Ingezonden persbericht



Den Haag, 23 november 2009

Het zal je vriend maar wezen
Een boek over de bijzondere relatie tussen het Gemeentemuseum en zijn Vriendenvereniging

In het begin waren er de Vrienden, waaronder beroemde schilders als Jozef Israëls, de gebroeders Maris en Willem Roelofs. Daarna ontstond het museum. Opgericht in 1866 onder de naam Vereniging tot het oprichten van een Museum van Moderne Kunst te s-Gravenhage, bestond de Vriendenvereniging al bijna zeventig jaar toen het Gemeentemuseum in 1935 eindelijk zijn vaste plek kreeg in het beroemde gebouw van Berlage. Vanaf het vroegste begin is de relatie tussen het museum en de Vereniging innig geweest hoewel er natuurlijk hoogte- en dieptepunten waren. Deze soms stormachtige, maar altijd liefdevolle geschiedenis is beschreven in het boek Het zal je vriend maar wezen, de eerste publicatie die zich volledig wijdt aan de Vriendenvereniging van een Nederlands museum.

Zoals veel Nederlandse musea is ook het Gemeentemuseum voortgekomen uit een Vriendenvereniging die zich inspande om een museum in de stad te krijgen. Het is desondanks een vrijwel onbeschreven gedeelte van de nationale museale geschiedenis. Deze publicatie is dan ook met recht uniek te noemen. In de beginjaren hield de Vereniging zich voornamelijk bezig met het aanleggen van een collectie de basis voor de grote en veelzijdige verzameling die het Gemeentemuseum momenteel beheert. Voortgekomen uit Pulchri Studio, werden veel werken verworven van daaraan verbonden schilders als Mauve, Weissenbruch en Israëls. Naarmate de collectie groeide, groeide de huisvesting mee: begonnen in een kamertje aan de Prinsessegracht, kon het museum zijn werkelijke behuizing in 1935 betrekken. Met de definitieve komst van het museum, veranderde de Vereniging haar naam in Vereniging van Haagsche Museumvrienden. De ruim 140-jarige geschiedenis van de Vereniging laat zien dat de Vrienden en het museum een fascinerende relatie hebben onderhouden, die wordt gekenmerkt door ups en downs. Een Mondriaan was voor de een te duur en voor de ander onvervangbaar, over een kostuumafdeling kon heel verschillend worden gedacht, de uitgave van een Jaarboek of een serie briefkaarten was zonde van het geld - dat kon toch zeker beter aan een schilderij of Haags zilver worden besteed? In de loop der tijd werd het beheer en behoud van de collectie en het museum meer een taak van de gemeente en minder van de Haagsche Museumvrienden. Het beleid was niet langer een zaak van de Vrienden, maar van de door de gemeente aangestelde museumstaf. De Vereniging mocht wel meepraten, maar werd vooral gewaardeerd vanwege de schenkingen en aanvullingen op de collectie. Dat zorgde soms voor heftige aanvaringen tussen museum en Vriendenbestuur, maar gelukkig nooit zo erg dat de twee al te zeer van elkaar verwijderd raakten. Conservator Hans Janssen en Mariette Josephus Jitta beschrijven met flair en gevoel de lange, innige, soms moeizame, soms bloeiende relatie tussen de Vriendenvereniging en het Gemeentemuseum Den Haag. Het zal je vriend maar wezen is een uniek document, niet alleen voor de vrienden van het museum, maar voor iedereen die zich met Den Haag, het Gemeentemuseum en de Nederlandse museumwereld verbonden voelt.