Toezegging vrijeartsenkeuze
Kamerstuk, 18 november 2009
CZ-TSZ-2894681
Tijdens mondelinge vragen van het lid Agema over het bericht dat
steeds meer artsen worstelen met de vraag of er tegemoetgekomen moet
worden aan het weigeren van een mannelijke arts op 18 december 2007
(Handelingen II, 2007/08, nr. 37. blz. 2904) heb ik toegezegd dat de
Kamer zal worden geïnformeerd in hoeverre extra kosten die
voortvloeien uit het weigeren van een arts te verhalen zijn op de
betrokken patiënt. Hiermee voldoe ik aan deze toezegging.
Inleiding
Het plenaire debat van 18 december 2007 vond plaats naar aanleiding
van een casus in een Nederlands ziekenhuis waarbij (de begeleiders
van) een vrouwelijke patiënte in een acute situatie (bevalling) de
hulp van een mannelijke arts weigerde. Er werd een vrouwelijke arts
geëist. Omdat er in het betreffende ziekenhuis geen vrouwelijke arts
aanwezig was, is de patiënte met spoed per ambulance naar een
nabijgelegen ziekenhuis vervoerd waar wel een vrouwelijke arts dienst
had. Tijdens het plenaire debat is betoogd dat indien patiënten een
specifieke zorgverlener eisen dit financieel een extra claim kan
leggen op de gezondheidszorg en dat dit ten koste kan gaan van de
efficiëntie in de zorg. Van mijn kant is aangegeven dat ik wilde
nagaan in hoeverre extra kosten die voortvloeien uit het weigeren van
een zorgverlener, zoals de kosten van het ambulancevervoer in de
hierboven beschreven casus, te verhalen zijn op de betrokken patiënt.
Wellicht ten overvloede: de casus die tijdens het plenaire debat van
18 december 2007 voorlag, betrof een acute situatie. Het is echter met
name in electieve situaties dat zorgverleners worden geweigerd. Denk
hiervoor bijvoorbeeld aan het
verzoek van een patiënt voor een vrouwelijke echoscopist of een
mannelijke uroloog. Wanneer patiënten een dergelijk verzoek tijdig
uiten (bij het maken van de afspraak) hoeft dit geen meerkosten met
zich mee te brengen. Maar wanneer zij het verzoek pas uiten bij het
feitelijke bezoek aan de instelling kan dit wel extra kosten met zich
meebrengen. Dit heb ik meegenomen in onderstaande overwegingen. Ook
heb ik het standpunt Van de KNMG over vrije artsenkeuze van 7 februari
2008 geraadpleegd. Dit standpunt treft u aan als bijlage. Daarnaast
heb ik advies gevraagd van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB).
Advies Commissie Gelijke Behandeling (CGB)
Ik heb de CGB gevraagd mij over dit onderwerp te adviseren. De
Commissie heeft op 24 maart 2009 haar advies uitgebracht. U treft dit
advies bijgevoegd aan. Volgens de CGB wordt de kern van de
gelijkebehandelingswetgeving gevormd door het verbod om onderscheid te
maken op één of meer van de non-discriminatiegronden. Alleen op de
regel dat het maken van onderscheid op grond van geslacht is verboden,
biedt de wetgeving enige mogelijkheid tot uitzondering. Deze
mogelijkheid is gelegen in het privékarakter van de omstandigheden in
de individuele relatie tussen arts en patiënt. De achterliggende
gedachte daarbij is dat schaamtegevoelens van een patient aanleiding
kunnen zijn om, in het kader van een goede zorgverlening, een arts van
een bepaald geslacht te kiezen. Bij een dergelijk verzoek moet een
afweging plaatsvinden van de belangen van de patiënt en die van de
zorgverlener. Uitgangspunt hierbij blijft echter dat een categorale
uitsluiting van zorgverleners door een patiënt op grond van
identiteitskenmerken zoals in de wet genoemd, zich in beginsel niet
verdraagt met het non-discriminatiebeginsel.
De gelijkebehandelingswetgeving biedt dus de mogelijkheid om, indien
dit redelijkerwijs mogelijk is, een arts van een bepaald geslacht te
verzoeken. Deze mogelijkheid die de gelijke behandelingswetgeving
biedt is echter geen afdwingbaar recht.
Wanneer de patiënt in een vroeg stadium meldt dat hij een arts van een
bepaald geslacht wenst, dan zijn de mogelijkheden om tot een passende
oplossing te komen veelal aanwezig.
In acute situaties kan het natuurlijk voorkomen dat patiënten pas op
het laatste moment een zorgverlener weigeren. In acute situaties zal
de ruimte die de gelijkebehandelingswetgeving biedt aan de keuze voor
een zorgverlener van een bepaald geslacht kleiner zijn. De urgentie
van medische hulp en de mogelijkheden die er in een zorginstelling
zijn om te voldoen aan de wens van de patiënt, zullen veelal in zeer
korte tijd moeten worden afgewogen tegenover het bieden van ruimte aan
de wens van de patiënt. De CGB geeft aan dat de balans in het kader
van deze belangenafweging dan snel zal doorslaan ten nadele van de
patiënt, in die zin dat redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan
zijn wens voor een zorgverlener van een bepaald geslacht.
De CGB acht zich niet bevoegd te oordelen over de mogelijkheid om de
extra kosten te verhalen op de patiënt, omdat dit onderwerp niet valt
onder de reikwijdte van de gelijkebehandelingswetgeving.
Overwegingen
Bij de beoordeling in hoeverre extra kosten die voortvloeien uit het
weigeren van een zorgverlener op de individuele patiënt verhaald
kunnen worden heb ik een onderscheid gemaakt in acute en niet-acute
situaties. Ik heb hierbij zowel naar de wenselijkheid, de
proportionaliteit als naar de haalbaarheid gekeken.
Wenselijkheid
Ik ben van mening dat in geval van acute zorg, een patiënt
redelijkerwijs genoegen dient te nemen met iedere gekwalificeerde arts
die deze zorg kan verlenen. Geeft in zo'n geval de patiënt de wens te
kennen om hem of haar moverende redenen toch door een andere arts
geholpen te willen worden, dan dienen de meerkosten daarvan in
principe voor rekening van de patiënt te blijven.
Voor niet-acute zorg (electieve) zorg, geldt dit des te sterker,
aangezien de patiënt bij electieve zorg de mogelijkheid heeft vooraf
zijn of haar specifieke wensen met betrekking tot de behandelend arts
kenbaar te maken. Daar zal dan doorgaans rekening mee worden gehouden.
Geeft de patiënt die electieve zorg nodig heeft pas op het moment dat
hij daadwerkelijk met een arts in contact komt aan geen hulp van de
desbetreffende arts te wensen, dan is er geen reden de kosten die
daaruit voorvloeien niet voor zijn rekening te laten komen.
Deze lijn wordt gesteund door de veldpartijen, Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), NVZ
Vereniging voor ziekenhuizen (NVZ) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Proportionaliteit
Volgens een onderzoek uitgevoerd in opdracht van Medisch Contact komt
het regelmatig voor dat patiënten om een andere zorgverlener verzoeken
(Medisch Contact, 7 mei 2009, 64 nr.19). Het artikel uit Medisch
Contact treft u bijgevoegd aan. Achtergrond hiervan is volgens Medisch
Contact met name de sekse en in mindere mate de religieuze
overtuiging, etniciteit of leeftijd van de zorgverlener.
Dat het weigeren van een zorgverlener tot extra onnodige declaraties
leidt komt minder voor. Uit overleg van de `Taskforce declaraties
ziekenhuizen' en uit overleg tussen mijn ministerie en de landelijke
koepels blijkt dat de casus die tijdens het plenaire debat van 18
december 2007 voorlag, waarin een patiënt in een acute situatie de
hulp van een arts weigerde en waardoor extra kosten zijn gemaakt, een
incident is. Er zijn bij de veldpartijen (KNMG, NVZ en ZN) geen
signalen binnengekomen dat het hier vergaande structurele problematiek
betreft.
In electieve situaties komt het wel vaker voor dat patiënten
zorgverleners weigeren. Doorgaans levert dit geen problemen op maar,
indien patiënten niet tijdig (vooraf) aangeven dat zij specifieke
wensen hebben ten aanzien van hun zorgverlener, kan dit wel extra
kosten met zich meebrengen. Bijvoorbeeld doordat er een nieuwe
afspraak moet worden gemaakt. Alles tezamen is het echter overdreven
om te zeggen dat dit een grote claim legt op de gezondheidszorg en dat
het de efficiëntie van de zorg onder druk zet. Dit heb ik ook tijdens
het plenaire overleg van 18 december 2007 aangegeven.
Haalbaarheid
Naar aanleiding van het plenaire overleg van 18 december 2007 heb ik
met veldpartijen geïnventariseerd of het haalbaar is om de extra
kosten die voortvloeien uit het weigeren van een zorgverlener op de
patiënt te verhalen. Uit deze inventarisatie zijn drie mogelijkheden
naar voren gekomen. In de praktijk is alleen de derde optie haalbaar.
Hieronder licht ik een en ander toe.
Indien er extra kosten gemaakt worden als gevolg van het weigeren van
zorgverlener dan:
1. zouden zorgverleners in theorie kunnen besluiten hier niet aan mee
te werken. Bijvoorbeeld: in de voorliggende casus zouden medisch
specialisten en ziekenhuis hebben kunnen besluiten om geen
ambulancevervoer te regelen. Zij hadden een taxi kunnen bellen, of
de patiënt kunnen vragen zelf vervoer te regelen.
Ik vind echter dat niet van zorgverleners verwacht moet worden dat
zij patiënten in acute nood aan hun lot overlaten. Noch medisch
specialisten, noch ziekenhuizen zullen hieraan meewerken.
Daarnaast zou de zorgaanbieder ook nog aansprakelijk gesteld
kunnen worden als deze niets doet (tenzij de patiënt ervoor tekent
dat deze niet geholpen wil worden). Bovendien is het
onwaarschijnlijk dat taxichauffeurs bereid zullen zijn een vrouw
in partu naar een ander ziekenhuis te vervoeren.
2. zouden zorgverzekeraars de declaraties die het gevolg zijn van het
weigeren van een arts, moeten kunnen scheiden van reguliere
declaraties en deze kunnen afwijzen.
In praktijk is dit echter niet haalbaar. Zorgverzekeraars zijn
niet in staat de noodzaak of de reden van door specialisten
aangevraagd ambulancevervoer te beoordelen. Het is aan de
beoordeling van de zorgverlener om te bepalen of het vervoer
medisch noodzakelijk is. Het feit dat een specialist ziekenvervoer
aanvraagt maakt het medisch noodzakelijk.
3. zou het mogelijk zijn dat ziekenhuizen waarbij de patiënt zich
meldt, maar waarbij de patiënt uiteindelijk niet onder behandeling
gaat, de behandeling niet voortzet, omdat daar bijvoorbeeld (zoals
in voorliggende casus het geval is) niet de gewenste arts aanwezig
is, niet een DBC declareert maar in plaats daarvan een redelijk
bedrag in rekening brengt als vergoeding voor de gemaakte kosten.
Ziekenhuizen mogen zelf bepalen of zij een dergelijk tarief bij de
patiënt in rekening brengen. Indien ziekenhuizen dit doen, moeten
zij dit wel vooraf duidelijk naar patiënten communiceren.
Daarnaast mag een dergelijke regeling niet leiden tot dubbele
betaling. Als een ziekenhuis bijvoorbeeld een bedrag bij een
patiënt in rekening brengt voor de kosten van de ambulance, dan
mag het ziekenhuis deze niet declareren bij de zorgverzekeraar.
Zorgverzekeraars, ziekenhuizen en medisch specialisten moeten
hierover op lokaal niveau afspraken maken.
Wellicht ten overvloede: Het is de overtuiging van VWS en veldpartijen
(KNMG, NVZ en ZN) dat effectieve voorlichting en communicatie vanuit
zorgverleners in zowel de eerste als de tweedelijn een belangrijke rol
kan spelen bij het voorkomen van discussies en problemen over
vrijeartsenkeuze. Dit wordt tevens benadrukt door de CGB. Door
duidelijk en tijdig informatie te verschaffen over de behandelaar, de
behandeling en rechten en plichten van de patiënt kan in de meeste
gevallen voorkomen worden dat er extra kosten gemaakt worden.
Conclusie
De gelijkebehandelingswetgeving biedt enige ruimte om, na afweging van
de belangen van de patiënt en arts, rekening te houden met
persoonlijke voorkeur van de patiënt voor een arts van een bepaald
geslacht. Dit is geen afdwingbaar recht. Deze vrijeartsenkeuze is een
groot goed. Echter, het is niet redelijk om de extra kosten die
hieruit voortvloeien ten laste te laten komen van het collectief.
Het is daarom wenselijk om de extra kosten die het gevolg zijn van het
eisen van een specifieke zorgverlener op de individuele patiënt te
verhalen. De wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven moet zowel
proportioneel als haalbaar zijn.
Derhalve kan een zorgaanbieder (een deel van) de kosten die hij heeft
gemaakt voor (het beschikbaar zijn voor) het verlenen van zorg aan een
patiënt die later alsnog voor een andere zorgaanbieder kiest, bij de
patiënt in rekening brengen. Hierover moeten in lokaal overleg
afspraken worden gemaakt. Ik hecht hier erg veel waarde aan.
Tot slot wil ik benadrukken dat effectieve communicatie en
voorlichting van medisch specialisten en ziekenhuizen, maar ook al in
een eerder stadium van andere hulpverleners naar patiënten zeer
effectief kan zijn in het voorkomen van dergelijke incidenten. Goede
voorlichting vooraf is mijn inziens effectiever dan financiële
maatregelen achteraf. Ik wil dan ook benadrukken dat zorgaanbieders
hieraan meer aandacht moeten besteden.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Verwijzingen
* Afgewezen door patiëntArtikel | 7 mei 2009 | pdf, 5 pag., 326
kBArtikel uit Medisch Contact
* Standpunt KNMG over vrije artsenkeuzeFolder | 7 februari 2008 |
pdf, 7 pag., 34 kBPatiënten hebben soms een voorkeur voor een man
of een vrouw als behandelaar of onderzoeker. Deze voorkeur kan
voortkomen uit persoonlijke motieven, eerdere (negatieve of
positieve) ervaringen, persoonlijke trauma's, of religieuze
motieven. Binnen de beroepsgroep van artsen en in de samenleving
is hierover veel discussie ontstaan, vooral naar aanleiding van de
situatie dat (begeleiders van) sommige moslima's de hulp van een
mannelijke arts weigeren. Om artsen en instellingen handvatten
geven hoe zij met een dergelijke vraag om kunnen gaan, heeft de
KNMG een standpunt opgesteld over dit onderwerp. Dit standpunt
heeft betrekking op de curatieve sector.
* Brief over advies vrije artsenkeuze van Commissie Gelijke
BehandelingBrief | 24 maart 2009 | pdf, 10 pag., 804 kB
Zie het origineel
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport