Radboud Universiteit Nijmegen


Angststoornissen bij ouderen goed te behandelen

Datum bericht: 18 november 2009

Beknopte samenvatting
Ouderen met angststoornissen zijn het best te behandelen met cognitieve gedragstherapie. Behandeling met antidepressiva is weliswaar even effectief, maar heeft nadelen vanwege de kans op reacties met andere medicijnen die ouderen vaak gebruiken. Dat blijkt uit onderzoek waarop psychiater Gert-Jan Hendriks op 1 december promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Ongeveer tien procent van de ouderen heeft last van angststoornissen. De klachten kunnen goed worden behandeld, maar bij negen van de tien ouderen gebeurt dat niet. Ze hebben ermee leren leven, maar komen wel bij de huisarts met klachten. Een juiste diagnose en een goede behandeling geeft hen hun zelfstandigheid terug en draagt bij aan hun kwaliteit van leven.

Dat ouderen niet meer zouden kunnen profiteren van een psychologische behandeling klopt niet. Vergeleken met jongere mensen, reageren ouderen net zo goed of zelfs beter op cognitieve gedragstherapie.

Voor het eerst onderzocht Gert-Jan Hendriks of ouderen met een paniekstoornis beter met antidepressiva of met cognitieve gedragstherapie behandeld kunnen worden. Beide behandelingen verschillen niet in effectiviteit. Maar vanwege het risico op bijwerkingen van antidepressiva (vallen en botbreuken), de combinatie met andere medicijnen én het feit dat ouderen vaak een antipathie hebben tegen het gebruik van antidepressiva, is Hendriks voorstander van behandeling met cognitieve gedragstherapie.

Meest voorkomende psychische aandoeningen
Een veel voorkomende angststoornis is paniekstoornis met agorafobie (niet de straat op durven, niet met openbaar vervoer reizen). Drie andere meer of minder voorkomende angststoornissen bij ouderen zijn de sociale fobie (verjaardagen, feestjes, telefoontjes mijden, geen hulp vragen); dwangstoornis (smetvrees, controledwang), posttraumatische stress en gegeneraliseerde angststoornissen ofwel piekerstoornissen (overbezorgdheid, nervositeit, slecht slapen).

Onderdiagnostiek
Dat bij negen van de tien ouderen met een angststoornis die stoornis niet wordt herkend komt volgens Hendriks omdat veel ouderen niet actief op zoek gaan naar behandeling. Ze leven vaak al zo lang met de klachten, dat ze denken dat er geen behandeling voor is. Daarbij zijn veel ouderen ook niet zo goed in het onder woorden brengen van hun klachten, of ervaren ze verwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg als een stigma. Dit, gevoegd bij een complex medisch dossier dat veel ouderen al hebben, maakt het voor huisartsen lastig een juiste diagnose te stellen. Ook hulpverleners en mensen in de omgeving van de ouderen denken vaak dat er niets aan te doen is.

Ouderen vinden hun onafhankelijkheid terug
In de cognitieve gedragstherapie leren ouderen wennen aan de angst en leren ze omgaan met situaties die hen angstig maken. Het is een heel doelgericht en gestructureerd trainingsprogramma, waarin samen met de oudere gekeken wordt welke situaties het meest en welke het minst bedreigend zijn. De oudere krijgt informatie en uitleg en leert dat de paniekaanval weliswaar lastig, maar niet gevaarlijk is.

Aan de hand van een huiswerkschema en opdrachten oefent de oudere stap voor stap om met de bedreigende situatie aan te gaan. De sessies duren ongeveer 45 minuten, de hele therapie zo'n 15 weken. In de loop van de therapie verandert de mindset van de patiënt. Gert-Jan Hendriks vroeg dertig ouderen naar hun ervaringen met deze therapie. Ze waren allemaal zonder uitzondering positief. Ze konden beter omgaan met hun angst, ze vonden dat ze hun onafhankelijkheid hadden teruggekregen en de angst voor het stigma was verdwenen.

Hulpverlening laagdrempeliger aanbieden
Gert-Jan Hendriks hoopt dat zijn onderzoek huisartsen, hulp- en zorgverleners aanmoedigt om angststoornissen sneller te herkennen. Nu is aangetoond dat er een effectieve behandeling is zonder bijwerkingen, moeten ouderen met angststoornissen ook de behandeling krijgen die ze verdienen, vindt hij. Zij krijgen een betere kwaliteit van leven en het is kosteneffectief. Als ouderen niet voor deze aandoening behandeld worden, melden ze zich met andere klachten bij de huisarts.

Studies on the treatment of late-life anxiety and late-life panic disorder, Gert-Jan Hendriks, directeur-psychiater van het Centrum voor Angststoornissen Overwaal te Nijmegen/Lent, onderdeel van GGz Nijmegen. Promotie: 1 december 2009 Radboud Universiteit

Gert-Jan Hendriks (1960 ) werkte als psychiater in het UMC St Radboud en als consulent-psychiater bij de HSK Groep. Hij was tien jaar verbonden aan de angstpolikliniek van GGz Nijmegen en is sinds 2008 directeur van het Centrum voor Angststoornissen Overwaal in Lent/Nijmegen. Hij werkt samen met de afdeling klinische psychologie van de Radboud Universiteit Nijmegen in het Nijmegen Centre for Anxiety Research and Expertise - Nij-CARE).

Met ingang van 1 januari 2009 zijn Forum GGz Nijmegen en De Gelderse Roos (Arnhem, Ede) gefuseerd tot Pro Persona. Als directeur van Overwaal is Hendriks medeverantwoordelijk voor de implementatie van het zorgprogramma angststoornissen in Pro Persona verband. Hij is begeleid vanuit het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit.