatie
in Somalië is het aantal ontheemden sterk gestegen en zijn inmiddels
miljoenen mensen afhankelijk van humanitaire hulp. Humanitaire
organisaties, het World Food Programme (WFP) in het bijzonder, zijn
voor hun transporten over zee van noodhulpgoederen naar Somalië
afhankelijk van escorte. Maritieme bescherming van dergelijke
humanitaire transporten is een van de hoofdtaken van de EU-operatie.
Daarnaast zijn voor Nederland vrije en veilige mondiale
scheepvaartroutes van groot economisch, strategisch en
veiligheidsbelang. De toename van piraterij voor de kust van Somalië
vormt een grote bedreiging voor commerciële zeetransporten. Jaarlijks
passeren tussen de 20.000 en 30.000 schepen de Golf van Aden (GOA),
waaronder circa 450 in Nederland geregistreerde schepen. De
EU-operatie is er daarom ook op gericht door middel van patrouilles in
gebieden met een verhoogde piraterijdreiging de kans voor
koopvaardijschepen op een confrontatie met piraterij op volle zee of
een gewapende overval in territoriale wateren te verkleinen.
Operatie Atalanta sorteert effect en verdient ook daarom voortzetting.
Sinds het begin van de operatie in december 2008 is het aantal
piraterij-incidenten weliswaar toegenomen maar is het aantal geslaagde
aanvallen afgenomen. Vooral in het voorjaar van 2009 zijn de piraten
actief geweest in de Golf van Aden met een piek in de maanden april en
mei. Door de verbeterde coördinatie tussen de eenheden van de EU, de
NAVO, de Coalition Maritime Forces (CMF), met een speciale
antipiraterij taakgroep CTF 151 en de individuele landen die actief
zijn in de Golf van Aden, is het aantal kapingen lager dan in 2008.
Vooral in de periode na mei 2009 is het aantal geslaagde aanvallen in
de Golf van Aden sterk gedaald.
Door zijn bijdrage aan operatie Atalanta, geeft Nederland gevolg aan
oproepen van de VN-Veiligheidsraad, in het bijzonder de
VN-Veiligheidsraadresoluties 1814, 1816 en 1846 (2008), om een
gecoördineerde inzet voor de kust van Somalië te ondersteunen, ter
bescherming van humanitaire transporten en ter afschrikking van
piraterij. Met de beoogde inzet draagt Nederland in de eerste helft
van 2010 substantieel bij aan deze eerste maritieme EU-operatie.
De bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee vormt tot
slot een uiterst concrete bijdrage aan handhaving van de
internationale rechtsorde. Piraterij is immers in strijd met het
internationale recht; in het bijzonder het VN-zeerechtverdrag.
Politieke aspecten
De politieke situatie in Somalië blijft na bijna twee decennia van
conflict uiterst instabiel. Onder auspiciën van de Verenigde Naties
werd op 19 augustus 2008 in Djibouti een vredesovereenkomst getekend
tussen de Transitional Federal Government (TFG) en een deel van de
oppositie verenigd in de Alliance for the Re-Liberation of
Somalia-Djibouti (ARS-D). Als uitvloeisel van het akkoord werd op 31
januari 2009 in Djibouti de gematigde islamist en ARS-leider Sheikh
Sharif Sheikh Ahmed tot president van Somalië gekozen door het
Somalische overgangsparlement. Als voormalig leider van de Union of
Islamic Courts (UIC) kon president Sheikh Sharif bogen op een relatief
breed draagvlak in de Somalische samenleving en de diaspora. Zijn
verkiezing werd destijds positief ontvangen in Somalië en door de
buurlanden, waaronder Ethiopië. De huidige Somalische
overgangsregering blijft echter zwak. De invloedsfeer van de regering
is slechts beperkt tot delen van Mogadishu en de regering kampt met
interne problemen en verdeeldheid. De internationale gemeenschap
dringt erop aan dat de overgangsregering andere groeperingen in het
Djibouti Proces betrekt om haar draagvlak verder te verbreden. Tot op
heden komt dit onvoldoende uit de verf. Bovendien is de regering als
gevolg van haar zwakke positie niet in staat basisvoorzieningen aan de
bevolking te leveren.
Zuid- en Centraal-Somalië worden gecontroleerd door diverse
groeperingen, waaronder de radicaal-islamitische groepering Al
Shabaab, die de bevolking streng-islamitische regels oplegt. Deze
groeperingen zijn felle tegenstanders van de regering en hebben het
Djibouti-akkoord niet getekend. De machtsverhoudingen in Zuid- en
Centraal Somalië zijn aan verandering onderhevig. Zo lijkt ook de
radicale Al Shabaab intern verdeeld en zijn er recentelijk gevechten
uitgebroken tussen Al Shabaab en Hizbul Islam, een andere grote
fundamentalistische groepering. De noordelijk gelegen delen van
Somalië, Somaliland en Puntland, zijn in vergelijking met Zuid- en
Centraal Somalië relatief stabiel.
Als gevolg van de politieke instabiliteit blijft de
veiligheidssituatie in Mogadishu in het bijzonder en in Zuid- en
Centraal Somalië in het algemeen slecht. In de hoofdstad en grote
delen van het land wordt geregeld gevochten, met grote aantallen
slachtoffers en stromen vluchtelingen tot gevolg. Humanitaire
hulpverleners worden in hun werkzaamheden zeer beperkt. De vredesmacht
van de Afrikaanse Unie, AMISOM, die tot taak heeft de TFG en haar
instituties te beschermen, ligt zelf geregeld onder vuur. Op 17
september jl. werd AMISOM getroffen door een dubbele zelfmoordaanslag
waarbij 17 Burundese en Ugandese militairen, waaronder de Burundese
plaatsvervangend commandant, om het leven kwamen. AMISOM bestaat
momenteel uit 5100 militairen, aanzienlijk minder dan het voor het
uitvoeren van de missie benodigde aantal van 8000 militairen.
Somalië ontbeert het effectieve gezag en de middelen om tegen
piraterij en gewapende overvallen op zee op te treden. De duurzame
oplossing hiervoor kan alleen op land gevonden worden. Binnen de EU
wordt momenteel bekeken hoe de EU een bijdrage kan leveren. Het
Djibouti-Akkoord blijft de basis vormen voor de inzet van de VN, de EU
en de AU om te komen tot meer stabiliteit in Somalië. Een verbreding
van het Akkoord met meerdere partijen, gedragen door de Somalische
bevolking, zou de basis moeten vormen voor een stabieler Somalië. Dit
blijft een complex en tijdrovend proces.
Humanitaire situatie
Nederland is zeer bezorgd over de humanitaire situatie in Somalië.
Deze is ernstig door geweld, aanhoudende droogte en de economische
crisis. Volgens de VN/OCHA is het aantal hulpbehoevenden in 2009
verder gestegen tot ruim 3,6 miljoen personen (bijna de helft van de
bevolking). Recent geweld in Mogadishu heeft geleid tot nieuwe stromen
ontheemden. UNHCR geeft aan dat er momenteel ruim 1,3 miljoen
ontheemden zijn, die voornamelijk in de provincies rondom Mogadishu
worden opgevangen. De belangrijkste noden zijn voedsel, drinkwater,
sanitatievoorzieningen, medische zorg en (tijdelijk) onderdak. Deze
noden zijn ondergebracht in het VN-Noodhulpverzoek voor Somalië
("Consolidated Appeal"). Het herziene VN-hulpverzoek 2009 bedraagt USD
849 miljoen, waarvan momenteel ruim 52% is gedekt.
Nederland volgt de humanitaire situatie in Somalië nauwgezet. In 2009
heeft Nederland tot nu toe EUR 7 miljoen bijgedragen aan humanitaire
hulpverlening op basis van het VN-hulpverzoek voor Somalië, te weten:
WFP (EUR 3 miljoen), Humanitarian Response Fund Somalia (EUR 2
miljoen), UNICEF (EUR 1 miljoen) en UNHCR (EUR 1 miljoen). Ook heeft
Nederland bijgedragen aan een hulpactiviteit van Oxfam-Novib (EUR
430.000), die betrekking heeft op hulpverlening aan ontheemden in
Centraal-Zuid Somalië.
Voorts is Nederland via de jaarlijkse, ongeoormerkte, bijdrage van EUR
40 miljoen, een belangrijke donor van het Central Emergency Response
Fund (CERF) van de VN. Deze bijdrage kan door de VN worden ingezet in
landen waar op dat moment de nood het hoogst is. Ook uit de jaarlijkse
Nederlandse ongeoormerkte bijdrage van EUR 42 miljoen aan UNHCR en EUR
40 miljoen aan WFP kunnen humanitaire hulpactiviteiten in Somalië
worden gefinancierd.
De hoge mate van onveiligheid in Zuid- en Centraal Somalië heeft een
negatief effect op de toegang van hulpverleners tot hulpbehoevenden.
Gezien deze onveiligheid zijn VN en INGO's genoodzaakt op afstand
vanuit Nairobi te opereren. De hulporganisaties zijn het doelwit van
moordaanslagen, gewelddadige intimidatie en ontvoeringen. In Mogadishu
blijft voor de VN veiligheidsfase vijf van kracht, die de toegang van
internationale VN-staf uitsluit. De hulpverlening wordt hoofdzakelijk
uitgevoerd via lokale staf en partnerorganisaties in Somalië.
Mandaat en rechtsbasis
Het mandaat van de operatie Atalanta bestaat nog steeds uit het
beschermen van WFP-voedseltransporten en andere humanitaire en
kwetsbare schepen, alsmede het afschrikken van piraterij en gewapende
overvallen op zee. Hiermee ondersteunt de operatie
VN-Veiligheidsraadresoluties 1814, 1816 en 1846. Het internationale
recht, in het bijzonder het VN-zeerechtverdrag, biedt de
rechtsgrondslag om op te treden tegen piraten op volle zee. Voor
optreden in de territoriale wateren van Somalië, binnen twaalf
nautische mijlen van de kust, baseert de operatie zich op
VN-Veiligheidsraadresolutie 1846.
Onderzoek bij verdenking piraterij
In het VN-zeerechtverdrag is in art. 110 expliciet de mogelijkheid
opgenomen van onderzoek door een marineschip aan boord van een schip
op volle zee. Van deze mogelijkheid mag gebruik worden gemaakt indien
er een redelijke grond voor verdenking bestaat dat het betreffende
vaartuig piraterij bedrijft.
Berechting piraterij
De commandanten van Nederlandse marineschepen zijn voorzien van
instructies hoe te handelen in geval van aanhouding van vermoedelijke
piraten. Eventuele vervolging van aangehoudenen die aan boord zijn
gebracht van een Nederlands marineschip, is een verantwoordelijkheid
van het Nederlandse Openbaar Ministerie. Met uitzondering van die
gevallen waarin een duidelijk Nederlands belang besloten ligt, lijkt
vervolging en detentie in Nederland niet de meest voor hand liggende
oplossing.
Voor de Atalanta-operatie is in EU-kader overeengekomen, dat indien de
aanhoudende lidstaat zijn jurisdictie niet kan of niet wil laten
gelden, zal worden bezien of één of meer andere lidstaten deze
bereidheid en mogelijkheid wel hebben. Tot dusver heeft de EU een
overdrachtsovereenkomst afgesloten met Kenia en onderhandelingen met
de Seychellen zijn recentelijk afgerond. Onder alle omstandigheden zal
gewaarborgd zijn dat de aanhoudende lidstaat zelfstandig beslist over
vervolging en overdracht. Vanzelfsprekend zullen hierbij geen
concessies worden gedaan aan de geldende mensenrechtenverplichtingen.
In VN-Veiligheidsraadresolutie 1846 is de oproep vervat aan alle
statenpartijen tot volledige implementatie van de verplichtingen van
het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht
tegen de veiligheid van de zeevaart (ook wel `SUA-verdrag' genoemd).
Dit houdt in dat partijen zich verplichten piraterij strafbaar te
stellen in hun nationale recht. De Nederlandse strafwetgeving voorziet
reeds in de mogelijkheid van berechting van piraterij door wie of waar
dan ook begaan.
Verder roept resolutie 1846 op tot de opbouw van capaciteit tot
succesvolle vervolging van piraterij. De internationale gemeenschap
zal met de TFG en landen in de regio moeten bezien hoe de
handhavingcapaciteiten zodanig kunnen worden verbeterd en versterkt
dat het piraterijprobleem in Somalië zelf kan worden bestreden.
Deelnemende landen
In 2010 zullen naar verwachting in ieder geval de volgende landen ook
een bijdrage leveren aan de EU-operatie Atalanta: het Verenigd
Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Zweden, Luxemburg en
België.
Invloed
Operatie Atalanta staat onder commando van de Europese Unie. Het
Politiek en Veiligheids Comité (PSC) heeft, onder verantwoordelijkheid
van de Europese Raad, politieke controle en zorgt voor de strategische
aansturing van de operatie. Nederland heeft, net als alle andere
EU-lidstaten, zitting in dit forum.
Met het inzetten van Hr.Ms. Evertsen in 2008 en 2009 en de inzet van
Hr.Ms. De Ruyter eerder dit jaar, heeft de Koninklijke Marine kennis
en ervaring opgedaan in het operatiegebied. Via zijn
vertegenwoordiging in het EU Militair Comité, de EU Militaire Staf,
het operationele hoofdkwartier (OHQ) en in het bijzonder de Force
Commander en zijn hoofdkwartier (FHQ) in de periode medio augustus tot
medio december 2009 heeft Nederland een actieve rol bij de planning en
uitvoering van de operatie Atalanta gespeeld en zijn in het
operatieplan ondermeer de Nederlandse ervaringen met het escorteren
van WFP-transporten verwerkt.
Militaire aspecten
Haalbaarheid
Militaire opdracht
Operatie Atalanta richtte zich primair op de bescherming van schepen
van het World Food Programme (WFP) van de VN, maar inmiddels ook op de
bescherming van schepen die voor de bevoorrading van de African
Mission in Somalia (AMISOM) worden gebruikt. In de praktijk worden één
à twee fregatten ingezet voor deze taken. De overige eenheden van
Atalanta kunnen worden ingezet voor de bescherming van
koopvaardijschepen in de Internationally Recognised Transit Corridor
(IRTC) in de Golf van Aden en het uitvoeren van patrouilletaken in het
Somalië Bassin. Naast individuele escortes van WFP/AMISOM-schepen en
het beschermen van koopvaardijschepen in de IRTC, worden er gerichte
acties uitgevoerd om piraten af te schrikken, op te sporen en op te
pakken. De focus daarbij ligt op het opsporen van de zogenaamde
moederschepen die piraten gebruiken om hun acties ver op zee uit te
kunnen voeren.
Opstelling conflictpartijen
Sinds het begin van de operatie Atalanta hebben de piraten geen nieuwe
werkwijzen geïntroduceerd. Zij schromen niet om geweld te gebruiken om
koopvaardijschepen tot stoppen te dwingen en maken daarbij gebruik van
automatische wapens en Rocket Propelled Granades (RPG's). De piraten
hebben hun activiteiten intussen wel uitgebreid naar gebieden verder
op open zee (ruim 800 nautische mijl uit de kust) en naar het Somalië
Bassin. De verschillende piratengroepen lijken steeds beter
georganiseerd en maken gebruik van moderne communicatiemiddelen als
satelliettelefoons. De Force Commander van operatie Atalanta heeft
hier o.a. op gereageerd door meer eenheden in te zetten in nieuwe
patrouillegebieden in het Somalië Bassin. Het aantal beschikbare
eenheden, zowel varend als vliegend, blijft echter beperkt gezien de
enorme omvang van het Somalië Bassin. Dat de piraten hun activiteiten
verleggen van de Golf van Aden naar het Somalië Bassin is een
indicatie dat de verschillende groepen flexibel zijn en over
aanpassingsvermogen beschikken. Dit bevestigt de opvatting dat de
piraten georganiseerd opereren.
Het vereiste militaire vermogen
Het initiële operatieplan van Atalanta ging uit van een Full
Operational Capability (FOC) zodra ten minste drie fregatten of
grotere patrouilleschepen, drie helikopters, drie maritieme
patrouillevliegtuigen (MPRA) en een bevoorradingsschip deel uitmaakten
van de operatie. Daarnaast zou één van de maritieme eenheden uitgerust
moeten zijn met een uitgebreide medische capaciteit (Role 2). In de
praktijk moet Atalanta het regelmatig stellen zonder een
bevoorradingsschip, een eigen Role 2 medische capaciteit en voldoende
MPRA's. Het ontbreken van een bevoorradingsschip en een Role 2
medische capaciteit wordt tot op heden opgevangen door gebruik te
maken van de capaciteiten van bijvoorbeeld Amerikaanse en
Saoedi-Arabische (bevoorradings)schepen in de regio. De MPRA-
capaciteit wordt, naast de inzet van Duitse en Franse MPRA's, tot mei
2010 ingevuld door de inhuur van civiele vliegtuigen door Luxemburg,
die ook opereren vanaf de Seychellen.
Door het structureel ontbreken van een bevoorradingsschip is de
FOC-status formeel niet bereikt, maar daar staat tegenover dat
gedurende de afgelopen tien maanden telkens gemiddeld zeven fregatten
of grotere patrouilleschepen aan Atalanta deelnamen.
Op basis van de opgedane ervaring en de behoefte om niet alleen de
Golf van Aden te beveiligen, maar ook in het Somalië Bassin een
presentie te hebben, zijn de vereiste militaire capaciteiten van
Atalanta per 7 oktober jl. aangepast. Er is nu een behoefte
geformuleerd van tenminste zeven fregatten en/of grotere
patrouilleschepen. Daarnaast bestaat per schip behoefte aan een
helikopter om het surveillancegebied rond het marineschip te vergroten
en eventueel snel te hulp te kunnen schieten bij een aanval van
piraten. De toewijzing van fregatten en patrouilleschepen aan operatie
Atalanta verloopt naar wens, waarbij zij opgemerkt dat voor de periode
december 2009 - januari 2010 het benodigde aantal schepen nog niet is
bereikt. Gelet op de gewijzigde behoeftestelling is het streven dan
ook om beide Nederlandse schepen uit te rusten met een
boordhelikopter. De behoefte aan MPRA's is gelijk gebleven en ook de
behoefte aan een eigen bevoorradingsschip en medische capaciteit (Role
2) voor operatie Atalanta blijft onverminderd van kracht.
Wijze van optreden
De bescherming van WFP- en AMISOM-transporten is voor Atalanta
prioriteit. WFP-schepen worden geëscorteerd vanaf de locatie waar de
WFP-schepen worden geladen, bijvoorbeeld Djibouti of Mombasa, tot aan
de Somalische haven van bestemming. AMISOM-schepen worden vaak geladen
in andere Afrikaanse havens of havens buiten het Afrikaanse continent.
In dat geval worden de AMISOM-schepen opgevangen zodra zij het gebied
met een verhoogd risico op piraterij binnenvaren. Tijdens het
escorteren van WFP- en AMISOM-transporten kan een beveiligingsteam aan
boord van het te beveiligen schip worden geplaatst. De keuze om al dan
niet een beveiligingsteam te plaatsen is afhankelijk van de
operationele omstandigheden en van het tijdig afsluiten van een
zogenaamd Flagstate Agreement met de vlaggenstaat van het WFP- of
AMISOM-schip. Op basis van de ervaringen van de Hr.Ms. Evertsen en
Hr.Ms de Ruyter kunnen maximaal twee WFP- of AMISOM-schepen tegelijk
worden geëscorteerd. De schepen die door het WFP of AMISOM zijn
gecharterd zullen, indien mogelijk, ook worden begeleid op hun
terugtocht wanneer zij de lading hebben gelost. Echter, geladen
schepen hebben prioriteit bij de planning van de inzet van militaire
capaciteit. Het ligt in de lijn der verwachting dat zowel de Hr.Ms.
Tromp als de Hr.Ms. Johan de Witt voor escortes van WFP- of
AMISOM-schepen zullen worden ingezet.
Zoals gezegd is het aantal Atalanta eenheden, dat in de praktijk bezig
is met het escorteren van WFP- of AMISOM-schepen, beperkt. Van de
gemiddeld zeven fregatten of andere ingezette schepen, zoals
amfibische transportschepen, zijn er over het algemeen slechts één à
twee bezig met escorte taken voor WFP/AMISOM. De overige eenheden
worden ingezet in de IRTC of het Somalië Bassin.
Voor operaties in de IRTC worden twee tot drie Atalanta-eenheden
ingezet. Samen met eenheden van de Navo-operatie Ocean Shield, van CTF
151 en een aantal landen dat onder nationale vlag actief is in de
regio, zorgen zij voor de beveiliging van deze economisch zeer
belangrijke doorvaarroute. Afhankelijk van de kwetsbaarheid van het
koopvaardijschip dat de IRTC passeert, voorzien de in het gebied
aanwezige eenheden in een Group Transit, een Supported Transit, of in
individuele begeleiding van een koopvaardijschip. U bent over deze
methoden geïnformeerd in de stand van zakenbrief van 8 oktober jl.
(Kamerstuk 29521 nr. 120). De mate van kwetsbaarheid wordt door het
Atalanta hoofdkwartier in Northwood bepaald aan de hand van eenduidige
criteria zoals de lading, de maximale snelheid en de hoogte van het
vrijboord van de koopvaardijschepen. Beide ingezette Nederlandse
eenheden zullen naar alle waarschijnlijkheid participeren in de
bescherming van koopvaardijschepen in de IRTC.
Met het uitbreiden van de piratenactiviteiten van de Golf van Aden
naar het Somalië Bassin is het noodzakelijk meer EU-, Navo- en
CMF-eenheden in dit deel van het operatiegebied in te zetten. In het
Somalië Bassin zijn nieuwe surveillancegebieden ingesteld waar extra
aandacht wordt besteed aan het afschrikken en opsporen van
piratenskiffs en moederschepen. Gemiddeld zijn er ongeveer drie
Atalanta-eenheden actief in het Somalië Bassin. Tijdens de patrouilles
van deze eenheden is er zelden sprake van het individueel begeleiden
van koopvaardijschepen. Naar verwachting zullen beide Nederlandse
eenheden tijdens hun deelname aan Atalanta ook patrouilles uitvoeren
in het Somalië Bassin.
Samenwerking NAVO, TF150, eventuele bilaterale inzet van landen
Het afgelopen jaar is de samenwerking tussen de verschillende
maritieme operaties in de regio uitgebreid en sterk verbeterd. Naast
de EU zijn er twee internationale organisaties actief op zee; de Navo
met operatie Ocean Shield en de CMF met CTF 151. Tevens is een aantal
individuele landen actief in de regio zoals China, Japan, Rusland en
India. Ook enkele landen uit de regio Midden-Oosten, zoals Iran en
Saoedi-Arabië hebben schepen naar de regio Somalië gestuurd om een
bijdrage te leveren aan de bestrijding van piraterij. Daarnaast draagt
onder meer niet-EU lidstaat Noorwegen sinds augustus 2009 bij aan de
operatie met een fregat, heeft Kroatië drie stafofficieren beschikbaar
gesteld van het HQ in Northwood. Montenegro's hulpaanbod is door de EU
geaccepteerd en bevindt zich in de onderhandelingsfase. De EU heeft
Zuid-Afrika uitgenodigd deel te nemen aan de operatie en heeft
gesprekken gestart met Australië en Nieuw-Zeeland.
De samenwerking van de EU, de Navo en CMF strekt zich uit over het
hele operatiegebied en beslaat alle taken. De individuele landen
concentreren hun inzet van maritieme eenheden op de Golf van Aden. Zij
beschermen hier vooral hun nationale belangen door konvooien te
begeleiden van schepen varend onder hun eigen vlag. Waar mogelijk
kunnen schepen varend onder een andere vlag op eigen gelegenheid bij
een dergelijk konvooi aansluiten. Maar de individuele landen
participeren niet in de gecoördineerde inzet van eenheden in de
verschillende surveillance-areas in de IRTC of het Somalië Bassin. Wel
onderhouden alle eenheden van zowel EU, Navo, CMF als individuele
landen contact met elkaar via het licht beveiligde communicatiesysteem
Mercury. Dit betekent dat er bij een aanval van piraterij een beroep
kan worden gedaan op álle in een gebied aanwezige capaciteiten. Door
dit gezamenlijke optreden zijn het afgelopen jaar veel aanvallen
afgeslagen en zijn tientallen piraten gearresteerd.
De afstemming tussen alle genoemde partijen vindt onder andere plaats
in de Shared Awareness and Deconfliction (SHADE) vergadering die
gemiddeld eens in de vier à zes weken in Bahrein wordt georganiseerd.
De SHADE wordt bij toerbeurt voorgezeten door de EU, de Navo of de
CMF. De organisatie die het voorzitterschap van de SHADE bekleedt is
ook verantwoordelijk voor de dagelijkse coördinatie tussen alle
eenheden op zee. De SHADE wordt door alle deelnemers aan antipiraterij
operaties gezien als het essentiële coördinatiemechanisme in de
gemeenschappelijke strijd tegen piraterij.
Geweldsinstructie
Door de EU zijn Rules of Engagement (ROE) opgesteld die gelden voor
alle deelnemende eenheden in de operatie Atalanta. In de praktijk
blijken de ROE voldoende robuust om alle taken goed te kunnen
uitvoeren.
Bevelstructuur
De EU heeft directe zeggenschap over de inzet van de toegewezen
eenheden. Operational Control over de eenheden wordt gedurende de
inzetduur gedelegeerd aan de Britse Operation Commander. Hij
informeert en adviseert het Militair Comité van de EU (EUMC) en
desgevraagd het Politiek en Veiligheids Comité over de voortgang van
de missie. De Operation Commander zal het Tactical Command en Tactical
Control delegeren aan de Force Commander die de dagelijkse leiding
heeft over de operatie in het operatiegebied. De Force Commander wordt
in de eerste acht maanden van 2010 in periodes van vier maanden
geleverd door Italië en Zweden.
De Commandant der Strijdkrachten (CDS) behoudt Full en Operational
Command over de ingezette eenheden. Dit betekent dat hij indien
noodzakelijk kan besluiten de eenheden terug te brengen onder
nationale controle.
Risico's
Medische risico's
De gezondheidsrisico's aan boord van de schepen zijn minimaal. Ter
behandeling van eventuele zieken of gewonden zijn alle schepen
uitgerust met een eerstelijns medische zorgcapaciteit. Hiernaast is in
de periode medio april tot en met eind juni 2010 ruimere medische
capaciteit in de vorm van een Role 2 faciliteit voorzien aan boord van
de Hr.Ms. Johan de Witt. Buiten de inzetperiode van de Hr.Ms. Johan de
Witt en in het geval dat er binnen operatie Atalanta geen andere Role
2 capaciteit beschikbaar is, kan gebruik worden gemaakt van de
medische capaciteiten van Amerikaanse (bevoorradings)schepen in de
regio. Ook kan personeel eventueel worden overgebracht naar
ziekenhuizen in de regio, te weten Tanzania, Kenia en Djibouti.
Klimaat en terrein
Er is de afgelopen twee jaar veel ervaring opgedaan in het
operatiegebied. Tot op heden hebben het klimaat en de zeeën rond de
Hoorn van Afrika geen operationele beperkingen opgeworpen.
Ve
Veiligheid
De operationele risico's die kleven aan antipiraterij operaties zijn
beperkt. Hoewel piraten standaard zijn uitgerust met automatische
wapens en raketwerpers, en zij in het verleden niet hebben geschroomd
deze te gebruiken, zijn de overmacht van een marineschip en de
mogelijkheden tot zelfbescherming dusdanig dat de risico's voor de
bemanning en het schip klein zijn.
Ook de risico's voor de militaire beveiligingsteams die eventueel aan
boord van een WFP- of AMISOM-schip worden geplaatst worden laag
ingeschat. Een dergelijke manier van inzet van beveiligingsteams gaat
immers altijd gepaard met een escortering door een maritieme eenheid.
Er is geen sprake van de inzet van zelfstandige beveiligingsteams.
De praktijk heeft ook aangetoond dat ook tijdens het aanhouden van
verdachten eventueel verzet eenvoudig wordt gebroken door de
aanzienlijke overmacht van de marine eenheden.
Geschiktheid en beschikbaarheid
Beoogd wordt eerst het luchtverdediging- en commandofregat de Hr.Ms.
Tromp van medio februari tot medio april in te zetten en vervolgens
het amfibisch transportschip de Hr.Ms. Johan de Witt van medio april
tot eind juni. Het betreft hier de daadwerkelijke inzetperioden in het
operatiegebied. Voor elke eenheid komen er vier weken van huis bij
voor de benodigde uit- en thuisreis.
Inzet Hr.Ms. Tromp
De inzet van de Hr.Ms. Tromp is, behoudens de functie van stafschip,
gelijk aan de huidige inzet van de Hr.Ms. Evertsen in Atalanta. Hr.Ms.
Tromp zal worden ingezet voor het escorteren van schepen van het
WFP/AMISOM, het beschermen van schepen in de IRTC en surveillance in
gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. De operationele
capaciteiten van de Hr.Ms. Tromp voldoen in ruime mate aan de gestelde
operationele eisen voor antipiraterij operaties. De Hr.Ms. Tromp zal
in tegenstelling tot de, Hr. Ms. Evertsen, geen staf aan boord nemen
zodat de totale bemanning zal bestaan uit ongeveer 175 opvarenden.
Aan boord bevindt zich een beveiligingsteam van de Unit Interventies
Mariniers (UIM) dat zowel voor het beveiligen van andere schepen
tijdens escortes, als voor boarding operaties kan worden ingezet.
Defensie is voornemens de Hr.Ms. Tromp uit te rusten met een
boordhelikopter. Deze zal worden ingezet voor surveillance-taken, het
ondersteunen van boarding- operaties en het snel verplaatsen van het
beveiligingsteam bij een dreigende aanval van piraten op
koopvaardijschepen.
Inzet Hr.Ms. Johan de Witt
Het is de eerste keer dat het amfibisch transportschip Hr.Ms. Johan de
Witt wordt ingezet voor antipiraterij operaties. De taak van de Hr.Ms.
Johan de Witt is gelijk aan de taakstelling voor fregatten; het
escorteren van schepen van het WFP/AMISOM, het beschermen van schepen
in de IRTC en surveillance in gebieden met een verhoogde dreiging van
piraterij. Er is nadrukkelijk geen sprake van inzet van de Hr.Ms.
Johan de Witt als platform voor zelfstandig in te zetten militaire
beveiligingsteams, ook wel Vessel Protection Detachments (VPDs)
genoemd. Er zijn sinds het laatste Kamerdebat over Atalanta van 15
oktober jl. geen nieuwe ontwikkelingen aangaande de inzet van
zelfstandige militaire beveiligingsteams. De discussie hierover staat
los van de voorgenomen inzet van de Hr.Ms. Tromp en de Hr.Ms. Johan de
Witt.
De operationele capaciteiten van de Hr.Ms. Johan de Witt voldoen in
ruime mate aan de gestelde operationele eisen voor antipiraterij
operaties. De totale bemanning bestaat uit ongeveer 175 opvarenden.
Ook aan boord van dit schip zal zich een beveiligingsteam van de UIM
bevinden. De inzet van dit beveiligingsteam is gelijk aan de inzet
vanaf een fregat.
Het streven is ook de Hr.Ms. Johan de Witt uit te rusten met een
boordhelikopter. Mocht hierin niet kunnen worden voorzien dan zal in
internationaal verband worden gezocht naar deze ontbrekende
operationele capaciteit.
Gedurende de inzet van de Hr.Ms. Johan de Witt levert Zweden de Force
Commander voor Atalanta. De Hr.Ms. Johan de Witt beschikt over een
aantal bijzondere, schaarse, operationele capaciteiten. Zo is het
schip ook ingericht als stafschip, kunnen er meerdere helikopters
gelijktijdig opereren vanaf het helikopterdek en kunnen er kleine
vaartuigen worden meegenomen in het droogdok van het schip. Deze extra
capaciteiten staan ter beschikking van Zweden indien het daarom
verzoekt. Wanneer hier eventuele meerkosten uit voortvloeien zullen
deze met Zweden worden verrekend.
Duur van de uitzending
De EU heeft besloten operatie Atalanta voort te zetten tot 13 december
2010. De verwachting is dat de VN-Veiligheidsraadresolutie 1846 en
1851 zullen worden verlengd wanneer deze aflopen in december 2009.
Zoals eerder aangegeven zal Nederland in de eerste helft van 2010 twee
marineschepen inzetten voor elk een periode van ongeveer twee maanden
in het operatiegebied.
Financiën
De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de Nederlandse bijdragen
van Hr. Ms. Tromp en Hr. Ms. Johan de Witt aan de operatie Atalanta in
de eerste helft van 2010 worden bij een totale uitzendduur van vijf en
een halve maand geraamd op circa EUR 5,7 miljoen. Hierbij is rekening
gehouden met inverdieneffecten omdat geplande oefeningen geen doorgang
vinden, de inzet van een boordhelikopter op beide schepen en met de
uit- en thuisreis van beide schepen naar/vanuit het operatiegebied. De
additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening
`uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep
Internationale Samenwerking (HGIS) op de defensiebegroting.
Samenhang
De Nederlandse bijdrage van militaire middelen aan operatie Atalanta
vormt een basis voor het verstrekken van humanitaire hulp aan de
noodlijdende bevolking van Somalië. Voorts moet de bijdrage van
militaire middelen aan operatie Atalanta worden gezien in het grotere
internationale verband van het transitieproces in Somalië en de
implementatie van de Djibouti-akkoorden. In deze zin hangt de bijdrage
samen met het versterken van de internationale rechtsorde.
de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van
Defensie,
drs. M.J.M. Verhagen E. van
Middelkoop
de minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
drs. A. G. Koenders
Pagina 11 van 12
Ministerie van Buitenlandse Zaken