Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
(Razeb, inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) van 16 en 17
november 2009
Kamerbrief inzake Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (Razeb, inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) van 16
en 17 november 2009
Kamerbrief | 6 november 2009
Graag bieden wij u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad
Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Razeb, inclusief Defensie en
Ontwikkelingssamenwerking) van 16 en 17 november 2009.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
(Razeb, inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) van 16 en 17
november 2009
Algemene Zaken
Strategie duurzame ontwikkeling
De Raad zal de voortgang van de Europese strategie voor duurzame
ontwikkeling (SDS) bespreken. Deze strategie, aangenomen tijdens de
Europese Raad van juni 2006, overkoepelt en integreert de economische,
sociale en milieuaspecten van het Europese beleid. De Commissie heeft
in juni een rapport uitgebracht waarin de voortgang wordt beschreven.
Daarnaast bespreekt de Raad wat de prioriteitsgebieden voor de komende
jaren zijn en hoe de SDS in de toekomst operationeler kan worden
gemaakt. De Nederlandse inzet zal zich richten op het belang van
klimaat en energie, van beheer van natuurlijke hulpbronnen en van
duurzame productie en consumptie voor duurzame ontwikkeling. Het gaat
hierbij uitdrukkelijk om een perspectief voor de lange termijn (2050),
van waaruit concretere beleidsdoelen voor de middellange en korte
termijn in thematische strategieën en andere beleidsinitiatieven
dienen te worden verwerkt. Het Zweedse voorzitterschap zal mede op
basis van de Razeb-discussie aan de Europese Raad van december
rapporteren over de SDS.
(eventueel) Post-Lissabonstrategie
Mogelijk houdt de Raad een oriënterend debat over de
post-Lissabonstrategie aan de hand van het consultatiedocument van de
Europese Commissie. Het kabinet is van mening dat de inhoud en de
urgentie van een nieuwe Lissabonstrategie niet los gezien kunnen
worden van de gevolgen van de crisis, maar dat er geen reden is om de
koers van de Lissabonstrategie fundamenteel te veranderen. Wel kan -
in het licht van de crisis, vergrijzing, globalisering,
klimaatverandering en de resultaten van de Lissabonstrategie tot nu
toe - de strategie worden bijgesteld om te komen tot een ambitieuze en
overtuigende Lissabonstrategie na 2010. Na de oriëntatiefase die nu is
begonnen zal uiteindelijk tijdens de Europese Raad van maart 2010
besluitvorming over de post-Lissabonstrategie plaatsvinden.
Presentatie agenda voor de Europese Raad d.d. 10 en 11 december
De Raad zal de agenda van de Europese Raad van 10 en 11 december
vaststellen. Het voorzitterschap heeft de agenda nog niet verspreid.
Dit is een procedureel agendapunt. De inhoudelijke voorbereiding van
de Europese Raad vindt plaats tijdens de Razeb van 7 en 8 december.
Transport
De volgende twee Transport Mededelingen zullen in de Razeb naar
verwachting zonder discussie worden aangenomen: COM(2009)538
betreffende integratie van maritiem toezicht en COM(2009)540
betreffende de voortgang van het integrale maritieme beleid. Beide
fiches zijn u reeds eerder separaat toegezonden.
Externe Betrekkingen
Ministers van Buitenlandse Zaken
(eventueel) Rusland
Tijdens het diner van de ministers van Buitenlandse Zaken zal
waarschijnlijk worden gesproken over de relatie van de EU met Rusland,
mede ter voorbereiding van de EU-Rusland-top op 17 en 18 november. De
leden van de Trojka zullen tijdens de topontmoeting onder andere de
stand van de onderhandelingen over een nieuw samenwerkingsakkoord,
overige samenwerkingsvormen en de mensenrechtensituatie in Rusland aan
de orde stellen. Nederland is voorstander van het afsluiten van een
nieuw diepgaand, veelomvattend en juridisch bindend
samenwerkingsakkoord met Rusland. Recente terugtrekkende bewegingen
van Rusland ten aanzien van WTO-lidmaatschap en het Energiehandvest
zijn zorgelijk en zullen tijdens de top met Rusland worden besproken.
Samenwerking tussen de EU en Rusland is ook van belang om op
wereldniveau voortgang te kunnen boeken op belangrijke dossiers als
energie, klimaat en non-proliferatie.
De regering is van mening dat in de EU-Rusland relatie ook ruimte moet
zijn voor dialoog over onderwerpen waarover de meningen verschillen,
zoals mensenrechten en Georgië. Tijdens de EU-Rusland-top zal de EU
expliciet aandacht moeten vragen voor de mensenrechtensituatie in
Rusland, inclusief de positie van verdedigers van mensenrechten
(d.w.z. alle mensenrechten, waaronder ook die betreffende sexuele
geaardheid en persvrijheid) alsmede de vooralsnog onopgeloste moorden
op de journaliste Anna Politkovskaja en de mensenrechtenactiviste
Natalja Estemirova. Verder zal de EU haar zorgen moeten uitspreken
over de sterke toename van geweldsincidenten in de Noordelijke
Kaukasus.
Oekraïne
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen ook spreken over de
voorbereiding van de jaarlijkse EU-Oekraïne-top, die op 4 december in
Kiev zal plaatsvinden. De top vindt plaats aan de vooravond van
presidentsverkiezingen in Oekraïne in januari 2010 en tegen de
achtergrond van een ernstige economische crisis. Voorts ondervindt
Oekraïne problemen bij de bestrijding van de griepepidemie. Het heeft
de hulp ingeroepen van de EU, de NAVO en de WHO. Ook dreigen nieuwe
betalingsproblemen aan Oekraïense kant voor de levering van Russisch
gas. De uitvoering van het in overleg met het IMF aangenomen
hervormingsprogramma stagneert als gevolg van de verkiezingscampagne,
waardoor de uitbetaling van de volgende tranche van het
IMF-steunpakket in gevaar komt.
De regering vindt dat deze top een impuls moet geven aan het
onderhandelingsproces voor een Associatieovereenkomst met de EU.
Daarnaast biedt de top gelegenheid om aan te dringen op een effectief
hervormingsprogramma, conform IMF-voorwaarden, en om Oekraïense
aspiraties en verwachtingen te temperen over verdere toenadering tot
de EU; een perspectief op toetreding is, als bekend, niet aan de orde.
De onderhandelingen over de Associatieovereenkomst verlopen stroef,
onder andere omdat Oekraïne aandringt op visumliberalisatie en omdat
de benodigde hervormingen aan Oekraïense zijde achterblijven.
De Europese Commissie overweegt macro-economische steun aan Oekraïne
ter waarde van 500 miljoen euro. De regering staat positief tegenover
de voorgestelde lening zolang aan de IMF-voorwaarden wordt voldaan.
Civiele EVDB-capaciteiten
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen voorts spreken over de
noodzaak om de civiele EVDB-capaciteiten verder te ontwikkelen. Het
Zweedse EU-voorzitterschap heeft in de afgelopen maanden ingezet op
verdere ontwikkeling en versterking hiervan door de civiele
capaciteitsplanning coherenter te maken en instrumenten voor `rapid
reaction' te verbeteren. De regering steunt deze inzet van het
voorzitterschap. Via de civiele EVDB-missies levert de Unie een
concrete bijdrage aan de bevordering van vrede en veiligheid in de
wereld. De snelle ontplooiing van de EUMM in Georgië vormt een goed
voorbeeld van de toenemende rol van de Europese Unie op dit terrein.
Instrumenten als de Civilian Reponse Teams (snelle inzet van civiele
eenheden), maar ook de verdere ontwikkeling van de Security Sector
Reform-activiteiten van de EU dragen bij aan de efficiëntie en
effectiviteit van de civiele crisisbeheersing door de Unie. De
regering steunt ook de voorstellen van het voorzitterschap om de
ontwikkeling van civiele capaciteiten meer te synchroniseren met de
ontwikkeling van de militaire capaciteiten. Het voorzitterschap wil
dit bereiken door op concrete terreinen als logistiek, communicatie en
training te zoeken naar synergieën. De regering ziet in versterkte
civiel-militaire samenwerking duidelijk toegevoegde waarde van het
EVDB bij het beheersen en beslechten van gewelddadige conflicten in de
wereld.
Somalië
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over de actuele
situatie in Somalië en de mogelijke bijdragen die de EU kan leveren
aan het vergroten van de stabiliteit in Somalië. Deze discussie vindt
plaats aan de hand van de EU Fact Finding-Missie die eind augustus
plaatsvond en die suggesties op hoofdlijnen geformuleerd heeft voor de
EU-inzet in Somalië. Er zal specifiek worden gesproken over de
mogelijkheden voor training door de EU van het Somalische
regeringsleger in de omliggende landen. Frankrijk heeft bilateraal in
Djibouti al eenheden van het Somalische leger getraind en wil dit in
Europees verband graag uitbreiden.
De regering vindt Security Sector Development in Somalië belangrijk en
vindt het wenselijk dat de EU hier een rol in gaat spelen.
Tegelijkertijd is zij van mening dat een aantal vragen voldoende
beantwoord zou moeten worden alvorens tot training van Somalische
militaire eenheden over te gaan. Zo is over de duurzaamheid van de
Franse trainingsinspanningen nog weinig bekend: er zijn zorgen over de
mogelijkheden voor structurele salarisuitbetalingen en de discipline
van de troepen laat te wensen over. Daarnaast is nog onduidelijk of
AMISOM de trainingen binnen afzienbare tijd over zal kunnen nemen.
(eventueel) Westelijke Balkan
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen mogelijk de politieke
situatie in de Westelijke Balkan bespreken. Het zal gaan over de
voortgang met het Butmir-proces in Bosnië-Herzegovina. Dit is een
initiatief van het Zweedse voorzitterschap en de VS om de politieke
impasse te doorbreken. Op 8 en 9 oktober en op 20 en 21 oktober hebben
besprekingen in Sarajevo op hoog niveau (met deelname van
Razeb-voorzitter Bildt) plaatsgevonden die echter nog niet het
gewenste resultaat hebben opgeleverd. Momenteel gaan op expertniveau
de besprekingen verder. De inzet van het EU-voorzitterschap is vooral
gericht op het mogelijk maken van de sluiting van het kantoor van de
Hoge Vertegenwoordiger (OHR) en de transitie naar EU Speciale
Vertegenwoordiging. Een besluit over de sluiting van OHR kan alleen
door de Peace Implementation Council worden genomen, die een dag na de
Raad in Sarajevo bijeenkomt. Voorafgaand aan de vergadering wordt een
reactie van de Bosnische partijen op het aangeboden pakket verwacht.
De regering verwelkomt het initiatief van het Zweedse voorzitterschap
om de politieke impasse te doorbreken, maar meent wel dat de gestelde
conditionaliteiten voor de sluiting van de OHR niet moeten worden
afgezwakt.
Tevens zullen de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie in een
gezamenlijke sessie de situatie met betrekking tot de missie
EUFOR/Althea bespreken. Als bekend wordt de planning voor de omvorming
van de executieve naar een trainingsmissie uitgewerkt. Voor deze
omvorming bestaan verschillende mogelijkheden, waaronder die van een
lange fase van transitie waarbij de trainingsmissie en de executieve
missie naast elkaar bestaan totdat is voldaan aan de voorwaarden
waaronder de executieve missie kan worden teruggetrokken. De Raad zal
naar verwachting nog geen definitief besluit nemen over omvorming.
Nederland is van mening dat bij het besluit over de toekomst van EUFOR
rekening moet worden gehouden met het transitieproces van de OHR; één
van de taken van EUFOR is tenslotte de ondersteuning van de OHR. Deze
behoedzaamheid ten aanzien van de besluitvorming dient ook te worden
gezien tegen de achtergrond van recente ontwikkelingen in
Bosnië-Herzegovina, waarbij oplopende politieke spanningen in aanloop
naar de verkiezingen van oktober 2010 samengaan met het uitblijven van
hervormingen.
Naar verwachting zal de Raad besluiten de Commissie te verzoeken een
avisop te stellen over de EU-lidmaatschapsaanvraag van Albanië. Zoals
vermeld werd in de brief aan uw Kamer (d.d. 18 september 2009), kan
Nederland hiermee instemmen. Een lidstaat heeft nog een parlementaire
reserve die naar verwachting spoedig zal worden opgeheven.
(eventueel) Wit-Rusland
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen zich voorts buigen over de
betrekkingen tussen de EU en Wit-Rusland. Een belangrijk aspect
daarvan betreft het sanctieregime. In maart 2009 had de Raad besloten
het volledige sanctieregime tegen Wit-Rusland te verlengen tot maart
2010 met een verlenging van de opschorting van de visumrestricties tot
december 2009 (zie ook de brief aan Uw Kamer van 7 maart 2009,
kamerstuk 21501-02 nr 884). Zonder een unaniem verlengingsbesluit
loopt het sanctieregime in maart 2010 automatisch af. Een groot aantal
lidstaten is voorstander van het afschaffen van het sanctieregime.
Daarnaast zal de mogelijke inzet van EU-instrumenten voor `positief
engagement' met Wit-Rusland aan de orde komen, mede gelet op de
opvatting binnen de Wit-Russische oppositie die de EU heeft gevraagd
om een beleid van engagement in plaats van isolement. Vrijwel alle
lidstaten steunen deze wens. Het voorzitterschap heeft voorstellen
gedaan op het gebied van visumfacilitatie om de contacten met de
Wit-Russische bevolking aan te halen, het eventueel aangaan op termijn
van contractuele relaties tussen de EU en Wit-Rusland en het
overeenkomen van een gezamenlijk actieplan.
De regering is van mening dat de door Wit-Rusland gezette stappen van
beperkte en niet-onomkeerbare aard zijn, en zal daarom inzetten op
verlenging van het sanctieregime. Aan conditionaliteiten op het gebied
van mensenrechten en democratisering kan niet worden getornd.
Tegelijkertijd, en mede gelet op de wens van de Wit-Russische
oppositie, is de regering ook bereid om maatregelen te overwegen die
de bevolking van Wit-Rusland ondersteunen. De regering is daarom
bereid te bezien of op het gebied van visumfacilitatie stappen kunnen
worden gezet. Voor het aangaan van contractuele relaties door de Unie
acht de regering de tijd nog niet rijp; hiervoor dient Wit-Rusland
eerst meer overtuigende stappen op het gebied van democratisering en
verbetering van het respect voor mensenrechten te zetten. Een
actieplan in het kader van het Oostelijk Partnerschap wil de regering
wèl overwegen, omdat activiteiten op basis van een dergelijk plan
kunnen bijdragen aan het doorvoeren van hervormingen in Wit-Rusland.
Ministers van Defensie
EDA Bestuursraad
De ministers van Defensie zullen eerst bijeenkomen als Bestuursraad
van het Europees Defensie Agentschap (EDA). De EDA Bestuursraad zal
besluiten over het werkprogramma van het EDA voor 2009 en een concept
voor training van helikoptercrews. Tevens wordt de goedkeuring
voorzien van twee onderzoeksprogramma's: een programma over onbemande
vaartuigen en een programma over situational awareness. Dit laatste
programma zal gecoördineerd worden uitgevoerd met de Europese
Commissie en het European Space Agency (ESA). De thema's van beide
programma's sluiten aan bij Nederlandse prioritaire
technologiegebieden uit de Defensie Industrie Strategie, maar dienen
nog nader te worden uitgewerkt. De Bestuursraad zal voorts een
verklaring aannemen om steun uit te spreken voor de spoedige
ontwikkeling en implementatie van Europese militaire
luchtwaardigheidseisen. Gemeenschappelijke militaire eisen voor
luchtwaardigheid en een geharmoniseerd certificeringproces kunnen in
de toekomst tot besparingen in tijd en geld leiden op het gebied van
luchtsystemen. Gezien het belang van deze besparingen hecht Nederland
zeer aan dit initiatief. De Bestuursraad zal tevens een verklaring
aannemen over een `gelijk speelveld' op de Europese defensiemarkt.
Tijdens de EDA Bestuursraad zal tevens een letter of intent worden
getekend over de oprichting van een European Air Transport Fleet
(EATF). Nederland heeft zich reeds eerder aangesloten bij dit
initiatief en is voornemens ook de letter of intent te tekenen. Dit
initiatief kan de doelmatigheid van de inzet van Europese
luchttransportcapaciteiten vergroten door het zoeken naar concrete
verbeteringen in bestaande en toekomstige militaire
luchttransportcapaciteiten door bijvoorbeeld pooling van vliegtuigen
en het verhuren van vlieguren. Voor Nederland is het van groot belang
dat de EATF goed blijft aansluiten op het European Air Transport
Command (EATC), dat in Eindhoven wordt gevestigd. Het EATC richt zich
vooral op het optimaal plannen en uitvoeren van de inzet van
beschikbaar gestelde transport- en tankvliegtuigen.
Capaciteitenontwikkeling
Vervolgens zullen de ministers van Defensie bijeenkomen in
Razeb-verband. Zij zullen dan besluiten over de begroting van het EDA.
Het EDA heeft van de Bestuursraad in mei 2009 opdracht gekregen een
rolling budgetvoor de periode 2010 - 2012 voor te stellen. Gezien de
budgettaire beperkingen van veel lidstaten diende dat voorstel zich te
beperken tot het strikt noodzakelijke voor de uitvoering van het
werkprogramma. Het voorstel van het EDA voldoet aan deze eis en
Nederland kan ermee instemmen.
Verder wordt gewerkt aan een administratieve regeling voor
samenwerking tussen het EDA en de Organisation Conjointe de
Coopération en matière d'Armement(OCCAR), alsmede een daaraan
gerelateerde beveiligingsovereenkomst. Indien gereed, zou de Raad deze
kunnen goedkeuren. Deze overeenkomsten moeten een goede aansluiting
verzekeren tussen het genereren van projecten in het EDA en de
uitvoering van (een deel van) die materieelprojecten door OCCAR.
Nederland is voorstander van deze overeenkomsten.
De ministers van Defensie zullen verder spreken over
capaciteitenontwikkeling binnen het EVDB. Dankzij een verbeterde
aanpak bij de aanbiedingen van lidstaten aan de troepencatalogus van
de EU is voortgang geboekt om enkele tekortkomingen op te lossen,
hoewel nog steeds tekorten resteren om de Europese militaire
capaciteiten op het vereiste niveau te brengen wat betreft
uitzendbaarheid, informatiesuperioriteit en bescherming. Verder zal op
initiatief van het Zweedse voorzitterschap worden onderzocht welke
civiele en militaire capaciteitenbehoeften overlappen en waar synergie
kan worden bereikt tussen de respectievelijke processen. Dit sluit
volledig aan bij de geïntegreerde Nederlandse aanpak en het
Nederlandse uitgangspunt dat in civiel-militaire samenwerking de
belangrijkste toegevoegde waarde van het EVDB ligt.
Nederland streeft op het terrein van de capaciteitenontwikkeling naar
een zo maximaal mogelijke samenwerking tussen de verschillende
lidstaten. Daarom participeert Nederland ook actief in verscheidene
Europese samenwerkingsverbanden. Om duplicering van capaciteiten te
voorkomen, steunt Nederland de initiatieven van Duitsland en het
Verenigd Koninkrijk om te komen tot meer coherentie en harmonisatie
tussen de planningsprocessen van NAVO en EU.
Ten slotte zal de Raad zich buigen over de uitkomsten van de discussie
over flexibiliteit en bruikbaarheid van de EU Battle groups. Er
bestaat consensus dat een meer flexibel gebruik op basis van
vrijwilligheid mogelijk moet zijn, doch dat de Battlegroups niet
bedoeld zijn voor het vullen van gaten in reguliere force generation.
Ook is er overeenstemming dat twee gereedstaande Battle groups beter
samen moeten werken en dat ook de samenwerking tussen de Battle groups
en de EU Militaire Staf kan worden verbeterd. Nederland steunt de
uitkomsten van deze discussie en zal aandringen op een concreet
vervolg wat betreft de samenwerking tussen de Battle groups.
Operaties
De ministers van Defensie zullen voornamelijk de voortgang bespreken
ten aanzien van de operatie Atalanta voor de kust van Somalië.Zoals
bekend levert Nederland sinds 13 augustus 2009 de Force Commander van
operatie Atalanta, die vanaf het fregat Hr. Ms. Evertsen opereert. De
Force Commanderheeft zich in de afgelopen maanden sterk ingezet voor
een verbetering van de coördinatie met alle in het operatiegebied
aanwezige actoren en een verdere verbetering van de bescherming van
koopvaardijschepen. In de Golf van Aden is het aantal aanvallen van
piraten in de afgelopen maanden sterk afgenomen. Daar staat tegenover
dat de activiteiten van piraten in het Somalië Bassin zijn toegenomen.
Gezien de enorme omvang van dit gebied en de beperkte beschikbare
capaciteiten is het lastig de koopvaardijschepen effectieve
bescherming te bieden. De EU heeft reeds op deze ontwikkeling
gereageerd door nieuwe surveillance gebiedenin te stellen in het
Somalië Bassin.
Nederland zal de partners inlichten over de situatie die was ontstaan
aan boord van de Hr. Ms. Evertsen, nadat het fregat op 23 oktober jl.
43 opvarenden van een stuurloos drijvende skiff heeft gered in de Golf
van Aden. Het betrof Somalische mannen, vrouwen en kinderen. De skiff
werd ontdekt door de boordhelikopter van de Hr. Ms. Evertsen die een
patrouille uitvoerde. Een marinearts en twee monteurs die naar de
skiff zijn gevaren om hulp te bieden constateerden dat een aantal
opvarenden medische hulp behoefde en dat de motoren niet te repareren
waren. Vanwege de toenemende wind, de hoge golven en de kans op
kapseizen heeft het fregat de Somaliërs vervolgens aan boord genomen.
Nederland heeft vervolgens contact opgenomen met de
VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, die tevens verantwoordelijk is voor
schipbreukelingen. De schipbreukelingen zijn inmiddels in Djibouti aan
land gezet en UNHCR zal verder zorg voor ze dragen.
Implementatie Verdrag van Lissabon / defensieaspecten
Tijdens een werklunch zullen de ministers van Defensie van gedachten
wisselen over de defensieaspecten van de implementatie van het Verdrag
van Lissabon. De discussie zal zich vooral richten op de nieuwe
elementen en structuur van het EVDB, dat na de inwerkingtreding van
het Verdrag van Lissabon het Gemeenschappelijk Veiligheids- en
Defensiebeleid (GVDB) zal gaan heten. Deze nieuwe elementen bieden
onder andere de mogelijkheid van versterkte samenwerking op
defensiegebied en permanent gestructureerde samenwerking. Daarnaast
bepaalt het Verdrag van Lissabon dat de Hoge Vertegenwoordiger (HV),
die tevens vice-voorzitter van de Europese Commissie wordt, zal worden
bijgestaan door een Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). In
deze EDEO zullen ook de huidige civiel-militaire structuren van het
Raadssecretariaat worden ondergebracht. Nederland is hiervan
voorstander om een civiel-militaire aanpak van
crisisbeheersingsoperaties zoveel mogelijk te waarborgen. Voor
Nederland is het bovendien belangrijk dat een onafhankelijk militair
advies gegarandeerd is. De toekomstige HV zal op basis van het door de
Europese Raad van 29 en 30 oktober jl. aangenomen document een
voorstel moeten doen aan de Raad inzake de inrichting van de EDEO.
Ministers van Ontwikkelingssamenwerking
Omvang officiële hulp van de lidstaten
Tijdens het diner wil het Zweedse voorzitterschap de ontwikkelingen in
het hulpniveau van de lidstaten bespreken. Dit gebeurt onder meer met
het oog op de economische crisis en de mogelijke effecten hiervan op
de begrotingen van de lidstaten. Daarbij zal ook worden vooruitgeblikt
op de te verwachten hulpuitgaven in 2010, het jaar waarin de
EU-lidstaten volgens de bestaande afspraken collectief tenminste 0,56
% BNI ter beschikking zouden moeten stellen (minimaal 0,51% BNI voor
oude lidstaten, tenminste 0.17% BNI voor recente toetreders). In 2015
is het einddoel 0,7% BNI voor de oude lidstaten en 0,33% BNI voor
recente toetreders. Gezien de grote verschillen tussen de hulpuitgaven
in 2008 en het tussendoel voor 2010, lijkt het onwaarschijnlijk dat
bepaalde landen, zoals Italië, Griekenland, Portugal en mogelijk ook
Duitsland en Frankrijk, de afgesproken percentages zullen halen. Over
het Verenigd Koninkrijk is daarentegen bekend dat de in 2007 geplande
forse toename van de hulpuitgaven over de jaren 2008-2010 gehandhaafd
blijft in nominale termen. In Denemarken heeft de regering voorgesteld
om de officiële hulp in 2010 in absolute termen te handhaven op het
niveau van 2009. Nederland behoort met onder meer het Verenigd
Koninkrijk, Luxemburg, Spanje en Denemarken tot de lidstaten die samen
met de Commissie grote waarde hechten aan het vasthouden aan de
afspraken van 2005 en die achterblijvende lidstaten daarop consequent
zullen aanspreken.
Klimaatverandering en ontwikkeling
De Europese Raad van 29 en 30 oktober jl. bekrachtigde schattingen van
de Commissie dat de incrementele kosten van mitigatie en adaptatie
voor ontwikkelingslanden in 2020 jaarlijks rond de 100 miljard euro
zullen bedragen. De Europese Raad onderschreef tevens dat de publieke
financiering in 2020 naar schatting tussen de 22 en 50 miljard euro
per jaar zal bedragen en onderstreepte dat de internationale
klimaatfinanciering de financiering van armoedebestrijding en de
inspanningen om de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG's) te bereiken
niet mag ondermijnen.
Voortbouwend op de conclusies van de Europese Raad zullen de ministers
van ontwikkelingssamenwerking spreken over klimaatverandering en
ontwikkeling, waarbij een visie op de middellange termijn moet worden
neergelegd. De Raad zal hiertoe ingaan op de kwetsbaarheid van de
minst ontwikkelende landen, kleine eilandstaten en de Afrikaanse
landen. De verschillende aspecten van klimaatverandering die voor
ontwikkelingslanden een rol spelen (of gaan spelen) zoals adaptatie,
mitigatie, financiering en instituties zullen aan de orde komen.
Adaptatie vraagt urgent aandacht zoals ook is vastgelegd in het
Bali-actieplan. De ministers zullen langs de lijnen van dit actieplan
ingaan op de noodzaak van ownership, de relatie tot landbouw en
voedselzekerheid en de relatie met de internationale strategie voor de
preventie van rampen. Zowel voor adaptatie als mitigatie dient
gestreefd te worden naar een win-win situatie waarbij
klimaatfinanciering leidt tot CO2-efficiënte groei waarbij toegang tot
energie en economische ontwikkeling gelijktijdig mogelijk zijn. Bij de
uitwerking van een akkoord in Kopenhagen zullen financiering, bestuur
en instituties een belangrijke rol gaan spelen bij de effectiviteit
van de uitgaven aan klimaatadaptatie en mitigatie in
ontwikkelingslanden. Uitgangspunten als coherentie, coördinatie en
complemtariteit voor uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking dienen
onverminderd voor klimaatuitgaven te gelden en duplicatie van
bestaande structuren moet worden voorkomen
Nederland zal onderstrepen dat de noodzakelijke nieuwe uitgaven voor
klimaat zoveel mogelijk additioneel zijn aan de ODA-verplichtingen die
de EU-lidstaten voor de MDG's aangingen. Nederland zal ook stellen dat
de brede ervaringen die de laatste vijftig zijn opgedaan bij
ontwikkelingssamenwerking en effectiviteit van internationale hulp
dienen te worden ingezet bij adaptatie en mitigatie in
ontwikkelingslanden.
Beleidscoherentie voor ontwikkelingssamenwerking
De Raad zal de voortgang bespreken op het gebied van coherentie voor
ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding van de tweede
voortgangsrapportage van de Commissie. Tevens wordt er een vernieuwde
aanpak overeengekomen voor de komende jaren (2010 -1013), met als
belangrijkste wijziging het terugbrengen van het aantal prioriteiten
van 11 tot vijf onderwerpen: handel en financiën, klimaat,
voedselzekerheid, migratie en veiligheid. De uitwerking hiervan in een
werkprogramma zal moeten leiden tot een meer resultaatgerichte
benadering.
Nederland steunt de inperking van het aantal coherentiethema's, zodat
een beter werkbaar plan kan worden opgesteld. Nederland heeft erop
aangedrongen dat ook het onderwerp `illegale geldstromen' in de
prioriteit handel en financiën werd opgenomen. Kapitaalvlucht en
belastingontduiking zijn schadelijk voor ontwikkelingslanden. Gezien
de actualiteit van het onderwerp in de OESO en G20 kan hier het komend
jaar hopelijk voortgang op worden gemaakt.
Hulpeffectiviteit en begrotingssteun
Het Zweedse voorzitterschap wil in EU-kader een impuls geven aan de
uitvoering van de `Accra Agenda for Action' inzake effectiviteit van
de hulp. Daartoe is een `operationeel raamwerk voor hulpeffectiviteit'
opgesteld in overleg met de lidstaten en de Commissie. Dit raamwerk
zal onderdeel uitmaken van Raadsconclusies waarin de lidstaten en de
Commissie worden opgeroepen om meer werk te maken van de bestaande
afspraken. In het raamwerk dat bedoeld is als groeidocument zijn drie
terreinen uit de Accra-Agenda uitgewerkt: werkverdeling tussen
donoren, het gebruik van lokale systemen en harmonisatie van
technische samenwerking als onderdeel van capaciteitsontwikkeling. Met
name op het gebied van werkverdeling doet het voorzitterschap een
nuttige poging om met concrete deadlines (Nederland heeft daar sterk
op aangedrongen in het voortraject) voor het opstellen van
actieplannen per partnerland de uitwerking van de EU-gedragscode te
stimuleren. Nederland zal hier actief aan bijdragen, onder meer door
het leiden van het werkverdelingproces in Mali (samen met Frankrijk),
Bangladesh (samen met de Commissie) en Mozambique.
In het raamwerk is op Nederlands initiatief ook een passage opgenomen
over begrotingssteun. Daarin wordt een dialoog aangekondigd tussen
lidstaten en Commissie om in 2010 tot een beter gecoördineerde
benadering (coordinated approach) te komen op het gebied van
begrotingssteun. Tijdens de lunch van het OS-deel van de Razeb wil het
voorzitterschap een eerste discussie houden over de vraag wat de
contouren van die nauwere samenwerking zouden moeten zijn en hoe dit
verder zou kunnen worden aangepakt. Daarbij zal ook een vervolg worden
gegeven aan de door Nederland tijdens de Razeb van mei 2009 gestarte
discussie over versterking van de beleidsdialoog met overheden die
begrotingssteun ontvangen. Dit deel van de discussie zal mede worden
gevoerd op basis van een non-paper van de Commissie, waarin deze zal
reageren op de door Nederland aangezwengelde discussie.
Het non-paper van de Commissie over begrotingssteun en politieke
dialoog is op dit moment nog niet officieel vastgesteld en verspreid.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal de Kamer dit document
zo spoedig mogelijk toezenden, vergezeld van een appreciatie, conform
het verzoek van de Kamer van 16 juli 2009 (kenmerk
21501-02-904/2009D29768).
Economische Partnerschapsakkoorden
De Commissie zal de Raad informeren over de voortgang die de afgelopen
maanden is geboekt bij de ondertekening van de interim EPA's en bij de
onderhandelingen over definitieve EPA's met volledige regio's.
Het volledige EPA met de regio CARIFORUM is eind oktober 2008
getekend, maar formele ondertekening door Haïti heeft tot op heden
niet plaats gevonden. Hierdoor kon het parlementaire
goedkeuringstraject nog niet in gang worden gezet. De Commissie
verwacht overigens dat de problemen die Haïti ziet (met name vanwege
handelsliberalisatie ten aanzien van buurland Dominicaanse Republiek)
binnenkort kunnen worden opgelost. In de Stille Oceaan regio heeft
Papoea Nieuw-Guinea de interim-EPA getekend. In Afrika heeft een
tiental landen de interim-EPA's officieel ondertekend: Ivoorkust,
Kameroen, Botswana, Lesotho, Mozambique, Swaziland, Mauritius,
Seychellen, Zimbabwe en Madagaskar. Ondertekening van de resterende
interim-EPA's door Kenia, Tanzania, Rwanda, Burundi, Oeganda, Zambia,
Comoren en mogelijk ook Namibië zou volgens de Commissie in de komende
maanden kunnen plaatsvinden. Onderhandelingen in alle regio's lopen
door voor het afsluiten van de definitieve regionale EPA's. Zoals
bekend is er geen dwingende deadline. Een interessante ontwikkeling is
dat de West-Afrikaanse regio (bestaande uit 15 landen) afgelopen zomer
voor het eerst een gemeenschappelijk aanbod voor handelsliberalisering
heeft gedaan. Nederland waardeert de aanpak van de Commissie van de
afgelopen maanden en blijft voorstander van een flexibele en
constructieve opstelling van de Commissie in de
vervolgonderhandelingen, waarbij WTO-conformiteit en
ontwikkelingsvriendelijkheid van de af te sluiten regionale EPA's de
uitgangspunten moeten vormen.
Ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking
(eventueel) Opbouw democratie in externe relaties EU
De ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking
zullen in een gezamenlijke sessie mogelijk spreken over de
ondersteuning van democratisering in derde landen en een EU-actieplan
daartoe aannemen. Het actieplan is op het moment van schrijven van
deze brief nog niet beschikbaar. Democratisering is belangrijk voor de
ontwikkeling en vrede en veiligheid wereldwijd. Een effectieve inzet
van de Unie vereist een brede benadering en strategische
partnerschappen met overheden en politieke en maatschappelijke actoren
in derde landen. De Europese Unie beschikt over een uitgebreid scala
aan instrumenten voor de ondersteuning van democratiseringsprocessen
waaronder politieke dialoog, gezamenlijke EU-posities in multilaterale
fora (zoals OVSE en VN), contractuele betrekkingen (zoals het Verdrag
van Cotonou, maar ook de vele associatie- en partnerschapsakkoorden),
verkiezingswaarneming, financiële hulp voor
democratiseringsprogramma's, en (civiele) EVDB-missies. Het is
belangrijk om de samenhang tussen deze instrumenten te vergroten om
waarden, bijvoorbeeld respect voor mensenrechten, gelijkwaardigheid
van man en vrouw en goed bestuur, gezamenlijk uit te dragen.
De regering zal in de Raad onderstrepen dat het ondersteunen van
democratiseringsprocessen één van de centrale doelstellingen dient te
zijn van het externe beleid van de EU, evenals het bevorderen van
rechtsstatelijkheid en respect voor mensenrechten. De regering zal ook
aangeven dat de Europese belangenworden gediend door democratisering.
Stabiele markten en een goed investeringsklimaat volgen mede uit een
goed functionerende rechtsstaat en respect voor mensenrechten. Indien
derde landen stelselmatig deze waarden schenden mag de EU niet
aarzelen om maatregelen te treffen, bijvoorbeeld in het kader van het
Verdrag van Cotonou, of via het sanctiespoor. De mogelijkheden voor de
EU om democratisering in derde landen te beïnvloeden, variëren.
Maatwerk en een landenspecifieke benadering, alsmede een slimme inzet
van bovengenoemd instrumentarium zijn daarom belangrijker dan ooit,
zoals ook verwoord in de brief naar aanleiding van de motie Van Dam
"Handelsbeleid en vaste waarden in een veranderende wereldorde" van 18
juni 2009 (uw kenmerk 31985, no. 1).
(eventueel) Afghanistan
De ministers van Buitenlandse Zaken en de ministers voor
Ontwikkelingssamenwerking zullen mede in het licht van de recente
vaststelling van de herverkiezing van president Karzai eventueel
spreken over de actuele situatie in Afghanistan en over de
implementatie van het actieplan inzake versterkte EU-inzet in
Afghanistan en Pakistan dat door de Europese Raad van oktober werd
bekrachtigd.
Op 1 november jl. trok presidentskandidaat Abdullah Abdullah zich
terug uit de presidentsverkiezingen. De uitroeping van Karzai tot
winnaar van de verkiezingen door de Kiescommissie maakte een einde aan
een moeizaam verkiezingsproces, waarin onregelmatigheden en fraude
helaas veel aandacht vroegen. De regering zal ervoor pleiten dat
president Karzai met zijn nieuwe regering er alles aan zal doen om de
corruptie effectiever te bestrijden. Het is een belangrijk positief
signaal dat president Karzai in zijn eerste toespraak na zijn
herverkiezing aangaf hoge prioriteit te willen geven aan
corruptiebestrijding. Van de nieuwe president mag de EU verlangen dat
hij een overheid vormt die bestaat uit competente bewindslieden en
topambtenaren, dat hij rekening houdt met de noodzaak van tribale
spreiding en inclusiviteit, en dat hij personen benoemt op basis van
competentie.
De EU zal die nieuwe regering sterker dan voorheen beoordelen op haar
daden. Het Afghanistan Compact loopt volgend jaar af. Het moet worden
opgevolgd door een nieuw contract tussen de Afghaanse regering en de
internationale gemeenschap in de vorm van een realistisch plan waarin
prioriteiten worden gesteld. Nederland zal pleiten voor heldere en
meetbare afspraken met de nieuwe Afghaanse regering, ook over de inzet
van de Afghaanse regering op het gebied van rule of law, rechtsstaat
en respect voor mensenrechten. De regering steunt een actieve rol van
de EU in dit proces en roept tevens op tot spoedige implementatie van
het EU-actieplan om te komen tot een effectievere EU-inzet in
Afghanistan en Pakistan.
Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie
(eventueel) EVDB
Behalve over Bosnië zal tijdens de gezamenlijke sessie van de
ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken gesproken worden over 10
jaar Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB). De ervaringen met
de uitrol van de meer dan twintig militaire en civiele EVDB-missies
zullen daarbij de revue passeren. Daarnaast zal gesproken worden over
de wijze waarop de institutionele veranderingen na inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon kunnen bijdragen aan een coherenter
Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB), waaronder
het EVDB valt.
Voor Nederland is van belang dat in de komende jaren civiel-militaire
samenwerking in het EVDB wordt versterkt. De instelling van een
civiel-militaire planningseenheid draagt daar reeds aan bij. Daarnaast
wil de regering dat een verdere impuls aan de ontwikkeling van civiele
en militaire middelen wordt gegeven, o.a. door versterking van Crisis
Response Teams, Security Sector Reformen de civiel-militaire
componenten in de Battle groups. Ook zal de regering het belang van
samenwerking met derde landen benadrukken. Daarnaast zal er een impuls
aan EU-NAVO samenwerking moeten worden gegeven.
Ministerie van Buitenlandse Zaken