Nieuwe wet dwingt tot nadenken over fixatie
Toespraak, 17 november 2009
`Gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg mag alleen als
aller, aller laatste mogelijkheid worden gebruikt, als er geen
alternatieven voor handen zijn. Dat vergt een andere manier van denken
door zorgverleners.' Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens het
congres Zorg voor vrijheid, de volgende stap.
Dames en heren,
Het is hartverwarmend om te zien hoe groot ook dit jaar weer de
opkomst is voor dit congres. Dat maakt duidelijk dat u zich met z'n
allen wilt inzetten om het aantal vrijheidbeperkende maatregelen fors
terug te brengen. Vorig jaar was dit congres, dat net als nu is
georganiseerd door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de aftrap om
de landelijke strijd aan te gaan tegen vrijheidsbeperkende
maatregelen.
Dat heeft inmiddels al aardig wat opgeleverd. Er is door
cliëntenorganisaties, beroepsorganisaties, koepels en de Inspectie een
intentieverklaring ondertekend en momenteel wordt er hard gewerkt aan
een Plan van Aanpak. En ook in de praktijk zijn successen geboekt.
Dankzij projecten als Maatregelen op maat, Ban de Band en Exbelt is
het gebruik van fixatiematerialen afgenomen. Het onderwerp komt steeds
hoger op de agenda te staan!
We kunnen dus vaststellen dat we op de goede weg zijn. Maar er is meer
nodig.
De weg die we hebben ingeslagen moet door iedereen gevolgd gaan
worden. Bovendien moet het geen tijdelijke weg zijn, maar eentje die
stevig gefundeerd is. Om dat te bereiken besteed ik ook in mijn beleid
veel aandacht aan het tot een minimum beperken van vrijheidsbeperkende
maatregelen.
Mijn beleid steunt op drie pijlers.
Allereerst wil ik, onder meer via het programma Zorg voor Beter, een
cultuurverandering bereiken bij de mensen op de werkvloer. Zij moeten
leren na te denken over de verschillende mogelijkheden die hen ter
beschikking staan en niet automatisch gebruik maken van
vrijheidsbeperkende maatregelen. Het uitgangspunt moet zijn: eerst
alle mogelijkheden overwegen en pas als blijkt dat geen enkel
alternatief toereikend is, gebruik maken van vrijheidsbeperkende
maatregelen. Het mag alleen als aller, aller laatste mogelijkheid
worden gebruikt.
Deze manier van denken, deze cultuur, is het meest doorslaggevend als
het gaat om het toepassen van vrijheidsbeperkingen. En niet, zoals ik
geregeld hoor, de werkdruk. Er zijn immers voor de meeste situaties
voldoende alternatieven voor handen. Bijvoorbeeld: iemand met dementie
die vaak valt, hoef je 's nachts niet te fixeren. Je kunt hem of haar
ook in een laag bed leggen. Het gebruik van belmatjes is een ander
alternatief, dat inmiddels zo is ingeburgerd dat het eigenlijk de
standaard zou moeten zijn. Kortom, met de nodige creativiteit is veel
mogelijk. En er is ook al veel bedacht en uitgetest. Het is belangrijk
om van elkaar te leren, ook van collega-instellingen.
Daarmee kom ik automatisch bij mijn tweede pijler: het toezicht door
de inspectie. Ik vind het erg belangrijk dat dat toezicht niet alleen
repressief is. Dus niet alleen straffen als er iets niet volgens het
boekje is verlopen. De inspectie moet ook kijken naar instellingen die
het al goed doen. Daar is de inspectie al mee bezig en inmiddels is
een lijst aangelegd van goede voorbeelden. Maak daar gebruik van, wil
ik tegen iedereen zeggen!
Dan kom ik bij mijn derde pijler: wetgeving. Daar wil ik wat langer
bij stil staan. U weet dat ik werk aan de nieuwe Wet zorg en dwang.
Een enorm ingewikkelde klus, omdat daarin ethische, juridische en
zorginhoudelijke onderdelen met elkaar verenigd moeten worden. U
begrijpt het misschien al: dan doe je het nooit goed! De jurist vindt
dat er geen open normen in mogen zitten, de ethicus vindt dat de
normen niet open genoeg zijn, en de zorgverlener zoekt naar de
vertaling met de praktijk.
Het wetsvoorstel ligt inmiddels in de Tweede Kamer; de parlementaire
behandeling is gestart. Daardoor is er al het een en ander bekend over
de inhoud van deze wet en ik begrijp dat er mensen zijn, misschien wel
onder u, die er vraagtekens bij plaatsen. Vraagtekens omdat u wellicht
denkt: wordt het door de nieuwe wet juist niet makkelijker voor
vrijheidsbeperkende maatregelen? Ik kan u gerust stellen, dat is
absoluut niet het geval. Ik zal het u uitleggen.
De reikwijdte van de wet is uitgebreid. In de huidige wet Bopz staat
dat vrijheidsbeperkende maatregelen alléén in aangemerkte instellingen
is toegestaan. In de nieuwe wet is hier de extramurale zorg aan
toegevoegd. Deze uitbreiding lijkt op een versoepeling, want
vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen straks dus ook worden opgelegd
buiten de huidige, aangemerkte zorginstellingen. Maar als je naar de
eisen van de wet kijkt, zie je dat het een aanscherping is in plaats
van een versoepeling. De eisen zijn namelijk strenger dan in de
huidige wet en gelden voor iedere zorgsituatie. Wat ik met uitbreiding
van de reikwijdte van de wet wil voorkomen is dat mensen, waarvoor een
vrijheidsbeperkende maatregel soms écht de enige oplossing is, ook nog
eens naar een instelling moeten verhuizen.
Ik wil een cliëntvolgend systeem. Daarmee voorkom ik dat mensen tegen
hun zin moeten verhuizen. En dus inboeten aan kwaliteit van leven.
Daarnaast is de wet vooral bedoeld om het gebruik van
vrijheidsbeperkende maatregelen af te remmen. Dat gebeurt niet door
strakke regels op te stellen, in de trant van: dit mag wel en dit mag
niet.
Ik ben me er volledig van bewust dat zorgverlenen mensenwerk is en je
geen honderd procent scherpe afbakeningen kunt maken. Wat voor de ene
persoon geldt, kan bij iemand anders geheel anders zijn. Een
gemiddelde bestaat niet.
Als je verkeersregels opstelt, kun je makkelijk zeggen: als het
verkeerslicht op rood staat moet u stoppen; staat het op groen, dan
mag u doorrijden. Maar in de zorg zijn de kleurverschillen niet zo
helder. Daar lopen rood en groen nog al eens in elkaar over, omdat
zorg op individuen gericht is en niet op de grote massa. Kortom: de
wet biedt geen scherpe criteria waarbinnen zorgverleners moeten
werken. Maar de wet stimuleert zorgverleners na te denken over
alternatieve behandelmethoden. De wet vraagt om een zorgplan, waarin
staat welke alternatieven je kunt gebruiken voordat je de laatste
strohalm pakt: vrijheidsbeperkende maatregelen.
En ik begrijp dat er omstandigheden zijn, waarvoor geen alternatieven
voor handen zijn. Een voorbeeld. Als iemand met een ernstige
verstandelijke beperking erg agressief wordt tijdens het verschonen,
kan een vorm van fixatie soms de enige oplossing zijn. Ik zeg bewust
een vorm van fixatie. Want bij de eisen voor onvrijwillige zorg hoort
dat je kiest voor het minst ingrijpende alternatief. De wet biedt het
kader, maar de oplossing ligt in de praktijk; in bewustzijn en in
anders werken.
Dames en heren, ik ga afsluiten. Na mij komt nog een aantal
interessante sprekers en vanmiddag zijn er verschillende workshops. Ik
hoop dat u er aan het eind van de dag bewust van bent dat
vrijheidsbeperkende maatregelen een noodmaatregels zijn. Een maatregel
die we bovendien moeten zien te vermijden. Er moet eerst gekeken
worden naar de alternatieven en die zijn er meestal ook. Mijn beleid
en ook de nieuwe Wet Zorg en dwang zijn daar op gericht. Ik hoop uw
werk ook!
Ik wens u veel succes.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport