Nederlandse Vereniging van Journalisten

`Nog steeds venster op de wijk, de stad, het land en de wereld'

zaterdag 14 november 2009 | `Was het niet de grootste visionair ter wereld, Microsoft-baas Bill Gates hemzelve, die eind vorige eeuw voorspelde dat er vandaag al lang geen kranten meer zouden bestaan? Eigenlijk zijn we hier allemaal dinosauriërs die om één of andere magische reden nog steeds onbedoeld en ongewild overleven in de heerlijke nieuwe wereld van internet, waar eindelijk iedereen zelf journalist mag spelen. Dus laten we dansen op de rand van de afgrond waarin de nieuwe media ons zullen storten.' Aldus Yves Desmet, Vlaams journalist, commentator en essayist, in zijn gesproken column, ter gelegenheid van het 125 jarig bestaan van de NVJ.

`125 jaar bestaan jullie, en dat klinkt indrukwekkend, maar eigenlijk was dat toch redelijk laat, wetende dat al in 1656 het eerste exemplaar van de Weeckelycke Courante van Europa verscheen, hier in Haarlem.

Enig rekenwerk leert me dus dat er al 228 jaar kranten in dit landje verschenen vooraleer iemand het nuttig achtte om een vereniging van journalisten uit de grond te stampen. Stel je voor, 228 jaar journalistiek zonder een belangenvereniging van journalisten. Ik zal dit gegeven zorgvuldig verborgen houden voor Christian Van Thillo, soms pikt hij een idée te snel op.

228 jaar, da's heel gek, want normaal heb je maar twee Nederlanders nodig om drie verenigingen, vier adviesraden of vijf stichtingen op te richten.

Nog gekker is het dat jullie überhaupt nog bestaan.

Want was het niet de grootste visionair ter wereld, Microsoft-baas Bill Gates hemzelve, die eind vorige eeuw voorspelde dat er vandaag al lang geen kranten meer zouden bestaan? Eigenlijk zijn we hier allemaal dinosauriërs die om één of andere magische reden nog steeds onbedoeld en ongewild overleven in de heerlijke nieuwe wereld van internet, waar eindelijk iedereen zelf journalist mag spelen.

Dus laten we dansen op de rand van de afgrond waarin de nieuwe media ons zullen storten.

Journalistiek bestaat voornamelijk uit het melden dat Lord Jones dood is aan mensen die niet eens wisten dat Lord Jones wel leefde, schreef onze illustere voorganger Chesterton ooit.

En dat is natuurlijk juist. Journalistiek, die eerste ruwe vorm van geschiedenis, is zeer beperkt. Het begrijpen van wat er in de wereld gebeurt aan de hand van kranten en TV-programma's is zoiets als het proberen af te lezen van de tijd op een horloge met enkel een secondenwijzer.

Bovendien lijdt de sector onder talrijke kwalen.

Onder uitgevers, die denken dat journalistiek een te vermijden tussenstap zou moeten zijn in het proces waarbij ze papier aankopen aan een eurocent per kilo en dat weer verkopen aan tien eurocent per kilo.

We lijden onder collega's die zonder enige schroom de privacy van om het even wie verkrachten voor hun persoonlijk ego en hun redactionele status om vervolgens met een uitgestreken gezicht te verklaren dat het publiek nu eenmaal recht heeft op informatie.

We lijden onder correspondenten die van hotel naar hotel vliegen en die denken dat het meest interessante van ieder verhaal het feit is dat zij zijn gearriveerd om het te verslaan, en wiens enige plaatselijke bron steevast de taxichauffeur blijkt te zijn die hen van het vliegveld naar het hotel heeft gereden.

We lijden onder eindredacteurs die denken dat een onvoldoende gecheckt verhaal en de ontkenning van dat verhaal tezamen twee goede verhalen opleveren.

We lijden onder hoofdredacteurs, wiens taak het blijkt te zijn het kaf van het koren te onderscheiden, en er vervolgens voor te zorgen dat het kaf gedrukt of uitgezonden wordt.

Het moet toegegeven worden: soms is de daardoor de geloofwaardigheid van onze stiel en het maatschappelijke respect dat we ondervinden minimaal geworden, en blijft de oude uitspraak van de Franse schrijver André Gide van toepassing:
"Ik verkies de vriendschap, de achting en de bewondering van één eerlijk man boven die van honderd journalisten."

Ach, als we iets in onze professie tot in de puntjes beheersen dan is het wel het vermogen om onszelf af te zeiken en te bekritiseren, en ik hoop nog altijd de eerste oudere collega tegen te komen die eens niet zegt dat het vroeger allemaal beter was.

Dat is namelijk niet zo. Wandel om het even welke bibliotheek of beeldarchief binnen en vergelijk het journalistiek werk van toen met dat van nu, en onvermijdelijk moet u tot de conclusie komen dat kranten, tijdschriften en actualiteitenprogramma's van vandaag rijker, beter en professioneler zijn dan een generatie terug.

Dat we, niet altijd even volmaakt, nog steeds de voornaamste leveranciers zijn van de informatie die het fundament is van iedere democratische samenleving. Dat we nog steeds het venster op de wijk, de stad, het land en de wereld zijn voor de overgrote meerderheid van de burgers van deze maatschappij.

Na 125 jaar moet dat eigenlijk niet meer zijn.

Ik wens u van harte een spetterend feestje en nog eens 125 jaren vol sprankelende, juiste, inzichtleverende en vooral goed geschreven journalistiek.'

Yves Desmet