Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Monitor ouderbetrokkenheid in
het funderend onderwijs
Eerste meting onder scholen en ouders

Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Karel Kans (ECORYS)
Jos Lubberman (ECORYS)
Anne Luc van der Vegt (Sardes)

Rotterdam, 9 juli 2009









ECORYS Nederland BV
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam

T 010 453 88 00
F 010 453 07 68
E asb@ecorys.com
W www.ecorys.nl
K.v.K. nr. 24316726

ECORYS Arbeid & Sociaal Beleid
T 010 453 88 05
F 010 453 88 34
LUB/NZ EO19233rap





KAN/AG EO19233rap




Inhoudsopgave

Voorwoord 7 Samenvatting en conclusies 10 I Inleiding 10 II Samenvatting resultaten 11 II.1 Beleid scholen 11 II.2 Communicatie 12 II.3 Feitelijke betrokkenheid 14 II.4 Oordeel over ouderbetrokkenheid 16
1 Inleiding 21
1.1 Aanleiding 21
1.2 Ouderbetrokkenheid 21
1.2.1 Rollen van ouders 21
1.2.2 Communicatie en partnerschap tussen ouders en school 22
1.2.3 Relatie ouderbetrokkenheid en leeropbrengsten 24
1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen 25
1.4 Onderzoeksopzet 26
1.4.1 Internetenquête ouders 27
1.4.2 Internetenquête schoolleiders 28
1.4.3 Telefonische interviews leraren 29
1.5 Leeswijzer 29
2 Beleid om ouders bij de school te betrekken 31
2.1 Inleiding 31
2.2 Achtergrond van het betrekken van ouders bij de school 31
2.3 Beleidsdocumenten 34
2.4 Wie voert het beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid uit? 36
2.5 Samenvatting 38
3 Communicatie 42
3.1 Inleiding 42
3.2 Waarover en met welke frequentie wordt geïnformeerd 42
3.2.1 Informeren over het kind 42
3.2.2 Informeren over groep, klas of leerjaar 45
3.2.3 Informeren over algemene zaken met betrekking tot de school 47
3.2.4 Subjectiviteit resultaten 52
3.3 Op welke wijze wordt geïnformeerd 53
3.3.1 Mondelinge informatievoorziening 53 LUB/NZ EO19233rap






3.3.2 Schriftelijke informatievoorziening 56
3.3.3 Digitale informatievoorziening 58
3.4 Informeren of communiceren 60
3.5 Samenvatting 63
4 Feitelijke betrokkenheid 65
4.1 Inleiding 65
4.2 Ouderbetrokkenheid op school 65
4.2.1 Inspraak en invloed van ouders 65
4.2.2 Informele ondersteuning door ouders: onderwijsondersteunend en hand- en spandiensten 76
4.3 Ouderbetrokkenheid thuis 82
4.4 Samenvatting 86
5 Oordeel over ouderbetrokkenheid 89
5.1 Inleiding 89
5.2 Oordeel van de ouders 89
5.3 Oordeel van de scholen 91
5.4 Samenvatting 94 Bijlagen 97 Bijlage 1 Nadere beschrijving rollen 99 Bijlage 2 Literatuur 103 Bijlage 3 Verschillen tussen ouders naar opleidingsniveau en etniciteit 105 Bijlage 4 Verschillen tussen scholen naar stedelijkheid, bestuursomvang en schooltype 109

KAN/AG EO19233rap




Voorwoord

"Ouders hebben vooral thuis hun taak voor de kinderen." "Meebeslissen is niet nodig; de leraren zijn zelf de expert." "Meedenken gebeurt te weinig, maar zal wel meer gaan gebeuren."

Zomaar drie uitspraken van leraren in het primair en voortgezet onderwijs. Uitspraken die redelijk goed weergeven hoe er in het onderwijsveld gedacht wordt over het betrekken van ouders bij de school. In een notendop: ouders zijn er voor de kinderen, de leraren zijn de experts én eigenlijk wordt er toch wel te weinig tussen ouders en scholen gecommuniceerd. De uitspraken zijn gedaan in het kader van het onderzoek naar Ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs waarvan het rapport nu voor u ligt.

In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is bij scholen in het primair en voortgezet onderwijs nagegaan hoe het staat met ouderbetrokkenheid. Daarnaast hebben enkele interviews met leraren plaatsgevonden. Vragen als wordt er door scholen beleid gevoerd om de ouders te betrekken, welke informatie ontvangen ouders van de school, en hoe oordelen de ouders over de betrokkenheid, zijn hierbij de revue gepasseerd.

Langs deze weg willen we graag de respondenten (scholen, leraren en ouders) bedanken voor het invullen van de vragenlijst en medewerking aan de interviews. Onze dank gaat ook uit naar de begeleidingscommissie, bestaande uit Wytske Boomsma, Fatima Tahtahi, Bert Ouwens (alle drie OCW), Jacomijn van de Vlag, Ancella Evers (beiden VOO) en Arie van Rooyen (NKO), voor het leveren van commentaar op de vragenlijsten en het conceptrapport.

Jos Lubberman
Anne Luc van der Vegt
Karel Kans
Mirjam Stuivenberg

Rotterdam, juli 2009
Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 7








Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 9





Samenvatting en conclusies

I Inleiding
Het doel van dit onderzoek was het in kaart brengen van de stand van zaken rond ouderbetrokkenheid in het primair en voortgezet onderwijs. Daartoe is een grootschalig onderzoek gehouden onder scholen en onder ouders. Het onderstaande schema diende hierbij als uitgangspunt. Hierin wordt weergegeven wat uit onderzoek bekend is over de relaties tussen verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid en leeropbrengsten.

Figuur I.1 Schematische weergave ouderbetrokkenheid en leeropbrengsten Ouderbeleid Houding scholen ouders Ouderparticipatie/- betrokkenheid op school: Formeel,
belangen-
vertegenwoordiger Ouderbetrokkenheid Informeel, thuis onderwijs-
ondersteunend
Informeel,
hand- en
spandiensten
Leeropbrengsten kind

In de volgende paragraaf worden de resultaten van dit onderzoek samengevat. Achtereenvolgens komen aan de orde het beleid, de communicatie tussen ouders en school (ouderbeleid scholen), de feitelijke betrokkenheid op school en thuis (formele en informele betrokkenheid op school, betrokkenheid thuis) en het oordeel van zowel ouders als scholen over ouderbetrokkenheid. Het aspect houding ouders uit de figuur is niet apart meegenomen. Wel is over diverse aspecten ten aanzien van ouderbetrokkenheid de
10 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




mening/houding van ouders gevraagd. Deze is daardoor verweven binnen de overige thema's.

Na het inzichtelijk maken van de stand van zaken, wordt in paragraaf III kort een antwoord gegeven op de drie in hoofdstuk 1 geformuleerde onderzoeksvragen:


1. Zijn ouders goed geïnformeerd over hun rechten en plichten in het onderwijs en kunnen zij hun rol als `countervailing power' en `kwaliteitsbeoordelaar' goed spelen?
2. Hebben scholen beleid ontwikkeld en voeren zij dit uit om ouders duurzaam te betrekken bij het onderwijs aan hun kind?

3. In welke mate ondersteunt de betrokkenheid van ouders, respectievelijk die van medeopvoeders de leeropbrengsten bij de leerling?

II Samenvatting resultaten
Om de stand van zaken met betrekking tot ouderbetrokkenheid in kaart te brengen, is een internetenquête gehouden onder scholen voor primair en voortgezet onderwijs en onder ouders. In totaal hebben 502 directeuren primair onderwijs, 268 vestigingsdirecteuren voortgezet onderwijs en 1.070 ouders aan het onderzoek deelgenomen. Daarnaast zijn veertien leraren geïnterviewd (zeven uit het primair onderwijs, zeven uit het voortgezet onderwijs). Op basis van hun informatie ontstaat het volgende beeld van ouder- betrokkenheid in het funderend onderwijs.

II.1 Beleid scholen
Belang van betrekken ouders
Scholen vinden het betrekken van ouders voornamelijk belangrijk om invulling te geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs (po 53%; vo 62%). Verder vindt men op veel scholen dat ouderbetrokkenheid het kind ten goede moet komen (po 57%; vo 40%). In het primair onderwijs wordt het daarnaast van belang gevonden ouders te betrekken om de (buitenschoolse) activiteiten te organiseren (55%), terwijl dat in het voorgezet onderwijs geen issue is (7%). In het voortgezet onderwijs hecht men juist belang aan het betrekken van ouders in de discussie over de kwaliteit van het onderwijs (42% versus 18% po).

Rol ouders volgens de school
De scholen zijn van mening dat de rol van ouders voornamelijk het ondersteunen van de eigen kinderen betreft: meeleven dus (po 67%; vo 75% in hoge mate). Circa een derde van de scholen in primair en voortgezet onderwijs ziet in geringe mate een rol weggelegd voor ouders als het gaat om het stimuleren van de onderwijskwaliteit en als meedenkers bij beleid, thema's en belangrijke beslissingen voor de school. In het primair onderwijs ziet men in redelijke tot hoge mate een rol weggelegd voor ouders als het gaat om ondersteunen bij (buitenschoolse) activiteiten: het meehelpen (83% versus 13% in het vo).

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 11





Beleidsdocumenten en visie
Vrijwel alle scholen hebben vastgelegd dat ouders invloed uit kunnen oefenen via MR, ouderraad en/of schoolbestuur: het meebeslissen. Daarnaast hebben scholen in het primair onderwijs redelijk vaak vastgelegd hoe ze ouders over het beleid van de school informeren (74% versus 57% in vo) en hoe ze ouders betrekken bij buitenschoolse activiteiten (72% versus 19% in vo). Aan de scholen is ook gevraagd of ze een visie over ouderbetrokkenheid hebben vastgelegd. Vier vijfde van de scholen (82% in po en vo) heeft dat gedaan. Ongeveer de helft heeft die visie vastgelegd in het schoolplan (po 54%; vo 43%). Eén tiende heeft gekozen voor een apart visiedocument over ouderbetrokkenheid (po 10%; vo 12%). De visie wordt meestal op schoolniveau opgesteld (po 86%; vo 68%). In een kwart van de gevallen is de visie op bestuursniveau opgesteld. Opvallend is overigens dat éénpitters in het primair onderwijs de visie significant vaker op het bestuursniveau opstellen dan meerpitters. In het voortgezet onderwijs wordt bij éénpitters vaker dan bij meerpitters de visie op het schoolniveau opgesteld. Overigens worden ouders volgens de meeste scholen betrokken bij het opstellen van de visie (po 85%; vo 83%). Dit gebeurt veelal via de MR en ouderraad. In het primair onderwijs springt de MR er met 77 procent behoorlijk uit ten opzichte van de ouderraad (28%).

Coördinatie ouderbeleid
Een minderheid van de scholen heeft iemand aangewezen voor het coördineren van het ouderbeleid (po 37%; vo 39%). In het primair onderwijs valt op dat éénpitters en scholen in een zeer sterk stedelijke omgeving vaker iemand hiervoor aanwijzen. Als scholen iemand hebben aangewezen, dan is dat in driekwart van de gevallen iemand uit de directie. Bijna de helft van de scholen in het primair onderwijs heeft één of meerdere ouders als contactpersoon voor andere ouders en leerkrachten (47% versus 23% vo). Meer dan de helft van de ouders meldt dat de school een centrale contactpersoon voor ouders heeft (po 56%; vo 64%), terwijl een kwart van de ouders aangeeft dit niet te weten. In het voorgezet onderwijs beschouwt men veelal de mentor (60%) als centrale contactpersoon, in het primair onderwijs de directeur (39%).

II.2 Communicatie
Een vereiste bij communiceren is het bestaan van een zender en een ontvanger, waarbij sprake is van een wederzijds proces. Bij het in beeld brengen van de communicatie tussen scholen en ouders, is dan ook gekeken naar zowel de informatieverstrekking op zich, als het gebruik en de reactie hierop van ouders.

Informatieverstrekking
Scholen informeren ouders structureel over zaken die betrekking hebben op het kind. Ouders onderschrijven dat. Met name over leervorderingen worden ouders structureel geïnformeerd (po 96%; vo 90%). Scholen zijn daartoe wettelijk verplicht. Wat betreft de informatieverstrekking over het gedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs is er verschil van mening tussen scholen en ouders. Van de scholen zegt 83 procent de ouders structureel te informeren, van de ouders zegt 54 procent dat dit gebeurt. Een verklaring hiervoor kan zijn dat ouders alleen geïnformeerd worden als het gedrag van hun kind
12 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




daartoe aanleiding geeft. De school kan dit wel structureel doen, maar het betreft niet alle leerlingen.
Ouders worden volgens scholen ook structureel geïnformeerd over zaken die de klas, de groep of het leerjaar aangaan. Over lesprogramma's, curricula, projecten en buitenschoolse activiteiten worden ouders door de meeste scholen structureel geïnformeerd. Scholen geven echter aan ouders niet te informeren over het verzuimbeleid aangaande het personeel (po 60%; vo 58%). Ouders geven zelf aan wel te worden geïnformeerd over vervanging bij ziekte, hoewel dit verschilt tussen primair (14% niet geïnformeerd) en voortgezet onderwijs (34% niet geïnformeerd).

Wat betreft de algemene schoolzaken worden ouders met name geïnformeerd over regelingen (schoolregels, klachtenregeling) en ouderbijdragen. Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs worden minder geïnformeerd over deze zaken dan ouders in het primair onderwijs. Opvallend is ook dat zelden informatie over het informatiepunt 5010 wordt verstrekt, terwijl vier vijfde van de directeuren in het primair en zeven op de tien vestigingsdirecteuren in het voortgezet onderwijs 5010 wel zegt te kennen. Ouderorganisaties geven aan dat scholen wel over 5010 worden geïnformeerd, maar dat hun ervaring is dat deze informatie veelal op de scholen blijft hangen en maar in beperkte mate bij ouders terecht komt.
Bij voorgaande constateringen is het belangrijk op te merken dat het gaat om de perceptie van ouders ten aanzien van de verstrekte informatie. Welke informatie ouders wel of niet zeggen te ontvangen hangt voor een deel samen met hun achtergrond (onder andere etniciteit en opleidingsniveau). Zo zeggen niet-westerse allochtone ouders van kinderen in het primair onderwijs vaker geen informatie te ontvangen over pesten, projecten/thema's en veiligheid dan autochtone ouders. Hoger opgeleide ouders zijn vaker van mening niet te worden geïnformeerd over landelijke wet- en regelgeving, maar wel vaker over de onderwijsvisie. In het voortgezet onderwijs lijkt het erop dat hoger opgeleide ouders over veel aspecten vaker niet of niet-structureel worden geïnformeerd dan lager opgeleide ouders. Het gaat dan onder meer om sociale ontwikkeling, gedrag, pesten, leermethoden, lestijden en buitenschoolse activiteiten. Verschillen in antwoorden tussen groepen ouders kunnen zowel te maken hebben met de school waarop hun kinderen zitten als met de ouders zelf. Het is mogelijk dat kinderen van hoger opgeleide ouders voornamelijk op scholen zitten waarop veel wordt geïnformeerd over de onderwijsvisie, maar ook dat hoger opgeleide ouders meer dan andere ouders het gevoel hebben hierover geïnformeerd te worden.

Informatiekanalen
Scholen gebruiken diverse informatiekanalen om ouders te informeren; mondelinge, schriftelijke en digitale kanalen. De mondelinge en schriftelijke informatiekanalen worden het meest gebruikt. De vorderingsgesprekken of zogenoemde 10-/15- minutengesprekken worden veruit het meest genoemd. Vrijwel alle scholen in primair (99%) en voortgezet onderwijs (100%) maken hier één of meerdere malen per jaar gebruik van. De ouders onderschrijven dat. De schoolgids en website zijn ook veelvuldig gebruikte informatiekanalen. Over de gehele linie valt op te merken dat ouders vaker van mening zijn dat de school iets niet doet, terwijl de school aangeeft dit wel te doen. Ook blijken ouders relatief vaak niet op de hoogte van de informatiekanalen die scholen hanteren. Zodra het niet meer gaat om `standaard'-kanalen als e-mail en een nieuwsbrief geeft een kwart van de ouders aan niet te weten of de school op een dergelijke wijze Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 13





informatie verstrekt. In het gebruik van en de mening over informatiekanalen zijn geen significante verschillen aangetroffen tussen ouders met een verschillende etnische achtergrond (autochtoon, westers en niet-westers allochtoon).

Informeren of communiceren
Is er nu sprake van een eenzijdige informatievoorziening, of van communicatie? De voorgaande resultaten lijken erop te wijzen dat scholen veel informeren en deze informatie deels ook wel bij de ontvanger, de ouders, terechtkomt, zij het in mindere mate. Zoals gesteld is dit ook afhankelijk van de achtergrond van de ontvanger. Er is echter een aanmerkelijke groep ouders die niet weet of bepaalde uitingen worden gebruikt. Dit kan duiden op imperfecties in de communicatie. Echter, we kunnen ook kijken naar de doelen die de school beoogt met haar informatieverstrekking. Hieruit blijkt dat een meerderheid van de scholen de informatieverstrekking voornamelijk gebruikt om ouders te informeren en niet of nauwelijks om meningen of reacties bij ouders te vragen over het beleid van de school (scholen appelleren aan het meeleven en minder aan het meedenken, laat staan meebeslissen). Dit geldt voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs. Als men de mening van ouders wil weten, gaat dit voornamelijk via de persoonlijke contacten (mondelinge kanalen), zoals de vorderingsgesprekken.

II.3 Feitelijke betrokkenheid
Inspraak en invloed: formele participatie Formele ouderparticipatie krijgt vorm door de deelname van ouders aan de medezeggen- schapsraad (MR) en het schoolbestuur. Medezeggenschap is bij wet geregeld, dus op vrijwel alle scholen is er een MR. Bij een minderheid van de scholen maken ouders deel uit van het schoolbestuur (po 38%; vo 25%). De schaalvergroting en professionalisering van schoolbesturen is hiervan de oorzaak. Het zijn vooral de hoger opgeleide ouders die participeren in MR en schoolbestuur.

De overgrote meerderheid van de scholen zegt de ouders te informeren over bestuur, financiën, wetgeving, etc. (po 90%; vo 80%). Verder maken de meeste scholen de ouders attent op cursussen en stellen daar budget voor beschikbaar. Van de ouders in de MR meent echter slechts een klein deel dat de school deze dingen doet (minder dan 25%)1. Ouders die lid zijn van de MR vinden dat ze invloed hebben, maar niet heel veel. Ongeveer de helft van de ouders vindt dat ze `enige' invloed hebben, ongeveer een kwart dat ze `tamelijk veel' invloed hebben.

Veel scholen vinden het moeilijk of zeer moeilijk om ouders te betrekken bij de MR (po
53%; vo 42%). Dit geldt extra sterk voor scholen voor speciaal basisonderwijs en scholen voor praktijkonderwijs. Ook scholen die onder een groot schoolbestuur (meerpitters) vallen vinden dit moeilijker.

Andere vormen van inspraak
Inspraak en invloed wordt ook informeel uitgeoefend. Veel scholen hebben een ouderraad (po 84%; vo 74%). Scholen die onder een groter bestuur vallen hebben vaker een


1 De recente evaluatie van de invoering van de WMS geeft wat dit betreft een veel positiever beeld (Smit et al., 2009).
14 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




ouderraad dan éénpitters. Een minderheid van de scholen heeft een ouderplatform of klankbordgroep (po 32%; vo 45%). Informele betrokkenheid vinden de scholen makkelijker te realiseren dan formele betrokkenheid: er is meer animo voor de ouderraad dan voor de MR.

Het meewerken aan oudertevredenheidsonderzoek is een andere, informele manier om invloed uit te oefenen. Een deel van de ouders heeft hieraan weleens meegewerkt (po
37%; vo 21%). Meestal horen de ouders iets terug over de resultaten van het onderzoek. Bovendien leidt der

gelijk onderzoek volgens de ouders vaak tot een aanpassing van het schoolbeleid. Ongeveer een op de drie ouders heeft weleens een klacht geuit, bijvoorbeeld over organisatorische zaken of over de leraren (po 37%; vo 31%). Hoger opgeleide ouders hebben iets vaker klachten dan lager opgeleide ouders. De helft vindt dat de klachten naar tevredenheid zijn afgehandeld.

Aan scholen en ouders is een oordeel gevraagd over inspraak en invloed. Scholen waarderen over het algemeen de bijdragen en suggesties van ouders, maar zeggen tegelijkertijd dat inspraak vaak lastig is. Invloed op het primaire proces, het curriculum en de invulling van het onderwijsprogramma, vinden de scholen niet zo wenselijk. Ook financiën en personeelsbeleid zijn volgens de scholen geen onderwerpen waarop ouders veel invloed moeten hebben. Binnen het primair onderwijs is er meer behoefte aan inspraak en invloed van ouders dan in het voortgezet onderwijs. Ook de meeste ouders vinden niet dat ze veel invloed zouden moeten hebben op het primaire proces. Slechts een klein deel van de ouders voelt zich hiervoor verantwoordelijk. Ouders met een hoog opleidingsniveau zijn over het algemeen meer voorstander van betrokkenheid bij de invulling van onderwijstijd en onderwijsprogramma.

Informele ondersteuning door ouders: onderwijsondersteunende activiteiten en hand- en spandiensten
Scholen voor primair onderwijs doen vaak een beroep op de ouders. Dat geldt voor onderwijsondersteunende activiteiten (zoals bijdragen aan projecten en thema's en aan onderwijs in de klas) en voor hand- en spandiensten (bijvoorbeeld bij buitenschoolse activiteiten). In het voortgezet onderwijs gebeurt dit veel minder. Alleen het onderhouden van contacten met ouders komt zowel in primair onderwijs als voortgezet onderwijs veel voor, bij ongeveer de helft van de scholen.

Ongeveer de helft van de scholen voor primair onderwijs vindt het makkelijk om ouders te betrekken bij projecten en thema's en bij buitenschoolse activiteiten. Bij andere activiteiten gaat het moeizamer. Scholen voor voortgezet onderwijs kost het gemiddeld iets meer moeite om ouders bij het onderwijs te betrekken.

De meerderheid van de ouders geeft aan dat ze weleens zijn gevraagd te helpen, bij zowel onderwijsondersteunende activiteiten als hand- en spandiensten. In het voortgezet onderwijs is dat slechts een minderheid. In het basisonderwijs is bijna driekwart van de ouders minstens eens per jaar actief; in het voortgezet onderwijs is dat nog geen
20 procent.
Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 15





Ouders met kinderen in het primair onderwijs vinden in meerderheid dat de school tamelijk of zeer actief is in het werven van ouders voor ondersteunende activiteiten (79%); onder de vo-ouders is dat een minderheid (28%). Werving gebeurt vooral schriftelijk en tijdens informatieavonden op school. Ongeveer de helft van de ouders met kinderen in het primair onderwijs oordeelt positief over deze inspanningen. Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs oordelen meestal neutraal of hebben geen mening.

Ouderbetrokkenheid thuis
Vooral de ouderbetrokkenheid thuis kan effect hebben op de ontwikkeling van kinderen. De meeste ouders spreken dagelijks met hun kinderen over school (po 72%; vo 69%). Bijna alle ouders vragen hun kinderen wat ze op school hebben gedaan en geleerd. Er wordt gesproken over de lesstof en over de relaties met leerlingen en leraren. Daarbij zijn er geen grote verschillen tussen primair en voortgezet onderwijs.

Ruim de helft van de ouders met kinderen in het primair onderwijs leest de kinderen regelmatig voor, ten minste eens per week. Ouders met een hoog opleidingsniveau doen dit vaker dan laagopgeleide ouders. Tussen autochtone en allochtone ouders is er wat dit betreft geen significant verschil.

Helpen bij het maken van huiswerk gebeurt in het basisonderwijs minstens zo vaak als in het voortgezet onderwijs. Ruim een derde van de ouders helpt de kinderen minstens eens per week. Hoog opgeleide ouders helpen hun kinderen iets vaker.

Bijna veertig procent van de ouders met kinderen in het primair onderwijs krijgt, eventueel desgevraagd, informatie van de school over het helpen van kinderen bij het huiswerk: zowel mondelinge als schriftelijke informatie. In het voortgezet onderwijs is dit iets minder. Overigens merken veel ouders niet dat de school hen informeert met betrekking tot het huiswerk. Dit geldt vooral voor ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs. Voor zover de informatie wel aankomt, zijn ouders daarover tamelijk positief. Vooral de ouders met een lager opleidingsniveau zeggen veel aan de informatie te hebben.

II.4 Oordeel over ouderbetrokkenheid Aan de ouders en aan de scholen is ten slotte gevraagd om een algemeen oordeel over de ouderbetrokkenheid.

Oordeel van de ouders
Ouders hebben de school rapportcijfers gegeven voor het betrekken van de ouders bij de school. De scholen voor primair onderwijs krijgen van de ouders gemiddeld een 7. Het meest positief zijn ouders over de wijze waarop ze worden betrokken bij buitenschoolse activiteiten en over de informatievoorziening. Scholen in het voortgezet onderwijs krijgen gemiddeld een krappe 6 van de ouders. Met name het stimuleren van betrokkenheid bij buitenschoolse activiteiten scoort lager dan in het basisonderwijs.


16 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Veel ouders vinden het een knelpunt dat de school weinig behoefte heeft aan het meedenken en meebeslissen door ouders. Dat geldt vooral in het basisonderwijs (26%). Het meest genoemde knelpunt in het voortgezet onderwijs is dat er weinig contact is tussen school en ouders (31%). Sommige ouders vinden dat er ook knelpunten bij henzelf liggen: veel ouders tonen weinig betrokkenheid bij de school.

Over het algemeen zijn de ouders tamelijk tevreden over de inspanningen van de school. Er is in hun ogen nog wel ruimte voor verbetering. De scholen in het primair onderwijs doen het maximaal haalbare volgens een derde van de ouders (34%), de scholen in het voorgezet onderwijs volgens 16 procent van de ouders.

Oordeel van de scholen
Aan de scholen is gevraagd rapportcijfers te geven voor de betrokkenheid van de ouders. Ouders van kinderen in het primair onderwijs krijgen gemiddeld bijna een 7. Vooral de bijdrage van ouders binnen MR, ouderraad en schoolbestuur wordt door de scholen gewaardeerd.
In het voortgezet onderwijs krijgen de ouders van de scholen een 6-. Deze scholen zijn vooral kritisch over de betrokkenheid bij het onderwijs en bij buitenschoolse activiteiten (overigens blijken scholen hier ook nauwelijks hulp bij te vragen). Het belangrijkste knelpunt voor ouderbetrokkenheid vinden de scholen dat ouders geen tijd hebben om betrokken te zijn (po 89%; vo 75%). Andere knelpunten, bijvoorbeeld dat ouders geen verantwoordelijkheid voelen of geen zin hebben om betrokkenheid te tonen, worden veel minder vaak genoemd.

Wat de eigen inspanningen betreft: ongeveer een kwart van de scholen vindt dat ze het maximale doen (po 28%; vo 20%), nog eens twee derde van de scholen vindt dat ze voldoende doen (po 66%; vo 63%). De scholen beoordelen zichzelf dus positiever dan de ouders hen beoordelen.

III Conclusies
Op basis van de hiervoor beschreven resultaten van het onderzoek, volgt hieronder een antwoord op de drie geformuleerde onderzoeksvragen.

Zijn ouders goed geïnformeerd over hun rechten en plichten in het onderwijs en kunnen zij hun rol als `countervailing power' en `kwaliteitsbeoordelaar' goed spelen? Scholen en ouders lijken een verschillende mening te hebben over deze kwestie. Als we ons baseren op de informatie van de scholen, dan volgt de conclusie dat scholen ouders (veelvuldig) informeren. Scholen in primair en voortgezet onderwijs verschillen hierin niet noemenswaardig. Maar ouders blijken desgevraagd lang niet altijd van op de hoogte van de informatie die scholen zeggen te verstrekken. Wel over de leervorderingen van hun kind en over praktische zaken, zoals buitenschoolse activiteiten, ouderbijdrage en schoolregels, maar in mindere mate over medezeggenschap, organisatorische veranderingen op school en onderwijskundige kwesties. Dat betekent dat ouders niet optimaal in staat worden gesteld om mee te denken en mee te beslissen. Hoewel de scholen zeggen dat ze over al deze onderwerpen informatie verstrekken, erkennen ze wel dat communicatie vaker bedoeld is om ouders te informeren, dan om hun Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 17





mening te vragen. Minder vaak hoeft niet minder goed te zijn, maar aangezien veel ouders de informatie ontgaat, moeten we concluderen dat de communicatie over inspraak en medezeggenschap effectiever zou kunnen. Maar ook ouders hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid. Van ouders mag verwacht worden dat zij, om die countervailing power te kunnen inrichten, zich op de hoogte stellen van de beschikbare informatie. Overigens vinden sommige groepen ouders dat ze beter geïnformeerd zijn dan andere groepen. Niet-westerse allochtone ouders vinden relatief vaak dat ze niet goed op de hoogte worden gebracht van informatie over pesten, projecten/thema's en veiligheid; hoger opgeleide ouders dat ze niet worden geïnformeerd over landelijke wet- en regelgeving (primair onderwijs) of over de sociale ontwikkeling, gedrag, pesten, leermethoden, lestijden en buitenschoolse activiteiten (voortgezet onderwijs). De verwachtingen over welke informatie men wenst te ontvangen lopen vermoedelijk uiteen. Scholen zouden bij de communicatie met de ouders iets meer rekening kunnen houden met de informatiebehoeften van verschillende groepen.

Niet alleen op het vlak van de communicatie zijn verbeteringen mogelijk, ook met betrekking tot het functioneren van (organen voor) inspraak en medezeggenschap. Scholen vinden het moeilijk ouders bij de MR te betrekken; de animo hiervoor is niet groot. Scholen zien de beschikbare tijd van ouders voor betrokkenheid als groot knelpunt (zowel in primair als voortgezet onderwijs). Als gevolg hiervan zijn scholen, met name in het voortgezet onderwijs, niet onverdeeld positief over de betrokkenheid van ouders bij de school. Men wijt dit tijdgebrek overigens niet aan gebrek aan verantwoordelijk- heidsgevoel of verantwoordelijkheidszin. Ook ouders stellen vast dat er onder de ouders vaak weinig betrokkenheid wordt getoond bij de school. Ondanks alle mogelijkheden voor ouderbetrokkenheid is de invloed van ouders beperkt. Ouders vinden zelf dat ze weliswaar invloed hebben, zij het niet veel. Scholen erkennen dat ze die invloed ook niet altijd wenselijk vinden. Hulp van ouders is welkom, maar het primaire proces blijft het domein van de school. Veel ouders zijn dat met de school eens; er is slechts een kleine groep die zich medeverantwoordelijk voelt voor het primaire proces, vooral de ouders met een hoger opleidingsniveau. De vraag blijft dan wel, wat de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs van scholen en ouders in de praktijk betekent. Waar begint die verantwoordelijkheid en tot hoever gaat hij? Die vragen verdienen een duidelijk antwoord. Daarbij moet er aandacht zijn voor alle ouders, omdat ouders met een verschillende achtergrond vaak op verschillende manieren betrokken zijn bij de school.

Hebben scholen beleid ontwikkeld en voeren zij dit uit om ouders duurzaam te betrekken bij het onderwijs aan hun kind?
De meeste scholen hebben een visie op ouderbetrokkenheid vastgelegd, waarin verwoord staat wat het doel is van de ouderbetrokkenheid. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs staat bij veel scholen hoog in het vaandel, en over het algemeen vindt men dat de ouderbetrokkenheid ten goede zou moeten komen aan de kinderen. Duurzame betrokkenheid van ouders is vooral gewaarborgd via de formele participatie. Vrijwel alle scholen hebben beleid vastgelegd met betrekking tot het meebeslissen, via de MR. Voor meedenken zijn er op de meeste scholen ook informele organen, zoals een ouderraad of een ouderplatform. Voor deze informele organen lukt het vaak beter om medewerking van ouders te verkrijgen dan voor de MR. Bij dit type ouderbetrokkenheid (meedenken en meebeslissen) moeten we wel bedenken dat slechts een klein deel van de
18 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




ouders eraan deelneemt, met name de hoger opgeleide ouders. Ze zijn niet geschikt om grote groepen ouders aan te school te binden. Voor andere vormen van ouderbetrokkenheid geldt dat wel, met name voor ondersteuning op school met hand- en spandiensten. Via het meehelpen op school wordt een groter deel van de ouders betrokken dan via medezeggenschap en inspraak. Anderzijds zijn deze activiteiten doorgaans veel meer ad hoc en minder verankerd in het schoolbeleid. Wat betreft de ondersteuning op school is er een groot verschil in beleid tussen primair en voortgezet onderwijs. Over ouderbetrokkenheid bij buitenschoolse activiteiten is op de meeste basisscholen beleid vastgelegd, maar in het voortgezet onderwijs gebeurt dit weinig. Ook in de praktijk wordt ondersteuning van ouders (buitenschoolse activiteiten, hand- en spandiensten) vooral in het primair onderwijs gevraagd. Als scholen voor voortgezet onderwijs de betrokkenheid van ouders willen vergroten, is er op dit terrein nog winst te boeken.
Verder is het voor een duurzame ouderbetrokkenheid van belang dat ouders ervaren dat ze invloed hebben. Bij de vorige onderzoeksvraag zijn we hierop ingegaan. Bij het meehelpen op school ervaren ouders dat ze invloed hebben, bij meedenken en meebeslissen veel minder.

In welke mate ondersteunt de betrokkenheid van ouders, respectievelijk die van medeopvoeders de leeropbrengsten bij de leerling?
Ondersteuning van de leeropbrengsten van leerlingen mogen we vooral verwachten van de ouderbetrokkenheid thuis. Figuur 1.1 bij de inleiding van dit hoofdstuk maakt dit ook duidelijk. Formele betrokkenheid, inspraak en het verlenen van hand- en spandiensten zijn van belang voor een goede relatie tussen ouders en school, maar komen niet rechtstreeks ten goede aan de kinderen.

Tonen ouders interesse voor wat kinderen op school doen en proberen ze hen hierbij te helpen? De interesse lijkt er zeker te zijn. De meerderheid van de ouders spreekt dagelijks met de kinderen over school. Hulp bij het huiswerk wordt ook gegeven, maar lang niet door alle ouders. Een minderheid van de ouders helpt de kinderen eens per week of vaker. Hierbij is er ook verschil naar opleidingsniveau. Laagopgeleide ouders geven minder ondersteuning aan hun kinderen dan hoogopgeleide ouders. Ook voorlezen wordt vaker gedaan door hoger opgeleide ouders. Dit zijn indicaties dat het `pedagogisch thuismilieu' bij hoger opgeleiden meer stimulerend is voor de ontwikkeling van de leerlingen.

De school kan een belangrijke rol spelen bij het ondersteunen van ouders bij het helpen van hun kinderen. Vooral bij ouders die hier uit zichzelf minder aan doen is dit van belang. Uit dit onderzoek blijkt dat ouders het ook waarderen het als de school hen informeert hoe ze hun kinderen kunnen helpen. Dit geldt vooral voor ouders met een lager opleidingsniveau, die over het algemeen het meeste baat hebben bij dergelijke informatie. Voor zover scholen ouders informeren, komt deze informatie helaas lang niet altijd aan. Als scholen er in zouden slagen meer ouders te bereiken, zou dat de leeropbrengsten van leerlingen extra kunnen ondersteunen. Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 19









1 Inleiding


1.1 Aanleiding
Ouderbetrokkenheid staat sterk in de belangstelling bij het vorige en huidige kabinet. In beide kabinetsperiodes zijn dan ook een aantal maatregelen genomen om de ouderbetrokkenheid te bevorderen. Zo is in 2005 een Intentieverklaring school- ouderbetrokkenheid getekend, op initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De intentieverklaring bevat plannen over het aanleggen van databanken met good practices en methodieken en het oprichten van een informatiepunt voor ouders. Inmiddels is er een aantal zaken bereikt. Er is een platform allochtone ouders (bij Forum) dat actief is in het beleggen van informatieve bijeenkomsten en een database met good practices bijhoudt (www.paoo.nl). De werkgroep ouderbetrokkenheid die was ingesteld naar aanleiding van de intentieverklaring, heeft in 2007 een overzichtelijke publicatie opgeleverd (Flentge) waar aandacht is voor de literatuur over deze thema's en welke vooral veel handreikingen voor scholen bevat. Daarnaast is in
2004 het informatiepunt 5010 ingericht, waarbij ouders zowel via internet als telefonisch alle vragen kunnen stellen over het basis- en voortgezet onderwijs.

Het ministerie van OCW wil nu weten hoe het staat met de mate van ouderbetrokkenheid en hoe deze zich in de komende periode verder ontwikkelt. Omdat er wel veel onder- zoeken zijn gedaan die zich richten op deelterreinen, maar een algeheel overzicht ontbreekt, wil het ministerie een monitor naar de mate van ouderbetrokkenheid in zowel po als vo. In 2011 moet de meting herhaald worden om te bekijken hoe de ouder- betrokkenheid zich heeft ontwikkeld. In opdracht van het ministerie hebben ECORYS en Sardes de eerste meting van deze monitor uitgevoerd.


1.2 Ouderbetrokkenheid

1.2.1 Rollen van ouders
Een van de doelen van het betrekken van ouders bij de school is het verbeteren van de leerresultaten van de leerlingen en daarmee de onderwijskansen. Ook de governancegedachte speelt een rol. In publicaties van onder meer KPC-Groep over Educatief Partnerschap komen de volgende doelen voor ouderbetrokkenheid naar voren (o.a. Beek, Van Rooijen & De Wit, 2007):

· Pedagogisch ­ realiseren van enige afstemming in opvoedend denken en handelen c.q. in de benadering van kinderen, thuis en in de school (meeleven);
· Organisatorisch ­ optimaliseren van het reilen en zeilen van de school als organisatie en gemeenschap, mede door de inbreng van ouders (meehelpen); Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 21






· Democratisch ­ informeel en formeel meedenken en meebeslissen van ouders met de school en het afleggen van verantwoording door de school over haar werk aan de ouders.

In de doelen komt een viertal elementen naar voren die ingaan op de manier waarop invulling aan de ouderbetrokkenheid gegeven kan worden. Het pedagogische en organisatorische doel zijn te vertalen in respectievelijk meeleven en meehelpen door de ouders. Bij het democratische doel komen expliciet twee andere elementen aan de orde, te weten meedenken en meebeslissen. In een andere gehateerde indeling van ouderrollen, zijn die elementen ook terug te vinden (zie ook Beek, van Rooijen, de Wit (2007)):
· ouder als opvoeder (te vertalen in meeleven);
· ouder als ondersteuner van de school (te vertalen in meehelpen);
· oudervertegenwoordiger die breder belang inbrengt, ouders en horizontale verantwoording (te vertalen in meedenken);
· ouder in besturen/raden van toezicht (te vertalen in meebeslissen).

Voor een nadere uiteenzetting van bovenstaande rollen, en hoe hier in Nederland aan wordt gewerkt, wordt verwezen naar de beschrijving in bijlage 1.


1.2.2 Communicatie en partnerschap tussen ouders en school Scholen zeggen vaak dat zij ouders zien als `partners' en dat zij samen met de ouders verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en opvoeding van het kind. Toch blijken scholen en ouders elkaar lang niet altijd goed te vinden als het gaat om het delen van deze verantwoordelijkheid. Smit e.a. (2007) stelden vast dat ouders steeds meer overlaten aan leraren en dat scholen steeds meer moeite hebben om ouders te vinden die bereid zijn om in school hand- en spandiensten te verrichten. Ook uit recenter onderzoek van Smit e.a. (2008) naar ouderbetrokkenheid in de voor- en vroegschoolse educatie blijkt dat er diverse factoren zijn die een actieve betrokkenheid van ouders in de weg kunnen staan.

Het SCP heeft in 2003 geconstateerd dat er vier typen ouders zijn te onderscheiden als het om betrokkenheid bij de school gaat (Vogels, 2003). Zo is sprake van actieve en passieve ouders. De actieve ouders zijn in te delen in `ouders als partner' (formele ouderpartici- patie) en `ouders als participant' (informele ouderparticipatie). De passieve ouders zijn onder te verdelen in `overdragende ouders', die de verantwoordelijkheid voor het onderwijs overlaten aan de onderwijsgevenden en de `onzichtbare ouders', waarvan het niet helemaal duidelijk is waarom ze passief zijn. Uit dit onderzoek bleek dat de mate waarin ouders betrokken zijn bij de school samenhangt met achtergrondkenmerken van ouders, zoals het opleidingsniveau en de levensovertuiging en de signatuur van de school waar hun kinderen naar toe gaan (openbaar of bijzonder).Een belangrijk gegeven voor de inrichting van communicatie tussen school en ouders. Hieronder komen drie belangrijke kenmerken aan de orde die bepalend kunnen zijn voor ouderbetrokkenheid.

Etniciteit ­ Achtergrondkenmerken van ouders, zoals etniciteit en opleidingsniveau, blijken verschil te maken voor de betrokkenheid. Als het gaat om allochtone ouders zien scholen de oorzaak van beperkte betrokkenheid vooral in de taalproblemen van sommige
22 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




allochtone ouders en in de cultuurverschillen. Uit verschillende onderzoeken blijkt echter dat er veel andere zaken meespelen. Er is veelal niet veel tijd voor gesprekken met ouders, de standaard 10-minuten gesprekjes zijn te kort (Booijnk, 2007) en allochtone ouders zijn vaak niet gewend op informele momenten met leraren in gesprek te gaan (Jepma, 2005). Er wordt dus weinig gecommuniceerd. Veelal blijft het uitwisselen van informatie vrij eenzijdig, de meeste communicatie gaat over resultaten op school. Een andere belemmering is dat scholen vaak niet helder voor ogen hebben wat zij willen van, en met ouders (Smit en Driessen, 2002). Veel allochtone ouders laten het afweten als zij niet duidelijk weten wat er van hen verwacht wordt. Onduidelijkheid leidt dan tot passiviteit (Smit, Driessen en Doesborgh, 2005). Scholen die succesvol zijn in het opbouwen en onderhouden van de contacten met allochtone ouders hebben met elkaar gemeen dat zij een open houding hebben en de ouders vanuit een positieve insteek benaderen. Een hardere opstelling richting immigranten levert veel minder op (Jepma
2005, Denessen, Bakker en Gierveld, 2007).

Opleidingsniveau ­ Hoger opgeleide ouders zijn in het voordeel als het gaat om samenwerken met de school. Doordat zij de taal van de school spreken, de waarden van de school delen, ondersteunende netwerken hebben, leraren als gelijken beschouwen en gemakkelijker gebruik kunnen maken van kinderopvang, zijn zij in een veel betere positie om actief bij de school betrokken te zijn dan ouders met een lagere opleiding (Platt,
2005). Voor `voice' (stem laten horen) staan weliswaar verschillende wegen open, maar niet alle ouders hebben daar behoefte aan en de mogelijkheden tot gebruik daarvan zijn bovendien ongelijk verdeeld. De kleine groep ouders die deze mogelijkheden (tot en met deelname aan medezeggenschapsorganen) ten volle kan en wil benutten bestaat voornamelijk uit hoog opgeleiden en kan dus niet als representatief voor alle ouders worden beschouwd (Karsten, De Jong, Ledoux en Sligte, 2006).

Schooltype ­ Bepaalde vormen van ouderbetrokkenheid nemen af als de kinderen overgaan naar het voortgezet onderwijs. Als kinderen naar het primair onderwijs gaan, zijn er zeer regelmatige contacten tussen ouders en school. Kinderen worden gehaald en gebracht, ouders helpen bij schoolreisjes, bij feesten en culturele projecten op school. Als de kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan, wordt dat heel anders. Ouders komen vrijwel niet meer op school, afgezien van de rapportbesprekingen en ouderavonden. Ook de formele participatie wordt minder belangrijk in het voortgezet onderwijs. Hoe ouder de kinderen, des te meer wordt medezeggenschap een zaak van de leerlingen zelf. De vorm van ouderbetrokkenheid die in het voortgezet onderwijs nog onverminderd van belang is, is de ouderbetrokkenheid thuis.

Overigens blijkt uit onderzoek dat scholen in toenemende mate geneigd zijn te zoeken naar mogelijkheden om ouders meer systematisch uit te nodigen tot meedenken en hun oordeel over de school te geven (Karsten, De Jong, Ledoux en Sligte, 2006). Ouderpanels en oudertevredenheidsmetingen in het kader van kwaliteitszorgprocessen getuigen daarvan.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 23






1.2.3 Relatie ouderbetrokkenheid en leeropbrengsten Het betrekken van ouders bij onderwijs en opvoeding is van cruciaal belang voor de onderwijskansen van kinderen uit achterstandssituaties, zo stelt het ministerie van OCW in `onderwijskansen' (2000). De effecten van ouderbetrokkenheid op de ontwikkeling en schoolloopbaan van kinderen staat sinds de jaren vijftig sterk in de belangstelling. Desforges en Abouchaar (2003) hebben veel onderzoek gedaan naar effecten van ouderbetrokkenheid op de leerresultaten van kinderen. Zij concluderen dat niet zo zeer de betrokkenheid op school maar de betrokkenheid van ouders thuis een grote bijdrage levert aan de leerresultaten van kinderen. `Good parenting at home' leidt doorgaans tot meer zelfvertrouwen, een meer positieve attitude naar school, betere prestaties op het gebied van taal en rekenen en een verdere ontwikkeling van sociale competenties. (Fan & Chen,
2001) Het opvoedgedrag van ouders is afhankelijk van het welbevinden van ouders (o.a. gezondheid, armoede), gezinsculturele en gezinsstructurele factoren (Bordewijk, Dries, Harkink en Visser, 2007).

Uit de genoemde studie van Desforges blijkt dat ouderbetrokkenheid op school, zoals het deelnemen aan de ouderraad, het bezoeken van de ouderkamer of het verrichten van hand- en spandiensten, geen directe invloed heeft op de leerprestaties van het kind. Ook Driessen e.a. (2005) kwamen tot een soortgelijke conclusie, op basis van onderzoeks- gegevens uit het PRIMA-cohortonderzoek.

In een evaluatie van projecten op zeven Amsterdamse scholen werden effecten gevonden van ouderbetrokkenheid op school (Veen en van Daalen, 2007). De betrokken scholen werkten veelal met oudercontactpersonen en met het aanbieden van taallessen en thema- bijeenkomsten rondom opvoeding. Er kwamen veel ouders op de activiteiten af en de inspanningen hadden gunstige effecten. De effectiviteit kan verklaard worden uit het type activiteiten. Bij taallessen is die link met leerresultaten duidelijk, bij koffieochtenden op school is dat minder het geval.

Als het gaat om de formele ouderparticipatie is er helemaal geen verband meer met leerresultaten. Bij deze vorm van ouderbetrokkenheid is dat ook niet het doel; ouders die deel uitmaken van de medezeggenschapsraad zitten daar niet voor zichzelf of hun eigen kind, maar als vertegenwoordigers van alle ouders. In Figuur 1.1 is schematisch de relatie weergegeven tussen verschillende vormen van ouderbetrokkenheid en leerprestaties (leerprestaties blijven in dit onderzoek buiten beschouwing).


24 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Figuur 1.1 Schematische weergave ouderbetrokkenheid en leeropbrengsten

Ouderbeleid Houding scholen ouders

Ouderparticipatie/-
betrokkenheid op school:
Formeel,
belangen-
vertegenwoordiger
Ouderbetrokkenheid Informeel, thuis onderwijs-
ondersteunend
Informeel,
hand- en
spandiensten
Leeropbrengsten kind


1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen Voorgaande brengt ons bij het doel van dit onderzoek. Dat is niet het vaststellen of ouderbetrokkenheid bijdraagt aan de leeropbrengsten van het kind, maar juist het in kaart brengen van de stand van zaken rond school-ouderbetrokkenheid in het primair en voortgezet onderwijs an sich. Niet de effecten staan centraal, maar het proces.

De hoofdvragen die beantwoord moeten worden zijn als volgt geformuleerd:
1. Zijn ouders goed geïnformeerd over hun rechten en plichten in het onderwijs en kunnen zij hun rol als `countervailing power' en `kwaliteitsbeoordelaar' goed spelen? Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden in de diverse aspecten van betrokkenheid, op kind-, school- en klasniveau.
2. Hebben scholen beleid ontwikkeld en voeren zij dit uit om ouders duurzaam te betrekken bij het onderwijs aan hun kind? Het gaat daarbij om onderwijsondersteunend gedrag door ouders thuis én hun bijdrage aan het kwaliteitsbeleid van de school. (Onderzoek onder scholen en ouders naar verbinding ouderbetrokkenheid aan onderwijsdoelstellingen en kwaliteitsbeleid; betreft de verankering.)

3. Belevingsmonitor ouders, leraren en leerlingen: In welke mate ondersteunt de betrokkenheid van ouders, respectievelijk die van medeopvoeders (zoals verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk et cetera) de leeropbrengsten bij de leerling?

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 25





Deelvragen
De drie onderzoeksdoelen zijn uitgemond in een aantal deelvragen, te weten:
1. Wat voor soort ondersteunende werkzaamheden verrichten ouders op school?
2. Wat is de bijdrage van ouders aan de leervorderingen en ontwikkeling van het eigen kind thuis en op school?

3. Zijn ouders goed geïnformeerd over wat hun kinderen leren op de basisschool?
4. Hoe is de communicatie tussen ouders en leraren hierover? Dus hoe en vaak worden ouders geïnformeerd, hoe vindt de interactie met ouders plaats en hoe oordelen ouders en leraren daarover?

5. Past de leraar zijn handelen in de praktijk aan naar aanleiding van deze kennisuitwisseling?

6. Passen ouders hun handelen in de praktijk aan naar aanleiding van deze kennisuitwisseling, met als doel de ontwikkeling van het kind te vergroten (onderscheid tussen het bieden van uitdagende leeromgeving en huiswerkbegeleiding)?

7. Hoe worden ouders op de hoogte gehouden van de wijze waarop de school de kwaliteit borgt en verbetert?

8. Wat is de bijdrage aan het beleidsproces binnen de school (tevredenheidsonderzoek, medezeggenschapsraad, schoolbestuur, raad van toezicht, gebruik maken van klachtenregeling)?

9. Zijn hier nog verschillen in naar aanleiding van de omvang van de besturen (menselijke maat)?

10. Hoe wordt geoordeeld over de opbrengsten van de ouderbetrokkenheid?
11. In hoeverre onderhoudt de school contacten met medeopvoeders?
12. Transparantie en rekenschap zijn kernelementen van de lumpsumfinanciering van scholen. In welke mate worden ouders structureel (geborgd in beleid) geïnformeerd over het kwaliteitsbeleid van de school?
13. In welke mate voeren de scholen actief beleid om de oudergeleding binnen het (gemeenschappelijk) medezeggenschapsraad te professionaliseren en bij het beleidsproces te betrekken?

14. In welke mate voeren de scholen actief beleid om de ouderbetrokkenheid bij de school en de ontwikkeling van de kinderen te vergroten?


1.4 Onderzoeksopzet
Om de onderzoeksvragen zo goed mogelijk te beantwoorden zijn de volgende activiteiten uitgevoerd:

· internetenquête onder een steekproef van ouders met kinderen in primair en/of voortgezet onderwijs;

· internetenquête onder een steekproef van schoolleiders primair onderwijs en alle vestigingsdirecteuren voortgezet onderwijs;
· Telefonische interviews met enkele leraren (ook mentoren) in primair en voortgezet onderwijs.


26 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





1.4.1 Internetenquête ouders

Om een betrouwbaar beeld te verkrijgen van de betrokkenheid van ouders, is via internet een enquête gehouden onder ruim duizend ouders. Hierbij is samengewerkt met Heliview Research BV, die een onderzoekspanel onderhouden met ongeveer 50.000 personen.

Samenstelling steekproef ouderenquête Het onderzoek onder ouders moest een representatief beeld opleveren van de ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs, zodat bij de analyses uitsplitsingen gemaakt konden worden tussen:

· ouders met kinderen in primair of voortgezet onderwijs;
· ouders met een middelbaar/hoog of een laag opleidingsniveau;
· autochtone en allochtone ouders.

Op voorhand zijn uit het panel van Heliview huishoudens geselecteerd met kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. Daarbij is gestreefd naar een totale respons van 1000 ouders;
500 ouders met kinderen in het primair onderwijs en 500 met kinderen in het voortgezet onderwijs. Om ervoor te zorgen dat we informatie zouden krijgen van voldoende ouders uit etnische minderheidsgroepen, is de steekproef gestratificeerd getrokken. Binnen zowel primair onderwijs en het voortgezet onderwijs is medewerking gevraagd van 100 ouders.

Respons
Aan de enquête hebben 1.070 ouders meegewerkt. De responsgroep is vergeleken met landelijke cijfers van CBS over opleidingsniveau en etniciteit van ouders van schoolgaande kinderen. De responsgroep bleek bijna volledig representatief naar opleidingsniveau en naar etniciteit, zoals te zien is aan de onderstaande tabel.

Tabel 1.1 Responsoverzicht internet-enquête ouders (in %) Populatie * Responsgroep (N = 1070) Opleidingsniveau
Laag (basisonderwijs, vmbo) 27 25 Midden (havo, vwo, mbo) 44 44 Hoog (hbo, universiteit) 28 31 Etniciteit
Autochtoon 81 81 Allochtoon, westers 9 8 Allochtoon, niet-westers 10 11
* Bron: CBS: huishoudens naar herkomstgroepering en opleidingsniveau 2009.

Nadere inspectie leerde dat er binnen de groep niet-westerse allochtonen een significante oververtegenwoordiging is van hoogopgeleide ouders. Dit percentage is in de responsgroep ruim twee keer zo groot als in de populatie (respectievelijk 42% en 18%). Het percentage laagopgeleide ouders is ondervertegenwoordigd ten opzichte van de populatie (respectievelijk 20% en 39%). Verder was er voor de totale responsgroep een oververtegenwoordiging van moeders (69%) ten opzichte van de vaders (31%). Om de onderzoeksresultaten te kunnen generaliseren naar de totale populatie is bij de analyses een `weging' toegepast. Daardoor zijn de verhoudingen binnen de responsgroep Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 27





dezelfde als in de populatie, voor wat betreft opleidingsniveau, etniciteit, verhouding mannen en vrouwen en gezinssamenstelling (gezinnen met één of twee ouders). Bij de analyses is steeds nagegaan of er significante verschillen waren tussen ouders met verschillende opleidingsniveaus en tussen autochtone en allochtone ouders. Waar deze verschillen zijn gevonden, wordt dat vermeld. Overal waar geen verschillen worden gemeld, zijn deze dus niet aangetroffen, of ze waren niet groot genoeg om statistisch significant te zijn.


1.4.2 Internetenquête schoolleiders
Voor het onderzoek zijn directeuren primair onderwijs en vestigingsdirecteuren in het voortgezet onderwijs gevraagd een internetenquête in te vullen. De vragenlijsten waren op een paar kleine verschillen in taalgebruik en antwoordmogelijkheden gelijk aan elkaar.

Steekproef
Op basis van bestanden van Cfi is een steekproef getrokken van scholen voor primair onderwijs, waarna 1.830 directeuren per brief zijn verzocht de enquête via internet in te vullen. Voor een evenwichtige verdeling is de steekproef voor het primair onderwijs gestratificeerd naar drie achtergrondvariabelen:
· schoolsoort (basisonderwijs vs. speciaal basisonderwijs);
· bestuursomvang (éénpitter vs. meerpitter);
· mate van stedelijkheid (zeer sterk stedelijk vs. niet zeer sterk stedelijk)2.

In het voortgezet onderwijs zijn de 1.293 directeuren van alle vestigingen aangeschreven met het verzoek de online-enquête in te vullen. Hier heeft geen steekproeftrekking plaatsgevonden. Voor de analyse is echter wel een indeling gemaakt naar drie achtergrondvariabelen:

· onderwijssoort (pro vs. vmbo/avo);
· bestuursomvang (éénpitter vs. meerpitter);
· mate van stedelijkheid (zeer sterk stedelijk vs. niet zeer sterk stedelijk)3.

Respons
De gewenste respons onder scholen in het primair onderwijs en voortgezet is niet onmiddellijk gehaald. Daarom is drie weken na het verzoek een rappel verstuurd. Aan de scholen die nog niet gerespondeerd hadden en waarvan een e-mailadres bekend was (ruim
90% van de scholen) is per e-mail een tweede verzoek tot medewerking verstuurd, met in het bericht een link naar de online-enquête. Deze maatregel was voldoende om een respons van 502 scholen te generen, wat neerkomt op 27 procent van de steekproef. Hiermee wordt statistische betrouwbaarheid van minimaal 95 procent gehaald.

In het voortgezet onderwijs zijn alle vestigingen opnieuw schriftelijk benaderd, waarna ook een aantal scholen is nagebeld, rekening houdend met de achtergrondkenmerken van de school. Uiteindelijk hebben deze maatregelen geleid tot een totale respons van 268


2 Hiervoor is gebruik gemaakt van de indeling van mate van stedelijkheid van CBS op basis van postcodegebieden.
3 Hiervoor is gebruik gemaakt van de indeling van mate van stedelijkheid van CBS op basis van postcodegebieden.
28 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




scholen, wat neerkomt op 21 procent. Hiermee is een statistische betrouwbaarheid van
90 procent gegarandeerd.

Tabel 1.2 Responsoverzicht internetenquête schoolleiders (in %) PO VO Populatie Respons Populatie Respons Basis onderwijs (in po) / Vmbo en 92 68 86 84 avo (in vo)
Speciaal onderwijs (in po) / Praktijk 8 32 14 16 onderwijs (in vo)
Eénpitter 7 35 12 14 Meerpitter 93 65 88 86 Niet zeer sterk stedelijk 88 67 79 84 Zeer sterk stedelijk 13 33 21 16 N 7.525 502 1.293 268

Om de resultaten van de enquêtes representatief te laten zijn voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, zijn de resultaten in dit rapport gewogen op basis van de resultaten uit de bovenstaande tabel.


1.4.3 Telefonische interviews leraren
Schoolleiders verschaffen de meer algemene informatie over (mate en vormen van) ouderbetrokkenheid en geven inzicht in het schoolbeleid. Om meer inzicht te krijgen in de uitwerking van ouderbetrokkenheid op klasniveau, zijn veertien telefonische interviews met leraren afgenomen: zeven in het primair en zeven in het voortgezet onderwijs. Daartoe zijn in de enquête onder schoolleiders contactgegevens van leraren geïnventariseerd. Op basis van de enquêteresultaten zijn vervolgens de scholen geselecteerd waarvan met een leraar is gesproken.

De resultaten van deze interviews zijn indicatief en verdiepend op de enquête. Aan de leraren is het volgende voorgelegd:
· de opinie van leraren over ouderbetrokkenheid, de wijze van communicatie en de contacten met de ouders;

· vragen die voortborduren op de antwoorden die hun schoolleider/directeur op de enquête gegeven heeft;

· vragen die de antwoorden in verband brengen met de achtergrondkenmerken van de school, zoals denominatie en stedelijkheid.


1.5 Leeswijzer
Dit rapport geeft inzicht in de stand van zaken met betrekking tot het thema ouder- betrokkenheid in het primair en voortgezet onderwijs. Daarbij is de mening gevraagd van de scholen én de ouders. We hebben ervoor gekozen de informatie niet per enquête uiteen te zetten, maar per thema. De bevindingen van ouders en scholen worden zo direct met Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 29





elkaar geconfronteerd. Wel zijn primair en voortgezet onderwijs zoveel mogelijk uiteen getrokken. Bij de bespreking van de resultaten is als grove indeling het schema over ouderbetrokkenheid uit Figuur 1.1 gehanteerd.

In hoofdstuk 2 komt het beleid van scholen ten aanzien van ouders aan de orde, waarna hoofdstuk 3 ingaat op de communicatie tussen ouders en school. Beide hoofdstukken refereren daarmee aan ouderbeleid scholen uit de figuur. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de feitelijke betrokkenheid op school en thuis (vergelijk de figuur: formele en informele betrokkenheid op school, betrokkenheid thuis). In hoofdstuk 5 komt het oordeel van zowel ouders als scholen over ouderbetrokkenheid aan de orde. Het aspect houding ouders uit de figuur is niet apart meegenomen. Wel is over diverse aspecten ten aanzien van ouderbetrokkenheid de mening/houding van ouders gevraagd. Dit is binnen de diverse hoofdstukken gekoppeld aan de thematiek. Ieder hoofdstuk sluit af met een beknopte samenvatting. De overall samenvatting en conclusies -een antwoord op de drie in paragraaf 1.3 geformuleerde hoofdvragen- zijn voor in dit rapport opgenomen. De overige onderzoeksvragen worden beantwoord in de hoofdtekst.

Alvorens verder te gaan met hoofdstuk 2, willen we er hier nog op wijzen dat in dit rapport ook `verzorgers' gelezen kan worden waar over ouders wordt gesproken. Daarnaast spreekt het rapport over scholen, terwijl het feitelijk gaat om de antwoorden die schooldirecteuren (primair onderwijs) en vestigingsdirecteuren (voortgezet onderwijs) hebben gegeven.


30 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





2 Beleid om ouders bij de school te betrekken


2.1 Inleiding
Het betrekken van ouders bij de school kan iets zijn dat vanzelf gaat, of scholen kunnen hierover hebben nagedacht en hun ideeën hierover op papier hebben gezet. In dit hoofdstuk komt aan de orde of scholen bewust omgaan met het betrekken van ouders bij de school en hoe zij hieraan vorm geven. Eerst wordt ingegaan op de achtergrond van het betrekken van ouders bij de school (paragraaf 2.2). Vervolgens wordt aandacht besteed aan wat scholen hierover hebben vastgelegd (paragraaf 2.3). Daarna komt aan de orde hoe scholen ouderbetrokkenheid vormgeven (paragraaf 2.4). Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte deelconclusie (paragraaf 2.5).


2.2 Achtergrond van het betrekken van ouders bij de school In het primair onderwijs ligt voor ruim de helft van de scholen het belang van ouder- betrokkenheid in de ontwikkeling van het kind (57%), het kunnen uitvoeren van (buitenschoolse) activiteiten (55%) en/of in het invulling geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs (53%), zoals blijkt uit Tabel 2.1. Voor bijna tweederde (62%) van de scholen in het voortgezet onderwijs is de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs de belangrijkste reden ouders bij de school te betrekken. Daarnaast noemt tweevijfde van de scholen in het voortgezet onderwijs het meedenken en meespreken van ouders over de kwaliteit het onderwijs (42%), het geven van een stem aan ouders (41%) en de ontwikkeling van het kind (40%) als belangrijke redenen voor ouderbetrokkenheid. Het kunnen uitvoeren van (buitenschoolse) activiteiten wordt door scholen in het voortgezet onderwijs veel minder vaak genoemd dan door scholen voor primair onderwijs.

Tabel 2.1 Voornaamste redenen om ouders/verzorgers bij de school te betrekken, (percentage scholen po en vo,
3 belangrijkste redenen)
PO VO (N=502) (N=268) Ouderbetrokkenheid is nodig omdat het zonder ouders/verzorgers onmogelijk is alle geplande (buitenschoolse) activiteiten uit te voeren. 55 7 Ouderbetrokkenheid is nodig om voldoende aandacht te kunnen geven aan bepaalde vakken (zoals creatieve vakken, lezen). 16 1 Door ouderbetrokkenheid te stimuleren wordt geprobeerd een pedagogisch klimaat bij de leerlingen thuis te creëren dat gunstig is voor hun leerprestaties. 36 38 Met ouderbetrokkenheid wordt een belangrijke stem gegeven aan ouders/verzorgers. 26 41 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 31





PO VO (N=502) (N=268) Met ouderbetrokkenheid wordt invulling gegeven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs. 53 62 Ouders/verzorgers moeten vertegenwoordigd zijn in de inspraakorganen. 17 34 Het is belangrijk voor de school dat ouders/verzorgers meedenken over het beleid. 12 25 Het is belangrijk dat ouders meedenken en meespreken over de kwaliteit van het onderwijs. 18 42 Ouderbetrokkenheid komt de ontwikkeling van het kind ten goede. 57 40 Anders / weet niet 3 1 Bron: scholenenquête.

Achtergronden van scholen blijken soms bepalend voor de redenen die gegeven worden voor het betrekken van ouders bij de school. Voor scholen in het speciaal basisonderwijs is het kunnen organiseren van (buitenschoolse) activiteiten minder belangrijk dan voor reguliere basisscholen. Dit geldt ook voor het kunnen geven van voldoende aandacht aan specifieke vakken zoals creatieve vakken en lezen. Het geven van een stem aan ouders/verzorgers wordt in het speciaal onderwijs vaker als reden genoemd.

Voor voortgezet onderwijs zijn er significante verschillen naar bestuursgrootte en stedelijkheid. Scholen in een zeer sterk stedelijke omgeving noemen vaker dan andere scholen het creëren van een pedagogisch klimaat thuis en kunnen uitvoeren van activiteiten als reden van ouderbetrokkenheid. Het meepraten en meedenken over de kwaliteit van het onderwijs wordt door stedelijke scholen minder vaak genoemd. Meerpitters in het voortgezet onderwijs noemen vaker dan eenpitters het pedagogisch klimaat thuis en het vertegenwoordigd laten zijn van ouders in inspraakorganen. Op scholen voor primair onderwijs in een stedelijke omgeving worden het stimuleren van het pedagogische klimaat thuis als reden voor ouderbetrokkenheid vaker en het kunnen organiseren van (buitenschoolse) activiteiten vaker genoemd dan in een niet stedelijke omgeving..

Rol van ouders
De rol die de school de ouders toedicht is van belang voor het betrekken van ouders bij de school. Zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs zien scholen ouders vooral als ondersteuner van hun eigen kinderen (Tabel 2.2). De rol van de ouder als hulp bij buitenschoolse activiteiten wordt in het primair onderwijs als belangrijker gezien dan in het voortgezet onderwijs (Tabel 2.3). Scholen in zowel primair onderwijs als voortgezet onderwijs zien in geringe tot redelijk mate een rol voor de ouder als stimulans voor de onderwijskwaliteit en als meedenker.

Overigens bleek uit Tabel 2.1 dat het meedenken over de kwaliteit van het onderwijs voor scholen in het voortgezet onderwijs vaker een reden is om ouders bij de school te betrekken dan in het primair onderwijs (42 tegenover 18%), terwijl uit de onderstaande tabellen weinig verschil blijkt in de rol die scholen voor ouders zien wat betreft de onderwijskwaliteit. Aangezien de antwoorden uit Tabel 2.1 de drie belangrijkste redenen zijn, ligt het zwaartepunt voor de achtergrond van de ouderbetrokkenheid in het primair onderwijs net even anders dan in het voortgezet onderwijs, terwijl er in de rol die ouders wordt toegekend weinig verschil bestaat.

32 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





Tabel 2.2 Hoe ziet de school de rol van ouders, (percentage scholen po, N=495) Hoge Redelijke Geringe Niet Totaal mate mate mate Ondersteuner van de eigen kinderen 67 15 13 4 100 Hulp bij de uitvoering van (buitenschoolse) 33 50 16 1 100 activiteiten
Stimulans voor het verbeteren van de 17 40 35 8 100 onderwijskwaliteit
Meedenker bij beleid, thema's en belangrijke 12 42 38 8 100 beslissingen voor de school
Bron: scholenenquête.

Tabel 2.3 Hoe ziet de school de rol van ouders, (percentage scholen vo N=268) Hoge Redelijke Geringe Niet Totaal mate mate mate Ondersteuner van de eigen kinderen 75 14 6 4 100 Hulp bij de uitvoering van (buitenschoolse) 1 12 59 28 100 activiteiten
Stimulans voor het verbeteren van de 11 49 31 8 100 onderwijskwaliteit
Meedenker bij beleid, thema's en 11 51 34 4 100 belangrijke beslissingen voor de school Bron: scholenenquête.

Achtergronden van scholen spelen in geringe mate mee, als het gaat om de rol die zij zien voor ouders. In het primair onderwijs zien voornamelijk scholen in het speciaal basis- onderwijs ouders in mindere mate als een hulp bij de organisatie van buitenschoolse activiteiten. Voor scholen in een sterk stedelijk omgeving wordt de rol van ouders als hulp bij de organisatie van activiteiten als kleiner ervaren dan in een niet-stedelijke omgeving.

Voor scholen in het voortgezet onderwijs geldt dat het enige verschil naar de achtergrond van scholen in het voortgezet onderwijs is dat zeer sterk stedelijk scholen ouders in hogere mate zien als hulp bij de organisatie van buitenschoolse activiteiten dan niet sterk stedelijke scholen.

De interviews met leraren werpen iets meer licht op de achtergrond van de school en de rol die zij zien voor ouders. Over het meeleven met de leerling en de school hebben de geïnterviewde leraren geen klachten. Als het gaat om het meehelpen bestaan er verschillen tussen de scholen. Sommigen zijn positiever dan anderen. Een leraar aan een basisschool zegt hierover het volgende:

Ouders helpen wel met boeken, brigadieren, schoonmaken et cetera, maar niet met onderwijsonder- steunende activiteiten. Uitgangspunt is dat onderwijs door professionals wordt gegeven. Werk door ouders moet ook niet als lapmiddel worden gebruikt voor een gebrek aan geld.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 33





In hoofdstuk 4 worden enkele leraren geciteerd over de praktijk van het meedenken en meebeslissen.


2.3 Beleidsdocumenten
Op vrijwel alle scholen, zowel in primair als in voortgezet onderwijs, is het een en ander over ouderbetrokkenheid vastgelegd. Zoals uit Tabel 2.4 blijkt, gaat het dan vooral om de invloed van ouders via MR, ouderraad en/of schoolbestuur, en daarnaast om de wijze van informatievoorziening over het beleid van de school. Verder valt op dat in het primair onderwijs veel meer over de inzet van ouders bij onderwijsactiviteiten en (buiten- schoolse) activiteiten is vastgelegd dan in het voortgezet onderwijs. Ongeveer de helft van de scholen in zowel primair als voortgezet onderwijs geeft aan dat de rol van de ouders is vastgelegd, of de visie daarop (Tabel 2.4), terwijl 82 procent van de scholen een visiedocument heeft (Tabel 2.5).

Tabel 2.4 Wat is over ouderbetrokkenheid vastgelegd? (percentage scholen po en vo, meerdere antwoorden mogelijk). PO VO (N=489) (N=267) De (visie op de) rol van ouders/verzorgers in de school. 55 46 Wijze van informatievoorziening over het beleid van de school. 74 57 Invloed van ouders/verzorgers via medezeggenschapsraad, ouderraad en/of 96 92 schoolbestuur.
Betrekken van ouders/verzorgers bij het onderwijs (lezen, creatieve vakken etc.). 48 4 Betrekken van ouders/verzorgers bij buitenschoolse activiteiten. 72 19 Betrekken van ouders bij de invulling van de onderwijstijd. -a) 3 Betrekken van ouders bij de vormgeving het onderwijsprogramma. -a) 6 Stimuleren van ouders/verzorgers om thuis activiteiten te ondernemen die 39 31 gunstig zijn voor de leerprestaties van het kind (voorlezen, helpen bij huiswerk). Rol van externe medeopvoeders (zoals verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk). 6 9 Anders / weet niet 1 6 Er is niets vastgelegd 0 3 Bron: scholenenquête.
a) Niet gevraagd.

Wat scholen hebben vastgelegd verschilt naar achtergrond van de school. In het primair onderwijs hebben scholen in het speciaal onderwijs minder vaak iets vastgelegd over de rol van ouders bij het onderwijs en bij buitenschoolse activiteiten, en ook over stimuleren van een goede leeromgeving thuis. De rol van medeopvoeders hebben deze scholen iets vaker vastgelegd. Hetzelfde geldt voor scholen in een stedelijke omgeving. De rol van ouders bij het onderwijs en bij activiteiten is minder vaak vastgelegd, en de rol van externe medeopvoeders juist vaker.

In het voortgezet onderwijs hebben éénpitters iets minder vaak zaken vastgelegd dan meerpitters. Het gaat dan met name om de visie op de rol van ouders en om het betrekken van ouders bij buitenschoolse activiteiten.


34 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Vastgelegde visie
In Tabel 2.5 wordt ingegaan op de vraag of scholen hun visie op ouderbetrokkenheid hebben vastgelegd. Het merendeel van de scholen zowel in primair onderwijs als voortgezet onderwijs (82%) heeft een visie vastgelegd over het betrekken van ouders bij de school. De meeste scholen met een vastgelegde visie op ouderbetrokkenheid hebben dit gedaan in het schoolplan.

Tabel 2.5 Hebben scholen een visie vastgelegd en zo ja op welke wijze (percentage scholen po en vo, meerdere antwoorden mogelijk)
PO (N=485) VO (N=258) Ja 82 82 opgenomen in het schoolplan 54 43 vastgelegd in een visiedocument over ouderbetrokkenheid 10 12 vastgelegd in een ander document 19 26 maar niet vastgelegd in een apart document 13 9 Nee 18 18 Totaal 100 100 Bron: scholenenquête.

Achtergronden van scholen, zoals stedelijkheid of bestuursgrootte spelen hierbij geen rol.

De visie op ouderbetrokkenheid kan op meerdere niveaus zijn vastgelegd: bijvoorbeeld door de school of de vestiging (directie) of door het bestuur. In de meeste gevallen stelt de school zelf de visie op (zie Tabel 2.6). In het voortgezet onderwijs gebeurt dit iets vaker op vestigingsniveau. Zowel voor primair onderwijs als voortgezet onderwijs geldt dat op ongeveer een kwart van de scholen de visie door het bestuur is opgesteld.

Tabel 2.6 Niveau waarop de visie op ouderbetrokkenheid is opgesteld, (percentage scholen po en vo, meerdere antwoorden mogelijk)
PO (N=397) VO (N=212) Bestuur 27 25 School 86 68 Vestiging 2 21 Anders/Weet niet 10 7 Bron: scholenenquête.

De bestuursgrootte van de school is bepalend voor het niveau waarop de visie op ouder- betrokkenheid wordt opgesteld. In het primair onderwijs geldt dat bij éénpitters de visie relatief vaker op bestuurniveau is opgesteld dan bij meerpitters (51% t.o.v. 26%). Bij het voortgezet onderwijs geldt dat éénpitters de visie vaker op schoolniveau opstellen dan meerpitters (95% t.o.v. 63%).

Als er een visie op ouderbetrokkenheid is opgesteld, is het interessant om te weten of bij het opstellen van die visie ook ouders zijn betrokken. Voor de meeste scholen in zowel primair (85%) als voortgezet onderwijs (83%) die hebben aangegeven een visie te hebben, geldt dat zij bij het opstellen er van ouders betrokken hebben (zie Tabel 2.7). Over het algemeen zijn de ouders betrokken via de MR (po 77%, vo 60%). Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 35





Tabel 2.7 Betrokkenheid van ouders bij het opstellen bij de visie op ouderbetrokkenheid (percentage scholen po en vo). PO (N=397) VO (N=212) Ja 85 83 Via de ouderraad 28 51 Via de MR 77 60 Op andere wijze 13 7 Nee 8 8 Weet niet 7 9 Totaal 100 100 Bron: scholenenquête.


2.4 Wie voert het beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid uit? Naast de visie en het beleid is aan de scholen gevraagd hoe zij in de praktijk vormgeven aan ouderbetrokkenheid. Dit is zowel gevraagd aan de scholen met een vastgelegd beleid en een visie als de scholen zonder. Ten eerste kunnen scholen iemand verantwoordelijk maken voor het coördineren van alles wat met het ouderbeleid op de school te maken heeft. Zowel voor primair onderwijs als voortgezet onderwijs geldt dat dit bij een minderheid van de scholen het geval is (respectievelijk 37 en 39%).

Tabel 2.8 Is op de school iemand aangewezen voor het coördineren van het ouderbeleid (percentage scholen po en vo) PO (N=465) VO (N=255) Ja 37 39 Nee 63 57 Weet niet 0 4 Totaal 100 100 Bron: scholenenquête.

Er is een aantal verschillen naar achtergrond van de school aanwijsbaar. Bij scholen voor primair onderwijs geldt dat éénpitters vaker iemand hebben aangewezen voor het coördineren van het beleid omtrent ouderbetrokkenheid dan meerpitters. Voor scholen in een stedelijke omgeving geldt dat zij veel vaker iemand hebben die het ouderbeleid coördineert dan scholen in een niet-stedelijke omgeving. Bij scholen voor voortgezet onderwijs geldt dat er geen verschillen zijn naar achtergronden van de scholen.

Zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs wordt het ouderbeleid in driekwart van de gevallen door de directie van de school uitgevoerd (Tabel 2.9). Omdat het in Tabel 2.9 gaat om slechts een deel van de scholen, kunnen geen significante verschillen naar achtergrondkenmerken van scholen worden vastgesteld.


36 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 2.9 Persoon die de taken op het gebied van ouderbeleid primair uitvoert, (percentage scholen po en vo)

PO (N=171) VO (N=99) Aparte oudercontactfunctionaris 6 3 Directeur/directielid 75 77 Mentor -a) 4 Leerkracht/leraar 3 4 Intern begeleider/zorgcoördinator 6 -a) Bestuurslid 0 -a) Anders 10 13 Totaal 100 100 Bron: scholenenquête.
a) Niet gevraagd.

Ook de perceptie van ouders op de wijze waarop scholen vormgeven aan de ouder- betrokkenheid is interessant. Ongeveer een kwart van de ouders van kinderen in zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs weet niet of er een centrale contact- persoon in de school is. De meerderheid van de ouders (respectievelijk 56% en 64%) geeft aan dat er een centrale contactpersoon is. Etniciteit en opleidingsniveau van de ouders spelen hierbij geen rol.

Tabel 2.10 Heeft de school volgens ouders een centrale contactpersoon voor ouders, (percentage ouders, po en vo) PO (N=535) VO (N=536) Ja 56 64 Nee 17 12 Weet niet 27 24 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Van de ouders van kinderen in het primair onderwijs ziet 39 procent de directie van de school als de centrale contactpersoon. Op de tweede plaats komen de leraar en in intern begeleider. Verreweg de meeste ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs (60%) blijken de mentor als centrale contactpersoon te zien.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 37





Tabel 2.11 Centrale contactpersoon op school volgens ouders (percentage ouders po en vo) PO (N=298) VO (N=342) Aparte oudercontactfunctionaris 4 2 Directeur / directielid 39 5 Decaan 2 11 Vertrouwenspersoon 7 8 Mentor 5 60 Interne begeleider / zorgcoördinator 14 6 Leerkracht/leraar 14 4 Bestuurslid 1 0 Ouder 6 0 Anders 4 2 Weet ik niet / zeg ik niet 5 2 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in enkele gevallen (6%) in het primair onderwijs ouders een mede-ouder als centrale contactpersoon in de school zien. Uit de onderstaande tabel blijkt dat bijna de helft van de scholen in het primair onderwijs inderdaad een ouder als contactpersoon heeft aangewezen. In het voortgezet onderwijs is dat bij bijna een kwart van de scholen het geval. Dit wil echter niet zeggen dat deze contactouder ook het eerste aanspreekpunt voor andere ouders is.

Tabel 2.12 Scholen met een of meer ouders als contactpersoon voor zowel ouders als leraren (klassenouder, contactouder of stamouder, percentage scholen po en vo) PO (N=465) VO (N=254) Ja 47 23 Nee 52 75 Weet niet 1 2 Totaal 100 100 Bron: scholenenquête

In het primair onderwijs hebben scholen in het speciaal onderwijs significant minder vaak een ouder als contactpersoon aangewezen dan in het reguliere basisonderwijs. Hetzelfde geldt in het voortgezet onderwijs voor pro-scholen ten opzichte van andere voortgezet onderwijsscholen (12% ten opzichte van 23%).


2.5 Samenvatting
Ouderbetrokkenheid is bij de meeste scholen in het primair en het voortgezet onderwijs een thema dat speelt. De meerderheid van de scholen heeft wel iets vastgelegd over de betrokkenheid van ouders bij de school. Het kan dan onder andere gaan om de visie van de school op ouderbetrokkenheid. In meeste gevallen worden ouders betrokken bij het opstellen van deze visie, voornamelijk via de medezeggenschapsraad of de ouderraad.


38 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Ook hebben vrijwel alle scholen meer concrete zaken over de betrokkenheid van ouders vastgelegd. Het gaat dan vooral om de invloed die ouders hebben via raden en het bestuur. Verder heeft driekwart van de scholen in het primair onderwijs vastgelegd hoe ouders geïnformeerd worden over het beleid van de school en hoe ouders bij activiteiten worden betrokken. In het voortgezet onderwijs hebben scholen minder vastgelegd, vooral waar het gaat om het betrekken van ouders bij buitenschoolse en onderwijsactiviteiten.

De redenen om aandacht te besteden aan ouderbetrokkenheid verschillen tussen primair en voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs speelt vooral de positieve invloed op de ontwikkeling van het kind een rol. Op de tweede plaats komt het kunnen organiseren van (buitenschoolse) activiteiten, terwijl dit voor scholen in het voortgezet onderwijs nauwelijks een rol speelt. Voor deze scholen is invulling geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor goed onderwijs veel meer de achtergrond van de ouderbetrokkenheid. Verder blijkt dat de achtergrond van scholen zoals stedelijkheid of bestuurgrootte een rol speelt bij het aandeel scholen dat het pedagogisch klimaat thuis (vaker in steden) en de vertegenwoordiging van ouders in inspraakorganen.

Dit verschil uit zich in de rol die scholen ouders toedichten. Scholen in het primair onderwijs zien ouders in hoge mate als ondersteuner van hun eigen kinderen en daarnaast als hulp bij de uitvoering van activiteiten. Ook in het voortgezet onderwijs is de ouder in hoge mate de ondersteuner eigen kind, maar deze scholen zien ouders nauwelijks als hulp bij de uitvoering van activiteiten.

De school kan aan de uitvoering van het ouderbeleid vormgeven door een iemand binnen de school aan te wijzen die taken op dit gebied uitvoert. Bij een minderheid van de scholen (35 à 40%) zijn deze taken bij een persoon, meestal een directielid, geconcentreerd. Daarnaast zijn er scholen in het primair (de helft) en voortgezet onderwijs (een kwart) die gebruik maken van een mede-ouder als contactpersoon voor zowel leraren/leraren als ouders. Ongeveer een kwart van de ouders in zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs weet niet of er een centrale contactpersoon is.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 39








Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 41






3 Communicatie


3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de communicatie tussen scholen en ouders. Communicatie veronderstelt tweerichtingsverkeer: het gaat niet alleen om de informatie- voorziening vanuit de scholen naar de ouders, maar ook vice versa. Scholen en ouders zijn gevraagd naar de thema's waarover ouders geïnformeerd worden en de frequentie daarvan, en naar de mate waarin scholen informatie van de ouders opnemen. Uiteindelijk gaat het er om vast te stellen in hoeverre er een dialoog tussen ouders en scholen bestaat.

Eerst wordt ingegaan op de thema's waarover wordt gecommuniceerd en de frequentie (paragraaf 3.1), vervolgens komt de wijze waarop deze communicatie plaatsvindt aan de orde (paragraaf 3.2) en daarna passeert de mate waarin sprake is van een wederzijdse dialoog de revue (paragraaf 3.3). Ten slotte volgt een korte deelconclusie over dit hoofdstuk.


3.2 Waarover en met welke frequentie wordt geïnformeerd In deze paragraaf komen de thema's aan de orde waarover scholen ouders informeren. Daarbij is onderscheid gemaakt in structureel (jaarlijks) informeren, incidenteel (als daartoe een aanleiding bestaat) informeren en thema's waarover helemaal niet wordt geïnformeerd. Tevens is ouders gevraagd hoe zij de informatie ervaren. Achtereenvolgens komen de informatie over het kind, informatie over de groep, klas of het leerjaar en informatie over algemene zaken met betrekking tot de school of het onderwijs aan de orde. In alle subparagrafen worden primair en voortgezet onderwijs van elkaar onderscheiden.

In de laatste subparagraaf gaan we kort in op de subjectiviteit van de resultaten. Een nadere bestudering van de antwoorden van de ouders laat zien dat de achtergrond van ouders voor sommige thema's bepalend is om aan te geven of men er wel of niet over wordt geïnformeerd.


3.2.1 Informeren over het kind
Primair onderwijs
Het zal niet verbazen dat scholen aangeven ouders altijd structureel dan wel incidenteel te informeren over zaken aangaande het (leer)gedrag van de leerling. Zoals Tabel 3.1 laat zien, informeren vrijwel alle scholen in het primair onderwijs structureel over de
42 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




leervorderingen van de leerling (96%). Gezien de wettelijke verplichting van scholen om ouders hierover te informeren zou een 100 procent score logischer zijn geweest. Ook over andere zaken die betrekking hebben op de leerling (gedrag, zorgbehoeften) informeert een ruime meerderheid van de scholen de ouders structureel (respectievelijk 84 en 83%).

Tabel 3.1 Onderwerpen met betrekking tot de leerling waarover scholen in het po structureel, incidenteel of niet zeggen te informeren (percentage scholen, 449 Speciale zorgbehoeften van de leerling 83 17 0 0 100 Bron: scholenenquête.

Ouders lijken het in grote lijnen eens te zijn met de zelfrapportage van de scholen. Ook zijn geven aan dat ze over leervorderingen (91%) en gedrag van de leerling (78%) structureel worden geïnformeerd (zie Tabel 3.2), onafhankelijk van de achtergrond- kenmerken van ouders zoals opleidingsniveau of etniciteit.

Uit de gesprekken met leraren blijkt dat er een groot verschil is in de mate waarin contact bestaat met de ouders tussen zorgleerlingen en reguliere leerlingen. Dit geldt in het speciaal basisonderwijs nog meer:

Er is dagelijks contact, beide kanten op, alleen al door de contactschriftjes die de ouders elke dag moeten tekenen en waar nodig ook informatie in moeten schrijven.

Tabel 3.2 Mate waarin ouders geïnformeerd over zaken m.b.t. het kind, volgens de ouders (percentage ouders po, N=535)
Ja, elk jaar Ja, alleen als Nee Weet niet Totaal (structureel) er een aanleiding is (incidenteel) Leervorderingen (cijfers, 91 6 1 2 100 prestaties)
Sociale ontwikkeling, gedrag 78 19 2 2 100 Pesten en gepest worden 36 49 9 6 100 Verzuim/spijbelen 34 45 9 12 100 Bron: ouderenquête.

Aan ouders zijn de thema's pesten en verzuim nog apart voorgelegd. Daarover wordt bijna één op de tien ouders niet geïnformeerd. Indien men hierover wel wordt geïnformeerd is dat meestal incidenteel. Bijna de helft zegt hierover alleen geïnformeerd te worden als hiertoe aanleiding bestaat. Niet westerse allochtonen zeggen vaker dat er geen info wordt verstrekt over pesten dan andere ouders.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 43





Voortgezet onderwijs
In navolging van het primair onderwijs geeft ook een ruime meerderheid van de scholen in het voortgezet onderwijs aan ouders structureel te informeren over leervordering (90%, zie Tabel 3.3). Evenals bij het primair onderwijs geldt ook hier dat een 100 procent score logisch zou zijn geweest, gezien de wettelijke verplichting van scholen om hierover te informeren. Ook over gedrag van de leerling (83%) en zorgbehoeften (72%) worden ouders structureel geïnformeerd. Er zijn vrijwel geen scholen die over deze onderwerpen niet zeggen te informeren.

Tabel 3.3 Onderwerpen met betrekking tot de leerling waarover scholen in het vo structureel, incidenteel of niet zeggen te informeren (percentage scholen, 240 Speciale zorgbehoeften van de 100
72 26 1 0 leerling
Bron: scholenenquête.

Het aandeel ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs dat zegt structureel geïnformeerd te worden over de leervorderingen van het kind (90%, zie Tabel 3.4) komt overeen met wat de scholen aangeven.

Tabel 3.4 Mate waarin ouders worden geïnformeerd over zaken m.b.t. het kind, volgens de ouders (percentage scholen vo, N=535)
Ja, elk jaar Ja, alleen als Nee Weet niet Totaal (structureel) er een aanleiding is (incidenteel) Leervorderingen (cijfers, 90 8 1 0 100 prestaties)
Sociale ontwikkeling, gedrag 54 39 6 1 100 Pesten en gepest worden 23 56 15 6 100 Verzuim/spijbelen 42 50 4 4 100 Bron: ouderenquête.

Opvallend is dat ouders veel vaker aangeven dat informatie over gedrag van de leerling alleen incidenteel wordt verstrekt (39%). Weliswaar zijn pesten en verzuim apart bevraagd, maar ook die komen volgens de helft van de ouders alleen incidenteel aan de orde. Alleen van het pesten zegt een relatief groot deel van de ouders (15%) dat zij hierover niet geïnformeerd worden. Hoger opgeleide ouders zeggen minder vaak dat er structureel informatie wordt gegeven over sociale ontwikkeling en gedrag en over pesten en gepest worden.

Niet alle contacten met de ouders die vanuit de school worden ondernomen komen direct voort uit het schoolbeleid. De leraar heeft hierin zelf ook een belangrijke rol, zoals blijkt uit onderstaand citaat:


44 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Het is geen schoolbeleid, en dat is jammer, maar na elk rapport bel ik alle ouders van mijn mentorklas

om het rapport toe te lichten. Ik vind dat een cijfer niet alles zegt. Een kind met een voldoende kan veel te weinig uitvoeren en een kind met een onvoldoende doet wellicht al meer dan genoeg.


3.2.2 Informeren over groep, klas of leerjaar Primair onderwijs
Over onderwerpen die de groep aangaan, informeren scholen in het primair onderwijs over het algemeen de ouders structureel (zie Tabel 3.5). Alleen het verzuimbeleid van het personeel springt er in negatieve zin uit. Meer dan de helft van de scholen (60%) informeert de ouders hier niet over en een derde (34%) doet dit incidenteel.

Tabel 3.5 Onderwerpen met betrekking tot de groep of leerjaar waarover scholen in het po structureel, incidenteel of niet zeggen te informeren (percentage scholen po, 449 Projecten/thema's 78 22 0 0 100 Onderwijsaanbod/curriculum 66 33 2 0 100 Verzuimbeleid personeel 6 34 60 0 100 Bron: scholenenquête.

Over buitenschoolse activiteiten informeert circa vijfzesde van de scholen (84%) haar ouders structureel. Dit geldt ook voor andere onderwerpen met betrekking tot de groep of het leerjaar, zoals projecten (78%) en het onderwijsaanbod (66%). Toch is er ook een derde van de scholen die alleen op incidentele basis over het onderwijsaanbod of het curriculum informeren. Deze laatste constatering lijkt op gespannen voet te staan met de bevindingen van de ouders (zie Tabel 3.6).

Tabel 3.6 Mate waarin ouders worden geïnformeerd over zaken m.b.t. de groep of het leerjaar, volgens de ouders, (percentage ouders po, N=535)
Ja, elk jaar Ja, alleen Nee Weet niet Totaal (structureel) als er een aanleiding is (incidenteel) Lesprogramma, lestijden 82 12 5 1 100 Leermethoden 75 16 7 2 100 Projecten / thema's 71 25 3 2 100 Buitenschoolse activiteiten 100 (b.v. cultuur, sport) 61 30 6 2 Vervanging bij ziekte van de 100 leraar / leraren 40 43 14 3 Verzuimbeleid personeel 14 23 46 17 100 Bron: ouderenquête.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 45





Een grote meerderheid van de ouders van kinderen in het primair onderwijs geeft aan structureel geïnformeerd te worden over het lesprogramma (82%) en de leermethoden (75%). Over projecten, thema's en buitenschoolse activiteiten worden ook de meeste ouders naar eigen zeggen structureel geïnformeerd, maar een kwart tot een derde alleen als hiertoe aanleiding is. Voor buitenschoolse activiteiten en het onderwijsaanbod zijn dit wel opvallende verschillen met de scholen. Enerzijds kan dit voor onderwijsaanbod een gevolg zijn van het hanteren van andere begrippen (bij ouders is dit immers opgesplitst in lesprogramma en leermethoden), anderzijds is het niet onvoorstelbaar dat ouders vaker dan scholen geneigd zijn buitenschoolse activiteiten als onderdeel van het lesprogramma te beschouwen.

Over vervanging van leraren bij ziekte zeggen de meeste ouders (83%) wel geïnformeerd te worden, maar over het beleid omtrent het verzuim van leraren worden veel minder ouders geïnformeerd. Van hen zegt 63 procent hierover niet geïnformeerd te worden, of het niet te weten. Dit komt overeen met wat de scholen hier zelf over zeggen (zie Tabel
3.5).

Achtergronden van ouders spelen alleen een rol bij informatie over projecten en thema's: allochtone ouders geven significant vaker aan dat zij hierover niet geïnformeerd worden.

Voortgezet onderwijs
Evenals in het primair onderwijs, informeren de meeste scholen in het voortgezet onder- wijs de ouders structureel over buitenschoolse activiteiten (81%) en het onderwijsaanbod/ curriculum (71%, zie Tabel 3.7).

Tabel 3.7 Onderwerpen waarover scholen in het vo structureel, incidenteel of niet zeggen te informeren (percentage scholen, 240 Structureel Incidenteel Niet Weet Totaal niet Buitenschoolse activiteiten (bijv. cultuur, 81 18 0 0 100 sport)
Onderwijsaanbod/curriculum 71 24 5 1 100 Projecten/thema's 62 36 3 100 Verzuimbeleid personeel 10 30 58 3 100 Bron: scholenenquête.

Over projecten en thema's wordt door bijna tweederde van de scholen structureel geïnformeerd. Ruim de helft van de scholen (58%) informeert niet over beleid met betrekking verzuim van het personeel.

In vergelijking met ouders in het primair onderwijs geeft een kleiner deel van ouders in het voortgezet onderwijs aan structureel geïnformeerd te worden over zaken met betrekking tot de klas of het leerjaar, waaronder de onderwijsinhoud (zie Tabel 3.8). Van het lesprogramma en de leermethoden zegt 60 tot 72 procent van de ouders dat zij hierover structureel geïnformeerd worden. Bij projecten en thema's gaat het om ongeveer de helft van de ouders. Over vervanging bij ziekte wordt een derde van de ouders niet geïnformeerd. Op dit punt lijkt de informatievoorziening slechter dan in het primair onderwijs (14% nee). Als het gaat om het verzuimbeleid van de school zegt 75 procent
46 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




van de ouders niet geïnformeerd te worden, of het niet te weten. Van de scholen geeft 58 procent aan hierover inderdaad niet te informeren.

Tabel 3.8 Mate waarin ouders geïnformeerd over zaken m.b.t. de groep/de klas/het leerjaar, percentage ouders, vo, N=535
Ja, elk jaar Ja, alleen Nee Weet niet Totaal (structureel) als er een aanleiding is (incidenteel) Lesprogramma, lestijden 72 12 15 1 100 Leermethoden 60 21 18 2 100 Projecten / thema's 55 31 12 1 100 Buitenschoolse activiteiten (b.v. 49 37 12 2 100 cultuur, sport)
Vervanging bij ziekte van de 26 37 34 3 100 leraar / leraren
Verzuimbeleid personeel 9 16 64 11 100 Bron: ouderenquête.

Er bestaan significante verschillen tussen hoogopgeleide ouders en overige ouders voor wat betreft de resultaten uit Tabel 3.9. Hoogopgeleide ouders zeggen vaker dat ze niet geïnformeerd worden over lestijden, en minder vaak dat er structureel informatie wordt gegeven over leermethoden, en ook minder vaak dat ze niet geïnformeerd worden over buitenschoolse activiteiten.


3.2.3 Informeren over algemene zaken met betrekking tot de school Aan scholen en ouders is van een aantal meer algemene zaken gevraagd of hierover geïnformeerd wordt en zo ja of het gaat om incidentele of structurele informatie- voorziening.

Primair onderwijs
Over algemene zaken (Tabel 3.9) zeggen minder scholen in het primair onderwijs structureel te informeren dan over zaken met betrekking tot de leerling (Tabel 3.1). Er wordt door veel scholen structureel geïnformeerd over regels en regelingen van de school, en over de MR en ouderraad. Bijna tweederde van de scholen in het primair onderwijs informeert structureel over de kwaliteit en de opbrengsten van de school. Over zaken buiten de school (gegevens andere organisaties, wet- en regelgeving) en zaken met betrekking tot het personeel informeert de meerderheid van de scholen in het primair onderwijs incidenteel of niet.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 47





Tabel 3.9 Algemene onderwerpen met betrekking tot de school en het onderwijs waarover scholen in het PO structureel, incidenteel of niet zeggen te informeren (percentage scholen, 449 Klachtenregeling 76 24 0 0 100 Gespecificeerde vrijwillige ouderbijdrage 74 19 6 1 100 Taken en werkzaamheden 71 28 1 0 100 medezeggenschapsraad
Taken en werkzaamheden ouderraad 68 24 4 5 100 Kwaliteit/opbrengsten van de school (bijv. 65 34 1 0 100 Inspectierapport)
Veiligheid 58 41 1 0 100 Accommodatie/nieuwbouw/verbouwing 54 42 3 1 100 Beschikbaarheid van
voorzieningen/diensten in en rondom de school (bijv. fysiotherapie, logopedie, 46 47 4 2 100 bibliotheek, en medeopvoeders zoals verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk) Scholing personeel 35 51 15 100 Contactgegevens landelijke 100 ouderorganisaties 27 52 20 0 Landelijke wet- en regelgeving 11 65 24 0 100 Bron: scholenenquête.

Het beeld van de ouders in het primair onderwijs over de informatievoorziening komt behoorlijk overeen met het beeld van de scholen. Ouders zeggen vooral structureel geïnformeerd te worden over de ouderbijdrage, regels van de school en in iets mindere mate veiligheid en de ouder- en medezeggenschapsraad (zie Tabel 3.10). Zaken waar ouders weinig over geïnformeerd zeggen te worden, zijn contactgegevens van de landelijke ouderorganisaties en landelijke wet- en regelgeving.

Tabel 3.10 Mate waarin ouders geïnformeerd over zaken m.b.t. de groep of het leerjaar (percentage ouders po, N=535) Ja, elk jaar Ja, alleen Nee Weet niet Totaal (structureel) als er een aanleiding is (incidenteel) Gespecificeerde vrijwillige 81 10 4 5 100 ouderbijdrage
Schoolregels, gedragsregels 71 21 4 4 100 (b.v. aanpak pesten, verzuim) Veiligheid op school 63 22 9 6 100 Taken en werkzaamheden 62 21 8 9 100 ouderraad
Taken en werkzaamheden 58 20 10 12 100 medezeggenschapsraad
Klachtenregeling 50 25 13 12 100
48 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Ja, elk jaar Ja, alleen Nee Weet niet Totaal (structureel) als er een aanleiding is (incidenteel) Belangrijke veranderingen op
school (fusie, verandering 49 40 5 7 100 directie e.d.)
Kwaliteit/opbrengsten van de
school (examenresultaten, 48 22 14 15 100 beoordeling onderwijsinspectie) Onderwijskundige visie 45 21 18 16 100 Scholing van personeel 29 30 28 13 100 Landelijke ouderorganisaties 27 24 29 19 100 (contactgegevens)
Landelijke wet- en regelgeving 25 30 28 17 100 Bron: ouderenquête.

Ouders van kinderen in het primair onderwijs verschillen in enkele van hun antwoorden op de bovenstaande thema's als rekening wordt gehouden met hun opleidingsniveau of etniciteit. Hoger opgeleiden zeggen vaker dan andere ouders dat ze niet worden geïnformeerd over landelijke wet- en regelgeving. Ook zeggen hoger opgeleiden vaker dat ze elk jaar worden geïnformeerd over de onderwijskundige visie. Autochtonen zeggen vaker dat ze elk jaar worden geïnformeerd over schoolregels. Niet-westerse allochtonen geven vaker aan dat geen informatie wordt verstrekt over veiligheid.

Voortgezet onderwijs
Algemene zaken waarover scholen ouders informeren hebben vooral te maken met regels en regelingen van de school. Bijna twee derde (64%) van de scholen zegt ouders te informeren over kwaliteit van de school, zoals het inspectierapport. Dat is vergelijkbaar met scholen in het primair onderwijs. Scholen in het voortgezet onderwijs informeren weinig over landelijke ouderorganisaties, wet- en regelgeving en scholing van personeel.

Tabel 3.11 Algemene onderwerpen met betrekking tot de school en het onderwijs waarover scholen in het VO structureel, incidenteel of niet zeggen te informeren (percentage scholen, 449 Gespecificeerde vrijwillige ouderbijdrage 84 10 4 2 100 Klachtenregeling 76 23 1 1 100 Kwaliteit/opbrengsten van de school (bijv. 64 28 7 2 100 Inspectierapport)
Veiligheid 63 35 2 0 100 Taken en werkzaamheden ouderraad 62 24 7 6 100 Taken en werkzaamheden 62 31 5 2 100 medezeggenschapsraad
Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 49





Structureel Incidenteel Niet Weet Totaal niet Beschikbaarheid van
voorzieningen/diensten in en rondom de school (bijv. fysiotherapie, logopedie, 47 32 19 3 100 bibliotheek, en medeopvoeders zoals verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk) Accommodatie/nieuwbouw/verbouwing 46 48 4 2 Contactgegevens landelijke 17 39 38 7 ouderorganisaties
Landelijke wet- en regelgeving 13 57 29 2 Scholing personeel 8 45 45 2 Bron: scholenenquête.

De meerderheid van de ouders in het VO geeft aan dat zij structureel geïnformeerd worden over de ouderbijdrage en schoolregels (zie Tabel 3.12). De meerderheid van de ouders zegt niet geïnformeerd te worden over zaken met betrekking tot het personeel (verzuim, scholing). Het idee van ouders over de informatievoorziening komt in grote lijnen overeen met dat van de scholen.

Tabel 3.12 Mate waarin ouders geïnformeerd over zaken m.b.t. school in het algemeen (percentage ouders, N=535) Ja, elk jaar Ja, alleen Nee Weet niet Totaal (structureel) als er een aanleiding is (incidenteel) Gespecificeerde vrijwillige 63 21 12 5 100 ouderbijdrage
Schoolregels, gedragsregels (b.v. 61 30 7 2 100 aanpak pesten, verzuim)
Veiligheid op school 50 27 17 6 100 Klachtenregeling 47 23 21 8 100 Kwaliteit/opbrengsten van de school (examenresultaten, beoordeling 44 21 25 11 100 onderwijsinspectie)
Taken en werkzaamheden 44 26 19 10 100 ouderraad
Taken en werkzaamheden 43 25 20 12 100 medezeggenschapsraad
Belangrijke veranderingen op school (fusie, verandering directie 37 47 9 7 100 e.d.)
Voorzieningen rondom de school 35 37 21 7 100 (leerlingenzorg, sport, cultuur) Onderwijskundige visie 34 21 31 13 100 Accommodatie/nieuwbouw/ 30 47 15 7 100 verbouwing
Landelijke ouderorganisaties 22 19 45 13 100 (contactgegevens)
Landelijke wet- en regelgeving 19 26 41 14 100
50 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Ja, elk jaar Ja, alleen Nee Weet niet Totaal (structureel) als er een aanleiding is (incidenteel) Scholing van personeel 13 20 57 11 100 Bron: ouderenquête.

Wat betreft de bovenstaande onderwerpen zijn er weinig verschillen tussen ouders als rekening wordt gehouden met opleidingsniveau en etniciteit. Alleen hoger opgeleide ouders geven significant vaker aan dat ze niet geïnformeerd worden over landelijke ouderorganisaties.

Landelijk informatiepunt 5010
Bij zowel scholen als ouders is de bekendheid met het landelijk informatiepunt 5010 onderzocht, en is gevraagd of hierover door scholen geïnformeerd wordt en of ouders er naar worden doorverwezen. De resultaten staan weergegeven in de twee onderstaande tabellen. Uit Tabel 3.13 blijkt dat één vijfde (20%) van de directeuren primair onderwijs en twee vijfde (39%) van de directeuren voor voortgezet onderwijs niet weet of over het informatiepunt 5010 wordt geïnformeerd. Het aandeel scholen dat regelmatig of vaak naar 5010 doorverwijst is klein (po 16%, vo 9%, zie Tabel 3.14). Een minderheid van de ouders van leerlingen in het PO (26%) en het VO (23%) geeft aan geïnformeerd te worden over 5010. De meeste ouders zeggen hierover niet geïnformeerd te worden, of ze weten het niet.

Tabel 3.13 Mate waarin geïnformeerd wordt over het landelijk informatiepunt 5010 (percentage ouders en scholen po en vo)
Ja, elk jaar Ja, alleen als Nee Weet niet Totaal (structureel) er een aanleiding is (incidenteel) Scholen, po 28 26 27 20 100 Ouders, po 13 13 42 32 100 Scholen, vo 9 20 33 39 100 Ouders, vo 10 13 56 21 100 Bron: ouder- en scholenenquête.

Voor 19 procent van de directeuren voor primair onderwijs en 30 procent van de directeuren voor voortgezet onderwijs komt dit doordat de respondent onbekend is met het informatiepunt (zie Tabel 3.14). Een minderheid van 16 procent van de scholen voor primair onderwijs en negen procent van de scholen voor voortgezet onderwijs verwijst ouders regelmatig naar het informatiepunt.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 51





Tabel 3.14 Mate waarin scholen ouders doorverwijzen naar het landelijk informatiepunt 5010 voor ouders over onderwijs (percentage scholen po en vo) PO (N=472) VO (N=258) Het informatiepunt 5010 is mij onbekend 19 30 Nooit 17 20 Zelden 46 32 Regelmatig 14 8 Vaak 2 1 Weet niet/geen mening 2 8 Totaal 100 100 Bron: scholenenquête.

Contacten tussen de ouder en de leraar In gesprekken met leraren uit het primair en voortgezet onderwijs is aan de orde gekomen in hoeverre en waarover ouders uit zichzelf met leraren contact zoeken. Leraren in het primair onderwijs geven aan meerdere keren per week contact te hebben met ouders, waarbij het initiatief voor het contact zowel bij de ouders als bij de leraren ligt. Vanuit de ouders gebeurt dit vaak op de breng- en haalmomenten. Een leraar geeft aan per week standaard twee oudergesprekken te hebben naast de informele contactmomenten. In het voortgezet onderwijs lijken de leraren zich iets meer te beperken tot de standaard contactmomenten rondom de rapportmomenten, tenzij er een speciale reden is om met ouders in contact te treden.

De onderwerpen die in deze gesprekken aan de orde komen hebben vaak betrekking op het kind of het gezin. Een leraar geeft aan dat voor schoolzaken eerder met de directeur contact wordt gezocht. Een leraar aan een basisschool zegt het volgende:

Het contact dat op initiatief van de ouder plaatsvindt heeft meestal twee redenen. Het heeft te maken met het eigen kind: het leerproces en in relatie daarmee de kwaliteit van onderwijs. Daarnaast krijgen we vragen die te maken hebben met de identiteit van de school: ouders vragen om de principiële standpunten van de school zodat ze deze overeenkomstig kunnen laten zijn met standpunten in het gezin.


3.2.4 Subjectiviteit resultaten De in de vorige drie subparagrafen aangetroffen resultaten zijn subjectief: het zijn de ouders die aangeven of zij ergens structureel, incidenteel of helemaal niet over geïnformeerd worden. Een nadere bestudering van de antwoorden van de ouders laat zien dat verschillen bestaan naar achtergrond van ouders in de mate waarin zij aangeven dat zij ergens over worden geïnformeerd.

Niet-westerse allochtone ouders in het primair onderwijs zeggen vaker dat er geen informatie wordt verstrekt over pesten, projecten/thema's en veiligheid. Autochtone ouders zeggen juist vaker dat ze elk jaar worden geïnformeerd over schoolregels. Hoger opgeleiden zeggen daarentegen vaker dat ze niet worden geïnformeerd over landelijke wet- en regelgeving, maar zeggen ook vaker dat ze structureel worden geïnformeerd over de onderwijskundige visie.
52 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





Ook in het voortgezet onderwijs komen dergelijke verschillen naar voren. Zo zeggen hoger opgeleide ouders minder vaak dat er structureel informatie wordt gegeven over sociale ontwikkeling en gedrag, pesten en gepest worden en leermethoden. Verder zeggen zij vaker dat ze niet worden geïnformeerd over lestijden en minder vaak dat ze worden geïnformeerd als er een aanleiding is, vaker niet incidenteel of helemaal niet worden geïnformeerd over buitenschoolse activiteiten en vaker dat ze niet worden geïnformeerd over landelijke ouderorganisaties.


3.3 Op welke wijze wordt geïnformeerd Om ouders te informeren kunnen scholen gebruik maken van verschillende middelen. In deze paragraaf passeert het gebruik van deze middelen de revue, waarbij onderscheid wordt gemaakt in mondelinge, schriftelijke en digitale vormen.


3.3.1 Mondelinge informatievoorziening Primair onderwijs
Het mondelinge middel dat door scholen het meest gebruikt wordt zijn de vorderings- gesprekken en 10- of 15-minutengesprekken. Ruim twee derde van de scholen maakt hier een keer per periode of trimester gebruik van. Nog eens een derde van de scholen organiseert deze gesprekken halfjaarlijks.

Een klein aandeel scholen maakt gebruik van mondelinge middelen die vaker dan een keer per periode worden toegepast. Eén vijfde (19%) van de scholen heeft maandelijks een vergadering die voor ouders toegankelijk is, en dertien procent van de scholen organiseert tweewekelijks een spreekuur. Echter, een derde tot de helft van alle scholen voor primair onderwijs maakt nooit gebruik van deze mogelijkheden.

Verder heeft een meerderheid van de scholen jaarlijks een open dag (61%) of informatieve ouderbijeenkomst (54%).

Tabel 3.15 Mondelinge middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers (percentage scholen, po, 435 r n s r jks jk e mirt dar er pe e/ lie tei t arli d lijks l er p ijks )e ke od r n e a nde jaf a ar n ri et e w kee eet n Nooi Mi ke1 ja aarlJ Hal E pe es Maa (T w W Tot Intakegesprek 5 41 32 0 6 8 3 4 100 Spreekuur 49 2 3 3 17 9 13 3 100 Informatieve 1 1 54 29 11 1 3 0 100 ouderbijeenkomst
Vorderingsgesprek / 10/15 1 0 2 27 68 2 0 0 100 minutengesprek
Huisbezoek bij 28 47 21 1 1 0 1 1 100 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 53





r n s r jks jk e dar er pe /trim lie tei t arli d lijks l er p ijks )e ke r n e a nde jaf a ar n odeir et e e w kee eet n Nooi Mi ke1 ja aarlJ Hal E p es Maa (T w W Tot ouders/verzorgers thuis
Open dag/informatiemarkt 25 6 61 4 4 0 0 0 100 Vergadering (toegankelijk 33 4 20 7 15 19 1 2 100 voor ouders/verzorgers)
Bron: scholenenquête.

Bijna alle ouders van kinderen in het primair onderwijs geven aan dat de school vorderings- of 10- of 15-minutengesprekken organiseert. Negen van de tien ouders (91%) van de ouders maakt hier ook gebruik van. Informatieve ouderbijeenkomsten worden volgens bijna alle ouders door de school georganiseerd en een meerderheid van de ouders (58%) heeft de bijeenkomst ook bezocht. Meer dan de helft van de ouders (54%) geeft aan dat het personeel van de school geen huisbezoeken aflegt.

Een leraar aan een basisschool geeft aan dat de geplande gesprekken tussen ouder en school zeer waardevol zijn:

Vooral tijdens geplande gesprekken komen verschillende zaken aan de orde . Het zijn unieke momenten tussen leraar en ouder. Het creëren van deze unieke momenten om terloopse zaken ter sprake te brengen zou de school meer kunnen doen. Hiervoor ontbreken soms de praktische mogelijkheden.

Tabel 3.16 Mondelinge middelen van de school en het gebruik daarvan door ouders in het schooljaar 2008-2009 (percentage ouders, po, N = 535) Ja, dit jaar Ja, dit jaar Nee, doet de Weet ik niet Totaal aan deel- niet aan school niet genomen deel- genomen Intakegesprek 26 40 20 13 100 Spreekuur 38 19 27 16 100 Informatieve ouderbijeenkomst 58 33 4 5 100 Rapportbespreking / 10- of 15- 91 5 1 3 100 minutengesprek
Huisbezoek bij u thuis 12 18 54 16 100 Ouderplatform, werkgroepen 14 32 24 30 100 of klankbordgroep
Open dag / informatiemarkt 29 35 20 16 100 Vergadering (toegankelijk voor 22 30 20 28 100 ouders/verzorgers)
Bron: ouderenquête.

Voortgezet onderwijs
Alle scholen in het voortgezet onderwijs organiseren vorderings- of 10- of 15-minuten- gesprekken (zie Tabel 3.17). De meeste scholen doen dit een keer per periode (79%), en enkele scholen halfjaarlijks (20%) of jaarlijks (1%). Ook organiseren vrijwel alle
54 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




informatieve ouderbijeenkomsten en open dagen die meestal jaarlijks en soms halfjaarlijks plaatsvinden. Negen van de tien scholen (90%) heeft intakegesprekken.

Tabel 3.17 Mondelinge middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers (percentage scholen vo, 241 re r e este ks j n 1 k s ks mir kj da li kelie er per /t tei ti er ar ijks arlij l ke ode nde aa nd a jr n ri a ee)w e e w eet n Noo Mi pe aarlJ Halfja E p Ma (t W Tot Intakegesprek 10 47 38 2 2 1 2 100 Spreekuur 39 5 4 6 33 1 4 7 100 Informatieve 0 2 47 37 13 0 0 0 100 ouderbijeenkomst
Vorderingsgesprek / 0 0 1 20 79 0 0 0 100
10/15-minutengesprek
Huisbezoek bij 22 52 20 0 1 0 0 3 100 ouders/verzorgers thuis
Open dag/informatiemarkt 1 2 90 4 2 0 0 0 100 Vergadering (toegankelijk 46 4 9 6 18 12 0 6 100 voor ouders/verzorgers)
Bron: scholenenquête.

In het voortgezet onderwijs zeggen bijna alle ouders dat de school rapportbesprekingen of
10- of 15-minutengesprekken organiseert. Viervijfde (80%) van de ouders heeft hieraan ook deelgenomen. Dat is iets minder dan in het primair onderwijs. Andere veel gebruikte mondelinge communicatiemiddelen waar de scholen gebruik van maken zijn volgens de ouders ouderbijeenkomsten en open dagen. Aan de informatiebijeenkomsten is door
70 procent van de ouders deelgenomen.

Tabel 3.18 Mondelinge middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers en de mate waarin ouders hiervan gebruik maken in het schooljaar 2008-2009 (percentage ouders, vo, N = 535) Ja, dit jaar Ja, dit jaar Nee, doet Weet ik Totaal aan deel- niet aan de school niet genomen deel- niet genomen Intakegesprek 37 36 17 10 100 Spreekuur 43 24 20 12 100 Informatieve ouderbijeenkomst 70 23 4 3 100 Rapportbespreking / 10- of 15- 80 16 3 1 100 minutengesprek
Huisbezoek bij u thuis 6 12 60 22 100 Ouderplatform, werkgroepen of 8 35 23 34 100 klankbordgroep
Open dag / informatiemarkt 35 55 5 5 100 Vergadering (toegankelijk voor 15 32 23 30 100 ouders/verzorgers)
Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 55





Bron: ouderenquête.


3.3.2 Schriftelijke informatievoorziening Primair onderwijs
Scholen informeren ouders ook schriftelijk. Veel gebruikte middelen hiervoor zijn de (jaarlijkse) schoolgids, nieuwsbrieven en andere losse brieven (zie Tabel 3.19). De nieuwsbrief is het instrument met de hoogste frequentie (wekelijks of tweewekelijks op
54% van de scholen, en maandelijks op de meeste andere scholen). De minst gebruikte middelen zijn de schoolkrant (bijna een derde van de scholen heeft geen schoolkrant) en advertenties (toch plaatst ruim een derde van de scholen jaarlijks of vaker een advertentie).

Tabel 3.19 Schriftelijke middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers (percentage scholen po, 433
ere ter s k r e es lijk n 1a s p ijks jk ke dr s li e/trim et i t ar eer d de we) n l rlijk aarlj k n lf n taa ooi ndei r ja rio e N M pe Jaa Ha E pe Maa weet( Weet To Schoolgids 0 1 97 1 0 0 0 0 100 Nieuwsbrief 1 0 0 0 5 40 54 0 100 Losse brieven 7 4 0 4 20 44 15 5 100 Schoolkrant 34 2 3 19 39 4 0 0 100 Brochure/folder/ 23 12 17 10 17 12 4 7 100 Poster/affiche
Jaarverslag 16 3 77 0 0 0 0 4 100 Persbericht 26 19 7 8 23 7 0 11 100 Advertentie in (regionale of landelijke) krant/ huis- 54 4 31 1 4 0 0 6 100 aan-huisblad
Bron: scholenenquête.

Volgens de ouders in het primair onderwijs hebben bijna alle scholen een schoolgids, nieuwsbrieven en andere brieven en de meeste ouders lezen deze ook (zie Tabel 3.20). Persberichten en advertenties worden volgens de meeste ouders (ongeveer helft) niet gebruikt of zij weten het niet (ongeveer een derde). Toch zegt drie kwart van de scholen weleens een persbericht op te stellen en meer dan een derde een advertentie te plaatsen. Blijkbaar zijn dit uitingen die door de ouders van de school niet altijd opgemerkt worden. Het is echter goed mogelijk dat hiermee door de school op een andere doegroep wordt gemikt.


56 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 3.20 Schriftelijke middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers en de mate waarin

ouders hiervan gebruik maken in het schooljaar 2008-2009 (percentage ouders po) Ja, wel Ja, maar Nee Weet ik niet Totaal gelezen niet gelezen Schoolgids 85 5 6 4 100 Nieuwsbrief 92 2 4 2 100 Losse brieven 88 2 6 4 100 Schoolkrant 58 4 27 10 100 Brochure/folder/poster/affiche 35 8 39 18 100 Jaarverslag 28 21 27 25 100 Persbericht 11 5 50 34 100 Advertentie 7 6 51 36 100 Bron: ouderenquête.

De waarde van schriftelijke informatievoorziening haalt het niet altijd bij het mondelinge contact, zoals een leraar van een basisschool aangeeft:

Mondeling contact levert veel meer op dan een nieuwsbrief. De nieuwsbrief die aan ieder oudste kind in het gezin wordt meegegeven, wordt niet altijd gelezen.

Een collega van een andere basisschool vult aan:

Informatie die ouders krijgen, zowel schriftelijk als digitaal is vooral ter kennisgeving. Er is een schriftelijke nieuwsbrief, die ook digitaal in te zien is. Hier wordt niet veel op gereageerd.

Voortgezet onderwijs
Ook in het voortgezet onderwijs zijn de (jaarlijkse) schoolgids en (nieuws)brieven de meest gebruikte communicatiemiddelen. De frequentie waarmee brieven worden uitgegeven is wel lager dan in het primair onderwijs.

Tabel 3.21 Schriftelijke middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers (percentage scholen vo,
233 r


1 este jks li n ar s ja ks mir kj ek da r li e er per /t tei ti er ijks arlij l ke ode nde aa nd n ri a ee)w e e w eet n Noo Mi eer pek aarlJ Halfja E p Ma (t W Tot Schoolgids 2 2 96 0 0 0 100 Nieuwsbrief 7 0 1 9 52 25 6 100 Losse brieven 1 3 4 14 44 28 3 4 100 Schoolkrant 30 1 4 18 39 3 1 4 100 Brochure/folder/ 17 11 53 10 5 0 5 100 Poster/affiche
Jaarverslag 45 4 47 4 100 Persbericht 31 13 5 7 23 9 3 9 100 Advertentie in (regionale
of landelijke) krant/huis- 23 7 42 15 9 1 3 100 aan-huis-blad
Bron: scholenenquête.
Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 57





Volgens ouders in het voortgezet onderwijs zijn ook de schoolgids en (nieuws)brieven de instrumenten waar scholen het meest gebruik van maken (zie Tabel 3.22). Losse brieven worden in het voortgezet onderwijs wel vaker genoemd dan periodieke nieuwsbrieven. In het primair onderwijs is dit andersom. Persberichten en advertenties zijn evenals in het primair onderwijs het minst bekend bij ouders.

Tabel 3.22 Schriftelijke middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers en de mate waarin ouders hiervan gebruik maken in het schooljaar 2008-2009 (percentage ouders po N = 535) Ja, wel Ja, maar niet Nee Weet ik niet Totaal gelezen gelezen Schoolgids 82 6 9 3 100 Nieuwsbrief 73 4 17 7 100 Losse brieven 85 2 8 4 100 Schoolkrant 42 7 36 15 100 Brochure/folder / 32 10 36 21 100 poster / affiche
Jaarverslag 16 18 35 31 100 Persbericht 14 6 44 36 100 Advertentie 8 9 45 39 100 Bron: ouderenquête.


3.3.3 Digitale informatievoorziening Primair onderwijs
Ten slotte kunnen scholen gebruik maken van digitale middelen zoals e-mail en internet. Bijna de helft van alle scholen in het primair onderwijs (46%) zegt maandelijks of vaker een e-mail aan meerdere ouders te sturen. Ruim een derde (36%) van de scholen doet dit echter nooit. Door veel scholen (83%) wordt maandelijks of vaker gebruik gemaakt van een eigen website. Een klein deel van de scholen (4%) zegt helemaal geen gebruik te maken van internet.

Tabel 3.23 Digitale middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers (percentage scholen po, N=
415 er ke rets
1 r e ijks n a s jks jk mirt s kele er pe e/ lie tei t r de ar arli d w) l d a lijk jaf ke odi n a ni j n ee a e eet n Nooi M per aarJ Hal E per Maa (tw W Tot E-mail aan meerdere of 36 5 0 4 4 19 27 4 100 alle ouders
Webpagina van de school 4 1 3 2 6 34 49 2 100 Dvd over de school 89 4 5 0 0 1 0 1 100 Reclame/commercials (op
lokale of landelijke 89 2 5 1 2 0 1 1 100 zender)
Bron: scholenenquête.

58 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





Twee vijfde (40%) van de ouders van leerlingen in het primair onderwijs geeft aan dat de school geen gebruik maakt van e-mail. Eveneens tweevijfde (38%) van de ouders geeft aan ervaring te hebben met het gebruik van e-mail door de school. Van de website van de school wordt door 68 procent van de ouders gebruik gemaakt. Een klein deel van de ouders (2 tot 4%) heeft ervaring met dvd of cd-rom's van de school of heeft wel eens een reclame van de school gezien.

Tabel 3.24 Digitale middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers en de mate waarin ouders hiervan gebruik maken in het schooljaar 2008-2009, (percentage ouders, PO, N = 535) Ja, wel Ja, maar Nee, doet de Weet ik niet Totaal ervaring mee geen school niet ervaring mee E-mail 38 12 40 9 100 Website 68 13 14 4 100 Dvd/cd-rom 4 3 68 25 100 Reclame/commercial 2 3 71 24 100 Bron: ouderenquête.

Voortgezet onderwijs
Ook in het voortgezet onderwijs is de website van de school het meest gebruikte digitale communicatiemiddel. Door 93 procent van de scholen wordt hiervan maandelijks of vaker gebruik gemaakt. Het versturen van e-mails aan ouders gebeurt minder, door ruim tweevijfde (44%) van de scholen gebeurt dit zelfs nooit. De meeste scholen maken geen gebruik van dvd's, cd-rom's of reclames, maar het aandeel scholen dat dit wel doet is groter dan in het primair onderwijs.

Tabel 3.25 Digitale middelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers (percentage scholen vo,
231 ree ret ks j n 1 k s jks jk da r kelie er per /trimes lie tei ti ar ijks arli d l ke ode n aa nde a jr n ri ee)w e e eet n Noo Mi pe aarlJ Halfja E p Maa (tw W Tot E-mail aan meerdere of 44 11 4 3 16 9 7 7 100 alle ouders
Webpagina van de 0 2 5 2 7 26 57 2 100 school
Dvd over de school 70 10 16 1 0 3 100 Reclame/commercials
(op lokale of landelijke 78 4 12 2 2 0 2 100 zender)
Bron: scholenenquête.

De website van de school wordt door 72 procent van de ouders gebruikt (zie Tabel 3.26). Met het gebruik van e-mail door de school heeft bijna de helft van de ouders (47%) ervaring. Hoewel scholen in het voortgezet onderwijs iets vaker gebruik maken van Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 59





dvd's, cd-rom's en reclames/commercials, is het aandeel ouders dat hiermee ervaring heeft ongeveer net zo laag als onder ouders in het primair onderwijs (3 à 4%).

Tabel 3.26 Digitale communicatiemiddelen die scholen gebruiken in de communicatie met ouders/verzorgers en de mate waarin ouders hiervan gebruik maken in het schooljaar 2008-2009 (percentage ouders, vo) Ja, wel Ja, maar Nee Weet ik niet Totaal ervaring mee geen ervaring mee E-mail 47 12 35 6 100 Website 72 15 11 3 100 Dvd/cd-rom 4 4 62 29 100 Reclame/commercial 3 3 66 28 100 Bron: ouderenquête.


3.4 Informeren of communiceren Voor een goed lopende ouderbetrokkenheid is goede communicatie tussen school en ouders een vereiste. In de voorgaande paragrafen is de manier waarop scholen ouders informeren aan bod gekomen. De vraag is echter of hier nu sprake is van informatie- voorziening of van een diepgaande communicatie. Van belang voor de ouderbetrokken- heid is of informatievoorziening bedoeld is ouders te informeren (eenzijdig) of dat het gaat om het voeren van een dialoog met de ouders (tweezijdig). Daarom is de scholen gevraagd naar het achterliggende doel van de communicatie.

Primair onderwijs
De resultaten staan voor primair onderwijs weergegeven in Tabel 3.27. Uit deze tabel blijkt dat het vestrekken van informatie over de leerling en over het beleid van de school bijna de meeste scholen regelmatig voorkomt (respectievelijk 97 en 93%). Dit geldt ook voor informatievoorziening met als doel het verzoeken van medewerking bij activiteiten en het doen van mededelingen van huishoudelijk aard.

Het inwinnen van informatie bij ouders over hun meningen of ideeën is en het verstrekken van informatie om ouders inspraak te geven is bij een kwart tot ruim een derde van de scholen regelmatig de doelstelling van de informatievoorziening, en bij
55 tot 60 procent soms. Bij 20 procent van de scholen is het geven van inspraak aan ouders nooit of zelden de doelstelling van de informatievoorziening. Dit geldt iets meer voor éénpitters van voor meerpitters.


60 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 3.27 Doel van de communicatie (percentage scholen), N = 459)

Nooit/ Soms Regel- Weet Totaal zelden matig niet Het verstrekken van feitelijke informatie over beleid van de school (bijv. schoolregels onder 0 6 93 0 100 de aandacht brengen, vakantierooster). Het doen van mededelingen van
huishoudelijke aard (bijv. ziekte van leraar, 1 20 79 0 100 overlast verbouwing).
Het inwinnen van informatie bij ouders/verzorgers over wensen, ideeën, 5 60 35 0 100 meningen of opvattingen (dialoog aangaan met ouders/verzorgers).
Het verstrekken van informatie om ouders/verzorgers inspraak te geven bij 20 55 25 0 100 schoolbeleid (bijv. betrekken bij beslissingen). Het verstrekken van informatie over de 0 3 97 0 100 ontwikkeling/vordering van leerlingen. Het verzoeken van ouders/verzorgers om 1 10 89 0 100 medewerking bij activiteiten.
Bron: scholenenquête.

Eénpitters en meerpitters verschillen van elkaar in het geven van informatie over inspraak. Meerpitters zeggen vaker dat zij hierover regelmatig informeren dan éénpitters.

Voortgezet onderwijs
Scholen in het voortgezet onderwijs geven aan dat de doelstelling van de informatie- voorziening regelmatig het verstrekken van informatie over het beleid van de school (92%) en over leervorderingen van leerlingen (91%) is. Het doen van mededelingen van huishoudelijke aard is ook bij de meerderheid (68%) van de scholen regelmatig de doelstelling van de informatievoorziening. Het inwinnen van informatie bij ouders over wensen en ideeën, het verstrekken van informatie met als doel het geven van inspraak en het doen van verzoeken om medewerking is bij de meeste scholen soms het achter- liggende doel. Bij ruim een kwart van de scholen voor voortgezet onderwijs is het doel van de informatievoorziening zelden of nooit het geven van inspraak en het doen van verzoeken om medewerking van ouders bij activiteiten.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 61





Tabel 3.28 Doel van de communicatie (percentage scholen vo N =248) Nooit/ Soms Regelmati Weet niet Totaal zelden g Het verstrekken van feitelijke informatie over beleid van de school (bijv. 1 7 92 0 100 schoolregels onder de aandacht brengen, vakantierooster).
Het doen van mededelingen van huishoudelijke aard (bijv. ziekte van 3 28 68 0 100 leraar, overlast verbouwing). Het inwinnen van informatie bij ouders/verzorgers over wensen, ideeën, 10 61 28 1 100 meningen of opvattingen (dialoog aangaan met ouders/verzorgers). Het verstrekken van informatie om ouders/verzorgers inspraak te geven bij 28 57 14 1 100 schoolbeleid (bijv. betrekken bij beslissingen).
Het verstrekken van informatie over de 4 6 91 0 100 ontwikkeling/vordering van leerlingen. Het verzoeken van ouders/verzorgers om 27 59 13 1 100 medewerking bij activiteiten. Bron: scholenenquête.

Eénpitters en meerpitters verschillen van elkaar als het gaat om het doen van verzoeken om medewerking bij activiteiten: meerpitters in het voortgezet onderwijs doen dit vaker dan éénpitters. Verder doen pro-scholen vaker dan gemiddeld in het voortgezet onderwijs mededelingen van huishoudelijke aard, en verstrekken zij iets vaker informatie over het schoolbeleid dan andere scholen. Dit laatste geldt ook voor scholen in een stedelijke omgeving ten opzichte van andere scholen.

Communicatiemiddelen?
Scholen hebben tevens voor de mondelinge, schriftelijke en digitale communicatie- middelen aangegeven of deze vooral bedoeld zijn om te informeren of ook om de mening van ouders te vragen (zie Tabel 3.29). Voor zowel scholen in het primair als het voortgezet onderwijs geldt dat scholen vooral de mondelinge communicatie middelen gebruiken om naar de mening van ouders te vragen.

Tabel 3.29 Doel van de communicatie naar mondelinge, schriftelijke en digitale communicatiemiddelen, (precentage scholen po en vo)
PO VO Mondeling Schriftelijk Digitaal Mondeling Schriftelijk Digitaal (N=471) (N=466) (N=466) (N=258) (N=258) (N=255) Uitsluitend bedoeld om 1 9 23 4 17 25 ouders te informeren
Voornamelijk bedoeld om 29 51 52 37 60 55 ouders te informeren
Bedoeld om te informeren én om de mening van 69 40 23 58 23 18 ouders te vragen
Weet niet 0 0 2 1 0 2 Bron: scholenenquête.

62 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs






3.5 Samenvatting
Over onderwerpen die dicht bij de leerling staan, zoals de leervorderingen en het gedrag, worden ouders door bijna alle scholen structureel geïnformeerd. Dit zeggen zowel de scholen als de ouders. Ook over zaken op het niveau van de klas of het leerjaar (activiteiten, curriculum) wordt door de meeste scholen structureel geïnformeerd. Ouders zelf ervaren dit ook zo. Meer algemene zaken waarover door de meeste scholen in zowel het primair als het voortgezet onderwijs structureel wordt geïnformeerd zijn de school- en gedragsregels, de klachtenregeling en de ouderbijdrage. De perceptie hierop van ouders is iets anders. Met de informatievoorziening over de schoolregels en de ouderbijdrage lijken zij het eens te zijn, maar de informatievoorziening over de klachtenregeling scoort beduidend lager onder ouders dan onder scholen. Etniciteit en opleidingsniveau spelen op enkele punten een rol in de mate waarin ouders aangeven ergens over geïnformeerd te worden. Of zij meer of minder geïnformeerd verschilt echter per onderwerp.

Scholen informeren weinig over zaken met betrekking tot het personeel, wet- en regelgeving en landelijke ouderorganisaties, waaronder het informatiepunt voor ouders `5010'. In het primair onderwijs doen iets meer scholen dit regelmatig tot vaak dan in het voorgezet onderwijs (respectievelijk 16 en 9%). Drie kwart ouders zeggen dat de meeste scholen hierover niet informeren, of ze zeggen het niet te weten.

In het contact met de ouders maken scholen meer gebruik van mondelinge en schriftelijke kanalen dan van digitale kanalen. Het mondelinge contact tussen ouders en scholen vindt vooral plaats vindt via vorderingsgesprekken of 10- of 15-minutengesprekken. In het voortgezet onderwijs wordt hier door iets minder ouders aan deelgenomen dan in het primair onderwijs, maar nog altijd door een grote meerderheid (80 tegenover 90%). Daarnaast informeren scholen ouders schriftelijk, vooral via de schoolgids, nieuwsbrieven en losse brieven. Vooral nieuwsbrieven in primair onderwijs vallen op door hun hoge frequentie en de mate waarin ze door ouders worden gelezen. Van de digitale communicatiemiddelen maken scholen vooral gebruik van hun website. Andere middelen, zoals e-mail, worden veel minder gebruikt.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 63









4 Feitelijke betrokkenheid


4.1 Inleiding
In hoofdstuk 1 is een schematisch overzicht gepresenteerd, waarin verschillende vormen van ouderbetrokkenheid werden onderscheiden (zie pagina 25). Om te beginnen is een tweedeling gemaakt tussen a) ouderbetrokkenheid op school en b) ouderbetrokkenheid thuis. Ouderbetrokkenheid op school is vervolgens weer onderscheiden in 1) formele ouderbetrokkenheid (inspraak), 2) informele ouderbetrokkenheid, onderwijs- ondersteunend en 3) informele ouderbetrokkenheid, hand- en spandiensten. Bij de bespreking van onze bevindingen gebruiken we deze indeling als kapstok. In paragraaf
4.2 bespreken we de verschillende vormen van ouderbetrokkenheid op school, in paragraaf 4.3 de ouderbetrokkenheid thuis.


4.2 Ouderbetrokkenheid op school

4.2.1 Inspraak en invloed van ouders
Inspraak en invloed via organen op school Als we het over inspraak hebben, denken we in de eerste plaats aan de formele ouder- participatie: de medezeggenschap van ouders binnen de MR en de gemeenschappelijk MR (GMR) van het bestuur. Maar er zijn ook andere organen die inspraak hebben of invloed uitoefenen op het schoolbeleid.

Tabel 4.1 Welke organen zijn er waarmee ouders/verzorgers structureel bij de school worden betrokken? (meer dan één antwoord mogelijk; percentage scholen) PO (N = 502) VO (N = 268) Medezeggenschapsraad (MR/GMR) 96 91 Ouderraad 84 74 Ouderplatform of klankbordgroep 32 45 Schoolbestuur 38 25 Andere organen 13 8 Bron: scholenenquête.

Vrijwel alle scholen hebben een MR. Dit is geen verrassing, want medezeggenschap is wettelijk verplicht. Er zijn echter uitzonderingen. Onder de (inmiddels geëxpireerde) Wet op de Medezeggenschap in het Onderwijs (WMO) konden scholen op grond van hun godsdienstige of levensbeschouwelijke richting ontheffing vragen. Dit verklaart dat niet alle geënquêteerde scholen een MR hebben. Onder de huidige Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS) is deze mogelijkheid tot ontheffing komen te vervallen. Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 65





De overgrote meerderheid van de scholen heeft tevens een ouderraad. De ouderraad heeft formeel gesproken geen medezeggenschap, maar kan wel invloed hebben, met name op praktische zaken. In het primair onderwijs komt de ouderraad nog iets vaker voor (84% van de scholen) dan in het voortgezet onderwijs (74 procent van de scholen). Het voortgezet onderwijs maakt daarentegen wat vaker gebruik van nieuwere methoden om inspraak te geven, zoals een ouderplatform of klankbordgroep.

Lidmaatschap van het schoolbestuur is ook een formele vorm van ouderbetrokkenheid. Dit komt voor op een minderheid van de scholen: 38 procent van de po-scholen en
25 procent van de vo-vestigingen. We zien dat deelname van ouders aan het school- bestuur vooral bij `éénpitters' voorkomt; twee maal zo vaak als bij `meerpitters'. Dit geldt voor primair en voortgezet onderwijs. Scholen die onder een groter bestuur vallen hebben vaker een ouderraad. Ook uit ander recent onderzoek wisten we al dat het aantal school- besturen met ouders de laatste tijd behoorlijk is afgenomen, als gevolg van de recente schaalvergroting en professionalisering (zie SCP-publicatie De school bestuurd; Turkenburg, 2008).

Door de respondenten werden nog verscheidene andere organen genoemd, zowel formeel (raad van toezicht) als informeel: werkgroepen, activiteitencommissie, oudervereniging, klassenouders.

Aan de ouders is gevraagd of zij zelf lid zijn of zijn geweest van één of meer van deze organen. Dit geldt voor een kleine minderheid (zie Tabel 4.2 en Tabel 4.3).

Tabel 4.2 Percentage ouders die lid zijn van organen op school (PO; N = 535) Nu lid Lid Nee, nooit Totaal geweest geweest Medezeggenschapsraad (MR) 2 4 94 100 Ouderraad 9 9 82 100 Ouderplatform of klankbordgroep 2 4 95 100 Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1 3 96 100 (GMR)
Schoolbestuur 1 2 97 100 Bron: ouderenquête.

Tabel 4.3 Percentage ouders die lid zijn van organen op school (VO; N = 536) Nu lid Lid Nee, nooit Totaal geweest geweest Medezeggenschapsraad (MR) 2 4 94 100 Ouderraad 3 10 87 100 Ouderplatform of klankbordgroep 2 3 95 100 Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1 3 96 100 (GMR)
Schoolbestuur 0 4 96 100 Bron: ouderenquête.


66 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Lidmaatschap van de ouderraad komt het meest voor. Van de ouders met kinderen in het primair onderwijs is 18 procent lid (geweest) van de ouderraad; in het voortgezet onderwijs is dat 13 procent. In beide sectoren is 6 procent lid (geweest) van de MR,
4 procent van de GMR.

Allochtone ouders zijn in het primair onderwijs minder vaak lid (geweest) van de ouderraad en van de (G)MR. Ook opleidingsniveau maakt verschil voor de formele ouderparticipatie. Hoogopgeleide ouders zijn ruim twee maal zo vaak lid (geweest van de MR als laagopgeleide ouders (zie tabel B.1a).

In het voortgezet onderwijs zijn de westerse allochtonen actiever in de MR dan autochtonen en niet-westerse allochtonen. Ouders met een hoog opleidingsniveau zitten vaker in de MR en GMR dan ouders met een lage opleiding (zie tabel B.1b).

Toerusten van ouders in de MR
Voor de formele medezeggenschap via de MR geldt, dat de school de leden van de oudergeleding moet informeren over hun rechten en plichten, over het algemene schoolbeleid en over belangrijke ontwikkelingen op school. In voorkomende gevallen moet aan de ouders tijdig om instemming of advies worden gevraagd.

Als het gaat om toerusting van de ouders, kan de school natuurlijk meer doen dan wat wettelijk verplicht is. Aan zowel scholen als ouders is gevraagd wat de praktijk is.

Tabel 4.4 Welke acties onderneemt de school om de oudergeleding MR/GMR toe te rusten op haar rol, volgens de scholen? (meer dan één antwoord mogelijk; percentage scholen) PO (N = 479) VO (N = 259) De oudergeleding wordt door de school / schoolbestuur ingelicht 90 80 over zaken als bestuur, financiën, relevante wetgeving, etc. De oudergeleding wordt attent gemaakt op mogelijke cursussen die zij zouden kunnen volgen over zaken als bestuur, financiën, 82 64 relevante wetgeving, etc.
Ouders kunnen gebruik maken van de van het budget van de MR om bijvoorbeeld cursussen te volgen over zaken als bestuur, 88 67 financiën, relevant wetgeving, etc. Anders 2 3 Er worden geen specifieke acties ondernomen 1 4 Bron: scholenenquête.

De overgrote meerderheid van de scholen zegt de ouders te informeren over bestuur, financiën, wetgeving, etc. Dit zou in feite elke school moeten doen. Verder maken de meeste scholen ouders attent op cursussen en stellen daar budget voor beschikbaar. In het primair onderwijs zijn meer scholen in dit opzicht actief dan in het secundair onderwijs. De `éénpitters' in het primair onderwijs doen meer dan de `meerpitters' om de ouders toe te rusten voor hun taak binnen de MR.

Dezelfde vraag is gesteld aan de ouders die in de MR zitten of hebben gezeten. Dit levert een heel ander beeld op.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 67





Tabel 4.5 Welke acties onderneemt de school om de oudergeleding MR/GMR toe te rusten op haar rol, volgens de ouders in de MR? (meer dan één antwoord mogelijk; percentage ouders) PO (N = 36) VO (N = 32) De oudergeleding wordt door de school ingelicht over 16 36 bestuur, financiën, wetgeving, etc. De oudergeleding wordt attent gemaakt op cursussen e.d. 10 28 Ouders kunnen gebruik maken van het budget van de MR 23 22 ten behoeve van scholing Anders 0 3 Er worden geen specifieke acties ondernomen 51 45 Bron: ouderenquête.

Van de ouders die zelf in de MR zitten of hebben gezeten, meent ongeveer de helft dat de school niets onderneemt om de leden van de MR toe te rusten voor hun taak (51% primair onderwijs en 45% in het voortgezet onderwijs). Als we kijken naar de afzonderlijke acties (inlichten over bestuur, financiën wetgeving, attent maken op cursussen) is de discre- pantie met de informatie van de scholen zeer groot (zie tabel 4.4). Per actie meent slechts een minderheid van de MR-ouders dat de school iets onderneemt. De conclusie moet zijn dat informatie van de school slechts bij een beperkt deel van de ouders goed overkomt. De evaluatie van de WMS die door het ITS wordt uitgevoerd, geeft een positiever beeld te zien. De leden van de MR zijn over het algemeen tevreden over de faciliteiten die voor de MR en GMR beschikbaar zijn. Het gaat dan onder meer om de beschikbare tijd en middelen voor scholing. Ook over de communicatie zijn de meeste MR-leden tevreden (Smit et al. 2009; pp. 44-47 en 52-54). Een mogelijke verklaring voor het verschil tussen beide onderzoeken is dat het ITS-onderzoek uitsluitend is gehouden onder MR-leden en dit onderzoek onder ouders in het algemeen. Dat leidt mogelijk toch tot een andere selectie, ook al is de bovenstaande vraag alleen door MR-leden beantwoord. Verder is de onderzoeksgroep van het ITS-onderzoek aanzienlijk groter (circa 2500 ouders) dan de tientallen ouders die in dit onderzoek de vragen over medezeggenschap hebben beantwoord.

Oordeel over invloed
Hoe oordelen ouders over hun eigen invloed? Deze vraag is gesteld aan alle ouders die lid zijn of waren van de genoemde (inspraak)organen.

Tabel 4.6 Invloed door lidmaatschap van inspraakorganen op school (percentage ouders; po) Zeer veel Tamelijk Enigszins Niet of Totaal veel nauwelijks Ouderraad (N = 95) 7 21 50 22 100 Ouderplatform of klankbordgroep (N = 30) 0 24 48 29 100 Medezeggenschapsraad (MR) (N = 36) 9 23 41 28 100 Gemeenschappelijke MR (GMR) (N = 19) 13 12 37 38 100 Bron: ouderenquête.


68 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 4.7 Invloed door lidmaatschap van inspraakorganen op school (percentage ouders; VO)

Zeer veel Tamelijk Enigszins Niet of Totaal veel nauwelijks Ouderraad (N = 72) 5 23 54 18 100 Ouderplatform of klankbordgroep (N = 27) 7 23 58 12 100 Medezeggenschapsraad (MR) (N = 32) 9 24 52 15 100 Gemeenschappelijke MR (GMR) (N = 21) 14 6 57 23 100 Bron: ouderenquête.

Ouders vinden dat ze invloed hebben, maar die invloed is niet heel groot. Ongeveer de helft vindt dat ouders `enige' invloed hebben, ongeveer een kwart dat ze `tamelijk veel' invloed hebben. Van welk (inspraak)orgaan ze lid zijn, maakt daarbij niet veel uit. Alleen de leden van de GMR zijn iets positiever; meer dan tien procent van deze ouders vindt dat ze `zeer veel' invloed hebben; dit geldt voor zowel primair als voortgezet onderwijs.

Van de ouders van kinderen in het primair onderwijs die lid zijn van de MR, GMR of van het schoolbestuur vindt tweede derde (68%) zichzelf deskundig genoeg; 32 procent vindt zichzelf niet deskundig genoeg. In het voortgezet onderwijs gelden vrijwel dezelfde percentages (respectievelijk 69 en 31%).

Feitelijke participatie
Aan de andere kant is het interessant om te bekijken hoe scholen oordelen over de participatie van ouders. Lukt het goed om ouders bereid te vinden deel te nemen aan de organen die daarvoor in het leven zijn geroepen?

Tabel 4.8 Hoe makkelijk of moeilijk is het om ouders te betrekken bij de onderstaande organen? (percentages) (po N =
411 - 477)
Zeer Makkelijk Neutraal Moeilijk Zeer Weet niet Totaal makkelijk moeilijk Ouderraad 3 41 26 24 3 5 100 Ouderplatform of 0 22 29 24 7 17 100 klankbordgroep
Medezeggenschapsraad 0 15 32 45 8 0 100 (MR/GMR)
Schoolbestuur 0 7 12 23 19 38 100 Bron: scholenenquête.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 69





Tabel 4.9 Hoe makkelijk of moeilijk is het om ouders te betrekken bij de onderstaande organen? (percentages) (vo N =
213-251)
Zeer Makkelijk Neutraal Moeilijk Zeer Weet niet Totaal makkelijk moeilijk Ouderraad 2 30 26 26 6 11 100 Ouderplatform of 2 29 24 23 11 11 100 klankbordgroep
Medezeggenschapsraad 0 23 30 31 11 4 100 (MR/GMR)
Schoolbestuur 0 6 19 11 11 53 100 Bron: scholenenquête.

Scholen vinden het niet makkelijk ouders actief te betrekken. Vooral voor de formele inspraak via de MR is er volgens veel scholen onvoldoende animo. Ruim de helft van de scholen voor primair onderwijs (53 procent) vindt het moeilijk of zeer moeilijk om ouders te betrekken; in het voortgezet onderwijs is dit 42 procent. Ook informele inspraak en invloed verloopt niet vanzelf. Het verkrijgen van betrokkenheid via de ouderraad gaat nog het makkelijkst.

Er zijn binnen de sectoren grote verschillen tussen de schooltypen. Speciale basisscholen hebben meer moeite ouders te betrekken dan reguliere basisscholen. In het voortgezet onderwijs zien we iets vergelijkbaars. Ouderbetrokkenheid op scholen voor praktijk- onderwijs verloopt moeizamer dan in het reguliere vmbo- en avo-onderwijs. Ook de omvang van het bestuur maakt verschil. De éénpitters lukt het beter om ouders te betrekken bij het bestuur; in het basisonderwijs ook bij de MR en GMR.

Oudertevredenheidsonderzoek We hebben gezien dat lang niet alle ouders lid zijn van een orgaan dat inspraak heeft of invloed uitoefent. Dat wil niet zeggen dat ze geen inspraak hebben of geen invloed kunnen uitoefenen. Eén manier om dit te doen is het oudertevredenheidsonderzoek. Van de ouders met kinderen in het primair onderwijs heeft 37 procent weleens meegewerkt aan een oudertevredenheidsonderzoek op school. In het voortgezet onderwijs is dit iets minder: 21 procent van de ouders heeft aan een dergelijk onderzoek meegewerkt. Bij allochtone ouders met een niet-westerse achtergrond is de medewerking aan oudertevredenheidsonderzoeken lager dan bij autochtone ouders (zie tabel B.2).

Tabel 4.10 Terugkoppeling naar aanleiding van oudertevredenheidsonderzoek, volgens de ouders (percentages) PO (N = 194) VO (N = 137) Teruggekoppeld naar ouders én schoolbeleid aangepast 57 40 Teruggekoppeld, maar schoolbeleid niet aangepast 24 15
Niet teruggekoppeld 5 12 Weet niet 15 33 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.


70 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Meestal horen de ouders iets terug over de resultaten van het onderzoek. Bovendien leidt dergelijk onderzoek volgens de ouders vaak tot een aanpassing van het schoolbeleid. Volgens de ouders van kinderen in het primair onderwijs iets vaker dan ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs (respectievelijk 57 en 40 procent).

Klachtenbehandeling
Met een oudertevredenheidsonderzoek wordt de algemene mening van ouders gepeild. Ouders kunnen ook specifieke klachten hebben over de school en daarvoor aandacht vragen bij de schoolleiding of de MR.

Tabel 4.11 Percentage ouders dat klachten heeft doorgegeven aan schoolleiding of MR (meer dan één antwoord mogelijk; percentages)
PO (N = 535) VO (N = 536) Geen klachten 63 69 Wel klachten 37 31 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Tabel 4.12 Onderwerpen waarover klacht worden ingediend (percentage van het totale aantal klachten) PO (N = 199) VO (N = 168) Organisatie van zaken op school 41 26 Bepaalde leraren/leraren 28 36 Het onderwijs op school 14 22 Andere zaken 17 16 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Ongeveer een op de drie ouders heeft weleens een klacht geuit (37 procent in het primair onderwijs; 31 procent in het voortgezet onderwijs). In het primair onderwijs gaat het meestal om de organisatie van zaken op school (41 procent van de klachten). In het voortgezet onderwijs komt dat minder voor, maar wel zijn er daar meer klachten over leraren (36%). Klachten over (de kwaliteit van) het onderwijs komen verhoudingsgewijs minder voor.

Hoger opgeleide ouders hebben iets vaker klachten dan lager opgeleide ouders, met name over de organisatie van zaken op school. Niet-westerse allochtone ouders hebben minder klachten dan autochtone ouders (zie tabel B.3).

Tabel 4.13 Oordeel van ouders over de behandeling van klachten (percentages) PO (N = 199) VO (N = 168) Naar tevredenheid afgehandeld 53 48 Wel iets mee gedaan, maar niet naar tevredenheid 26 27 Niets mee gedaan 17 18 Weet niet 4 7 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 71





De helft vindt dat de klachten naar tevredenheid zijn afgehandeld. Nog eens een kwart vindt dat er wel iets is gedaan, maar niet voldoende. Eén op de zes ouders vindt dat de school niets met hun klacht heeft gedaan.

Mening van scholen en ouders over inspraak Ten slotte zijn enkele stellingen voorgelegd over inspraak en invloed van ouders, in het bijzonder bij de invulling van de onderwijstijd en het onderwijsprogramma.

Tabel 4.14 Stellingen over inspraak ouders (pct. scholen, dat het eens/oneens is met de stelling) (po; N = 478) Mee Neutraal Oneens Weet Totaal eens niet Op deze school worden bijdragen en suggesties van ouders/verzorgers over het 72 26 2 0 100 schoolbeleid door het team zeer gewaardeerd Op deze school worden bijdragen en suggesties van ouders/verzorgers over de 69 27 4 0 100 kwaliteit van het onderwijs door het team zeer gewaardeerd
Leerkrachten passen hun handelen aan naar aanleiding van de inbreng van 30 59 10 1 100 ouders/verzorgers
Inspraak van ouders/verzorgers wordt door de 52 30 18 0 100 leraren soms als lastig ervaren Invloed van ouders/verzorgers op het 20 45 33 3 100 vormgeven van het curriculum is wenselijk Ouders zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de kwalitatieve 26 34 39 1 100 invulling van het onderwijsprogramma Bron: scholenenquête.

Tabel 4.15 Stellingen over inspraak ouders (pct. scholen dat het eens/oneens is met de stelling) (vo; N = 259) Mee Neutraal Oneens Weet Totaal eens niet Op deze school worden bijdragen en suggesties van ouders/verzorgers over het 59 37 3 2 100 schoolbeleid door het team zeer gewaardeerd Op deze school worden bijdragen en suggesties van ouders/verzorgers over de 53 39 7 2 100 kwaliteit van het onderwijs door het team zeer gewaardeerd
Docenten passen hun handelen aan naar aanleiding van de inbreng van 24 55 18 4 100 ouders/verzorgers
Inspraak van ouders/verzorgers wordt door de 48 31 18 3 100 leraren soms als lastig ervaren Invloed van ouders/verzorgers op het 11 37 48 4 100 vormgeven van het curriculum is wenselijk Ouders zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de kwalitatieve 22 30 45 3 100 invulling van het onderwijsprogramma Bron: scholenenquête.


72 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Bijdragen en suggesties van ouders worden over het algemeen door de scholen gewaardeerd, als het gaat om schoolbeleid en kwaliteit van het onderwijs. In het primair onderwijs geldt dit nog iets sterker dan in het voortgezet onderwijs. Op de meeste scholen vindt men echter niet dat ouders medeverantwoordelijk moeten zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Dat blijft een zaak van de school. Invloed op het primaire proces, het curriculum en de invulling van het onderwijsprogramma, vinden de scholen nog minder wenselijk. Slechts een minderheid is hier voorstander van. Ook wat dit betreft heeft men in het voortgezet onderwijs minder behoefte aan de inbreng van ouders dan in het basisonderwijs.

Meedenken en meebeslissen door ouders
Geïnterviewde leraren beamen het bovenstaande. Meeleven met de school en de leerling wordt overal op prijs gesteld. Ook over het meehelpen zijn de meeste leraren positief, hoewel een enkeling wat huiverig is voor het betrekken van ouders bij onderwijs- ondersteuning. Bij meedenken en meebeslissen bestaan er meer twijfels, hoewel niet alle reacties negatief zijn. De achtergrond van de ouders speelt volgens de leraren ook mee. Onderstaande reacties hebben betrekking op het meedenken (tussen haakjes staat of het om po of vo gaat en om welke denominatie).


· Het meedenken gebeurt in de OR. Het is wel een elite van ouders die hierin actief is (po).
· Gebeurt weinig, maar dit zal wel meer gaan gebeuren (po).
· Op het uitvoerende vlak (wat activiteiten betreft) wel, maar inhoudelijk niet. Inhoudelijk hebben de vakleraren zelf genoeg expertise (vo).

· Ouders mogen wel meedenken, maar er zitten wel professionals in de school, de beslissing moet bij de school blijven. Ouders hebben vooral thuis hun taak voor de kinderen. Via de MR kunnen ouders wel een stem hebben, maar die is schoolbreed en dus niet specifiek op de locatie gericht (vo).
· vooral via oudercontactgroep. Het onderwijs is zeer individueel gericht en daarom is het belangrijk dat ouders meedenken hoe het onderwijs het beste kan worden vormgegeven.
· Gebeurt, maar te weinig. Dit komt deels door de school zelf, en deels door het lage opleidingsniveau van de ouders (aoc).

Over het meebeslissen zeggen de leraren het volgende.


· Dit is meer iets voor de school zelf, de overige stappen gebeuren wel (po).
· Dit is niet nodig, de leraren zelf zijn de experts (po).
· Dit is van de school. Ouders mogen meedenken, maar de school zelf bepaalt wel de richting (po).
· Het is op dit moment heel moeilijk voor de ouders om mee te beslissen. Vooral in het kader van passend onderwijs. De school weet zelf nog te weinig en moet dit eerst zelf onder de knie krijgen voor ze ouders er meer in kunnen betrekken. Mochten er ouders komen die ervaring hebben binnen het onderwijs (bijvoorbeeld op het gebied van samenwerkingsverbanden creëren), dan kan dat anders, nu worden ouders alleen nog geïnformeerd (sbo).
· Via MR in kleine mate, verder niet. Is ook niet nodig (vo).
· Er zitten wel professionals in de school, de beslissing moet bij de school blijven. Ouders hebben vooral thuis hun taak voor de kinderen. (vo).
· Ouders mogen meebeslissen wanneer het gaat om hun eigen kind. Schoolbeleid zoals personeelszaken wel meedenken, maar niet beslissen.(vo).
· Wel wat bv schoolkosten betreft, beleid is meer zaak van de school zelf (aoc).

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 73





Ouders hebben volgens de scholen niet veel invloed op het handelen van het onderwijsgevend personeel. Op een minderheid van de scholen passen leraren hun handelen aan naar aanleiding van de inbreng van ouders; op ongeveer de helft van de scholen vinden leraren inspraak soms lastig.

Binnen het voortgezet onderwijs is er wat dit betreft een verschil tussen het praktijk- onderwijs en het reguliere vmbo- en avo-onderwijs. De pro-scholen vinden inspraak en invloed van ouders wenselijker en tonen ook meer waardering voor hun bijdragen en suggesties.

Om preciezer te kunnen vaststellen waar invloed wel is gewenst en waar niet, hebben we aan de scholen enkele onderwerpen voorgelegd, met de vraag hoeveel invloed zouden moeten hebben. In de onderstaande tabellen staan de onderwerpen waarop veel invloed is gewenst bovenaan.

Tabel 4.16 Mate van invloed van ouders gewenst door de school (percentages) (po; N = 478) Geen Enige Veel Weet niet Totaal invloed invloed invloed Aanpak pesten, onaangepast gedrag 3 46 51 0 100 Buitenschoolse activiteiten 5 68 27 0 100 Algemeen beleid school 16 75 8 1 100 Voorzieningen van de school 26 63 10 1 100 Onderwijstijden/schooltijden 28 58 14 0 100 Curriculum 44 51 0 5 100 Financiën 56 43 0 1 100 Personeelsbeleid 72 28 0 0 100 Bron: scholenenquête.

Tabel 4.17 Mate van invloed van ouders gewenst door de school (percentages) (vo; N = 258) Geen Enige Veel Weet niet Totaal invloed invloed invloed Aanpak pesten, onaangepast gedrag 1 46 52 1 100 Algemeen beleid school 4 82 12 1 100 Buitenschoolse activiteiten 16 72 10 3 100 Voorzieningen van de school 16 72 10 2 100 Onderwijstijden/schooltijden 38 58 4 1 100 Financiën 55 42 1 3 100 Curriculum 56 39 2 3 100 Personeelsbeleid 79 19 0 2 100 Bron: scholenenquête.

Bovenaan de lijst staat de aanpak van pesten en onaangepast gedrag. Daarvan vinden de scholen, in primair en voortgezet onderwijs, dat ouders veel invloed zouden moeten hebben. Invloed op het algemene schoolbeleid staat in het voortgezet onderwijs iets hoger in de rangorde dan in het basisonderwijs. Verder is de invloed van ouders vooral gewenst bij randvoorwaardelijke zaken (onderwijstijden, voorzieningen). Financiën, curriculum en
74 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




personeelsbeleid zijn volgens de scholen geen zaken waarop ouders veel invloed zouden moeten hebben.

Ook aan de ouders zijn enkele stellingen voorgelegd over de inspraak en invloed die ze hebben en zouden moeten hebben.

Tabel 4.18 Stellingen over inspraak ouders (pct. ouders dat het eens/oneens is met de stelling) (po; N = 535) Mee Neutraal Oneens Weet Totaal eens niet Ik ben tevreden over de manier waarop de school ouders betrekt bij de invulling van de onderwijstijd en 10 44 37 9 100 het onderwijsprogramma
Ouders moeten inspraak hebben bij de invulling van 8 23 48 21 100 onderwijstijd en onderwijsprogramma De school betrekt mij als ouder bij de invulling van 10 12 42 36 100 onderwijstijd en onderwijsprogramma Ik voel me medeverantwoordelijk voor de invulling van 27 50 12 11 100 onderwijstijd en onderwijsprogramma Bron: ouderenquête.

Tabel 4.19 Stellingen over ouderbetrokkenheid (pct. ouders dat het eens/oneens is met de stelling) (vo; N = 536) Mee Neutraal Oneens Weet Totaal eens niet Ik ben tevreden over de manier waarop de school ouders betrekt bij de invulling van de onderwijstijd en 15 50 23 12 100 het onderwijsprogramma
Ouders moeten inspraak hebben bij de invulling van 17 47 28 7 100 onderwijstijd en onderwijsprogramma De school betrekt mij als ouder bij de invulling van 6 34 50 10 100 onderwijstijd en onderwijsprogramma Ik voel me medeverantwoordelijk voor de invulling van 8 40 43 9 100 onderwijstijd en onderwijsprogramma Bron: ouderenquête.

Ouders vinden niet dat ze veel invloed hebben op onderwijstijd en onderwijsprogramma, maar hebben hier ook niet veel behoefte aan. Slechts een minderheid van de ouders voelt zich hiervoor verantwoordelijk (27% PO; 8% VO) en een klein deel vindt dat men hierbij inspraak zou moeten hebben (8% PO; 17% VO). Wat dit betreft komt de mening van ouders aardig overeen met de mening van de scholen. Het beeld is in grote lijnen hetzelfde voor primair en voortgezet onderwijs, hoewel de laatste groep ouders iets meer belang hecht aan invloed op onderwijstijd en onderwijsprogramma.

Ouders met een hoog opleidingsniveau zijn over het algemeen meer voorstander van betrokkenheid bij de invulling van onderwijstijd en onderwijsprogramma; dat geldt zowel in het primair als het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs is de tevredenheid over de ouderbetrokkenheid groter onder hoogopgeleide ouders dan onder laagopgeleide ouders (zie tabel B.4a en B.4b). Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 75





Deze ouders vinden dan ook dat de school meer zou moeten doen om ouders te betrekken bij het onderwijs. Dit geldt met name binnen het voortgezet onderwijs: 28 procent van de hoog opgeleide ouders (hbo, universiteit) is niet tevreden over de manier waarop de school ouders betrekt bij de invulling van onderwijstijd en onderwijsprogramma. Bij de lager opgeleide ouders (max. vmbo) is dit 17 procent.


4.2.2 Informele ondersteuning door ouders: onderwijsondersteunend en hand- en spandiensten Niet minder belangrijk dan de formele betrokkenheid bij de school is de informele ondersteuning die ouders bieden. Hieronder rekenen we zowel activiteiten die het onderwijs zelf ondersteunen als hand- en spandiensten. In de onderstaande tabel geven we een overzicht van de taken waarvoor scholen de medewerking van ouders vragen.

