Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
5.2 Kostencomponenten inburgeringstrajecten 16
5.3 Beschikbaarheid van gegevens 17
5.4 Resultaten kostenvergelijking 18
5.5 Gecorrigeerde kostenvergelijking 24
5.6 Conclusie 25
6 Resultaten van inburgering 26
6.1 Trajecten 26
6.2 Conclusie 28
1 Samenvatting
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de kosten van inburgering in
de gemeente Amsterdam en een aantal andere gemeenten. Doel van dit onderzoek is,
mede naar aanleiding van de NOVA uitzending van 29 januari 2009, inzicht te
verschaffen in hoe de raming van de kosten voor inburgering in Amsterdam zijn
opgebouwd en om deze raming te vergelijken met de raming van de kosten in andere
gemeenten. Hierbij komen ook aspecten aan bod die invloed hebben op de kosten, zoals
verschillen in samenstelling van de doelgroep, de gemeentelijke organisatie, de wijze van
inkopen en de contractafspraken met taalaanbieders. Deze aspecten zijn van belang
omdat het voor een goede kostenvergelijking relevant is wat de beoogde en gerealiseerde
resultaten zijn.
Onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen zijn:
1. Wat zijn de (geraamde) kosten per traject in Amsterdam en de overige aan dit
onderzoek deelnemende gemeenten en uit welke componenten is deze
kostenberekening opgebouwd?
2. Wat zijn de (eerste) resultaten van het inburgeringsbeleid en hoe staan de kosten
in verhouding tot de resultaten (kwaliteit)?
3. Wat zijn de verklarende factoren voor kostenverschillen?
Onderzoeksaanpak
Het onderzoek is uitgevoerd in vijf stappen:
· Gestart is met een inventarisatie van de beschikbare openbare documenten, zoals de
begroting, brieven aan de minister van Wonen, Wijken en Integratie (WWI)
en/of de eigen raad, en contracten met taalaanbieders.
· Aan de hand van de verzamelde informatie is een tussenrapportage opgesteld waarin
een eerste aanzet is gegeven tot vergelijking van de kosten voor inburgering.
· Vervolgens is begin mei 2009 aan de gemeenten, die Amsterdam heeft gevraagd
deel te nemen (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem en
Haarlemmermeer) een vragenlijst toegestuurd met vragen over zowel de kosten als
de resultaten van inburgering.
· In juni en juli 2009 zijn aan de hand van de ingevulde vragenlijsten gesprekken
gevoerd met financieel verantwoordelijke medewerkers en beleidsmakers die
betrokken zijn bij de inburgering in Amsterdam en de overige deelnemende
gemeenten.
· De resultaten zijn vervolgens verwerkt in deze eindrapportage.
Hieronder worden de belangrijkste bevindingen per deelvraag gepresenteerd. Twee
opmerkingen vooraf. Ten eerste, het onderzoek naar de kosten en resultaten van
inburgering heeft betrekking op 2008. Ten tweede, de kosten betreffen de begrote
kosten. Dit omdat de (deelnemende) gemeenten op het moment van onderzoek nog geen
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 1
inzicht konden geven in de werkelijke kosten in relatie tot de begroting. Trajecten
duren immers al snel anderhalf jaar. Hierdoor is het nu nog te vroeg om zekerheid te
hebben over de afrekening van de trajecten gestart in 2008.
1. Wat zijn de kosten per traject in Amsterdam en de overige deelnemende gemeenten en
uit welke componenten is deze kostenberekening opgebouwd?
Uit de openbare stukken en de NOVA uitzending van 29 januari 2009 komt naar voren
dat de kosten van inburgering in Amsterdam met ruim 12.000 per inburgeraar
substantieel hoger liggen dan in andere gemeenten. Deze conclusie kan op basis van dit
onderzoek echter niet worden onderschreven. Het blijkt dat Amsterdam in de
kostprijsbepaling een aantal kosten heeft meegenomen die in de overige gemeenten niet
zijn meegerekend. Zo is Amsterdam, in tegenstelling tot de overige gemeenten, bij de
kostentoerekening uitgegaan van inburgering in `brede zin', dus inclusief WWB-trajecten,
alfabetiseringstrajecten en trajecten na het inburgeringsexamen (bijvoorbeeld:
beroepstraject). Gelden dus die kunnen worden ingezet als voor- en als vervolgtraject op
de inburgering. Dit maakt een inburgeringstraject uiteraard gemiddeld duurder dan
wanneer alleen wordt uitgegaan van inburgering in `enge zin' (een WI-traject: de taal leren
en kennis van de Nederlandse samenleving opdoen).
In het onderzoek is een herberekening gemaakt, waarbij zoveel mogelijk de
vergelijkbaarheid is nagestreefd (zie tabel 1.1).De tabel geeft aan dat de verschillen kleiner
zijn dan in de NOVA uitzending wordt gesuggereerd. Voor de resterende
kostenverschillen (op basis van begrotingscijfers) kan een aantal factoren worden
aangewezen, zoals verschillen in ambities, contractafspraken met taalaanbieders en
kostentoerekening (vooral overhead). Wat de exacte invloed van deze factoren is kan op
basis van dit onderzoek niet worden vastgesteld.
Tabel 1.1: Resultaten gecorrigeerde kostenvergelijking (volgens begroting)1
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den H Haarl Haarl
aag emmerm em
eer
1. CURSUSKOSTEN 5.749 4.415 3.000 4.730 4.371 4.400
2. UITVOERINGSKOSTEN 1.813 1.843 3.429 2.000 759 520
3. OVERIGE KOSTEN 370 746 440 90 0 480
TOTALE KOSTPRIJS 7.932 7.005 6.869 6.820 5.130 5.400
GEMIDDELD AANTAL LESUREN 440 351 - 432/508 450 -
1 Bewerking SGBO
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 2
2. Wat zijn de (eerste) resultaten van het inburgeringsbeleid en hoe staan de kosten in
verhouding tot de resultaten (kwaliteit)?
Een gemiddeld inburgeringstraject duurt 1,5 à 2 jaar. De WI-trajecten kwamen pas goed
op gang in 2008. Het is daarom niet mogelijk nu een uitspraak te doen over de resultaten
van de inburgeringstrajecten van de Wet inburgering. Het is derhalve ook nog niet
mogelijk nu een uitspraak te doen over de relatie kosten en resultaten.
3. Wat zijn de verklarende factoren voor kostenverschillen?
Omdat we er in zijn geslaagd de kosten van inburgering meer vergelijkbaar te maken,
kunnen op basis van dit onderzoek de volgende verklarende factoren worden genoemd:
· Ten eerste de verschillen in taak. De taak waar gemeenten voor staan heeft betrekking
op het aantal inburgeraars en op de te bereiken niveaustijging. Van belang is
bijvoorbeeld hoe groot de scholingsafstand is van een inburgeraar ten opzichte
van het examen; is iemand hoger opgeleid, laag opgeleid of analfabeet. Hoe
groter de afstand tot het examen, hoe meer inspanningen nodig zijn. Uit het
onderzoek komt naar voren dat de taak waar de G4, in het bijzonder Amsterdam,
voor staan veel groter is dan in de andere gemeenten. Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag kennen een percentage niet-Westerse allochtonen van tussen de 33%
en 36%, gevolgd door Utrecht met 21%. De andere gemeenten hebben een
percentage van tussen de 12% en 13%. Daarnaast blijkt dat het aantal trajecten in
Amsterdam erg hoog is ten opzichte van de andere gemeenten; het is
bijvoorbeeld twee maal zo hoog als in Rotterdam.
· Verschillen in contractafspraken tussen gemeente en taalaanbieders. Bijvoorbeeld kleinere
klassen, afspraken over additionele begeleiding door de aanbieder om voortijdige
schooluitval te voorkomen, afspraken over slagingsgarantie, etc.
· Inschattingsverschillen, die vooral te maken hebben met de toerekening van kosten
aan de componenten zoals onderscheiden in dit onderzoek. Omdat gemeenten
kosten veelal niet op het niveau van afzonderlijke diensten en producten (zoals
trajectbegeleiding, intake en informatie, en werving) vastleggen, maar op het
niveau van afdelingen (bijvoorbeeld de afdeling Inburgering) of processen,
moeten veelal aanvullende schattingen worden gemaakt. Hierbij kunnen
inschattingsverschillen optreden.
· Verschillen in de totale overheadkosten per gemeente. De overheadkosten worden
onder andere bepaald door de gemeentelijke organisatie, de inrichting van het
werkproces, de mate van automatisering etc. Op dit punt doen zich grote
verschillen tussen gemeenten voor.
· De verschillen tussen gemeenten in de wijze van toerekening van overheadkosten aan
afdelingen of processen.
Dit onderzoek heeft geen bevestiging gevonden voor de conclusies (grote verschillen in
kosten) zoals gepresenteerd in de voornoemde uitzending van NOVA. Voor de
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 3
kostenverschillen (op basis van begrotingscijfers) kan een aantal factoren worden
aangewezen.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 4
2 Inleiding
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de kosten van inburgering in
de gemeente Amsterdam en een aantal andere gemeenten. Aanleiding voor het onderzoek
is de NOVA uitzending van 29 januari 2009 over de kosten van inburgering. De
conclusie van NOVA is dat de kosten in Amsterdam met 12.000 per traject aanzienlijk
hoger liggen dan de vergoeding van het rijk en de kosten in een aantal omringende
gemeenten, zoals Alkmaar ( 6.000), Haarlem ( 5.000) of Amersfoort ( 5.900).
2.1 Onderzoeksvragen
Wethouder Asscher van de gemeente Amsterdam, verantwoordelijk voor inburgering,
heeft naar aanleiding van de uitzending aangegeven bereid te zijn te willen leren van
andere steden en heeft daarom een onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren naar de
inhoud en kosten van een inburgeringstraject. Het onderzoek is uitgevoerd door SGBO
in samenwerking met BMC Advies en Management, en heeft plaatsgevonden in de
periode van april 2009 tot en met juli 2009.
De onderzoeksvragen zijn:
· Wat zijn de (geraamde) kosten per traject in Amsterdam en de overige aan dit
onderzoek deelnemende gemeenten en uit welke componenten is deze
kostenberekening opgebouwd?
· Wat zijn de (eerste) resultaten van het inburgeringsbeleid en hoe staan de kosten
in verhouding tot de resultaten (kwaliteit)?
· Wat zijn de verklarende factoren voor kostenverschillen?
2.2 Onderzoeksopzet
Het onderzoek is uitgevoerd in vijf stappen:
· Gestart is met een inventarisatie van de beschikbare (beleids-)documenten en -
verslagen, zoals de begroting, brieven aan de minister van Wonen, Wijk en
Integratie (WWI) en/of de eigen raad, beleidsplannen en beleidsverslagen, en
contracten met taalaanbieders (voor een overzicht van de documenten zie bijlage
2). In deze fase van het onderzoek zijn we uitgegaan van de gemeenten zoals die
in de NOVA rapportage (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem,
Haarlemmermeer, Alkmaar en Amersfoort) zijn genoemd, aangevuld met de
gemeente Eindhoven. Eindhoven is toegevoegd, ter aanvulling op de G4. De
vijfde gemeente van Nederland ligt buiten de Randstad en kan daarom het beeld
completer maken.
· Aan de hand van de verzamelde informatie van deze negen gemeenten is een
tussenrapportage2 opgesteld waarin een eerste aanzet is gegeven tot vergelijking
van de kosten voor inburgering.
2 Kostenvergelijking Wet inburgering. Tussenrapportage 6 mei 2009.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 5
· Wethouder Asscher heeft in maart 2009 vijf gemeenten verzocht deel te nemen
aan een verdiepend onderzoek (Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem en
Haarlemmermeer). Aan deze gemeenten is begin mei 2009 een vragenlijst
toegestuurd met vragen over zowel de kosten als de resultaten van inburgering.
Doel van deze vragenlijst was om te achterhalen welke componenten wel en niet
worden meegerekend in kostprijsberekening en welke resultaten worden
gerealiseerd.
· In juni en juli 2009 zijn gesprekken gevoerd met financieel verantwoordelijke
medewerkers en beleidsmakers die betrokken zijn bij de inburgering in
Amsterdam en de overige deelnemende gemeenten. Er is met 13 personen
gesproken. De gesprekken dienden om te verifiëren of het beeld dat uit de
verzamelde informatie en vragenlijst naar voren komt correct is en om meer
inzicht te krijgen in de praktijk van het beleid.
· De resultaten zijn vervolgens verwerkt in deze eindrapportage. De
concepteindrapportage is ter beoordeling voorgelegd aan de deelnemende
gemeenten, waarna de conclusies en aanbevelingen zijn geformuleerd.
2.3 Deelnemende gemeenten
Wethouder Asscher heeft de andere G4 gemeenten, Haarlem en Haarlemmermeer
schriftelijk uitgenodigd (brief d.d. 2 maart 2009) om mee te doen. Van alle aangeschreven
gemeenten is een formele reactie ontvangen. Rotterdam, Haarlem en Haarlemmermeer
gaven daarin aan graag mee te willen doen aan het onderzoek. De medewerking van de
gemeenten Den Haag en Utrecht beperkte zich tot het toesturen van de openbare
gegevens over de kosten van inburgeringstrajecten en een toelichting van deze gegevens
in een gesprek. De gemeente Utrecht wilde een nadere detaillering niet geven omdat de
gemeente Utrecht van mening is dat het onderzoek onvoldoende recht doet aan de
diversiteit tussen gemeenten. De vrees bestaat hierdoor dat de onjuiste beeldvorming
zoals die door recente publicaties is ontstaan nader gevoed wordt. Op 30 juli heeft er in
Amsterdam onder voorzitterschap van de adjunct directeur DMO, Koos Spanjer, een
bijeenkomst plaatsgevonden met de meeste van de aan het onderzoek deelnemende
gemeenten.
2.4 Leeswijzer
Dit rapport is verder als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 3 gaat we eerst kort in op het
landelijk inburgeringsbeleid. Daarna volgt in hoofdstuk 4 een schets van de
bevolkingssamenstelling van de gemeenten en een indicatie van de inburgeringsambitie,
met name het aantal inburgeringstrajecten per gemeente. In hoofdstuk 5 wordt
vervolgens beschreven van welke kostencomponenten in dit onderzoek wordt uitgegaan
en worden de kostencomponenten zoveel mogelijk ingevuld voor de deelnemende
gemeenten. Hoofdstuk 6 tenslotte beschrijft de resultaten van inburgering.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 6
3 Achtergronden Wet inburgering
Om een kostenvergelijking te kunnen maken is het nodig nader te bezien wat inburgering
volgens de wet is, wie onder de wet valt en wat de taken van de gemeenten zijn. Ook is de
bekostigingssystematiek relevant, omdat dat gevolgen kan hebben voor de wijze waarop
gemeenten de kosten van inburgering berekenen. Gemeente specifieke kenmerken, zoals
de samenstelling van de bevolking en de gemeentelijke ambities, zijn ook van belang. Hier
wordt in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan. In dit hoofdstuk wordt het landelijk
beleid op hoofdlijnen geduid, in zoverre relevant voor dit onderzoek.
3.1 Inburgering
In de Wet inburgering (WI) is geregeld dat aan de inburgeringsplicht is voldaan als het
inburgeringsexamen3 is gehaald. Het inburgeringsexamen heeft een taalcomponent en een
component kennis van de Nederlandse samenleving.
Het uiteindelijke doel van het inburgeringsstelsel is dat nieuwe Nederlanders zelfstandig
hun rechten en plichten als burger kunnen uitoefenen in Nederland en hun bijdrage
leveren aan de Nederlandse samenleving. Een inburgeringscursus is er dus niet alleen om
iemand de taal te leren, maar is er ook op gericht dat iemand werkervaring heeft of een
beroepsgerichte opleiding volgt (brief van de minister van WWI, 30 januari 2009).
Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen inburgering in enge zin de taal leren en
kennis van de Nederlandse samenleving opdoen en inburgering in brede zin het
zelfstandig deelnemen aan de samenleving. Zoals in het volgend hoofdstuk beschreven
gaan de gemeenten voor hun beleid allemaal in meer of mindere mate uit van inburgering
in brede zin. Het onderscheid tussen inburgering in enge en brede zin wordt hier met
name gemaakt met het oog op de kostenkant van gemeenten. Gemeenten rekenen soms
hun kosten toe aan inburgering in brede zin, dat wil zeggen dat een inburgeringstraject
wordt omschreven als alle middelen beschikbaar voor een inburgeraar en soms aan
inburgering in enge zin, dat wil zeggen een WI-traject.
3.2 Inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen
De doelgroep van inburgering bestaat uit de zogenaamde inburgeringsplichtigen en de
inburgeringsbehoeftigen.
De Wet inburgering bepaalt dat alle vreemdelingen van 15 tot en met 65 jaar, die
duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven moeten inburgeren. Het betreft hier
de inburgeringsplichtigen. Zowel oud- als nieuwkomers vallen onder de doelgroep, met andere
woorden het maakt niet uit hoelang iemand in Nederland is. Uitzonderingen betreffen
onder andere personen uit andere EU-landen, personen die ten minste acht jaar tijdens de
3 Een maatregel uit het Deltaplan inburgering is dat er ook een mogelijkheid is om, vanaf 1 januari 2008, direct
Staatsexamen NT 1 of 2 te doen (zonder tussenstap via het inburgeringsexamen). Dit geldt niet voor geestelijke
bedienaren.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 7
leerplichtige leeftijd in Nederland hebben gewoond, of beschikken over een diploma,
certificaat of ander document waarmee deze personen zijn vrijgesteld van de
inburgeringsplicht.
Naast inburgeringsplichtigen zijn er inburgeringsbehoeftigen. De Raad van State heeft bepaald
dat een inburgeringsplicht alleen kan worden opgelegd aan onderdanen van derde landen,
dat wil zeggen personen met een Nederlandse nationaliteit kunnen niet worden verplicht
in te burgeren. Hierdoor is niet iedereen die inburgeringsbehoeftig is verplicht in te
burgeren.
3.3 Gemeentelijke taken Wet inburgering
Inburgeringsplichtigen zijn zelf verantwoordelijk in te burgeren. Gemeenten zijn op
grond van de Wet inburgering alleen verplicht aan geestelijke bedienaren en aan houders
van een verblijfsvergunning asiel een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Aan andere
inburgeringsplichtigen kan de gemeente een inburgeringsvoorziening aanbieden. Het
betreft de doelgroepen uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen of oudkomers die
geen inkomsten uit arbeid of een uitkering hebben.
Inburgeraars zijn verplicht binnen 3,5 jaar in te burgeren indien ze in het buitenland het
basisexamen inburgering hebben gehaald. Voor andere inburgeraars geldt een
inburgeringstermijn van vijf jaar. Oudkomers hebben vijf jaar de tijd na het moment dat
ze een beschikking van de gemeente hebben gekregen om het examen te behalen.4 De
oudkomers worden gefaseerd aangeschreven door gemeenten om financiële en
organisatorische redenen.
Vrijwillige inburgeraars/inburgeringsbehoeftigen, zoals EU-onderdanen, die staan
ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie kunnen een aanbod van de
gemeente krijgen voor inburgering. Dit aanbod kan, zonder consequenties, worden
geweigerd. Indien de vrijwillige inburgeraars het aanbod accepteren wordt een
overeenkomst gesloten en is er sprake van een verplichting om de in de overeenkomst
vastgelegde afspraken na te komen. Ook kan het zijn dat inburgeringsbehoeftigen een
WWB-uitkering krijgen. Op grond van de WWB zijn uitkeringsgerechtigden verplicht te
doen wat de gemeente noodzakelijk acht voor arbeidsinschakeling. Scholing of een
taalcursus kan daarbij horen.
Naast het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen hebben gemeenten ook een rol met
betrekking tot de naleving van de inburgeringsplicht en handhaving ervan. Ook hebben
gemeenten een plicht tot het verstrekken van informatie over het nieuwe
inburgeringsstelsel. In dit onderzoek laten we die taken verder buiten beschouwing en
concentreren we ons op het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen voor de
4 Met deze beschikking wordt een aanbod gedaan voor een inburgeringsvoorziening of wil de gemeente de naleving van de
inburgeringsplicht handhaven. Met de beschikking wordt niet de inburgeringsplicht van een persoon vastgesteld. De
inburgeringsplicht vloeit voort uit de wet.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 8
doelgroepen uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen en inburgeraars die geen
inkomsten uit arbeid of uitkering hebben.
3.4 Inburgering in brede zin
De Wet inburgering is van kracht sinds 1 januari 2007. De wet vervangt de Wet
inburgering nieuwkomers en oudkomers-regelingen. Daarnaast waren er eenmalige
PaVEM middelen (extra middelen voor inburgeringsvoorzieningen voor allochtone
vrouwen; de middelen zijn verdeeld in 2006, maar zijn voor activiteiten over de hele GSB
periode; dus tot en met 2009). Dit betekent dat er zeker in 2007, maar ook in 2008 en
vermoedelijk in 2009 inburgeraars zijn die onder meerdere regelingen vielen c.q. bezig
waren met een inburgeringstraject toen de Wet inburgering van kracht werd.
Daarnaast is er aanpalend beleid dat qua doelstelling en bekostiging raakt of verweven is
met inburgering. Kort gezegd gaat het dan om rijksbeleid rond inburgering in brede zin
cq rijksbeleid aanvullend aan de WI-trajecten. Het gaat dan om de Wet educatie en
beroepsonderwijs (van belang voor alfabetiseringstrajecten en opleidingen tot het NT 1
of 2 examen) de WWB en het Deltaplan inburgering waarin een participatiebonus van
1.000 wordt gegeven voor duale trajecten5 (d.i. een combinatie van inburgering en
participatie). Door de verwevenheid van de doelstellingen van deze regelgeving is er door
het kabinet voor gekozen de regelgeving qua bekostiging samen te voegen in het
participatiefonds. Dit fonds is ingesteld door de Wet participatiebudget die 1 januari 2009
in werking is getreden. In het participatiebudget worden de gemeentelijke middelen voor
re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie gebundeld in één specifieke uitkering
voor gemeenten. Het participatiebudget geldt in 2009 nog niet voor de G31. Voor de
G31 wordt in 2010 de Brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid vervangen door
het participatiebudget. Desalniettemin is het belangrijk deze veranderingen hier te
noemen, omdat het de verwevenheid van de doelstellingen laat zien; het gaat hier om
inburgering in brede zin. Deze verwevenheid komt terug bij de kostenberekeningen en
prestaties van gemeenten.
3.5 Bekostiging
De bekostiging vanuit het rijk hangt samen met de hiervoor genoemde regelgeving.
Vanuit de Wet inburgering is er 5.950 beschikbaar per inburgeringstraject en 4.300
voor een traject gecombineerd met re-integratie (waarbij er naast middelen voor
inburgering ook middelen voor re-integratie beschikbaar worden gesteld).
Vanuit aanpalend rijksbeleid zijn er nog middelen beschikbaar voor dekking van de
kosten voor inburgering. Het gaat dan om de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB),
WWB, PaVEM, de eigen bijdrage WI en de Pardonregeling. Daarnaast is er, zoals in de
vorige paragraaf genoemd, vanaf 2008 een participatiebonus van
5 Een duaal traject is een traject waarbij de inburgeringsvoorziening is gecombineerd met een participatiecomponent. Een
participatiecomponent bestaat uit betaald werk, vrijwilligerswerk, re-integratieativiteiten, sociale activering,
opvoedingsondersteuning, onderwijs of voorbereidingen op het zelfstandig ondernemerschap.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 9
1.000 per duaal inburgeringstraject beschikbaar (vanuit het Deltaplan inburgering).
Uiteraard kunnen gemeenten er ook voor kiezen eigen middelen aan inburgering te
besteden.
Tot slot, dient nog opgemerkt te worden dat voor de niet-G31 gemeenten
Haarlemmermeer in dit onderzoek de middelen vanuit de WEB, WWB en WI zijn
samengevoegd in het participatiebudget. Dit budget wordt via het ministerie van SZW
verdeeld. De uitvoeringskosten inburgering worden voor de niet-G31 vanaf 2009 via het
gemeentefonds verdeeld.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 10
4 Kenmerken gemeenten
De taak waar gemeenten voor staan is voor wat de wet betreft gelijk, de invulling is echter
niet overal gelijk. Dit is relevant om mee te nemen bij het analyseren van de relatie tussen
kosten en resultaten. Voor de taak van gemeenten is van belang de aantallen inburgeraars
en de afstand tot het inburgeringsexamen die de inburgeraars hebben. Het is bijvoorbeeld
relevant hoeveel analfabeten er zijn onder de inburgeraars. De aantallen inburgeraars en
de afstand tot het examen zijn objectieve gegevens. Het opleidingsniveau van alle
inburgeraars van een gemeente kan vaak echter alleen geschat worden. Met andere
woorden met betrekking tot het opleidingsniveau zijn niet alle gegevens bekend.
Daarnaast is de taak waar gemeenten voor staan deels een keuze van gemeenten. Het
betreft hier met name de mate waarin gemeenten ambities hebben ten aanzien van
inburgeringsbehoeftigen. Algemeen gesteld is het wellicht moeilijker inburgerings-
behoeftigen een inburgeringstraject te doen volgen dan inburgeringsplichtigen. Dit heeft
dan vermoedelijk gevolgen voor de kosten. Ook de resultaten worden door de ambitie
beïnvloed enerzijds doordat het meer inspanning kost resultaten te bereiken als de doelen
ambitieus zijn, anderzijds zou het positieve effecten moeten hebben in die zin dat de
doelen van inburgering, zoveel mogelijk mensen doen mee aan de samenleving, beter
worden bereikt.
Het achterhalen van precieze gegevens met betrekking tot de ambities van gemeenten ten
aanzien van inburgeringsbehoeftigen vergt een specifiek onderzoek en valt buiten het
kader van dit onderzoek. Wij beperken ons in dit hoofdstuk daarom tot het geven van
een indicatie van de aantallen mogelijke inburgeraars in relatie tot de totale bevolking en
de aantallen WI-trajecten. Daarnaast gaan we kort in op de doelen die gemeenten
formuleren ten aanzien van inburgering in brede zin. Dit ter illustratie van de complexiteit
van inburgering; de complexiteit is groter dan uit cijfers rond WI-trajecten te destilleren
is.
4.1 Samenstelling bevolking
In tabel 4.1 wordt het inwoneraantal per gemeente aangegeven, onderverdeeld in
autochtonen, westerse en niet-Westerse allochtonen. De inburgeringsplichtigen en -
behoeftigen komen uit met name de groep niet-Westerse allochtonen. Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag hebben een percentage niet-Westerse allochtonen van tussen de
33% en 36%. Utrecht zit daar substantieel onder met 21% en de andere gemeenten
hebben een percentage van tussen de 12% en 14%. De taak waarvoor de G4 staan is
absoluut en relatief veel groter dan in de andere gemeenten.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 11
Tabel 4.1: Samenstelling bevolking 2008
Bevolking Autochtoon Allochtoon Westerse allochtoon Niet-Westerse
allochtoon
aantal aantal aantal aantal % aantal %
Amsterdam 747.093 381.378 365.715 107.388 14 258.327 35
Rotterdam 582.951 313.778 269.173 59.319 10 209.854 36
Den Haag 475.681 255.862 219.819 64.099 14 155.720 33
Utrecht 294.737 203.202 91.535 29.724 10 61.811 21
Haarlem 147.640 112.266 35.374 15.842 11 19.532 13
Haarlemmermeer 140.648 109.960 30.688 14.111 10 16.577 12
CBS, Den Haag/Heerlen 28-4-2009
4.2 Ambities inburgering in enge zin
Inburgering en inburgeringstrajecten zijn niet nieuw. Wel nieuw is de landelijke ambitie
wat betreft de aantallen inburgeraars. Ook nieuw is de Wet inburgering. Het landelijk
beleid gaat er sinds 2007 vanuit dat er in Nederland ruim 500.000 mensen zijn die het
Nederlands niet of slecht beheersen. Per jaar komen er ruim 15.000 mensen vanuit het
buitenland bij, die ook moeten inburgeren. Doel van het landelijk beleid is om elk jaar
zo'n 60.000 mensen in de klas te krijgen om de Nederlandse taal machtig te worden. Dit
betekent dat het doel is jaarlijks ruim 10% van de doelgroep te bereiken. Naar aanleiding
van de ervaringen in 2007 en 2008 is de doelstelling voor 2009 overigens bijgesteld tot
50.000. Voor 2010 en volgende jaren blijft de inzet wel gemiddeld 60.000 per jaar (brief
van de minister van WWI, 30 januari 2009). Ondanks dat het hier gaat om inburgering in
enge zin (inburgering gericht op het halen van het inburgeringsdiploma ten opzichte van
het volwaardig meedoen in de samenleving) zijn de ambities wat betreft aantallen erg
hoog. Ter vergelijking: in 2005 waren er in alle gemeenten 31.000 deelnemers aan
inburgeringstrajecten en in 2006 23.845 deelnemers6. De ambitie is dus ruim verdubbeld.
Dit kan betekenen dat een moeilijkere doelgroep bereikt moet worden.
Tussen rijk en gemeenten zijn prestatieafspraken gemaakt over het aantal inburgeraars dat
een WI-traject volgt. In tabel 4.2 zijn de afspraken weergegeven van de deelnemende
gemeenten. Het gaat hier om de afspraken over de periode 2007-2009. In deze
prestatieafspraken wordt een onderscheid gemaakt naar inburgeraars die een WI-traject
en inburgeraars die een gecombineerd WI-traject volgen (ook wel samenlooptraject
genoemd). Dit onderscheid is onder andere relevant voor de bekostiging. Zoals in
paragraaf 3.5 beschreven wordt vanuit het rijk 5.950 voor een WI-traject en 4.300
voor een gecombineerd traject ter beschikking gesteld.
6 Monitor inburgering 2006.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 12
Tabel 4.2: Vergelijking resultaatafspraken met het rijk7,8
Gemeente Aantal trajecten Aantal trajecten Totaal aantal trajecten
2007-2009 afgesproken 2007-2009 afgesproken 2007-2009
met het rijk wat betreft met het rijk wat betreft
uitkerings-gerechtigden inburgeraars zonder
(samenlooptrajecten) inkomsten uit werk of
uitkering
Amsterdam 6.060 24.239 30.299
Rotterdam 3.969 11.100 15.069
Den Haag 2.620 9.296 11.916
Utrecht 0 5.083 5.083
Haarlem 150 989 1.139
Haarlemmermeer 150 750 900
Gemeenten kunnen tot bepaalde hoogte zelf hun ambitieniveau bepalen. Voor het
ambitieniveau zijn de aantallen inburgeraars relevant en de beoogde niveaustijging. Voor
dat laatste is bijvoorbeeld het opleidingsniveau bij de start van de inburgering relevant.
Dergelijke gegevens waren voor dit onderzoek niet beschikbaar. Wij beperken ons hier
daarom tot het aantal trajecten. Daarbij is meest in het oog springend het aantal trajecten
waar Amsterdam voor staat. Dit is twee maal het aantal trajecten in Rotterdam en
ongeveer zes keer zoveel als Utrecht.
4.3 Ambities inburgering in brede zin
Bij inburgering in brede zin gaat het om het zelfstandig kunnen deelnemen aan de
samenleving. Hiervoor zijn niet alleen WI-trajecten van belang, maar bijvoorbeeld ook
WWB en WEB trajecten. Gemeenten kunnen doelstellingen hebben bepaald gericht op
inburgering in brede zin. In tabel 4.3 is een beeld van de algemene ambitie van de
gemeenten met betrekking tot inburgering gegeven. Het gaat hier om de beleidsambities,
zoals met name beschreven in de begrotingen. Voor Amsterdam is de ambitie
opgenomen zoals beschreven in de nota `Niemand aan de kant'.
Uit tabel 4.3 blijkt dat in ieder geval Amsterdam uitgaat van een geïntegreerd aanbod van
taal en inburgering. Tot het aanbod behoren onder andere modules gericht op taal en
ouderbetrokkenheid, de Wet inburgering, NT 1 en 2 taalonderwijs, en modules waarin de
koppeling naar de arbeidsmarkt aanwezig is (duale trajecten).
Uit de doelstellingen in de begrotingen blijkt dat ook bij de meeste andere gemeenten
wordt uitgegaan van het belang van inburgering met betrekking tot het zelfstandig
deelnemen aan de maatschappij (zie tabel 4.3). Met andere woorden de gemeenten in dit
onderzoek gaan qua beleid uit van inburgering in brede zin. Hoe ambitieus de gemeenten
daarin zijn is niet aan te geven zonder nader onderzoek.
7 Bronnen: Prestatielijsten van de steden GSB III november 2007. Haarlemmermeer is geen GSB gemeente. Bron voor
deze gegevens is de nota van B&W `invoering Wet inburgering' van 4 december 2006.
8 We hebben alleen de cijfers van inburgeraars met een uitkering en inburgeraars zonder werk of uitkering meegenomen.
Asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijk bedienaren zijn hier buiten beschouwing gelaten.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 13
Tabel 4.3: Vergelijking ambities gemeenten op basis van programmabegrotingen
Beleidsdoelstelling t.a.v. inburgering Ambitie trajecten
Amsterdam Doelstelling niemand aan de kant: het is Collegeperiode 2006 2010: 60.000
van belang dat niemand aan de kant staat inburgeringstrajecten in brede zin. Tot het
en alle Amsterdammers op een positieve aanbod behoren onder andere modules
manier bijdragen aan de samenleving in de gericht op taal en ouderbetrokkenheid, de
stad. De beheersing van de Nederlandse WI, NT 1 en NT 2 taalonderwijs en modules
taal speelt hierbij een cruciale rol. waarin de koppeling naar de arbeidsmarkt
Amsterdam kiest voor een geïntegreerde aanwezig is (duale trajecten). Voor 2009 is
aanpak. Met een geïntegreerd aanbod van de ambitie bijgesteld naar 6.500 7.500
taal en inburgering bereikt Amsterdam een trajecten. Voor 2010 is de ambitie nog niet
zo breed mogelijke groep. bepaald. in aanvulling op de
inburgeringstrajecten biedt Amsterdam als
flankerend beleid diverse
taalondersteunende en participatie-
bevorderende activiteiten en trajecten aan
Rotterdam Doelstelling 2009 beleidsveld participatie: Collegeperiode 2006 2010: 20.000
meer Rotterdammers (opvoeders, vrouwen trajecten (de WI-trajecten van GSB III plus
en werkzoekenden) beheersen de 7.000 inburgeringstrajecten in 2006.) 40%
Nederlandse taal waardoor ze meekunnen van de trajecten is duaal
in het arbeidproces en het maatschappelijk
leven.
Den Haag Doelstelling 2009 programma burgerschap: 80% van de trajecten duaal in 2009
iedereen in de Haagse samenleving moet
volwaardig kunnen meedoen. Combinaties
van inburgering met re-integratieactiviteiten,
beroepsopleiding en andere vormen van
participatie maken dit mogelijk.
Utrecht Doelstelling 2009 programma diversiteit en Utrecht streeft een hoger taalniveau na dan
integratie: de individuele burger is toegerust het inburgeringsexamen; daar wordt extra
om in de samenleving zelfstandig en inzet op gepleegd. Utrecht streeft na
volwaardig te kunnen functioneren. Het realisatie van 500 vervolgtrajecten in 2009.
minimale niveau is slagen voor het Naast de WI-trajecten voor inburgeraars
inburgeringsexamen. zonder inkomsten uit werk of uitkering
streeft Utrecht naar 400 samenlooptrajecten
per jaar zijn9
Haarlem Doelstelling beleidsveld integratie, In aanvulling op de inburgeringstrajecten
inburgering en volwasseneneducatie 2009. biedt Haarlem diverse taalondersteunende-
Taal en kennis van de Nederlandse en participatiebevorderende activiteiten en
samenleving zijn absolute voorwaarden projecten aan. Wat betreft de duale traject
voor maatschappelijke participatie, voor is het streven 50% in 2010, 60% in 2011 en
zelfstandigheid en zelfredzaamheid. 80% erna.
Haarlemmermeer Doelstelling programma werk en inkomen Ambitie is 300 350 trajecten in 2009. Dit
2009. Alle inwoners kunnen in hun eigen van een bestand van 1.706 potentiële
bestaan voorzien, bij voorkeur zonder hulp inburgeraars (inburgeringsplichtigen).
van de gemeente. Kwetsbare groepen
kunnen zelfstandig deelnemen aan het
maatschappelijk/economisch verkeer.
Ondanks dat alle gemeenten brede doelen hebben dan sec WI-trajecten maken
gemeenten vaak wel een onderscheid tussen WI-trajecten en aanvullende trajecten in hun
begroting en kostentoerekening. Dat wil zeggen dat bij de inburgeringsambities
vermoedelijk vrij vaak een onderscheid wordt gemaakt tussen inburgeringstrajecten
bekostigd vanuit de Wet inburgering en trajecten vanuit de WWB en WEB. Zo geeft
Haarlem aan naast de inburgeringstrajecten in 2007-2009 nog 200 WWB-trajecten na te
streven. Dit onderscheid wordt echter niet bij alle gemeenten zo expliciet gemaakt, zoals
hoofdstuk 5 laat zien.
9 Hierover zijn geen afspraken met het rijk gemaakt en is daarom nul in tabel 4.2.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 14
4.4 Conclusie
Uit dit hoofdstuk blijkt dat gemeenten allemaal in meer of mindere mate ambities hebben
rond inburgering in brede zin. De mate waarin is echter niet kwantificeerbaar te maken.
Wat bekend is is het aantal WI-trajecten waarnaar gemeenten streven. De afstand tot het
inburgeringsexamen en de mate waarin inspanningen worden verricht ten aanzien van
inburgeringsbehoeftigen is niet bekend. Het is daarom niet duidelijk hoe ambitieus de
doelstellingen zijn. Wel is het aantal trajecten waar Amsterdam voor staat substantieel
groter dan van de andere gemeenten; ook dan van de andere G4 gemeenten.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 15
5 Kosten van inburgering
In dit hoofdstuk gaan we in op de kosten voor inburgering in de gemeente Amsterdam en
een aantal andere gemeenten. De kostvergelijking zelf is te vinden in paragraaf 5.2.
Daaraan voorafgaand wordt in paragraaf 5.1 eerst ingegaan op de wijze waarop de
kostenprijsberekening in de verschillende gemeenten tot stand zijn gekomen. Hierbij
wordt ook ingegaan op de problemen bij het verzamelen van de vereiste gegevens, en de
gevolgen van een en ander bij de interpretatie van de verkregen gegevens.
5.1 Werkwijze en interpretatie
De kosten voor inburgering zijn in kaart gebracht aan de hand van een vragenlijst met
vragen over zowel de kosten als de resultaten van inburgering. De vragenlijst is begin mei
2009 verzonden aan 6 gemeenten: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem
en Haarlemmermeer.
Van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Haarlem en Haarlemmermeer hebben we de
vragenlijsten ingevuld retour ontvangen. Met deze gemeenten hebben vervolgens
gesprekken plaatsgevonden met betrokken ambtenaren (zie bijlage 1 voor een overzicht
van de geïnterviewde personen).
Den Haag en Utrecht hebben geen extra gegevens ten opzichte van de openbare
gegevens (en dus de tussenrapportage) aangeleverd. Utrecht is van mening dat het
onderhavige onderzoek onvoldoende recht doet aan de verschillen tussen gemeenten wat
betreft inburgeringsaanbod en ambities. Utrecht zou graag in G4 verband een
diepgravender onderzoek willen naar de kostenstructuur van inburgering, bijvoorbeeld in
de vorm van een benchmark. Met Utrecht en Den Haag is wel overleg geweest met
betrokken ambtenaren om inzicht te krijgen in de kosten die zijn meegerekend in de
totaalprijs.
5.2 Kostencomponenten inburgeringstrajecten
Wat betreft de kostencomponenten hebben we een onderscheid gemaakt in kosten die
verband houden met de inkoop van educatieve trajecten (de zogenaamde cursuskosten),
personeelskosten, materiële kosten en overige kosten zoals de wervingskosten en de
kosten voor kinderopvang. De personeelskosten en de materiële kosten vormen samen
de gemeentelijke uitvoeringskosten. Dit zijn de kosten die direct of indirect (overhead)
samenhangen met de uitvoering van de Wet inburgering door de gemeente. De totale
(integrale) kostprijs per inburgeraar wordt vervolgens berekend door alle
kostencomponenten op te tellen en te delen door het aantal inburgeraars dat een traject
volgt.
In onderstaande figuur zijn de verschillende kostencomponenten nogmaals schematisch
weergegeven. Hierbij is ook aangegeven hoe bepaalde kosten zijn opgebouwd:
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 16
Figuur 5.1: Kostencomponenten inburgeringstrajecten
TOTALE KOSTPRIJS
1. Cursuskosten
2. Uitvoeringskosten 3. Overige kosten
2.1 Personeelskosten 2.2 Materiële kosten
a. Werving en
a. Inkoop educatieve
a. Salariskosten v.h. a. Huisvesting
communicatie
trajecten*
personeel dat direct is b. ICT/automatisering
b. Examenkosten belast met de uitvoering c. Overige materiële kosten b. Assesment (inkoop)
c. Kinderopvang
c. Bonus eigen van de WI (inclusief (kantoorbenodigdheden,
d. Trajectbegeleiding
bijdrage ondersteuning) meubilair, drukwerk, etc.)
b. Overhead e. BTW op diensten
c. Kosten inhuur derden stadsdelen
d. Overige personeels- f. Overig
kosten (opleiding en
training, reiskosten, arbo-
zorg, etc.)
* Het gaat hier om de kosten voor de uitvoering van inburgeringscursussen door taalaanbieders. Een
inburgeringscursus omvat het geheel van onderwijs in de Nederlandse taal en over de Nederlandse samenleving,
het afsluitende inburgering (of NT 1 of 2) examen. Voorbereidende activiteiten, zoals werving, de intake en
niveaubepaling, vallen buiten de prijs van de cursus. Deze kostenposten zijn opgenomen in de gemeentelijke
uitvoeringskosten en/of overige kosten. Ook de begeleiding van inburgeraars valt, met uitzondering van de specifieke
cursusbegeleidng die de taalaanbieder voor zijn rekening neemt, buiten de cursusprijs.
5.3 Beschikbaarheid van gegevens
Wat betreft de vergelijkbaarheid van de financiële gegevens zijn twee kanttekeningen
vooraf op zijn plaats.
De eerste kanttekening betreft de manier van omgaan met kosten en kostentoerekening
bij gemeenten in het algemeen. Gemeenten dienen alle taken en activiteiten en de
financiële gevolgen ervan te vermelden in de begroting en jaarrekening. De indeling van
de begroting en jaarrekening is echter vrij10. De wetgever heeft hiervoor gekozen omdat
de informatiebehoefte van de gemeenteraad voorop staat. Ook zijn er geen voorschriften
voor de interne organisatie van het gemeentelijke beleids- en beheersproces; dus ook niet
10 Daarnaast dienen gemeenten de zogenaamde Informatie voor derden (Iv3) aan te leveren aan het CBS en
toezichthouder. Iv3 bestaat onder andere uit een functionele indeling. Deze functies hebben echter overwegend het
karakter van beleidsvelden en minder dat van producten of direct te meten output.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 17
voor de methode van kostentoerekening. Met andere woorden voor inburgering is het,
net als voor alle andere taken van gemeenten, complex de diverse kostencomponenten
vergelijkbaar te krijgen. Daar komt bij dat gemeenten vaak niet sturen op het detailniveau
nodig voor dit onderzoek; gemeenten sturen veelal op het niveau van afdelingen
(bijvoorbeeld de afdeling Inburgering) of (hoofd)processen. Gevolg is dat kostengegevens
op het niveau van de afzonderlijke diensten en producten (zoals trajectbegeleiding, intake
en informatie, en werving) in de meeste gemeenten niet direct beschikbaar zijn. Om
hierop zicht te krijgen moeten veelal aanvullende schattingen worden gemaakt over het
deel van de werkzaamheden van een afdeling of kostenplaats dat kan worden toegerekend
aan een individuele dienst. Bij de interpretatie van de kostengegevens zoals weergegeven
in tabel 5.1 dient hiermee rekening gehouden te worden.
Een tweede kanttekening betreft het verschil tussen begrote kosten en werkelijke kosten
(conform de jaarrekening). Dit is vooral relevant gezien de lengte van de
inburgeringstrajecten in combinatie met de vergoedingssystematiek van het rijk. De
afrekening door het rijk vindt onder andere plaats op basis van het aantal deelnemers aan
de examens. Trajecten duren al snel anderhalf jaar. Hierdoor is het nu nog te vroeg om
zekerheid te hebben over de afrekening van de trajecten gestart in 2008. Deze
onzekerheid wordt nog versterkt als gemeenten prestatiecontracten aangaan met
taalaanbieders; dan hangen de kosten van de gemeenten ook af van de resultaten van de
taalaanbieders (de betaling aan de taalaanbieders hangt onder andere af van het aantal
inburgeraars dat voor het examen slaagt). Dit bekent voor tabel 5.1 dat de
kostengegevens van alle gemeenten vooralsnog gebaseerd zijn op schattingen. Van
Amsterdam weten we dat de uiteindelijk werkelijke gedane uitgaven van de gemiddelde
trajectprijs mogelijk lager zullen uitvallen, omdat een aantal in de kostprijsberekening
betrokken bedragen een maximumbedrag is, zoals de kosten van de informatie en
adviesfunctie en de wervingsactiviteiten door de stadsdelen. De stadsdelen ontvangen ter
dekking van deze kosten een voorschot en worden achteraf afgerekend op basis van de
behaalde resultaten.
5.4 Resultaten kostenvergelijking
Voor de kostenvergelijking hebben we de volgende werkwijze gevolgd. Tabel 5.1 geeft
een overzicht van de gemiddelde trajectprijs per kostencomponent. De gegevens voor
Amsterdam, Rotterdam, Haarlemmermeer en Haarlem zijn gebaseerd op de vragenlijst
zoals die in mei 2009 is toegestuurd aan de betreffende gemeenten. Voor Den Haag en
Utrecht zijn we uitgegaan van de gegevens zoals die uit de openbare stukken11 naar voren
zijn gekomen. Vervolgens gaan we in op de diverse kostencomponenten en de verschillen
en overeenkomsten per gemeente. Na deze vergelijking geven we in tabel 5.2 de
kostenvergelijking waarbij de diverse componenten zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn
gemaakt tussen de gemeenten.
11 Begrotingen, brieven aan de raad, brieven aan het ministerie van WWI en het rapport Niemand aan de Kant.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 18
Tabel 5.1 Gegevens kostenvergelijking
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den H Haarl Haarl
aag emmerm em
eer
1. CURSUSKOSTEN 8.720 4.41512 3.000 4.730 4.371 4.400
a. Cursuskosten 8.00013 4.14514 2.70015 4.46016 4.371 4.400
b. Examenkosten 450 in 1.a 300 in 1.a n.i. in 1.a
c. Terugbetalen bonus eigen 270 270 n.i. 270 n.i.17 n.i.
bijdrage
2. UITVOERINGSKOSTEN 831 1.843 3.42918 2.000 759 520
2.1 PERSONEELSKOSTEN 83119 1.474 595
a. Salariskosten 208 1.280 2.155 595 520
b. Overhead 293 58 1.274 8 in 2.1 a
c. Inhuur derden 329 39 n.i. in 2.1.a
d. Overige personeelskosten in 2.1.b 97 in 2.1.b n.i. n.i.
2.2 MATERIELE KOSTEN in 2.1 369 in 2.1.b 156 n.i.
a. Huisvestingskosten 48 220 in 2.1.b 78 n.i.
b. Automatiseringskosten 162 79 in 2.1.b 31 n.i.
c. Overige materiële kosten 187 70 in 2.1.b 47 n.i.
3. OVERIGE KOSTEN 2.807 746 440 90 0 480
a. Werving en communicatie 70 86 in 2 in 2 0 in 1.a
b. Trajectbegeleiding 922 0 in 2 in 2 0 in 2
c. BTW op diensten stadsdelen 620 0 0 0 0 0
d. Assessment 300 234 440 in 1.a in 1.a in 1.a
e. Kinderopvang 835 n.i. n.i. n.i. n.i. n.i.
f. Overig (o.a. medische keuring,
monitoring en onderzoek, 60 427 0 9020 0 48021
empowerment)
TOTAAL 12.358 7.005 6.869 6.820 5.130 5.400
n.i.=niet inbegrepen
12 Dit bedrag is inclusief het regelen van de duale component voor 40% van de trajecten opgenomen.
13 Het betreft een gemiddeld bedrag dat gebaseerd is op een gemiddelde van 7 modules (van 100 uur) per inburgeraar. Dit
bedrag is inclusief alfabetisering en het regelen van de duale component. Trajecten tot en met een niveau hoger dan het
inburgeringsexamen zijn meegenomen in de berekening.
14 Het bedrag is inclusief een participatiedoelstelling en ook een aantal onderdelen van het inburgeringsproces aangezien de
gemeente Rotterdam vrijwel het gehele inburgeringsproces heeft uitbesteed.
15 Het betreft de kosten voor een gemiddeld basistraject rekening houdend met uitval en minder intensieve trajecten.
Daarnaast verstrekt de gemeente ook plustrajecten. De kosten daarvan zijn gemiddeld 3.300 per plustraject.
16 Het bedrag is exclusief alfabetisering. Er zijn ook aparte taaltrajecten na het inburgeringsexamen (met als doel NT2). Ook
deze kosten zijn niet meegenomen in de berekening.
17 Voor een beperkt aantal inburgeraars wordt bijzondere bijstand toegekend aan inburgeraars die zelf de eigen bijdrage niet
kunnen betalen.
18 Dit bedrag is exclusief de kosten voor handhaving en de informerende rol van de gemeente.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 19
Toelichting gegevens kostenvergelijking
Uit tabel 5.1 blijkt dat de door Amsterdam berekende totaalprijs per traject substantieel
hoger is dan die van de andere gemeenten. Inburgering in Amsterdam kost gemiddeld
12.358 per inburgeraar, tegen bijvoorbeeld 6.869 in Utrecht, 7.005 in Rotterdam en
5.130 in Haarlemmermeer.
De hogere kostprijs van een inburgeringstraject in Amsterdam blijkt vooral veroorzaakt te
worden door de hogere cursuskosten. De gemeente Amsterdam heeft de hoogste
cursuskosten per inburgeraar ( 8.000), op enige afstand gevolgd door Den Haag (
4.460), Haarlem ( 4.400), Haarlemmermeer ( 4.371), Rotterdam ( 4.145) en Utrecht
(2.700). Ook landelijk zien we grote verschillen tussen gemeenten. De goedkoopste
gemeente kent een gemiddelde cursusprijs van 2.518,- per inburgeraar. De duurste
gemeente (exclusief de G4) een gemiddelde cursusprijs van 7.348 per inburgeraar.22
Voor een belangrijk deel zijn deze verschillen te verklaren uit:
1. Ten eerste de verschillen in taak. De taak waar gemeenten voor staan heeft
betrekking op het aantal inburgeraars en op de te bereiken niveaustijging. Van
belang is bijvoorbeeld hoe groot de scholingsafstand is van een inburgeraar ten
opzichte van het examen; is iemand hoger opgeleid, laag opgeleid of analfabeet.
Hoe groter de afstand tot het examen hoe meer inspanningen nodig zijn. De
gemeente Amsterdam schat dat ongeveer 39% van de populatie inburgeraars een
grote afstand tot het niveau van het inburgeringsexamen heeft. 19% heeft een
gemiddelde afstand en 41% een korte afstand tot het niveau van het
inburgeringsexamen. De gemeente Den Haag schat de groep inburgeraars met
een grote afstand tot het inburgeringsexamen zelfs op meer dan 80% van de
totale populatie. Het betreft inburgeraars met een laag opleidingsniveau, een
geringe leerbaarheid en een lage participatie in de Nederlandse samenleving. Om
deze groep in staat te stellen het inburgeringsexamen te halen moet naar
schatting van de gemeente Den Haag een traject ingekocht worden van
gemiddeld 7.600 per inburgeraar, in plaats van de huidige trajecten van
gemiddeld 4.460. De totale integrale kostprijs per traject zou daarmee op
9.920 komen. De extra kosten zitten in de intensievere inzet op participatie, een
langere trajectduur (ruim 500 uur les exclusief individuele studie en deelname aan
werk of maatschappelijke activiteiten, waar nu ongeveer 400 uur beschikbaar is)
en met name kleinere groepen (12 cursisten per groep, waar groepen nu bijna 20
personen groot zijn). Ook Utrecht is van mening dat de beschikbare middelen
voor inburgering vanuit het Rijk te kort schieten om een kwalitatief hoogwaardig
en voor de inburgeraar passend inburgeringstraject te verzorgen, dat past bij de
19 Dit bedrag is inclusief de huisvestings-, automatiserings-, en overige materiële kosten. De inzet van DWI met betrekking
tot trajectbegeleiding/klantmanagement voor inburgeraars en de kosten handhaving en kwaliteitscontrole zijn niet
opgenomen in de uitvoeringskosten.
20 Het gaat hier om een vergoeding/bonus voor de inburgeraar (alleen indien een traject duaal is).
21 Het betreft de kosten voor verschillende ondersteunde projecten in het kader van inburgering. Bijvoorbeeld: taal aan
huis, wijkcontactvrouwen, Gilde/Samenspraak, NT2-pleinen, inburgeringsambassadeurs, website, taalcoaches e.d..
22 Prijsmonitor inburgering, PricewaterhouseCoopers. Den Haag, 24 juli 2007
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 20
ambitie van zowel het Rijk als de gemeente. Utrecht heeft wat taalniveau betreft
hogere ambities dan het in de wet opgenomen niveau van het
inburgeringsexamen en heeft ook prioriteit gelegd bij de moeilijk bereikbare
groepen die ook moeizaam vorderingen maken in het inburgeringstraject (zoals
laagopgeleiden en analfabeten). Om aan deze ambities te kunnen voldoen is naar
schatting van de gemeente Utrecht een bedrag van gemiddeld 10.000 à 12.000
noodzakelijk. Dit bedrag is inclusief gemeentelijke uitvoeringskosten.
2. Ten tweede de verschillen in contractafspraken tussen gemeente en
taalaanbieders. In Amsterdam bijvoorbeeld ontvangen aanbieders tijdelijk een
nieuwe prijs van 25% op de trajectprijs voor het bedienen van groepen van
minimaal 8 in plaats van 15 inburgeraars. In Haarlemmermeer zijn
slagingspercentages van boven de 90% afgesproken, waardoor inburgeraars
vermoedelijk vaker extra begeleiding krijgen als ze het examen niet hebben
gehaald. Andere kwaliteitscriteria die volgens de deelnemende gemeenten van
invloed kunnen zijn op de prijs per cursus zijn: afspraken over de mate van
flexibiliteit en variatie met betrekking tot niveaus, programma, locatie
(wijkgericht), begeleiding en lestijden etc. binnen een cursus; afspraken over
additionele begeleiding door de aanbieder om voortijdige uitval te voorkomen;
afspraken over slagingsgarantie.
3. Een ander belangrijk punt betreft de trajecten die zijn meegerekend in de
bepaling van gemiddelde cursusprijs. Amsterdam gaat uit van inburgering in
brede zin, dat wil zeggen gaat uit van een samenhang tussen WI-trajecten,
trajecten vanuit de WWB en de alfabetiseringstrajecten in het kader van de Wet
Educatie Beroepsonderwijs (WEB). De overige gemeenten hebben de WEB-
trajecten en trajecten na het inburgeringsexamen buiten beschouwing gelaten. Zo
is in Utrecht bij de kostprijsberekening alleen uitgegaan van de kosten voor een
basistraject. De samenlooptrajecten zijn door Utrecht hier buiten beschouwing
gelaten. De gemeente biedt echter naast het basistraject onder andere
plustrajecten en ondersteunende projecten aan. `Dit maakt een compleet
inburgeringstraject Utrechtse stijl uiteraard duurder dan een basistraject' aldus de
gemeente Utrecht. De cursuskosten in Den Haag, Haarlem en Haarlemmermeer
zijn eveneens gebaseerd op het basistraject (dus exclusief de samenlooptrajecten).
Rotterdam heeft de samenlooptrajecten wel meegenomen, maar de middelen
vanuit de WWB buiten beschouwing gelaten.
4. Uit het vorige punt en de ambities van de gemeenten (punt 1) volgt het grote
verschil tussen de gemeenten in de gemiddelde trajectduur. Amsterdam gaat uit
van gemiddeld 700 lesuren per traject, terwijl een traject in Rotterdam gemiddeld
351 lesuren telt en in Den Haag bij de twee taalaanbieders 432 uur respectievelijk
508 lesuur. Het aantal lesuren in Amsterdam is dus bijna 2 keer zo groot als in
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 21
andere gemeenten, en daarmee dus ook de inkoopprijs van een cursus taal en/of
kennis van de Nederlandse samenleving bij taalaanbieders.
5. Daarnaast zijn er verschillen in de mate waarin taken zijn uitbesteed. Rotterdam
heeft als uitgangspunt dat veel wordt uitbesteed. Taalaanbieders werven zelf
deelnemers en plaatsen deze in de klas. Ook het begeleiden van de inburgeraars
gebeurt door de taalaanbieders, evenals het organiseren van de kinderopvang. In
Utrecht daarentegen wordt vrijwel het hele werkproces in eigen beheer
uitgevoerd door het bureau Inburgering. De werving en aanmelding gebeurt in
de wijken en centraal op het bureau Inburgering. De begintoets (en eindtoets) tot
en met plaatsing gebeurt door bureau Inburgering. Dit vertaalt zich in hogere
gemeentelijke uitvoeringskosten en omgekeerd een lagere gemiddelde cursusprijs
per inburgeraar. Er is echter wel een relatie tussen de cursuskosten, de
uitvoeringskosten en de overige kosten, die er kort op neer komt dat veel
uitbesteden de cursuskosten verhoogt, maar de andere kosten verlaagt.
Er kunnen dus diverse redenen zijn voor de verschillen tussen gemeenten in de
gemiddelde cursusprijs per inburgeraar. De belangrijkste reden voor de hogere cursusprijs
in de gemeente Amsterdam is gelegen in het feit dat Amsterdam in de kostprijsberekening
is uitgaan van inburgering in `brede zin', dus inclusief WWB-trajecten,
alfabetiseringstrajecten en trajecten na het inburgeringsexamen. Dit in tegenstelling tot de
overige gemeenten. Indien alleen wordt uitgegaan van een WI-traject dan komt de
gemiddelde cursusprijs op 5.02923. Bijna 3.000 lager dan het bedrag dat in tabel 5.1 is
opgenomen.
Uitvoeringskosten
De totale uitvoeringskosten liggen in Amsterdam met gemiddeld 831 per inburgeraar
beduidend lager dan in Utrecht ( 3.429), Den Haag ( 2.000) en Rotterdam ( 1.843).
Voor een belangrijk deel komt dit omdat Amsterdam in de berekening van de
uitvoeringskosten alleen is uitgegaan van de personele organisatie (service-unit bij de
afdeling E&I en beleidscapaciteit stadsdelen) en bijbehorende ICT-ondersteuning bij de
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO). De kosten voor de uitvoering van het
klantmanagement/trajectbegeleiding en het verstrekken van informatie en advies aan
inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen door de stadsdelen (belegd bij de
Taalwijzers/ centra voor inburgering) zijn niet meegerekend. Voor deze activiteiten is een
gemiddelde bedrag van 922 per inburgeraar beschikbaar. Dit bedrag dient nog te
worden opgeteld bij de uitvoeringskosten van Amsterdam, zoals opgenomen in tabel 5.1.
Daarnaast zijn de Stadsdelen verantwoordelijk voor het onderhouden van contacten met
maatschappelijke- en zelforganisaties, het organiseren van wervingbijeenkomsten, en het
deelnemen aan wervingsactiviteiten. Voor deze activiteit is een bedrag van 60 (werving)
23 Het betreft een gemiddeld bedrag dat gebaseerd is op een gemiddelde van 4,4 modules (van 100 uur) voor de deelnemers
die een opleiding volgen tot inburgeringsexamen of staatsexamen. Deelnemers die modules volgen na het
inburgeringsexamen om door te gaan voor het staatsexamen zijn niet meegenomen. Ook het alfabetiseringsdeel is buiten
beschouwing gelaten.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 22
beschikbaar. Ook dit bedrag dient te worden opgeteld bij de eerder genoemde 831 per
inburgeraar. De totale uitvoeringskosten voor de gemeente Amsterdam komen daarmee
op gemiddeld
1.813 per inburgeraar, hetgeen vergelijkbaar is met de gemeente Rotterdam en de
gemeente Den Haag.
Overigens is het bij de interpretatie van de uitvoeringskosten goed om te beseffen dat het
bedrag sterk afhankelijk is van de mate waarin taken door de gemeente zelf worden
uitgevoerd of geheel of gedeeltelijk zijn uitbesteed. In Utrecht bijvoorbeeld wordt vrijwel
het gehele werkproces door de gemeente zelf uitgevoerd. Dit weerspiegelt zich in de
hogere uitvoeringskosten (en lagere cursuskosten, zoals aangegeven onder punt 5 bij de
cursuskosten). Andere factoren die van belang zijn bij de interpretatie van de
uitvoeringskosten zijn:
1. De verschillen tussen gemeenten in de wijze van toerekening van
overheadkosten aan afdelingen of processen, maar ook in de mate van
investering in bijvoorbeeld huisvesting of automatisering. In Amsterdam
bijvoorbeeld is in het afgelopen jaar veel geïnvesteerd in de doorontwikkeling
van het cliëntvolgsysteem. Dit weerspiegelt zich in de relatief hoge
automatiseringskosten per inburgeraar. In Utrecht zijn in de salariskosten de
salariskosten opgenomen van de trajectbegeleiders, medewerkers toetsbureau,
maar ook van het managementteam, de beleidsafdeling, het bedrijfsbureau en het
secretariaat. Dit toerekening leidt tot relatief hoge salariskosten in tabel 5.1.
2. De verschillen tussen gemeenten in het aantal productieve uren per fte. Zo wordt
in Amsterdam uitgegaan van 1.477 productieve uren per jaar, terwijl in
Rotterdam 1.327 uur en in Haarlemmermeer 1.104 uur per jaar wordt
gehanteerd. Het gaat hier overigens niet om gemeentelijke gemiddelden of
gemeentelijke normen, maar om de feitelijke productieve uren van de
medewerkers inburgering.
3. De verschillen tussen gemeenten in inschaling van medewerkers. Ook dergelijke
verschillen hebben invloed op de personeelskosten en overheadkosten.
Overige kosten
Tabel 5.1 laat verder zien dat de overige kosten in Amsterdam met 2.807 hoger liggen
dan in de andere gemeenten. Voor een belangrijk deel is dit te verklaren uit het feit dat
Amsterdam in deze post een aantal kosten heeft meegerekend die in de overige
gemeenten niet zijn meegerekend. In Amsterdam worden in de kosten van het traject ook
de kosten van de werving en trajectbegeleiding door de stadsdelen ( 922), kinderopvang
( 835) en BTW ( 620) die verschuldigd is voor de trajectbegeleiding (taalwijzers)
meegenomen in de kostprijsberekening. In Haarlemmermeer is dit niet gebeurd, terwijl
Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Haarlem een deel van deze kosten (m.n. werving en
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 23
assessment) hebben verdisconteerd in de kosten voor de gemeentelijke uitvoering en/of
de cursuskosten.
5.5 Gecorrigeerde kostenvergelijking
Tabel 5.2 geeft nogmaals een overzicht van de gemiddelde trajectprijs per
(hoofd)kostensoort. De kostprijsberekening is gecorrigeerd ten opzichte van die in tabel
5.1 om de kostprijsberekening van de gemeenten beter vergelijkbaar te maken. Met name
Amsterdam heeft in de kostprijsbepaling een aantal kosten meegenomen die in de overige
gemeenten niet zijn meegerekend. Zo is Amsterdam, in tegenstelling tot de overige
gemeenten, bij de kostentoerekening uitgegaan van inburgering in `brede zin', dus
inclusief middelen voor WWB-trajecten, alfabetiseringstrajecten en trajecten na het
inburgeringsexamen. Dit maakt een inburgeringstraject uiteraard gemiddeld duurder dan
wanneer alleen wordt uitgegaan van een WI-traject. Indien we ook voor Amsterdam
uitgaan van de kosten van een WI-traject en de kosten van kinderopvang en de BTW die
verschuldigd is voor de trajectbegeleiding door de stadsdelen buiten beschouwing laten
dan bedraagt de totale kostprijs gemiddeld 7.932 per inburgeraar.
Tabel 5.2: Gegevens gecorrigeerde kostenvergelijking (volgens begroting)24
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den H Haarl Haarl
aag emmerm em
eer
1. CURSUSKOSTEN 5.749 4.415 3.000 4.730 4.371 4.400
2. UITVOERINGSKOSTEN 1.813 1.843 3.429 2.000 759 520
3. OVERIGE KOSTEN 370 746 440 90 0 480
TOTALE KOSTPRIJS 7.932 7.005 6.869 6.820 5.130 5.400
GEMIDDELD AANTAL LESUREN 440 351 - 432/508 450 -
Meer concreet is er een drietal correcties toegepast ten opzichte van tabel 5.1.
· In de eerste plaats is voor de gemeente Amsterdam uitgegaan van de gemiddelde
cursuskosten voor een WI-traject ( 5.029), waardoor deze post beter
vergelijkbaar is met de overige onderzochte gemeenten. Daarbij opgeteld zijn de
examenkosten en de kosten voor het terugbetalen van de bonus eigen bijdrage.
· In de tweede plaats zijn voor Amsterdam de gemeentelijke uitvoeringskosten
verhoogd met de kosten van de uitvoering door de stadsdelen (trajectbegeleiding
en informatie en advies - 922 -, en werving - 60 -). Deze kosten waren door
Amsterdam opgenomen onder overige kosten; de overige kosten zijn daarom
met dezelfde bedragen verlaagd.
· In de derde plaats zijn de kosten van Amsterdam voor kinderopvang ( 835) en
de BTW die verschuldigd is voor de trajectbegeleiding ( 620), opgenomen onder
24 Bewerking SGBO
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 24
overige kosten, uit het overzicht verwijderd. De kosten voor kinderopvang zijn
door geen van de overige gemeenten meegenomen in de kostprijsberekening. De
BTW voor trajectbegeleiding kan bij Amsterdam buiten beschouwing blijven
omdat naar verwachting deze kosten in aanmerking komen voor vergoeding uit
het BTW-compensatiefonds25.
5.6 Conclusie
In tabel 5.1 staan de kosten van inburgeringstrajecten, gebaseerd op
onderzoeksgegevens. In tabel 5.2 zijn de kosten van de gemeenten in het onderzoek beter
vergelijkbaar gemaakt. Dit heeft ertoe geleid dat de kosten van de gemeenten minder
grote verschillen laten zien.
Om de resterende verschillen te kunnen verklaren, of corrigeren, zou een vervolgslag
nodig zijn. Specifiek zou daarbij kunnen worden gekeken naar verschillen in de afstand
tot het inburgeringsexamen per gemeente en de toerekening van kosten (bijvoorbeeld
overhead, aantal productieve uren per FTE/inschaling), Een dergelijke ronde treedt
echter buiten de kaders van dit onderzoek omdat dan de totale gemeentelijke organisatie
in ogenschouw moet worden genomen. Wel wordt in het volgende hoofdstuk, voor zover
mogelijk, ingegaan op de resultaten van inburgering. Een verklaring voor verschillen in
kosten kan immers ook zijn dat er hogere ambities en/of hogere resultaten worden
bereikt in de zin van percentage geslaagden.
25 Amsterdam heeft voor de BTW over de trajecten een voorstel gedaan aan de Belastingdienst onder de volgende
motivering: Trajectbegeleiders voeren voor en namens de gemeente, zowel richting inburgeringsplichtigen als andere
instanties, de regie over de informatieverstrekking, het toezicht op het doorlopen van het inburgeringstraject (waarbij hun
verantwoordelijkheid aanvangt met de aanmelding voor het inburgeringstraject en eindigt met de afronding van de
inburgering) en zij voeren per individuele inburgeraar de regie over inburgeringsvoorzieningen. De trajectbegeleiding staat
expliciet los van het inhoudelijke opleidings- en educatietraject dat de gemeente de inburgeraars aanbiedt. De
werkzaamheden van de trajectbegeleider bestaan uit de vervulling van algemene taken en omvatten volgens Amsterdam
geen (ingekochte) diensten die aan een of meer individuele derden ter beschikking worden gesteld. Naar de opvatting van
de gemeente bestaan de werkzaamheden van de trajectbegeleider uit de vervulling van algemene taken en omvatten geen
(ingekochte) diensten die aan een of meer individuele derden ter beschikking worden gesteld. De gemeente handelt met
de werkzaamheden voor trajectbegeleiding in haar hoedanigheid als gemeentelijke overheid. Geen compensatie wordt
gevraagd voor inkoop van inburgeringscursussen.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 25
6 Resultaten van inburgering
Naast de kosten zijn ook de resultaten belangrijk om in beeld te hebben. Het gaat immers
om de relatie tussen resultaten en kosten. Bij de resultaten gaat het bij inburgering in enge
zin om de slagingspercentages van inburgeraars, waarbij het ideaal gesproken ook bekent
is wat het oorspronkelijke taalniveau van de inburgeraars was en wat de niveaustijging is.
Voor een goede vergelijking is het niet voldoende te weten dat het slagingspercentage van
de inburgeringsexamen in een gemeente is, maar ook hoe de doelgroep eruit zag; waren
het vooral hoogopgeleide inburgeraars die met een relatief geringe inspanning voldoende
Nederlands hebben geleerd of betreft het ook inburgeraars waarbij het een grote
inspanning kost om ze te doen slagen voor het inburgeringsexamen, bijvoorbeeld
analfabeten.
Voor inburgering in brede zin zou het ook bekend moeten zijn hoeveel van de
inburgeraars, die voor het traject niet participeerden, doorstromen naar werk of andere
vormen van participatie.
6.1 Trajecten
Een gemiddeld WI-traject kost 1,5 à 2 jaar. Gemeenten die erin geslaagd zijn snel de WI-
trajecten aan te besteden, zoals de gemeente Haarlemmermeer, zijn gestart met het
plaatsen van inburgeraars op trajecten in het najaar van 2007. Dit betekent dat pas recent
de eerste trajecten worden afgerond. Met andere woorden voor een analyse van de
resultaten van de WI-trajecten is het te vroeg. We hebben desalniettemin geprobeerd
enige gegevens over de resultaten te krijgen. Dit hebben we met name gedaan door in de
vragenlijst enkele vragen op te nemen rond de resultaten. Deze zijn opgenomen in tabel
6.1. Daarnaast hebben we de aan het onderzoek deelnemende gemeenten gevraagd de
single information, single audit (SISA) bijlage bij de jaarrekening 2008 te sturen. De SISA
gegevens over inburgering relevant voor dit rapport zijn echter voor de jaarrekening 2008
optioneel, omdat het het onder andere de aantallen inburgeraars betreft dat uiterlijk 31
december 2009 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen. Hierdoor leverde de
SISA gegevens te weinig op om in deze rapportage op te nemen.
Uit tabel 6.1 blijkt dat in de gemeente Amsterdam in 2008 9.981 verplichte en vrijwillige
inburgeraars zijn gestart met een traject volgens de Wet inburgering (WI-trajecten).
Daarnaast verzorgt de gemeente Amsterdam ook andere trajecten, zoals de taal- en
alfabetiseringstrajecten, Taal en Ouderbetrokkenheid trajecten, en overige trajecten
(WIN, PaVEM, TaalWerkt, Volksuniversiteit). Deze trajecten zijn echter niet meegeteld
als WI-traject, omdat het trajecten betreft die worden gefinancierd vanuit andere gelden,
onder meer vanuit de WEB.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 26
Tabel 6.1: Aantal gestarte trajecten en eerste indicatie resultaten jaargang 200826
Amsterdam R Den Haag Ut H Haarlem
otterdam recht aarlemmermeer
Aantal inburgeringstrajecten lopend op 1- 1096 170 878 1020 55 -
1-2008
Aantal trajecten gestart27 in 2008 9981 3784 3.073 1171 381 386
w.v. inburgeringsplichtig 6470 2885 2.556 925 381 335
w.v. inburgeringsbehoeftig 3511 899 517 246 0 51
Aantal trajecten beëindigd in 2008 489 254 374 181 129 -
w.v. uitval 125 3 185 137 - -
w.v. afgerond 364 251 134 44 33 -
w.v. overig (ontheffing vrijstelling) - - 55 - 96 -
Aantal inburgeringstrajecten op 1-1-2009 10.588 - 3.577 1.840 307 -
Het aantal gestarte trajecten in 2008 kan nog niet helemaal worden vergeleken met de
ambities in tabel 4.2. Dit omdat het bij de ambities om het totale aantal trajecten van
2007-2009 gaat; het is mogelijk dat het aantal trajecten in 2009 veel hoger is dan in 2007
en 2008. Een vergelijking van het aantal in 2008 gestarte trajecten met het gemiddeld
aantal trajecten uit tabel 4.2 is wel mogelijk. In tabel 6.2 is dat gedaan voor zover mogelijk
op basis van tabel 6.1.
Tabel 6.2: Aantal gestarte trajecten 2008 als percentage van de afspraken.
Amsterdam R Den Haag Ut H Haarlem
otterdam recht aarlemmermeer
Aantal gestarte trajecten 2008 9.981 3.535 3.073 1171 381 386
Gemiddelde aantal trajecten per jaar
afgesproken met het rijk 10.100 5.023 3.972 1694 300 397
Aantal gestarte trajecten 2008 als
percentage van het gemiddeld aantal 99% 70% 77% 69% 127% 102%
trajecten per jaar
Tabel 6.2 laat zien dat Haarlemmermeer zijn doelstellingen ruim haalt in 2008. Ook
Amsterdam haalt nagenoeg volledig de doelstelling, waarbij het aantal trajecten in
Amsterdam bovendien erg groot is. Belangrijk is wel dat het in tabel 6.2 gaat om gestarte
trajecten. Voor de slagingspercentages en bereikte niveaustijging zijn meer gegevens
nodig, bijvoorbeeld met betrekking tot het aantal geslaagden. Tabel 6.3 geeft een
26 bron: vragenlijst en interviews
27 Een traject wordt als gestart beschouwd indien het trajectplan is ondertekend
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 27
overzicht van het aantal deelnemers en het aantal geslaagden voor het
inburgeringsexamen en het Staatsexamen. Zoals tabel 6.3 laat zien zijn er vooralsnog te
weinig gegevens om iets te zeggen over de slagingspercentages.
Tabel 6.3: Deelname en aantal geslaagden inburgeringsexamen in 200828
Amsterdam R Den Haag Ut H Haarlem
otterdam recht aarlemmermeer
Deelname inburgeringsexamen 443 336 169 138 n.b. 38
Geslaagd inburgeringsexamen 364 251 134 103 33 37
% geslaagden 82% 75%29 79% 75% n.b. 97%
Deelname Staatexamen NT2 I of II n.b. n.b. 0 n.b. n.b. 8
Geslaagd Staatexamen NT2 I of II 46 n.b. 0 30 4 n.b.
% geslaagden n.b. n.b. - n.b. n.b. n.b.
n.b. = niet bekend
6.2 Conclusie
Een gemiddeld inburgeringstraject duurt 1,5 a 2 jaar. De WI-trajecten kwamen pas goed
op gang in 2008. Het is daarom niet mogelijk nu een uitspraak te doen over de resultaten
van de inburgeringstrajecten van de Wet inburgering. Het is derhalve ook niet mogelijk
een uitspraak te doen over de relatie kosten en resultaten.
28 bron: vragenlijst en interviews
29 In Rotterdam zijn de slagingspercentages bekend van met name de kortere trajecten (hoger opgeleiden). Omdat de
instroom laat op gang is gekomen geeft dit percentage dus nog geen generiek beeld.
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 28
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 29
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst van geïnterviewden
Organisatie Naam Functie
Gemeente Amsterdam Martin Tulen Interim Hoofd bedrijfsvoering
Gemeente Amsterdam Bernard Koëter Hoofd bedrijfsvoering
Gemeente Amsterdam Richard Verkooy Strategisch beleidsadviseur
Gemeente Rotterdam Annemarieke Egeraat Senior beleidsadviseur
Gemeente Rotterdam Marieke Meedendorp Projectmedewerker
Gemeente Haarlemmermeer Beatrijs Aukema Beleidsadviseur Werk en
Inkomen
Gemeente Haarlemmermeer Herman van As Financieel adviseur
Gemeente Haarlemmermeer Rob Durieux Controller
Gemeente Haarlem Annemieke Kamphuis Beleidsadviseur
Gemeente Utrecht Larbi Edriouch Afdelingshoofd
Gemeente Utrecht Sander Materman Senior beleidsmedewerker
Gemeente Den Haag Gea Velt Beleidsmedewerker
Gemeente Den Haag Yvonne Stiegelis Beleidsmedewerker
Bijlage 2 Geraadpleegde documenten
1 Trajectkosten inburgering. Brief aan de gemeenteraad van Amsterdam. Gemeente
Amsterdam, 6 februari 2009.
2 Kosten van inburgeringstrajecten. Brief aan de Minister Wonen, Wijken en Integratie.
Gemeente Rotterdam, 12 februari 2009
3 Beantwoording schriftelijke vragen n.a.v. NOVA uitzending. Gemeente Utrecht,
antwoorden verzonden op 7 april 2009.
4 Brief aan de Commissie Jeugd en Burgerschap. Gemeente Den Haag, 27 maart 2009.
5 Prognose inburgering 2009. Brief aan de gemeenteraad van Amsterdam. Gemeente
Amsterdam, 17 december 2009.
6 Inburgeren in Amsterdam; een bestandsanalyse. Gemeente Amsterdam, oktober
2008.
7 Ambtsbericht kosten inburgeringstrajecten. Brief aan de Directie Inburgering en
Integratie. Gemeente Utrecht, 13 februari 2009.
8 Ambtsbericht inzake kamervragen SP d.d. 4 februari. Gemeente Amsterdam, 12
februari 2009.
9 Annotatie overleg minister d.d. 7 januari 2009. Gemeente Amsterdam, 6 januari 2009
10 Beantwoording ambtsbericht. Gemeente Amsterdam, 12 februari 2009.
11 Ambtsbericht trajectprijs inburgering. Gemeente Den Haag, 16 februari 2009.
12 Niemand aan de kant: evaluatie inburgering Amsterdam. Amsterdam, april 2008.
13 Kamerstuk Deltaplan Inburgering. Den Haag, 13 februari 2008.
14 Brief n.a.v. NOVA uitzending van 29 januari 2009. Volksuniversiteit Amsterdam, 6
februari 2009.
15 Service Niveau Overeenkomst (SNO) Service Unit (DMO E&I) stadsdelen.
Amsterdam, 1 juni 2007.
16 Raamcontract Inburgering. Gemeente Amsterdam.
17 Begrotingen 2009 van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven,
Amersfoort, Haarlem, Haarlemmermeer, Alkmaar.
18 Plannen van aanpak 2008 voorbereiding participatiefonds gemeenten, Den Haag,
Rotterdam, Utrecht,
19 CBS, statline, data beschikbaar op 28 april 2009
20 www.handreikinginburgeringgemeenten.nl
21 www.vrom.nl
22 Overzicht van resultaatafspraken uit het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma van
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Haarlem.
23 Monitors inburgering 2006; De voortgang van de inburgering van oudkomers en
nieuwkomers; 1 augustus 2007, Ministerie van VROM
24 Prijsmonitor inburgering; analyse en validatie van de gegevens, PWC, 24 juli 2007
25 Ministerie van WWI, ambities inburgering, brief aan Tweede Kamer der Staten-
Generaal, 30 januari 2009,
26 Invoering Wet inburgering, Nota van B&W, 4 december 2006, Haarlemmermeer
SGBO
KOSTENVERGELIJKING UITVOERING WET INBURGERING 32