in ontwerpfase
17-11 Driekwart telemedicine-applicaties strandt in ontwerpfase
Telemedicine is nodig om de gezondheidszorg goed en betaalbaar te
houden. Het ontwerpen van deze technologie behoeft alleen sterke
verbetering: driekwart van de applicaties komt niet voorbij het
prototypestadium omdat de wensen van patiënten en zorgverleners
onvoldoende worden gehonoreerd. Dat zegt Miriam Vollenboek-Hutten,
bijzonder hoogleraar Technology Supported Cognitive Training aan de
Universiteit Twente. Op donderdag 12 november 2009 houdt zij haar
inauguratie.
Het groeiend aantal ouderen en chronisch zieken zet de gezondheidszorg
onder zware druk. De kosten stijgen de komende jaren jaarlijks met
3-6% en in 2025 zou 25% van de beroepsbevolking in de zorg moeten
werken om aan de groeiende vraag te voldoen, aldus Vollenbroek. Willen
we niet op de oude voet doorgaan, dan is technologieondersteunde zorg
hard nodig. Niet alleen de informatievoorziening aan patiënten en
zorgverleners zal hierdoor verbeteren, het maakt ook `telemedicine'
mogelijk, nieuwe vormen van dienst, waarbij patiënten in de eigen
dagelijkse omgeving zorg ontvangen.
Revalidatie
Vollenbroek gaat zich richten op inzet van telemedicine bij
revalidatie. Revalidatie heeft als doel een patiënt, veelal met een
chronische ziekte, met een zo hoog mogelijke activiteitenniveau
optimaal aan de samenleving te laten deelnemen. Telemedicine kan
hierbij voorzien in behandeling van de patiënt in de dagelijkse
omgeving en de patiënt in staat stellen zelfstandiger te werken aan
herstel. Voorbeelden van dergelijke technologie-ondersteunde zorg zijn
teleconsultatie, bewaking van gezondheid op afstand (remote
monitoring) en het begeleiden van behandeling, niet in de instelling
maar thuis (remotely supervised treatment)
Gefaseerde evaluatie
75% van alle applicaties blijkt echter de ontwerpfase niet te
overleven en komt dus niet in de dagelijkse zorg terecht, constateert
Vollenbroek. Zij pleit er dan ook voor telemedicine-toepassingen via
een gefaseerde aanpak te evalueren. Eerst moet worden getoetst of een
applicatie wel aan de wensen en eisen van de patiënten en
zorgverleners voldoet en voldoende stabiel is. De groep eindgebruikers
die in dit stadium bij de evaluatie betrokken wordt is relatief klein.
Op basis van deze resultaten kan, in een tweede stadium, een rijpere
versie van de applicatie tot stand komen en is het mogelijk ook de
klinische uitkomsten te evalueren. En pas als deze resultaten eveneens
positief zijn, volgen uitgebreidere evaluaties, niet alleen gericht op
de klinische maar ook de financiële uitkomsten. In dit derde en
laatste stadium vindt een toets op externe validiteit plaats: Als de
toepassing van een applicatie elders in het zorgproces wordt
geïmplementeerd, dient die namelijk net zulke positieve resultaten te
hebben als daar waar de ontwikkeling en de evaluatie het eerst heeft
plaatsgevonden.
Prof. dr. Miriam Vollenbroek-Hutten is, naast deeltijdhoogleraar,
clustermanager bij Roessingh Research and Development (RRD) in
Enschede. Deze organisatie voert onderzoek uit op het gebied van
revalidatietechnologie en is gelieerd aan het revalidatiecentrum Het
Roessingh. RRD werkt nauw samen met het Centrum voor Telematica en
Informatietechnologie (CTIT) en het Instituut voor Biomedische
Technologie (BMTI) van de Universiteit Twente.
Universiteit Twente