Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2 atum 16 november 2009
D
etreft Voortgang invoering Kwaliteitsprotocol Opvang van niet- B
gedomesticeerde inheemse dieren

Geachte Voorzitter,

In mijn brief van 6 maart 2009 (Tweede Kamer, 2008-2009, 29446, nr 63) heb ik u op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen in de totstandkoming van het kwaliteitsprotocol voor de opvang van niet-gedomesticeerde inheemse dieren. Op
11 maart 2009 heb ik tijdens het AO Opvangproblematiek Dieren met uw Kamer over dit onderwerp gesproken. De nieuwe Beleidsregels over de kwaliteit van de opvang van beschermde inheemse diersoorten (hierna: het Opvangprotocol) zijn op 31 maart 2009 in de Staatscourant gepubliceerd en op 1 juli 2009 van kracht geworden (bijlage 1).

Hiermee is een belangrijke stap gezet om tot een kwaliteitsborging te komen van de opvang van beschermde inheemse dieren. Nauw en intensief overleg met de sector en met het maatschappelijke veld (NGO's, waaronder Vogelbescherming en Dierenbescherming) is hieraan vooraf gegaan.

Ik heb een overgangstermijn van drie jaren ingesteld. Bestaande centra moeten uiterlijk per 1 juli 2012 aan de nieuwe regels moeten voldoen.

Ik heb uw Kamer toegezegd te willen kijken hoe ik de opvangcentra behulpzaam kan zijn bij de invoering van het Opvangprotocol, met name op de volgende punten:

- communicatie met en voorlichting aan de sector;
- de wijze waarop de vakbekwaamheid van een ervaren dierverzorger getoetst zou kunnen worden;

- de invoering van de verplichte registratie van opgevangen dieren.

Ik licht deze punten hieronder toe.

Communicatie
Het kwaliteitsprotocol is met een begeleidende brief en een toelichting (bijlage 2) gestuurd naar alle opvangcentra. De toelichting is ook op het internet te vinden. Het LNV-loket is beschikbaar voor de beantwoording van vragen.

Pagina 1 van 3

De publicatie van de nieuwe beleidsregels in de Staatscourant en de toezending Natuur, Landschap en Platteland Team Biodiversiteit van genoemde brieven met een toelichting aan alle 222 mij bekende adressen waar inheemse dieren opgevangen worden, heeft vanuit de opvangcentra weinig reacties opgeroepen. Datum
16 november 2009

Onze referentie Vooralsnog is mij uit contacten met de sector en betrokken organisaties niet NLP/2009/2234 gebleken dat centra alleen vanwege de invoering van het Opvangprotocol zouden moeten sluiten. Er zijn wel signalen dat een aantal centra vanwege gebrek aan financiële middelen (door de economische crisis is bedrijfssponsoring terugge- lopen) of vanwege vergrijzing (een substantieel deel van de bestaande opvang- centra wordt gedreven door oudere vrijwilligers) toch al van plan was (op termijn) te sluiten en nu tot 2012 hun activiteiten voortzetten om er dan mee te stoppen.

Kwaliteitseisen
In artikel 29 van het Kwaliteitsprotocol wordt gesteld dat een opvangcentrum beschikt over tenminste één vaste vakbekwame dierverzorger. Een afgeronde opleiding bedrijfsleider/beheerder dierverzorging, medewerking dierverzorging of medewerker dierverzorging is daarvoor in ieder geval voldoende. Daarnaast kunnen voldoende ervaring en kennis op andere wijze worden aangetoond. In artikel 29, derde lid, is aangegeven dat de minister van LNV de wijze bepaalt waarop wordt vastgesteld of de dierverzorger over voldoende kennis, ervaring en vaardigheden beschikt.

Ik wil het mogelijk maken dat de vakbekwaamheid kan worden erkend van huidige dierverzorgers die wel kennis en ervaring hebben, maar die geen specifieke opleiding hebben gevolgd. LNV zal in overleg met betrokken partijen een lijst van criteria vaststellen waaraan voldaan moet zijn om een certificaat Erkenning Verworven Competenties (EVC) te verkrijgen. Ik onderzoek de mogelijkheid of hierbij dierenartsen een rol zouden kunnen spelen. Het EVC- certificaat zal kunnen worden aangevraagd door medewerkers van opvangcentra, zodra de criteria zijn vastgesteld. Deze criteria zullen de aard en de duur van de ervaring en de verworven kennis betreffen. De criteria zullen op internet worden geplaatst en ook worden toegestuurd aan de opvangcentra.

Registratie
Dienst Regelingen ondersteunt de sector met advies en goede raad, met name bij het realiseren van een goede administratie (waaronder het opstellen van Statuten en het schriftelijk vastleggen van de werkwijze) en de registratie van de binnen- gekomen dieren en hun behandeling. Uit telefonische navraag blijkt dat men bij de registratie over het algemeen geen problemen ondervindt.

De verdere professionalisering van deze sector acht ik van groot belang.

Pagina 2 van 3

Dat wordt door de centra zelf ook onderschreven. Ik hoop en verwacht dan ook Natuur, Landschap en Platteland Team Biodiversiteit dat we in de komende tijd zullen zien dat de kwaliteit van de opvang van niet- gedomesticeerde inheemse dieren in de hele sector geborgd is. Datum
16 november 2009 DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
Onze referentie VOEDSELKWALITEIT, NLP/2009/2234

G. Verburg

Pagina 3 van 3

STAATSCOURANT Nr. 62 31 maart 2009 Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 maart 2009, nr. TRCJZ/2009/620, houdende vaststelling van beleidsregels over de kwaliteit van de opvang van beschermde inheemse diersoorten (beleidsregels kwaliteit opvang beschermde inheemse diersoorten) De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gelet op artikel 75, derde en vijfde lid, en 79, eerste lid, van de Flora- en faunawet en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
Artikel 1
Deze beleidsregels gelden voor de verlening van ontheffing van de artikelen 9, 13, eerste lid, en in voorkomend geval van artikel 15, tweede lid, van de Flora- en faunawet aan opvangcentra die uit de natuur afkomstige, niet-gedomesticeerde beschermde inheemse diersoorten opvangen of gaan opvangen.
Artikel 2
Een ontheffing als bedoeld in artikel 1 wordt slechts verleend indien: a. het opvangcentrum, bedoeld in artikel 1, een vereniging of stichting is en voldoet aan alle wettelijke bepalingen die verbonden zijn aan de gekozen rechtsvorm; b. in de statuten van de stichting of de vereniging de doelstelling van het opvangcentrum, bedoeld in artikel 1, overeenkomt met de doelstelling, opgenomen in artikel 2 van de bijlage bij dit besluit; c. het opvangcentrum, bedoeld in artikel 1, beschikt over een vakbekwaam dierverzorger; d. het opvangcentrum, bedoeld in artikel 1, voldoet aan de voorwaarden van het kwaliteitsprotocol, opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 3

1. Reeds aan opvangcentra als bedoeld in artikel 1 voor de opvang van dieren verleende ontheffin- gen voor onbeperkte tijd, op grond van de Flora- en faunawet, de Vogelwet 1936 en artikel 25 van de Natuurbeschermingswet worden met ingang van 1 juli 2012 ingetrokken.
2. Reeds aan opvangcentra als bedoeld in artikel 2 voor de opvang van dieren verleende ontheffin- gen met een beperkte tijdsduur, op grond van de Flora- en faunawet, de Vogelwet 1936 en artikel 25 van de Natuurbeschermingswet blijven van kracht tot 1 juli 2012. Artikel 4
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels kwaliteit opvang beschermde inheemse diersoorten. Artikel 5
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2009. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 20 maart 2009
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

1 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

BIJLAGE

Kwaliteitsprotocol opvang beschermde inheemse diersoorten Paragraaf 1 Algemeen
Artikel 1 Definities
In deze bijlage wordt verstaan onder:
­ beschermde inheemse dieren: beschermde inheemse dieren, bedoeld in artikel 4 van de Flora- en faunawet;
­ bestuur: bestuur van de vereniging of stichting van het opvangcentrum; ­ opvangcentrum: iedere instelling die beschermde inheemse dieren opvangt; ­ soort: ondersoort, geografisch onderscheiden populatie van een soort of kruisingen; ­ soortgroep: een verzameling verwante diersoorten. Artikel 2 Doelstellingen

1. Het opvangcentrum heeft als doel beschermde inheemse dieren die door ziekte, verwonding of verwezing, door direct of indirect menselijk handelen of nalaten tijdelijk niet zelfstandig in de vrije natuur kunnen overleven, tijdelijk op te vangen, te verzorgen en te revalideren.
2. De opvang is gericht op een zo spoedig mogelijke terugkeer van de dieren naar de natuur. Daarbij wordt zoveel mogelijk voorkomen dat dieren onnodige stress ervaren of letsel oplopen.
3. De opvang is zodanig dat een dier zoveel mogelijk zijn soorteigen gedrag kan blijven vertonen na terugkeer naar de natuur.

4. Het opvangcentrum geeft waar mogelijk voorlichting over de wilde flora en fauna en draagt actief uit, in het bijzonder aan personen die een dier ter opvang aanbrengen, dat de wilde inheemse flora en fauna en de natuurlijke processen die daarbij horen, niet verstoord mogen worden. Artikel 3 Beperking activiteiten

1. Het opvangcentrum beperkt zich in zijn activiteiten tot datgene wat nodig is voor het bereiken van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2.

2. Met de beschermde inheemse dieren vinden in het opvangcentrum geen bedrijfsmatige activitei- ten plaats.

3. Indien in het opvangcentrum andere dieren dan beschermde inheemse dieren, aanwezig zijn, wordt de huisvesting van de eerstgenoemde dieren strikt gescheiden gehouden van de faciliteiten van het opvangcentrum.
Artikel 4 Werkwijze

1. Het bestuur van het opvangcentrum legt schriftelijk zijn werkwijze vast voor de volgende onder- werpen:
a. opvangbeleid, specialisatie van het opvangcentrum in een diersoort of diersoorten of soortgroepen, opname en acceptatie;
b. huisvesting en verzorging;
c. voeding;
d. hygiëne;
e. zoönosen;
f. veterinaire zorg;
g. het in vrijheid stellen van opgevangen dieren; h. doden van opgevangen dieren;
i. medewerkers;
j. veiligheid van medewerkers, dieren en openbare veiligheid; k. organisatorische continuïteit;
l. bezoekers.

2. Het bestuur, de beheerder en de medewerkers van het opvangcentrum handelen conform de vastgestelde werkwijze, bedoeld in het eerste lid. Artikel 5 Bereikbaarheid

1. Het opvangcentrum streeft naar een permanente telefonische bereikbaarheid.
2. Het opvangcentrum zorgt er tenminste voor dat: a. het opvangcentrum permanent telefonisch bereikbaar is voor andere opvangcentra, dieren- ambulances, politie, brandweer, de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Land- bouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en andere bevoegde opsporingsinstanties.
2 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

b. het publiek permanent telefonisch informatie kan verkrijgen, inclusief hoe te handelen buiten openingstijden van het opvangcentrum.

Artikel 6 Samenwerkingsovereenkomst andere opvangcentra
1. Het opvangcentrum helpt andere opvangcentra en werkt daarmee samen in het kader van het bepaalde in artikel 7, derde lid, artikel 8, tweede lid, en artikel 9, tweede lid.
2. Het opvangcentrum helpt andere opvangcentra door gevraagd en ongevraagd informatie, kennis en kunde te delen.

3. Het opvangcentrum streeft naar constructieve samenwerking met andere opvangcentra ten einde kennis en kunde te vergroten en betere resultaten met de beschermde inheemse dieren te bereiken.
Paragraaf 2 Opvang, specialisatie van het opvangcentrum in een diersoort of diersoorten of soortgroepen, opname en acceptatie
Artikel 7 Opvangbeleid

1. Als onderdeel van de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, stelt het bestuur van het opvangcentrum vast welke diersoort of welke diersoorten of welke soortgroepen opgevangen worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de aantoonbare expertise van de medewerkers en de mogelijkheden die de middelen en de locatie van het opvangcentrum met zich brengen.
2. Het opvangcentrum is uitgerust voor een of meer van de volgende soortgroepen: a. vogels;
b. zeezoogdieren;
c. marterachtigen en vossen;
d. hoefdieren en wilde zwijnen;
e. herpetofauna;
f. overige zoogdieren.

3. Voor de soorten of soortgroepen die buiten het in het eerste lid genoemde beleid vallen verwijst het opvangcentrum naar andere opvangcentra die wel over de juiste ontheffing van de Flora- en faunawet beschikken.
Artikel 8 Specialisatie

1. Een opvangcentrum kan zich binnen de in artikel 7, tweede lid, genoemde soortgroepen verder specialiseren in een of meer soorten uit de groep of groepen.
2. Voor de soorten binnen de soortgroep waarvoor het opvangcentrum niet is toegerust, zorgt het opvangcentrum ervoor dat:
a. er een samenwerkingsovereenkomst is met een of meer andere opvangcentra met een ontheffing en uitrusting voor dezelfde soortgroep, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, zodanig dat gezamenlijk opvang geboden kan worden aan alle soorten binnen deze soort- groep;
b. binnen het samenwerkingsverband instructies met betrekking tot huisvesting en verzorging uitgewisseld worden tussen de samenwerkingspartners; c. de opvangcentra binnen het samenwerkingsverband ervoor zorgen dat op te vangen dieren zo spoedig mogelijk naar het opvangcentrum met de juiste faciliteiten wordt gebracht; d. in de samenwerkingsovereenkomst in ieder geval bepaald is hoe, en binnen welke termijn op te vangen dieren naar het juiste opvangcentrum worden gebracht; e. de samenwerkingsovereenkomst een integraal onderdeel vormt van de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a.

3. Het opvangcentrum heeft een verblijf voor tijdelijke huisvesting, dat geschikt is voor kortstondige opvang van de overige soorten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. Artikel 9 Opname en acceptatie

1. Een ter opvang aangeboden dier kan worden geweigerd, indien: a. het opvangcentrum het dier gedurende de maximale opvangduur, bedoeld in artikel 25, derde lid, niet de normale benodigde zorg, kan bieden; b. het opvangcentrum een gebrek aan ruimte, personele capaciteit of financiële middelen heeft; c. het dier een risico geeft voor de aanwezige dieren; d. het dier een risico geeft voor de medewerkers in het opvangcentrum.
2. Indien een ter opvang aangeboden dier wordt geweigerd, onderzoekt het opvangcentrum of het dier direct in vrijheid kan worden gesteld. Indien dit niet mogelijk is, wordt onderzocht of het dier kan worden geplaatst in een in de betreffende soort gespecialiseerd opvangcentrum voorzien van een ontheffing van de Flora- en faunawet.

3 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009


3. Indien geen van deze mogelijkheden haalbaar is, wordt het dier gedood, overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 5.

4. In de administratie, bedoeld in artikel 32, wordt opgenomen of het dier is teruggeplaatst in de natuur, geplaatst is in een ander opvangcentrum, dan wel is gedood. Paragraaf 3 Huisvesting en verzorging
Artikel 10 Opvanglocatie

1. Het opvangcentrum beschikt over één of meer opvanglocaties die eigendom zijn van de organisa- tie zelf of krachtens een schriftelijke gebruiksovereenkomst ter beschikking van de organisatie staat of staan.

2. Elke opvanglocatie voldoet aan de artikelen 11 tot en met 22, 32 en 33. Artikel 11 Verblijven

1. Het opvangcentrum houdt de beschermde inheemse dieren in haar opvanglocatie of opvangloca- ties in voor de soort geschikte verblijven.
2. De verblijven zijn onderhouden en zodanig dat het dier in het verblijf geen letsel kan oplopen.
3. De werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, bevat een op soort toegespitste omschrijving van hetgeen als een geschikt verblijf wordt gezien. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met:
a. het soorteigen gedrag van de diersoorten; b. de bewegingsvrijheid van de dieren;
c. de (sociale) levenswijze van de dieren in het wild, rekening houdend met de mogelijkheden van het individuele dier;
d. de behoeften van het individuele dier in de verschillende fasen van het proces tot herstel. Artikel 12 Aanwezige ruimten

1. Het opvangcentrum beschikt op elke opvanglocatie tenminste over de volgende ruimten: a. verblijven als bedoeld in artikel 11;
b. een behandelkamer waar alle dieren veterinair onderzocht kunnen worden; c. een afzonderingsruimte waar zieke en besmettelijke, en nieuw opgevangen dieren separaat van de al aanwezige dieren kunnen worden gehuisvest en verzorgd.
2. De in het eerste lid, onderdelen b en c, genoemde ruimtes mogen gecombineerd worden, indien: a. dit het herstel van de beschermde inheemse dieren niet vertraagt of belemmert; b. voorzieningen zijn getroffen die de kans op verspreiding van smetstoffen binnen en buiten de gecombineerde ruimten voldoende beperken.
3. Onderling contact tussen dieren in verschillende verblijven in de afzonderingsruimte evenals contact met uitscheidingen van dieren, zoals urine, speeksel en uitwerpselen, in een ander verblijf wordt uitgesloten.
Artikel 13 Huisvesting van roof-prooi dieren

1. Een opvangcentrum dat soorten opvangt, die onder natuurlijke omstandigheden een roofdier- prooidier relatie hebben, treft maatregelen om te voorkomen dat opgevangen dieren van deze soorten elkaar kunnen waarnemen.

2. Alleen voor roofdier-prooidier relaties tussen vogels geldt voor het bepaalde in het eerste lid dat het uitsluiten van visueel contact voldoende is. Artikel 14 Voeding

1. De werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, bevat een op soort toegespitste omschrijving van hetgeen als passende voeding wordt gezien. Daarbij wordt rekening gehouden met:
a. de natuurlijke voedingsbehoefte van de diersoort en hoe deze zich verhoudt tot de aangeboden voedingsstoffen;
b. afstemming van de wijze en frequentie van voedselaanbieding aan het natuurlijke gedrag van de diersoort;
c. afstemming van de wijze van het aanbieden van water aan het natuurlijke gedrag van de diersoort;
d. indien dit voor het herstel van de betreffende diersoort noodzakelijk is, het gebruik van levend voer.

2. Opgevangen dieren worden nooit als voer voor andere dieren gebruikt.
3. De voedingsmiddelen die nodig zijn voor de bereiding van het dieet van de opgevangen dieren,
4 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

zijn kwalitatief goed en worden onder hygiënische omstandigheden opgeslagen.

Artikel 15 Diergeneesmiddelen
Diergeneesmiddelen worden bewaard in een speciaal daarvoor bestemde en afsluitbare bewaar- mogelijkheid.
Artikel 16 Hygiëne

1. De werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, bevat instructies over het schoonmaken van de verblijven van de dieren.

2. In de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, komt in ieder geval het volgende aan de orde:
a. hoe gehandeld wordt als een verblijf leeg komt; b. hoe omgegaan wordt met het voorkomen van verspreiding van smetstoffen tussen de afzonderlijke ruimten;
c. hoe gehandeld wordt als een besmettelijke ziekte is geconstateerd bij een ziek of overleden dier;
d. hoe om te gaan met de bestrijding van ongedierte; e. hoe de medewerkers of bezoekers van een opvangcentrum zich aan hygiëne bepalingen houden.
Artikel 17 Zoönosen
In de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, staat beschreven welke zoönosen kunnen voorkomen bij dieren in het opvangcentrum. Hierbij dient tenminste opgenomen te zijn een beschrij- ving van de zoönosen, hoe deze herkend kunnen worden en welke maatregelen getroffen worden als een zoönose geconstateerd wordt. Tevens wordt beschreven welke maatregelen een medewerker kan nemen om zich te beschermen tegen de zoönose(n) en hoe een besmetting kan worden vastgesteld of uitgesloten.
Artikel 18 Voorkomen voortplanting
Het opvangcentrum neemt maatregelen om voortplanting te voorkomen, bijvoorbeeld door het inbrengen van hormonale contraceptieve implantaten, bij dieren die vanwege hun natuurlijk gedrag in gemengde groepen worden gehuisvest.
Artikel 19 Veterinaire zorg

1. In de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel f, wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende onderwerpen:
a. op welke wijze de toegang tot veterinaire zorg is verzekerd; b. hoe het onderzoek van binnengebrachte dieren plaatsvindt.
2. Het opvangcentrum streeft ernaar de veterinaire zorg van de opgevangen dieren zoveel mogelijk bij één dierenarts te laten berusten.
Artikel 20 Beoordeling binnengebracht dier

1. Bij ieder binnengebracht dier wordt beoordeeld of onderzoek door een dierenarts noodzakelijk is. Van deze beoordeling wordt door een medewerker schriftelijk verslag gedaan in de administratie en het logboek, bedoeld in artikelen 32 en 33.
2. Dit verslag bevat ook een inschatting van de mate waarin het verantwoord zal zijn het dier, al dan niet na opvang en herstel, weer terug te plaatsen in de vrije natuur. Artikel 21 Controle

1. De gezondheid en algehele conditie van alle dieren wordt dagelijks gecontroleerd door een van de vaste medewerkers van het opvangcentrum. De bevindingen worden door hen vastgelegd in een logboek als bedoeld in artikel 33 en, in het geval dat een medische behandeling wordt gestart, ook in de administratie, bedoeld in artikel 32.
2. Dieren waarbij tijdens de dagelijkse inspectie als bedoeld in het eerste lid afwijkingen worden geconstateerd, worden door de medewerkers van het opvangcentrum gemeld bij de beheerder. Indien een behandeling noodzakelijk is, schakelt de persoon, bedoeld in artikel 29, eerste lid, een dierenarts in.

5 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

Artikel 22 Verdenking aangifteplichtige dierziekten

Het opvangcentrum let op verschijnselen die kunnen wijzen op een besmetting met een aangifteplich- tige dierziekte. Deze signalen worden gemeld bij de aangewezen overheidsinstantie conform artikel 19 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Paragraaf 4 In vrijheid stellen
Artikel 23 In vrijheid stellen

1. Indien mogelijk wordt het dier op de plaats waar het is aangetroffen behandeld en direct losgela- ten.

2. Het in vrijheid stellen van dieren gebeurt alleen op een plek waar de soort al van nature voorkomt.
3. Een dier wordt na opvang in vrijheid gesteld op de vindplaats, of, indien dit niet mogelijk is, nabij de vindplaats in een geschikt natuurlijke habitat.
4. In de werkwijze bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g, komen tenminste de volgende onderwerpen aan de orde:
a. criteria op basis waarvan besloten wordt of een dier voldoende hersteld is om in vrijheid gesteld te worden;
b. criteria op basis waarvan bepaald wordt waar een dier in vrijheid wordt gesteld; c. criteria op basis waarvan bepaald wordt wanneer een dier wordt in vrijheid wordt gesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met een voor de diersoort geschikte tijd, bijvoorbeeld in verband met winterslaap, rui, of vogeltrek, territoriaal gedrag.
5. De beheerder is bevoegd te besluiten over het al dan niet in vrijheid stellen van dieren. Artikel 24 Uitwenverblijf

