Maastricht University

Universiteit Maastricht

Persbericht
19 november 2009


Promotieonderzoek Katja Lubina over Nazi roofkunst en menselijke resten Restitutiebeleid van cultuurgoederen niet duidelijk

Verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen zijn van alle tijden. Katja Lubina onderzocht voor haar promotie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht, twee casussen die sinds de jaren negentig in de publieke belangstelling staan: de teruggave van Nazi roofkunst en van menselijke resten. Ze vergeleek het restitutiebeleid van Nederland, Engeland en Frankrijk en plaatste deze in een internationale context. Een van haar conclusies is dat het restitutiebeleid vooral gebaseerd is op zogenaamde "soft law". De juridische bescherming van cultuurgoederen is sinds het eind van de 19e eeuw weliswaar toegenomen, met inbegrip van afdwingbare regels voor de teruggave van geroofde goederen, maar deze bieden weinig houvast voor claimants van nazi roofkunst en menselijke resten. Gezocht wordt naar "redelijke en billijke" oplossingen zonder dat er echter duidelijkheid heerst over wat hieronder dient te worden verstaan. Met als gevolg dat de verschillen in het restitutiebeleid van Nederland, Engeland en Frankrijk groot zijn.

Lubina stelt vast dat het restitutiediscours bij de Nazi roofkunst niet uitgewogen is en er te weinig aandacht is voor het rechtsherstel in de jaren 1950-1960. Berichtgeving in de media wekt vaak de indruk dat er na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks sprake is geweest van teruggave van cultuurgoederen. Haar onderzoek laat zien dat de geallieerden vlak na de Tweede Wereldoorlog er alles aan gedaan hebben om zoveel mogelijk goederen terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaren. Daar waar dat niet mogelijk bleek werden financiële vergoedingen toegekend die correspondeerden met de toenmalige marktwaarde van het object in kwestie. Opvallend nu is dat bij het indienen van een claim voor niet teruggekregen kunst, in Nederland en Engeland nauwelijks aandacht besteed wordt aan de vraag of er destijds al een financiële vergoeding is uitgekeerd. In Frankrijk wordt dit wel uitgezocht. Verder laat het huidige nationale restitutiebeleid aan duidelijkheid te wensen over; het zijn vooral de nationale adviescommissies die grote invloed hebben gehad in het vormgeven van het beleid. "In het geval Goudstikker bijvoorbeeld, heeft de Nederlandse Restitutie Commissie het regeringbeleid ruimer toepast dan werd voorgestaan met als gevolg dat toepassing van het beleid werd uitgebreid. Volgens het regeringsbeleid had de commissie de zaak Goudstikker niet in behandeling mogen nemen: de zaak was immers in 1998/1999 aan het Gerechtshof in Den Haag voorgelegd en was daarmee, volgens de systematiek van het Nederlandse regeringsbeleid, een 'afgehandelde zaak' ", aldus Katja Lubina.

Voor het restitutiebeleid van menselijke resten ontbreken in Europa afdwingbare restitutiegrondslagen. Staten zijn terughoudend met de erkenning van juridisch afdwingbare verplichtingen tot teruggave cultuurgoederen die niet in oorlogstijden zijn vervreemd. Dit komt duidelijk naar voren uit de onderhandelingen die hebben geleid tot de vaststelling van het onlangs door Nederland geratificeerde 1970 UNESCO Verdrag en het 1995 UNIDROIT Verdrag. Voor teruggave van menselijke resten, die voor het merendeel tijdens het koloniale tijdperk zijn vervreemd, zwijgt het recht terwijl de grens tussen een oorlogssituatie en de koloniale praktijk vaag is. Hier komt nog bij dat de regulering van cultuurgoederen in publieke collecties in sommige landen zodanig is dat vrijwillige teruggave onmogelijk is zonder actief optreden van de wetgever. Dit is met name het geval in Engeland en Frankrijk. In Nederland bestaan er geen juridische obstakels omdat men hier een meer liberale houding ten opzichte van het museale beleid heeft. "Maar ook in Nederland vertoont de praktijk grote verschillen. Zo hanteerde de Ethische Codecommissie voor Musea van de Nederlandse Museum Vereniging in de zaak van de 'Westfriese Eskimo' andere uitgangspunten dan de ethische commissie van de Stichting Volkenkundige Collectie Nederland in haar advies over een Toi Moko in het Rijksmuseum voor Volkenkunde. Waar de ene adviescommissie voor behoud opteert, adviseert de ander teruggave. Reden genoeg om meer inhoud en betekenis te geven aan wat redelijk en billijk is."




Maastricht University