Universiteit van Tilburg

Persbericht 11 november 2009

Vmbo-docenten hebben meer steun nodig bij competentiegericht leren

Promotie Audrey Seezink 18 november

Via competentiegericht leren werken leerlingen aan het vergroten van hun persoonlijke vermogens - ook in het vmbo. Maar docenten uit het vmbo vinden het lastig om competentiegerichte leeromgevingen te ontwikkelen, stelt Andrey Seezink, die op 18 november promoveert. Het personeelsbeleid op de scholen is vaak niet aangepast aan de nieuwe rol die de docenten spelen bij het competentiegericht leren.

Het competentiegericht onderwijs vergt veel aanpassingen van docenten. Zij moeten hun leerlingen kunnen ondersteunen bij het integreren van kennis, vaardigheden en attituden tot persoonlijke competenties. Seezink onderzocht hoe docenten er naar streven het competentiegericht beroepsonderwijs goed vorm te geven, door hen hierover te interviewen en hun werk in leer-en werkgemeenschappen te bestuderen.

Een nieuwe ontwikkeling binnen scholen is dat de professionalisering van de docenten plaatsvindt in zogeheten SOOP-projecten. SOOP staat voor een geïntegreerde aanpak van Schoolontwikkeling, het Opleiden van leraren, Onderwijskundig onderzoek en Professionalisering van docenten. Binnen deze projecten organiseren scholen leer- en werkgemeenschappen waar verschillende docenten samen loopbaangerichte projecten, lesmaterialen en didactische werkvormen voor leerlingen kunnen ontwikkelen en ontwerpen.

Steun bij elkaar
Docenten waarderen de samenwerking met (toekomstige) collega's, zo blijkt uit Seezinks onderzoek. Door docenten een rol te laten spelen in het ontwikkelen van onderwijsprogramma's worden ze bovendien onderdeel van de organisatieontwikkeling. Daarnaast verklaren docenten dat ze door het werken in deze projecten aangemoedigd worden om kritisch te kijken naar hun eigen professionele ontwikkeling.

Voor verbetering vatbaar
Seezink ontmoette in haar onderzoek ook kritiek op de professionaliseringspraktijk. Aangezien de inter-institutionele projecten arbeidsintensief en kostbaar zijn, trekken docenten de duurzaamheid van de SOOP-projecten in twijfel. Ook is in de ogen van docenten niet altijd duidelijk wat deze projecten opleveren en kunnen zij vaak niet zelf een keuze maken voor bepaalde professionaliseringsactiviteiten. Het ontbreekt op veel scholen aan een transparant personeelsbeleid, waardoor docenten de afstand tussen schoolmanagement en onderwijzend personeel als groot ervaren.

Door docenten te betrekken bij veranderingen in het personeelsbeleid, wordt de afstand tussen schoolmanagement en onderwijzend personeel minder groot, en zullen docenten ook beter op de hoogte zijn van de mogelijkheden binnen het personeelsbeleid. Verder blijken docenten samenwerking met lokale partners (zoals lerarenopleidingen en andere vmbo- en mbo-scholen) in de leer- en werkgemeenschappen waardevol te vinden. Dit geeft hun een rijker en breder beeld op de ontwikkelingen binnen het beroepsonderwijs.

De docenten gaven ook aan dat de praktische, beroepsgerichte vakken en algemeen vormende vakken nog vaak gescheiden blijven. Hierdoor kunnen moeilijk competentiegerichte leeromgevingen ontstaan. Zolang deze verschillende vakken binnen het beroepsonderwijs niet meer met elkaar worden verbonden, is het moeilijk voor zowel docenten als leerlingen om betekenisvolle relaties tussen de verschillende vakken te leggen. Het onderzoek is gefinancierd door de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek, onderdeel van NWO.

Audrey Seezink (Spaubeek, 1981) promoveert bij Personeelwetenschappen (Human Resource Studies) binnen Faculteit Sociale Wetenschappen. Ze is docent bij de Fontys LerarenOpleiding Tilburg (FLOT).