1. Als onderdeel van het in vrijheid stellen van herstelde dieren kan het opvangcentrum gebruik maken van één of enkele uitwenverblijven die buiten de opvanglocatie of locaties liggen.
2. Het opvangcentrum zorgt ervoor dat:
a. het uitwenverblijf zich bevindt in de natuurlijke habitat van het dier en voldoet aan de bepalingen van artikel 11;
b. alleen dieren waarvoor de verzorging bestaat uit het aanbieden van voedsel en water in uitwenverblijven worden geplaatst;
c. de verzorging in het uitwenverblijf wordt gegeven door medewerkers van het opvangcentrum; d. de periode dat een dier in een gesloten uitwenverblijf is gehuisvest, valt binnen de maximale duur van de opvang als bedoeld in artikel 25, derde lid; e. de criteria en procedures voor de locatie, constructie en inrichting van het gebruik van het uitwenverblijf en de criteria op basis waarvan bepaald wordt of een dier in een uitwenverblijf geplaatst wordt, onderdeel uitmaken van de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g;
f. in de administratie, bedoeld in artikel 32, wordt bijgehouden welke dieren in een uitwenverblijf gehuisvest zijn.
Artikel 25 Duur verblijf per soort

1. Het opvangcentrum rondt het opvangproces af van de aan haar zorgen toevertrouwde dieren met in achtneming van de voor elke specialisatie apart vastgestelde, maximale duur in het opvangcen- trum.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien voldaan wordt aan artikel 26, vierde lid.
3. De in het eerste lid genoemde maximale duur is voor: a. vogels en overige zoogdieren: twaalf maanden; b. marterachtigen en vossen: negen maanden; c. zeezoogdieren, hoefdieren, wilde zwijnen en herpetofauna: zes maanden.
4. Voor dieren die langer dan deze maximale duur in het opvangcentrum verblijven, wordt een met argumenten onderbouwd behandelplan inclusief een verwachte datum van loslaten opgenomen in de administratie, bedoeld in artikel 33.
Paragraaf 5 Doden
Artikel 26 Doden

1. Een dier dat niet, niet tijdig als bedoeld in artikel 25, of niet op verantwoorde wijze in vrijheid gesteld kan worden in de natuur, wordt gedood.
2. Het doden geschiedt in ieder geval, indien: a. een dier om welke reden dan ook niet in staat is zichzelf in leven te houden in de vrije natuur;
6 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

b. er geen veilige omgeving is voor het dier waar het kan worden losgelaten; c. het dier een gevaar oplevert voor de bestaande populatie; d. wanneer het risico bestaat dat dit dier, als gevolg van zijn opvang, behandeling of het daarmee gepaard gaande contact met mensen, na zijn vrijlating een gevaar vormt voor zichzelf, voor soortgenoten, voor andere dieren dan prooidieren, of voor mensen.
3. Het dier wordt door een bekwaam en daartoe bevoegd persoon gedood.
4. Alleen zolang in redelijkheid mag worden aangenomen dat het dier in gevangenschap niet lijdt, en zolang dit dier een belangrijke rol vervult in een of meer concrete gevallen van herstel van soortgenoten, die anders geen redelijke kans op een succesvolle herstel hebben, kan het doden zoals bedoeld in het eerste lid worden uitgesteld.
5. De beheerder en de dierenarts stellen een werkwijze vast als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel h, voor het doden van opgevangen dieren.
6. Een besluit om een dier te doden is altijd gebaseerd op de door het bestuur vastgestelde werkwijze en wordt in overleg met de dierenarts of de persoon, bedoeld in artikel 29, eerste lid, genomen.
7. Het eerste lid is niet van toepassing, indien er sprake is van een dier waarvan de instandhouding in gevaar is en een dierentuin bereid is het dier op te vangen, zonder vergoeding of tegenprestatie. Artikel 27

1. Een dier waarvan de doodsoorzaak onbekend is, en waarvan de bepaling van belang kan zijn voor het opsporen van vergiftigingen, of andere onnatuurlijke doodsoorzaken, wordt uitsluitend aangeboden aan opsporingsambtenaren van politie, de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of andere bevoegde opsporingsinstanties.
2. Een in het opvangcentrum gestorven of gedood dier wordt vernietigd, of ter beschikking gesteld aan:
a. een door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan te wijzen wetenschappelijk instituut;
b. een museum, educatieve instelling, bezoekerscentrum of schoolbiologische dienst die over een daartoe strekkende ontheffing beschikt. Paragraaf 6 Medewerkers
Artikel 28 Beheerder

1. Het bestuur van het opvangcentrum benoemt een natuurlijk persoon of meerdere natuurlijke personen, tot beheerder of beheerders van het opvangcentrum, die is of zijn belast met de dagelijkse leiding daarvan.

2. De taken en bevoegdheden van de beheerder of beheerders worden vastgesteld in de werkwijze betreffende het personeel bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel i. Artikel 29 Medewerkers

1. Het opvangcentrum beschikt ten minste over één vaste, al dan niet vrijwillige vakbekwame dierverzorger, die voldoende kennis, ervaring en vaardigheden heeft.
2. De persoon, bedoeld in het eerste lid, kan tevens beheerder, bedoeld in artikel 28 zijn.
3. De wijze waarop de persoon, bedoeld in het eerste lid, kan aantonen over voldoende kennis, ervaring en vaardigheden te beschikken wordt door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgesteld.

4. De persoon, bedoeld in het eerste lid, heeft in ieder geval voldoende kennis en ervaring als hij de opleiding voor bedrijfsleider/beheerder dierverzorging, vakbekwaam medewerker dierverzorging of medewerker dierverzorging aantoonbaar met succes heeft afgerond.
5. In de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel i, wordt ingegaan: a. op het aantal verzorgende medewerkers in relatie tot het aantal te verzorgen dieren, de vereiste intensiteit, en de aanwezigheid van ondersteunende medewerkers, overleg tussen medewer- kers;
b. de taken, tijdsbesteding, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, positie, eventuele vergoedingen en opleidingsmogelijkheden voor vrijwillige en betaalde medewerkers. Artikel 30 Operationele continuïteit
In de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel k, wordt vastgelegd hoe de operationele continuïteit wordt gewaarborgd. Daartoe behoren tenminste voorzieningen in geval dat essentiële medewerkers, zoals de beheerder, niet beschikbaar zijn.
7 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

Paragraaf 7 Bezoekers

Artikel 31 Bezoekers

1. Het opvangcentrum kan bezoekers toelaten, mits de bezoekers het herstel en het in vrijheid stellen van de opgevangen dieren in de vrije natuur niet belemmeren of vertragen, zodat voldaan wordt aan de doelstelling, bedoeld in artikel 2, derde lid.
2. De werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel l, beschrijft maatregelen die het gestelde in het eerste lid waarborgen, waarbij tenminste wordt ingegaan op de volgende punten: a. de ruimte waar bezoekers niet mogen komen; b. fysiek contact tussen bezoekers en opgevangen dieren; c. de mogelijkheid van afzondering van dieren buiten zicht van de bezoekers; d. de veiligheid van bezoekers.
Paragraaf 8 Administratie en logboek
Artikel 32 Administratie

1. Ieder opvangcentrum heeft een administratie van opgenomen dieren. Nieuw opgenomen dieren worden terstond in de administratie vermeld.
2. In de administratie is opgenomen hoeveel dieren zijn gehuisvest, gerubriceerd naar diersoort.
3. Indien dieren als 1 groep van dezelfde soort en van vergelijkbare leeftijd aangebracht worden, mogen deze als groep, onder vermelding van het aantal, worden opgenomen.
4. In de administratie worden bij ieder nieuw opgenomen dier de volgende gegevens opgenomen: a. diersoort;
b. (geschat) geslacht;
c. (geschatte) leeftijd;
d. indien bekend de vindplaats van het dier en persoonsgegevens van de vinder; e. datum van binnenkomst;
f. reden van aanbieden;
g. eerste beoordeling als bedoeld in artikel 20; h. veterinaire verslaglegging, inclusief data van behandelingen; i. de verwachte behandelingsduur;
j. indien de verwachte behandelingsduur wordt overschreden, de reden van overschrijding; k. de definitieve bestemming van het dier, bedoeld in artikel 9, vierde lid.
5. In de veterinaire verslaglegging, zoals bedoeld in het derde lid, onderdeel h, worden de volgende gegevens genoteerd:
a. behandelend dierenarts;
b. gegevens van het lichamelijk onderzoek en de diagnose; c. verkregen medicatie met behandelingsfrequentie en dosering; d. datum en beschrijving van vaccinaties en andere handelingen die uitgevoerd zijn ter vaststel- ling, behandeling of preventie van bepaalde ziekten met een (eventuele) datum waarop de handeling herhaald moet worden;
e. eventueel datum, uitvoerder en resultaten van een post-mortem onderzoek.
6. De administratie en hoe deze ingevuld en gebruikt wordt, wordt beschreven in de werkwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

7. De administratie is altijd door alle aanwezige medewerkers in te zien. Artikel 33 Logboek

1. Het opvangcentrum houdt een logboek bij waarin dagelijks de gezondheidscontrole van alle dieren en eventuele andere bevindingen worden vastgelegd.
2. Het logboek beschreven in het eerste lid kan eventueel als aanvulling worden opgenomen in de administratie als beschreven in artikel 32. Paragraaf 9 Slotbepaling
Artikel 34 Afwijkingsmogelijkheid
Indien het opvangcentrum te maken krijgt met een onvoorziene situatie waardoor het opvangcentrum zich gedwongen ziet van de voorschriften van dit protocol af te wijken, stelt hij onverwijld Dienst Regelingen daarvan op de hoogte.

8 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

TOELICHTING

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft toegezegd aan de Tweede Kamer de kwaliteit van opvangcentra die beschermde inheemse dieren opvangen daar waar nodig te verbete- ren.1 Daartoe dient onderhavig besluit. Met dit besluit worden beleidsregels vastgesteld voor de verlening van ontheffing door de Minister van LNV van de artikelen 9, 13, eerste lid, en in voorkomend geval van artikel 15, tweede lid, van de Flora- en faunawet. Het gaat onder meer om ontheffing van de verboden om dieren te doden, te bemachtigen, te vervoeren of onder zich te hebben. Met het vaststellen van deze beleidsregels beoogt de Minister van LNV een impuls te geven aan de verbete- ring van de kwaliteit van de opvangcentra. Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV is belast met de uitvoering van de ontheffingverlening.
Een ontheffing wordt verleend op voorwaarde dat een opvangcentrum voldoet aan het kwaliteits- protocol, zoals dat is vastgesteld in de bijlage bij dit besluit. In dit protocol wordt een aantal verplich- tingen opgelegd die waarborgen dat opvangcentra deskundig werken, oog hebben voor dierenwelzijn, zich richten op spoedige revalidatie en invrijheidstelling van de opgevangen dieren en waarborgen dat de zorgvuldige handelswijze van opvangcentra controleerbaar wordt. Dienst Regelingen zal vooraf een beperkte toetsing uitvoeren, bijvoorbeeld of een opvangcentrum een stichting dan wel een vereniging is. Tevens wordt getoetst of het opvangcentrum beschikt over een vakbekwaam dierverzorger. Iemand is in ieder geval vakbekwaam als een dierverzorgende opleiding is gevolgd. Indien iemand geen opleiding heeft gevolgd, zal de Minister van LNV vaststellen hoe aangetoond kan worden dat hij over voldoende kennis, ervaring en vaardigheden beschikt. Andere voorwaarden uit het protocol kunnen niet vooraf getoetst worden. Een van de voorwaarden uit het kwaliteitsprotocol is bijvoorbeeld dat een administratie moet worden bijgehouden met alle gegevens per dier.
Dergelijke voorwaarden kunnen achteraf gecontroleerd en gehandhaafd worden. Indien overtreding van de voorwaarden wordt vastgesteld, kan de ontheffing worden ingetrokken. Naast het voldoen aan deze beleidsregels zal een opvangcentrum zich ook moeten houden aan andere regelgeving, waaronder de Flora- en faunawet, de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren en de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990. Voor opvangcentra die reeds over een relevante ontheffing beschikken, geldt een overgangstermijn van 3 jaar.
Een concept van het kwaliteitsprotocol is in opdracht van de Minister van LNV voorbereid door de Vereniging van Opvangcentra van Niet-gedomesticeerde Dieren (VOND). Dit concept is aangepast en voorgelegd aan een brede steekproef van opvangcentra en de Dierenbescherming. De meeste reacties waren positief en toonden aan dat er voldoende draagvlak is om dit protocol in te voeren. De centra achten de eisen van het protocol redelijk en werkbaar, en men verwacht dat het de kwaliteit van de opvang een stevige impuls zal geven.
Administratieve lasten
Deze beleidsregels bevatten nieuwe informatieverplichtingen. Eenmalig zal een opvangcentrum de relevante aspecten van zijn werkwijze moeten beschrijven (op grond van artikel 4 van de bijlage). Eenmalig zal dit ongeveer 40 uur kosten per opvangcentrum. Het oprichten van een stichting of een vereniging zal eenmalig notariële kosten met zich brengen. Dit wordt geschat op 375 euro. Per opvangcentrum zal derhalve de administratieve last eenmalig toenemen met 1575 euro. De eenmalige last om een stichting dan wel vereniging te worden en een werkwijze vast te stellen zal nog door ongeveer 150 centra moeten worden opgebracht. De totale eenmalige lasten van deze regeling bedragen derhalve naar schatting 236.280 euro. Tevens zijn er jaarlijkse informatieverplichtingen aan deze regeling verbonden. Zo moet een adminis- tratie worden bijgehouden waarin relevante feiten over de opvang en de behandeling worden opgenomen. Van de bestaande opvangcentra zijn er al een aantal die al voldoen aan de eisen die in het kwaliteitsprotocol zijn opgenomen. Geschat wordt dat voor ongeveer 20 middelgrote opvangcen- tra een half uur meer tijd wordt gevraagd voor het invullen van de administratie en voor ongeveer 80 kleinere opvangcentra een kwartier extra per week. Naar schatting leiden deze beleidsregels tot een jaarlijkse toename van de administratieve lasten met ongeveer 50.000 euro in totaal. De Minister Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

1 o.a. Kamerstukken II 2007/08, 31 536, nr. 1, Kamerstukken II 2008/09, 29 446, nr. 61 en Kamerstukken II 2008/09, 28 286, nr. 259.
9 Staatscourant 2009 nr. 62 31 maart 2009

n.
Wilt u meer informatie? n 1 september tot en met 25 Lees voor het invullen van het formulier eerst de toelichting. nvraag alleen in deze periode in. Meer informatie over deze subsidie vindt u in de brochure Jonge iet in aanmerking voor subsidie. Landbouwers 2008. Heeft u vragen, kijk dan op onze website: www.minlnv.nl/loket. voor activiteiten als u hiermee Of bel met Het LNV-Loket: 0800 ­ 22 333 22 (op werkdagen e toewijsbrief. Tijdelijke toelichting Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet tussen 8.30 en 16.30 uur). bij Aanvraag Opvang van beschermde inheemse diersoorten

Waarom deze toelichting? Meer informatie Deze extra toelichting hoort bij het formulier Heeft u vragen, kijk dan op onze website: `Aanvraag ontheffing artikel 75 Flora- en www.minlnv.nl/loket. Of bel met Het LNV-Loket: faunawet'. Vraagt u ontheffing aan voor de 0800 - 22 333 22 (op werkdagen tussen 8.30 en opvang van beschermde inheemse diersoorten? 16.30 uur). Meer informatie over Gebruik dan deze toelichting in plaats van de soorten(bescherming) kunt u vinden op: gewone toelichting. www.natuurloket.nl, www.gegevensautoriteitnatuur.nl en Deze extra toelichting is een tijdelijke oplossing www.minlnv.nederlandsesoorten.nl. totdat het formulier en de gewone toelichting zijn bijgewerkt.

Inhoud van deze toelichting

- Toelichting bij de vragen
- Beschrijving werkwijze
- Checklist en toelichting bijlagen
- Toelichting bij de kosten

Toelichting bij de vragen
Vraag 1a
Vul bij `Naam organisatie' de naam in van het opvangcentrum. Vermeld op welk telefoonnummer het opvangcentrum bereikbaar is. Het opvangcentrum moet ernaar streven naar om permanent telefonisch bereikbaar te zijn. Vermeld bij `Naam aanvrager' de naam van een natuurlijke persoon die tekenbevoegd is. Voeg een kopie van het legitimatiebewijs van de tekenbevoegde persoon toe aan uw aanvraag.

Vraag 2
Vul hier de naam van het opvangcentrum in.

Vraag 3
U hoeft deze vraag niet in te vullen.

Vraag 4
Standaard geeft Dienst Regelingen ontheffingen af, die maximaal vijf jaar geldig zijn. Maar als u nu al een aanvraag indient, loopt de termijn van uw ontheffing extra lang. Als u een ontheffing aanvraagt vóór 1 juli 2012, loopt de termijn tot 1 juli 2017. Zo willen wij bestaande opvangcentra stimuleren zo snel mogelijk te gaan werken volgens de nieuwe regels.

Vraag 5
U vraagt ontheffing aan voor de opvang van wilde dieren.

Vraag 8
U voert uw activiteiten uit in het belang van de bescherming van flora en fauna.

Vraag 9
U vraagt ontheffing aan van de verbodsbepalingen in artikel 9, 13 en 15.
1

Vraag 10
Vul deze tabel niet in, maar stel zelf een lijst op met welk(e) diersoort(en) of welke soortgroepen u gaat opvangen. U hoeft niet te vermelden onder welk beschermingsregime de soorten vallen. De soortgroepen zijn:

a. vogels
b. zeezoogdieren
c. marterachtigen en vossen
d. hoefdieren en wilde zwijnen
e. herpetofauna
f. overige zoogdieren
Als u van plan bent niet alle diersoorten uit een bepaalde soortgroep op te vangen, vermeld dan de afzonderlijke diersoorten. Vermeld dan de Nederlandse naam en de wetenschappelijke naam. Let op: u vermeldt alleen de diersoorten of soortgroepen, die u daadwerkelijk kunt opvangen. Andere diersoorten vermeldt u niet. Voor deze soorten geldt artikel 14 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten: vervoer van zieke of gewonde beschermde inheemse dieren mag, als deze binnen 12 uur worden overgedragen aan een gespecialiseerd opvangcentrum. Beschrijving werkwijze
Op basis van het kwaliteitsprotocol bent u verplicht om uw werkwijze op papier te zetten. Wij beoordelen uw werkwijze niet vooraf. U stuurt de beschrijving van de werkwijze dus niet mee met uw aanvraag. U heeft het echter wel altijd beschikbaar op het opvangcentrum. De voorwaarden kunnen achteraf gecontroleerd en gehandhaafd worden. Als overtreding van de voorwaarden wordt vastgesteld, kan de ontheffing worden ingetrokken. Checklist en toelichting bijlagen
Welke bijlagen stuurt u mee?
Verplichte bijlagen
Een kopie van het legitimatiebewijs van de aanvrager (de tekenbevoegde persoon) Een lijst met met (bezoek-)adressen van opvang- en uitwenlocaties van het opvangcentrum Toelichting: Stel een lijst op met de adresgegevens van de locatie van het opvangcentrum en alle mogelijke dependances en uitwenlocatie(s). Als een adres ontbreekt, volstaat een kadastrale aanduiding. Buiten deze locaties kunt u geen dieren opvangen. Een kopie van de statuten van de vereniging of stichting met daarin de doelstellingen van het opvangcentrum
Toelichting: De doelstellingen van het opvangcentrum moeten zijn opgenomen in de statuten van de stichting of de vereniging. De doelstellingen moeten overeenkomen met de doelstellingen die staan in artikel 2 van het Kwaliteitsprotocol. Voeg een kopie van de statuten toe.

2

Naam en adres van de vakbekwame dierverzorger Een kopie van het legitimatiebewijs van de dierverzorger Een kopie van het diploma opleiding voor bedrijfsleider/beheerder dierverzorging, vakbekwaam medewerker dierverzorging of medewerker dierverzorging of een document waaruit Dienst Regelingen kan afleiden dat de dierverzorger over voldoende kennis, ervaring en vaardigheden beschikt
Toelichting: Het opvangcentrum beschikt ten minste over één vaste, vakbekwame dierverzorger. Deze dierverzorger mag een vrijwilliger zijn. Het is mogelijk dat de dierverzorger tegelijk optreedt als beheerder van het opvangcentrum. Vermeld de naam en het adres van de dierverzorger. Voeg een kopie van de legitimatie van de dierverzorger toe.
Een dierverzorger moet over voldoende kennis, ervaring en vaardigheden beschikken. De persoon heeft in elk geval voldoende kennis en ervaring als hij de opleiding voor bedrijfsleider/beheerder dierverzorging, vakbekwaam medewerker dierverzorging of medewerker dierverzorging aantoonbaar met succes heeft afgerond. U voegt een kopie van het diploma toe.
Als de beoogde dierverzorger niet beschikt over een erkend diploma van een geaccrediteerde opleiding, beoordeelt Dienst Regelingen of hij/zij voldoende kennis, ervaring en vaardigheden heeft. Voeg documenten toe waaruit wij kunnen afleiden dat de dierverzorger over voldoende kennis, ervaring en vaardigheden beschikt. Een ondertekend document waaruit blijkt dat u bekend bent met en verklaart te voldoen aan de verplichtingen uit het kwaliteitsprotocol Toelichting: U stelt een document op namens het opvangcentrum met de volgende inhoud:

- Ik ben bekend met de inhoud van het kwaliteitsprotocol uit de `Beleidsregels kwaliteit opvang beschermde inheemse diersoorten'.
- Ik verklaar dat het opvangcentrum voldoet aan de verplichtingen van het kwaliteitsprotocol uit de `Beleidsregels kwaliteit opvang beschermde inheemse diersoorten'.
Onderteken, als tekenbevoegd persoon, dit document. Het Kwaliteitsprotocol vindt u op www.minlnv.nl/loket.
Verplichte bijlage, voor zover van toepassing:
Een uittreksel van de Kamer van Koophandel, als de vereniging of stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
Toelichting bij de kosten
Vul in hoe u de kosten voor deze aanvraag gaat betalen. Vul, als u akkoord gaat met een eenmalige afschrijving, de gegevens van de rekeninghouder in.


3


---- --