17 november 2009
SWOV: nieuwe methode geeft beter beeld van ernstig gewonden
Het jaarlijks aantal ernstig gewonde verkeersslachtoffers kan met
behulp van een nieuwe door de SWOV ontwikkelde methode beter worden
bepaald dan tot nu toe het geval is. Dit is een van de conclusies in
het SWOV-onderzoek Ernstig gewonde verkeersslachtoffers in Nederland
in 1993-2008. Bij deze methode is gebruik gemaakt van de
internationale standaard om de letselernst van gewonden te bepalen.
De Nederlandse verkeersveiligheidsdoelstelling wordt uitgedrukt in
doden én gewonden: maximaal 500 doden en 12.250 gewonden in 2020. Met
'gewonden' worden de laatste jaren ziekenhuisgewonden bedoeld. Van
oudsher wordt met een ziekenhuisgewonde een verkeersslachtoffer
aangeduid dat ten minste een nacht in een ziekenhuis is opgenomen. Uit
onderzoek is echter gebleken dat 'in het ziekenhuis opgenomen' niet
noodzakelijk hetzelfde is als 'ernstig gewond'. Soms worden
bijvoorbeeld slachtoffers die geen ernstig letsel hebben, toch ter
observatie opgenomen. Deze slachtoffers zijn volgens de definitie wél
ziekenhuisgewonden, terwijl zij niet ernstig gewond zijn geraakt. Een
nieuwe definitie van ernstig gewond was daarom noodzakelijk en de
Minister van Verkeer en Waterstaat is positief ingegaan op het advies
van de SWOV om bij een beoordeling van de verkeersveiligheid in de
toekomst alleen de daadwerkelijk ernstig gewonden te beschouwen.
De internationaal gebruikte maat Maximum Abbreviated Injury Score
(MAIS) beschrijft de letselernst van een slachtoffer. Volgens de
nieuwe methode worden alle slachtoffers die in het ziekenhuis zijn
opgenomen geweest en een MAIS van ten minste 2 hebben als ernstig
gewond beschouwd. Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van het
aantal ernstig gewonden volgens deze nieuwe definitie heeft de SWOV
voor de jaren 1993-2008 een tijdreeks gemaakt. Hiervoor zijn het
Bestand geRegistreerde Ongevallen in Nederland (BRON), gebaseerd op de
registratie van de politie, en de Landelijke Medische Registratie
(LMR), waarin de ontslaggegevens van patiënten die in een Nederlands
ziekenhuis zijn opgenomen staan, aan elkaar gekoppeld. Het onderzoek
van de SWOV wijst uit dat dit koppelings- en schattingsproces
betrouwbaar het werkelijk aantal ernstig gewonden oplevert.
De koppeling van beide bestanden is uitgevoerd voor de periode
1993-2008. Deze koppeling laat een dalende lijn zien van het aantal
ernstig gewonden. In 1993 waren dat er 17.900 en in 2006 15.300. De
twee jaren daarna is het aantal overigens weer gestegen tot 17.600 in
2008. De ontwikkeling van het werkelijk aantal gewonden wijkt daarmee
negatief af van de ontwikkeling van het aantal verkeersdoden. Het
aantal verkeersdoden daalt niet alleen sterker dan het aantal ernstig
gewonden, maar hierbij is ook geen stijging opgetreden zoals bij de
ernstig gewonden. Duidelijkheid omtrent de factoren waarmee de
onverwacht hoge aantallen ernstig gewonden van de laatste jaren
samenhangen vergt nader onderzoek.
Het SWOV-onderzoek heeft aangetoond dat het goed mogelijk is om op
basis van BRON en de LMR betrouwbare schattingen te verkrijgen voor
het werkelijke aantal slachtoffers. De SWOV beveelt daarom aan om
voortaan de nieuwe methode te gebruiken om het werkelijke aantal
ernstig gewonden te bepalen. Ook beveelt de SWOV aan toekomstige
doelstellingen van het verkeersveiligheidsbeleid te baseren op de
toepassing van deze methode.
Het onderzoek is in zijn geheel beschreven in SWOV-rapport
R-2009-2: Ernstig gewonde verkeersslachtoffers in Nederland in
1993-2008.
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid