Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Manager thuiszorg moet stap terug doen

Toespraak, 10 november 2009

Volgens staatssecretaris Bussemakers moet er in de thuiszorg meer en beter geluisterd worden naar de zorgprofessionals, de mensen op de werkvloer. Zij komen bij de cliënten thuis, zij weten wat er speelt en zij weten welke zorg nodig is. Nu beslissen managers te vaak wie welke zorg krijgt. Directeur Generaal Langdurige Zorg, Marcelis Boereboem, sprak tijdens het Zorgvisiecongres in Ede onderstaande toespraak namens de staatssecretaris uit.

Dames en heren,

Enkele weken geleden hoorde ik over de ervaringen van meneer Steenhoven met de Thuiszorg. Zijn vrouw is de afgelopen zomer overleden en meneer Steenhoven, 88 jaar, staat er nu alleen voor. Met behulp van zijn kinderen is er snel thuiszorg geregeld. Dat is nodig omdat hij nog zelfstandig woont en dat ook zolang mogelijk wil doen. Maar hij heeft wel hulp nodig. Hulp die eerst zijn vrouw verleende. Hij moet onder meer geholpen worden met aan- en uitkleden, wassen en het innemen van medicijnen.

Na het telefoontje met de plaatselijke thuiszorgorganisatie kwam er binnen een paar dagen iemand langs om hem te helpen. Meneer Steenhoven zegt hierover: "Prima dat er zo snel iemand kwam. Alleen, de volgende dag stond er iemand anders voor de deur. En de dag daarna weer een ander. En 's avonds had ik ook steeds een ander. Bovendien kwamen er ook geregeld uitzendkrachten over de vloer."

U begrijpt dat meneer Steenhoven niet tevreden is over de thuiszorg die hij krijgt. Hij wil niet iedere dag iemand anders aan zijn lijf hebben. Hij denkt er nu over om toch naar een verzorgingshuis te gaan, hoewel hij veel liever thuis zou blijven wonen.

En dat kan ook, als hij de juiste thuiszorg krijgt. Waarom gebeurt dat dan niet?

Ik ben van mening dat dat niet aan de thuiszorg als systeem ligt. Dat systeem is prima. Iedereen in Nederland die thuiszorg nodig heeft, ontvangt thuiszorg. Alleen de uitvoering loopt niet altijd goed. Meneer Steenhoven kreeg haast onmiddellijk de hulp die hij nodig heeft. Alleen de thuiszorginstelling kreeg het niet voor elkaar om elke dag dezelfde persoon te sturen.

De oorzaak hiervan is dat veel thuiszorginstellingen gericht zijn op efficiency en omzet en te weinig op de kwaliteit van zorg; ze denken te weinig vanuit de cliënt. Ik vind dat dat moet veranderen en dat de cliënt weer centraal moet staan.

Wat dat betreft moeten we leren van het verleden. Voordat de thuiszorg in de AWBZ werd opgenomen was er sprake van kleinschaligheid en wijkgebonden activiteiten uitgevoerd door de wijkverpleegkundige. De overheid heeft gestimuleerd om tot meer samenhang te komen tussen de verschillende voorzieningen in de thuiszorg. Dit leidde tot fusies tussen de verschillende organisaties, met als gevolg een 'versplintering' in het zorgaanbod. Omdat ik grote waarde hecht aan het unieke zorgaanbod om de cliënt zo lang mogelijk in de eigen woonomgeving te laten blijven, wil ik die wijkgebonden activiteiten en de samenhang versterken in de buurt. Zodat er aandacht is voor de cliënt en er gedacht wordt vanuit de cliënt. Dan hebben we kwaliteit van zorg.

Het is opvallend, dat de meeste thuiszorgorganisaties ook inzien dat er het nodige in de thuiszorg moet veranderen. Uit een onderzoek dat mij onlangs is gepresenteerd, blijkt dat het merendeel van de thuiszorgorganisaties graag wil veranderen. Maar ze weten niet waar te beginnen. Dat blijkt ook uit het programma In voor zorg. Dit programma is bedoeld om organisaties in de verpleging, verzorging en thuiszorg te helpen veranderingen door te voeren. Opvallend is dat vooral thuizorgorganisaties zich melden voor ondersteuning.

De situatie waarin de thuiszorgorganisaties zich bevinden is te vergelijken met de situatie van veel banken. Vorige week maandag las ik nog in de Volkskrant dat de ING zich meer wil gaan richten op de cliënt, want die zijn ze te veel uit het oog verloren. Een citaat uit het krantenartikel: ` De bank-verzekeraar neemt de belofte om de klant centraal te stellen erg serieus'. U bent dus niet de enige die met dit probleem worstelt.

Maar hoe doe je dat, hoe stel je de klant weer centraal? Verwacht van mij hier geen pasklaar antwoord op. De thuiszorgorganisaties moeten het zelf doen. En ze moeten het nu doen. Nu, omdat het bewustzijn er is en nu omdat de thuiszorg ons anders ontglipt. Het aantal ouderen en mensen met een beperking dat thuis wil blijven wonen, neemt de komende jaren fors toe. Daar moet de thuiszorg op voorbereid zijn.

Ik kan u wel vertellen wat ik denk en wat er volgens mij in ieder geval moet gebeuren. Het zal u niet verbazen dat er een cultuuromslag, een mentaliteitsverandering nodig is. Dat is nodig om de professional op de werkvloer leidend te maken in het primaire proces, datgene wat van doen heeft met de cliënt.

Het proces draait nu om de manager. Hij probeert de thuiszorg zo efficiënt mogelijk in te richten en hij bepaalt welke medewerkers waar, welke zorg gaan leveren. Dat leidt vaak tot opgeknipte zorgtaken door diverse medewerkers. En dat terwijl de manager oorspronkelijk is bedoeld om het werk van de professional te ondersteunen, zodat hij of zij zich kan bezighouden met de ondersteuning en verzorging van de cliënt. Daar moeten we naar terug. De manager moet meer ondersteunend worden aan het primaire proces en hij moet minder voorschrijven.

Om die reden ben ik begonnen met het herinvoeren van de wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige komt bij de mensen thuis en kan direct een inschatting maken van de zorg die nodig is. Zij signaleert wat er speelt. Dit kan verder gaan dan alleen het verlenen van zorg. De wijkverpleegkundige heeft oog voor het totaalpakket aan zorg en ondersteuning.

Ik zie een wijkverpleegkundige voor me die snel en gemakkelijk contact maakt met cliënten en oog heeft voor verbindingen tussen welzijn, zorg, preventie en wonen. Nu gebeurt dat veel te versnipperd, met als gevolg dat de cliënt een aantal verschillende mensen over de vloer krijgt, die onderling niet of nauwelijks met elkaar communiceren. Dat gaat ten koste van de zorg, bovendien weet de cliënt op den duur niet meer bij wie hij terecht moet voor een bepaald probleem.

De verpleegkundige heeft de tijd om zorg en aandacht te besteden aan cliënten omdat zij gebruik kan maken van innovatieve toepassingen. De naam wijkverpleegkundige klinkt naar vroeger, maar ze staat met beide benen in de 21e eeuw. Zij heeft geen Solex, maar wel een laptop.

Gelukkig zijn er inmiddels ook thuiszorginstellingen die voortborduren op het principe van de wijkverpleegkundige. Het bekendste voorbeeld is wellicht Buurtzorg Nederland. Deze organisatie heeft nauwelijks management, maar vooral professionals, mensen die bij de cliënten thuiskomen en vaststellen wat er moet gebeuren.

Een ander voorbeeld is thuiszorgorganisatie Thebe. Thebe is een proefproject gestart met buurtteams. Daarin spelen begrippen als autonomie, ondernemerschap en kleinschaligheid een belangrijke rol. Ook Thuiszorg Rondom Enschede werkt met kleinschalige teams. En zo zijn er meer aansprekende voorbeelden.

Andere thuiszorgorganisaties hoeven deze voorbeelden niet te kopiëren, maar het kan geen kwaad eens goed te kijken wat deze voorbeelden tot een succes maken.
Ongetwijfeld zal dan een van de conclusies zijn dat er een cultuuromslag moet plaatsvinden.
En die moet u maken.

Ik wil u daarbij wel helpen. Daarom wil ik de ondersteuning, zoals In voor zorg, intensiveren. Hoe ik dat precies vorm ga geven weet ik nog niet, ik ben daarover in overleg. Binnen enkele maanden hoort u hier meer over.

Maar soms moet er meer gebeuren dan een cultuuromslag. Helaas moet ik constateren dat sommige thuiszorgbedrijven gewoon slecht werk afleveren. Begin november is het brancherapport Normen Verantwoorde Zorg verschenen. Hierin wordt inzichtelijk hoe de thuiszorgorganisaties scoren ten opzichte van elkaar. De cliënten kunnen zelf een vergelijking maken door op kiesbeter.nl de diverse organisaties te vergelijken.
Aan het eind van dit jaar verschijnt er een brancherapport en ik hoop dat dat duidelijk maakt welke thuiszorginstellingen wel goede zorg leveren en welke niet. Het maakt de thuiszorg voor de cliënten veel transparanter. En hopelijk draagt ook dit bij tot een meer cliëntgerichte aanpak.

Dames en heren,
Ik kom tot een afronding. De thuiszorg is mij zeer dierbaar. En ik vind dat we in Nederland trots mogen zijn op onze thuiszorg en vooral op de mensen die de zorg verlenen. Heel veel in de thuiszorg gaat goed en heel veel mensen zijn tevreden over de zorg die ze krijgen. Ook meneer Steenhoven, uiteindelijk.
Maar er zijn ook veel incidenten. Teveel. Daar moeten we aan gaan werken. We moeten er voor zorgen dat de cliënt weer centraal komt te staan, dat hij of zij bepaalt hoe het zorgaanbod er uit komt te zien. Om dat te bereiken moeten er veranderingen doorgevoerd worden. De thuiszorgorganisaties moeten dat doen. En ik wil ze daarbij helpen.

U hoort daarover binnenkort meer.