Tabel 4.20 Waarvoor worden ouders gevraagd, ondersteunende activiteiten (meer dan één antwoord mogelijk; percentage scholen)
PO (N = 481) VO (N = 264) Onderwijsondersteunende activiteiten Bijdragen aan projecten/thema's 72 36 Onderhouden van contacten met andere ouders 49 55 Bijdragen aan onderwijs in de klas 62 1 Bijdragen aan schoolgids/nieuwsbrief/schoolkrant 46 18 Werven sponsorgelden / fondsen 31 8 Ondersteunen bij computergebruik (ICT) 29 1 Hand- en spandiensten
Vervoer/begeleiding van leerlingen buitensch. act. 93 36 Organiseren buitenschoolse activiteiten 93 34 Ondersteunen bibliotheek/mediatheek/doc.centrum 46 34 Schoonmaken, reparaties, klusjes 62 1 Helpen bij overblijven tussen de middag 62 n.v.t. Anders 8 19 Bron: scholenenquête.

Er zijn forse verschillen tussen de ondersteuning die gevraagd wordt in het primair en in het voortgezet onderwijs. Scholen voor primair onderwijs doen over de hele linie veel vaker een beroep op ouders dan scholen voor voortgezet onderwijs. De meerderheid van de po-scholen vraagt bijdragen aan projecten/thema's (72%) en aan het onderwijs in de klas (62%). Dat laatste is in het voortgezet onderwijs een zeldzaamheid (1%). Alleen het onderhouden van contacten met ouders komt zowel in primair onderwijs als voortgezet onderwijs veel voor (respectievelijk 49 en 55%). Ook hand- en spandiensten worden in het primair onderwijs veel vaker gevraagd dan in het voortgezet onderwijs. Bijna alle po-scholen vragen de hulp van ouders bij buitenschoolse activiteiten; onder de vo-scholen is dat een minderheid.

In hoofdstuk 2 is gesproken over de rol die scholen voor ouders zien. Een van de geïnterviewde leraren werd daarbij geciteerd, die aangaf dat ouders wel hand- en spandiensten verlenen, maar bewust niet worden ingezet bij onderwijsondersteunende
76 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




activiteiten. Niet alle leraren zijn het daarmee eens, zoals blijkt uit de onderstaande citaten.


· Dit gebeurt steeds meer. Ouders surveilleren ook al, samen met een vakleraar, zodat de lessen zoveel mogelijk door kunnen gaan en ook met excursies zal dit in de toekomst steeds meer het geval zijn. Wel is dan de vraag wat de invloed van een ouder is op de leerlingen. Heeft deze ouder dan wel genoeg gezag, luisteren de leerlingen dan nog wel (vo, pc).
· Hierbij denken ouders vaak aan het belang van het eigen kind, daarom krijgen ze van de school algemene taken (vo, pc)
· Ouders helpen veel mee bij gelegenheden, feesten. De moeders iets meer dan de vaders (po, islamitisch).

Inspanningen van de school om ouders te betrekken Aan de scholen is ook gevraagd hoeveel moeite het kost om de ouders te betrekken.

Tabel 4.21 Hoe makkelijk is het om ouders te betrekken bij ondersteunende activiteiten (percentage scholen) (po; N = 411 -
477)
Makkelijk Neutraal Moeilijk Weet niet Totaal Onderwijsondersteunende activiteiten Bijdragen aan projecten/thema's 49 34 12 5 100 Onderhouden van contacten met andere 32 33 15 19 100 ouders
Bijdragen aan onderwijs in de klas 25 46 19 11 100 Werven sponsorgelden / fondsen 17 26 27 31 100 Ondersteunen bij computergebruik (ICT) 20 28 22 30 100 Bijdragen aan 28 28 19 26 100 schoolgids/nieuwsbrief/schoolkrant Hand- en spandiensten
Vervoer/begeleiding van leerlingen 43 33 22 2 100 buitensch. act.
Organiseren buitenschoolse activiteiten 63 21 15 0 100 Ondersteunen 26 34 18 22 100 bibliotheek/mediatheek/doc.centrum Schoonmaken, reparaties, klusjes 30 31 31 7 100 Helpen bij overblijven tussen de middag 33 26 26 15 100 Anders 4 15 5 76 100 Bron: scholenenquête.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 77





Tabel 4.22 Hoe makkelijk is het om ouders te betrekken bij ondersteunende activiteiten (percentage scholen) (vo; N = 214 -
244)
Makkelijk Neutraal Moeilijk Weet niet Totaal Onderwijsondersteunende activiteiten Bijdragen aan projecten/thema's 26 26 20 28 100 Onderhouden van contacten met andere 36 25 19 20 100 ouders
Bijdragen aan onderwijs in de klas 1 13 21 66 100 Werven sponsorgelden / fondsen 6 13 23 57 100 Ondersteunen bij computergebruik (ICT) 1 12 20 67 100 Bijdragen aan 17 20 17 47 100 schoolgids/nieuwsbrief/schoolkrant Hand- en spandiensten
Vervoer/begeleiding van leerlingen 25 24 29 22 100 buitensch. act.
Organiseren buitenschoolse activiteiten 23 27 32 19 100 Ondersteunen 19 22 20 40 100 bibliotheek/mediatheek/doc.centrum Schoonmaken, reparaties, klusjes 2 8 23 67 100 Anders 6 19 11 64 100 Bron: scholenenquête.

In het primair onderwijs lukt het betrekken van de ouders het best bij projecten en thema's en bij buitenschoolse activiteiten. Bij de andere activiteiten vindt slechts de minderheid van de scholen het makkelijk om de ouders te betrekken. Anderzijds zijn er ook geen activiteiten waarbij de scholen het echt moeilijk vinden om ouders te betrekken. Het betrekken van de ouders lukt in het reguliere onderwijs over het algemeen beter dan in het speciale basisonderwijs. Hetzelfde verschil troffen we al aan in de vorige paragraaf, over inspraak en invloed van ouders. Er is ook een verschil tussen stad en platteland. Scholen in stedelijke gebieden vinden het lastiger ouders te betrekken dan scholen in niet- stedelijke gebieden, met name bij de onderwijsondersteunende activiteiten.

De scholen voor voortgezet onderwijs kost het gemiddeld iets meer moeite om ouders bij het onderwijs te betrekken. Er zijn hier geen duidelijke verschillen tussen de schooltypen (praktijkonderwijs, vmbo-, avo-onderwijs) of tussen stad en platteland.

Vooral in het voortgezet onderwijs is er een grote groep scholen die `weet niet' invult. Bij sommige activiteiten vraagt namelijk slechts een (klein) deel van de scholen mede- werking aan de ouders (zie Tabel 4.22).

De vragen naar onderwijsondersteunende activiteiten en hand- en spandiensten zijn ook voorgelegd aan de ouders. De onderstaande tabellen geven weer hoe vaak ouders zijn gevraagd voor ondersteunende activiteiten en hoe vaak ze hieraan hebben meegewerkt.


78 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 4.23 Waarvoor worden ouders gevraagd, ondersteunende activiteiten (percentage ouders po; N = 535)

Gevraagd, Gevraagd, Niet Weet niet Totaal ook niet gevraagd gedaan gedaan Onderwijsondersteunende activiteiten Bijdragen aan projecten/thema's 41 14 39 5 100 Bijdragen aan onderwijs in de klas 34 16 44 6 100 Onderhouden van contacten met andere 16 9 64 11 100 ouders
Werven sponsorgelden / fondsen 15 8 67 11 100 Ondersteunen bij computergebruik (ICT) 12 15 67 7 100 Bijdragen aan 10 18 63 9 100 schoolgids/nieuwsbrief/schoolkrant Anders 1 0 71 28 100 Hand- en spandiensten
Vervoer/begeleiding van leerlingen 54 19 20 7 100 buitensch. act.
Organiseren buitenschoolse activiteiten 48 22 22 7 100 Meehelpen bij feesten en vieringen 55 16 24 5 100 Schoonmaken, reparaties, klusjes 43 24 26 7 100 Ondersteunen 18 21 52 9 100 bibliotheek/mediatheek/doc.centrum Helpen bij overblijven tussen de middag 17 27 48 8 100 Anders 10 0 65 26 100 Bron: ouderenquête.

Tabel 4.24 Waarvoor worden ouders gevraagd, ondersteunende activiteiten (percentage ouders vo; N = 536) gevraagd, gevraagd, niet weet niet Totaal ook niet gevraagd gedaan gedaan Onderwijsondersteunende activiteiten Bijdragen aan projecten/thema's 10 8 77 5 100 Werven sponsorgelden / fondsen 6 5 82 6 100 Onderhouden van contacten met andere 5 9 80 6 100 ouders
Bijdragen aan 3 7 83 6 100 schoolgids/nieuwsbrief/schoolkrant Ondersteunen bij computergebruik (ICT) 3 5 84 5 100 Anders 0 0 80 20 100 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 79





gevraagd, gevraagd, niet weet niet Totaal ook niet gevraagd gedaan gedaan Ondersteunende activiteiten Vervoer/begeleiding van leerlingen 19 12 64 5 100 buitensch. act.
Organiseren buitenschoolse activiteiten 10 13 73 5 100 Meehelpen bij feesten en vieringen 11 8 77 4 100 Schoonmaken, reparaties, klusjes 6 7 81 5 100 Ondersteunen 5 13 77 5 100 bibliotheek/mediatheek/doc.centrum Anders 2 0 77 21 100 Bron: ouderenquête.

Het is overduidelijk dat ouders veel vaker door basisscholen om ondersteuning worden gevraagd dan door scholen voor voortgezet onderwijs. Bij elk van de genoemde taken is slechts een minderheid van de ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs door de school om hulp gevraagd. (Bovendien is het deel van de ouders dat aan dit verzoek gehoor geeft, kleiner dan in het basisonderwijs).

In het basisonderwijs ligt dat anders. De meerderheid van de ouders is weleens gevraagd te helpen bij zowel onderwijsondersteunende activiteiten (projecten/thema's, onderwijs in de klas) als hand- en spandiensten (buitenschoolse activiteiten, vieringen, klusjes). De verschillen tussen basis- en voortgezet onderwijs blijken ook duidelijk uit de frequentie waarmee ouders actief zijn op school. In de onderstaande tabel geven we daarvan een overzicht.

Tabel 4.25 Hoe vaak zijn ouders actief bij het ondersteunen van de school? (percentage ouders) PO (N = 535) VO (N = 536) Dagelijks 2 1 Eén of enkele malen per week 13 2 Eén of enkele malen per maand 21 3 Eén of enkele malen per jaar 35 13 Zelden of nooit 29 81 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

In het basisonderwijs is 71 procent van de ouders minstens eens per jaar actief; in het voortgezet onderwijs is dat 19 procent. Ruim een derde van de po-ouders (36%) is ten minste eens per maand actief; in het voortgezet onderwijs blijft dat beperkt tot 6 procent.

Werving voor ondersteunende activiteiten Aan de ouders is ten slotte gevraagd wat ze merken van inspanningen van de school om hen te betrekken bij het onderwijs.


80 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 4.26 Hoe actief is de school om ouders te werven voor het uitvoeren van werkzaamheden voor de school?

(percentage ouders)

PO (N = 535) VO (N = 536) Zeer actief 43 6 Tamelijk actief 36 22 Niet zo actief 11 31 Helemaal niet actief 5 20 Weet niet 6 22 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Volgens de overgrote meerderheid van de po-ouders (79%) is de school zeer actief of tamelijk actief; onder de vo-ouders is dat een minderheid (28%).

Scholen voor primair onderwijs maken ook meer gebruik van verschillende kanalen om ouders te werven.

Tabel 4.27 Hoe probeert de school ouders te werven voor het uitvoeren van werkzaamheden voor de school? (meer dan één antwoord mogelijk; percentage ouders) PO (N = 535) VO (N = 536) Schriftelijk, b.v. oproep in nieuwsbrief 72 35 Tijdens informatieavond op school 40 35 Mondeling/telefonisch, door personeel van de school 30 7 Mondeling/telefonisch, door andere ouders 26 5 Geen van deze manieren 1 12 Anders 4 1 Weet niet 10 35 Bron: ouderenquête.

Schriftelijke benadering, via nieuwsbrieven staat voorop. Zowel schriftelijke als mondelinge informatie worden door het primair onderwijs meer benut dan door het voortgezet onderwijs. Alleen informatieavonden worden door beide sectoren ongeveer evenveel gebruikt.

Oordeel
Hoe oordelen de ouders al met al over de manier waarop de school hen betrekt bij onderwijsondersteunende activiteiten en hand- en spandiensten? Daarover zijn aan de ouders enkele stellingen voorgelegd.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 81





Tabel 4.28 Stellingen over ouderbetrokkenheid (pct. ouders po dat het eens/oneens is met de stelling; N = 535) Mee eens Neutraal Oneens Weet niet Totaal De school van mijn kind... ... benut de bijzondere kwaliteiten en talenten 37 41 12 10 100 van ouders
... laat waardering blijken voor de werkzaamheden die ouders verrichten op 56 28 7 9 100 school
... benut ouders om de kwaliteit van de school 47 34 10 9 100 te verbeteren
Bron: ouderenquête.

Tabel 4.29 Stellingen over ouderbetrokkenheid (pct. ouders vo dat het eens/oneens is met de stelling; N = 536) Mee eens Neutraal Oneens Weet niet Totaal De school van mijn kind... ... benut de bijzondere kwaliteiten en talenten 11 39 27 23 100 van ouders
... laat waardering blijken voor de werkzaamheden die ouders verrichten op 18 34 14 35 100 school
... benut ouders om de kwaliteit van de school 13 37 21 29 100 te verbeteren
Bron: ouderenquête.

Veel ouders met kinderen in het primair onderwijs oordelen positief over de inspanningen van de school op dit vlak. Volgens hen benut de school de inzet van ouders en laat waardering blijken voor de ondersteuning op school. Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs zijn minder positief. Dat is ook wel begrijpelijk, want de inzet van ouders is hier minder groot. Eerder in dit hoofdstuk hebben we gezien dat ouders veel minder worden gevraagd voor ondersteunende activiteiten (zie tabel 4.20, 4.23, 4.24). Dan is het ook begrijpelijk dat ouders minder waardering ervaren voor werkzaamheden op school (56% PO; 18% VO).


4.3 Ouderbetrokkenheid thuis De ouderbetrokkenheid thuis is een zeer belangrijke vorm van ouderbetrokkenheid, omdat we uit onderzoek weten dat we hiervan het meeste effect mogen verwachten op de ontwikkeling van de kinderen (Desforges, 2003). Daarom zijn over deze vorm van ouderbetrokkenheid vragen gesteld, vooral aan de ouders zelf.

Om te beginnen hebben we ouders gevraagd hoe vaak ze met hun kinderen over school spreken (Tabel 4.30).


82 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 4.30 Hoe vaak spreken ouders met hun kind over school? (percentage ouders)

PO (N = 535) VO (N = 536) Dagelijks 72 69 Eén of enkele malen per week 22 25 Eén of enkele malen per maand 5 5 Zelden of nooit 2 2 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

De meeste ouders spreken dagelijks met hun kinderen over school. Ouders die minder dan eens per week met hun kinderen over school spreken, zijn tamelijk zeldzaam (7%). Wat dit betreft is er geen verschil tussen primair en voortgezet onderwijs.

Tabel 4.31 Wat bespreken ouders met hun kind over school? (meer dan één antwoord mogelijk; percentage ouders) PO (N = 535) VO (N = 536) Wat hij/zij heeft gedaan en geleerd op school 95 92 Wat hij/zij leuk of niet leuk vindt aan de lesstof 66 60 Wat hij/zij moeilijk of makkelijk vindt aan de lesstof 56 64 Leerproblemen 35 48 Relatie met andere leerlingen 77 68 Relatie met leraren/leraren. 59 69 Anders 3 7 Bron: ouderenquête.

Bijna alle ouders vragen hun kinderen wat ze die dag hebben gedaan en geleerd op school. De meeste ouders spreken met hun kinderen over zowel de lesstof als over de relaties met leerlingen en leraren/leraren. Problemen met het leren worden wat minder vaak besproken: ongeveer de helft van de ouders (48%) bespreekt dit met kinderen in het voortgezet onderwijs, een derde (35%) met kinderen in het primair onderwijs.

Aan ouders met kinderen in het basisonderwijs hebben we gevraagd hoe vaak ze hun kinderen voorlezen. Voorlezen is voor jonge kinderen een belangrijke activiteit in het kader van taal- en leesstimulering.

Tabel 4.32 Voorlezen: hoe vaak ouders hun kind voor? (percentage ouders) PO (N = 535) Dagelijks 28 Eén of enkele malen per week 29 Eén of enkele malen per maand 10 Zelden of nooit 32 Totaal 100 Bron: ouderenquête.

Ruim de helft van de ouders leest de kinderen regelmatig voor, ten minste eens per week. Dagelijks voorlezen doet ruim een kwart van de ouders. We zien hierbij een verschil naar opleidingsniveau. Van de ouders met een hoog opleidingsniveau (hbo, universiteit) leest Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 83






32 procent dagelijks voor, van de laagopgeleide ouders (max. vmbo) doet 21 procent dit (zie tabel B.5). Het verschil tussen autochtone en allochtone ouders is niet significant.

Hulp bij huiswerk
Als de kinderen iets ouder zijn, kunnen ouders hen helpen bij het huiswerk. Dat begint al in het primair onderwijs, in het voortgezet onderwijs wordt huiswerk maken een dagelijkse bezigheid. In Tabel 4.33 en Tabel 4.34 geven we weer hoe vaak ouders hun kinderen zeggen te helpen bij het huiswerk.

Tabel 4.33 Huiswerk: hoe vaak helpen ouders hun kind? (percentage ouders) PO (N = 535) VO (N = 536) Dagelijks 27 9 Eén of enkele malen per week 11 27 Eén of enkele malen per maand 35 27 Zelden of nooit 16 35 N.v.t.: kind krijgt geen huiswerk 11 3 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Het is interessant (en wellicht verrassend) om te zien dat ouders met kinderen in het primair onderwijs hun kinderen vaker helpen met het huiswerk dan in het voortgezet onderwijs. Ruim een kwart (27 procent) helpt de kinderen op de basisschool dagelijks; van de ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs doet slechts 9 procent dat. Ongetwijfeld speelt de grotere zelfstandigheid van de kinderen hierbij de hoofdrol. Anderzijds wordt er in het voortgezet onderwijs veel meer huiswerk gegeven en zou verwacht kunnen worden dat ouders daarom vaker helpen.

In het voortgezet onderwijs maakt het opleidingsniveau van de ouders verschil voor het helpen met huiswerk. Het percentage hoogopgeleide ouders dat dit regelmatig doet ligt ongeveer anderhalf maal zo hoog als bij laagopgeleide ouders (zie tabel B.6).

Informatie van de school over (helpen bij) huiswerk Ouders met kinderen in het primair onderwijs hebben wat vaker contact met de scholen over het huiswerk (Tabel 4.34).

Tabel 4.34 Huiswerk: contact met school over huiswerk (percentage ouders) PO (N = 535) VO (N = 536) Ik vraag de school hoe ik mijn kind kan helpen 22 16 De school heeft tips en richtlijnen voor ouders 17 16 Geen contact 30 66 N.v.t.: kind krijgt geen huiswerk 30 4 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Bijna 40 procent van de ouders met kinderen in het PO vraagt of krijgt informatie van de school over het helpen van kinderen bij het huiswerk. In het voortgezet onderwijs is dit iets minder (32%).

84 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





Voor zover de school informatie geeft, hoe doen ze dat dan? We geven eerst de antwoorden van de vertegenwoordigers van de scholen weer (Tabel 4.35).

Tabel 4.35 Huiswerk: geeft de school ouders informatie over huiswerk, volgens de scholen (meer dan één antwoord mogelijk; percentage scholen)
PO (N = 480) VO (N = 262) Mondelinge toelichting over de beste aanpak 80 60 Wordt besproken bij gesprekken op school 85 87 Lesmaterialen voor thuis 74 19 Schriftelijke informatie 57 63 Anders 8 12 Nee, geen informatie 1 1 Bron: scholenenquête.

De meeste scholen zeggen dat ze de ouders informeren over het huiswerk. Ouders worden zowel mondeling als schriftelijk geïnformeerd. Dat geldt voor primair en voortgezet onderwijs. Het grootste verschil tussen beide sectoren is dat de ouders geen lesmateriaal mee naar huis krijgen als de kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan.

In opkomst is het informeren van ouders langs elektronische weg. Bij de overige antwoorden (categorie `anders') melden enkele scholen dat de ouders terecht kunnen op de elektronische leeromgeving van de school, waar ze informatie kunnen vinden over de taken en het huiswerk van hun kind. Ook de leerresultaten kunnen daar worden ingezien. Als we de ouders vragen hoe ze worden geïnformeerd, levert dat een heel ander beeld op (zie Tabel 4.36).

Tabel 4.36 Huiswerk: geeft de school ouders informatie over huiswerk, volgens de ouders (meer dan één antwoord mogelijk; percentage ouders)
PO (N = 535) VO (N = 536) Mondelinge toelichting over de beste aanpak 19 18 Wordt besproken bij gesprekken op school 15 26 Lesmaterialen voor thuis 10 4 Schriftelijke informatie 9 8 Anders 1 2 Nee, geen informatie 20 52 N.v.t.: kind krijgt geen huiswerk 29 3 Bron: ouderenquête.

Veel ouders merken niet dat de school zich inspant om hen te informeren. Dit geldt vooral voor ouders met kinderen in het vo: ruim de helft (52%) zegt dat ze geen informatie krijgen over huiswerk. Terwijl vrijwel alle scholen vertellen dat ze het huiswerk bespreken bij gesprekken op school, herkent slechts 15 van de po-ouders dit en
26 procent van de vo-ouders.

Aan de ouders is ten slotte gevraagd of ze iets hebben aan de informatie van de school (voor deze informatie bij de ouders aankomt) (Tabel 4.37). Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 85





Tabel 4.37 Huiswerk: hebben ouders iets aan de informatie van school over helpen met huiswerk? (percentage ouders) PO (N = 535) VO (N = 536) Heel veel 20 10 Tamelijk veel 53 55 Niet zo veel 25 33 Weinig of niets 2 2 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Hierover zijn de ouders tamelijk positief. Ruim de helft vindt dat ze tamelijk veel hebben aan de informatie van de school. Dit geldt voor po (53%) en vo (55%). De informatie wordt vooral gewaardeerd door de ouders met een lager opleidingsniveau. Het percentage laagopgeleide ouders dat `heel veel' aan de informatie heeft gehad, ligt ruim twee keer zo hoog als bij hoogopgeleide ouders.


4.4 Samenvatting
Ouderbetrokkenheid op school Inspraak en invloed van ouders ­ Formele ouderparticipatie krijgt vorm door de deelname van ouders aan de medezeggenschapsraad (MR) en het schoolbestuur. Medezeggenschap is bij wet geregeld, dus op vrijwel alle scholen is er een MR. Slechts bij een minderheid van de scholen maken ouders deel uit van het schoolbestuur (po 38%; vo 25%). De schaalvergroting en professionalisering van schoolbesturen is hiervan de oorzaak. Het zijn vooral de hoger opgeleide ouders die formeel participeren in MR en schoolbestuur.
Inspraak en invloed wordt ook informeel uitgeoefend. Veel scholen hebben een ouderraad (po 84%; vo 74%). Scholen die onder een groter bestuur vallen hebben vaker een ouderraad. Een minderheid van de scholen heeft een ouderplatform of klankbordgroep (po 32%; vo 45%).
De overgrote meerderheid van de scholen zegt de ouders te informeren over bestuur, financiën, wetgeving, etc. (po 90%; vo 80%). Verder maken de meeste scholen ouders attent op cursussen en stellen daar budget voor beschikbaar. Van de ouders in de MR meent echter slechts een klein deel dat de school deze dingen doet (minder dan 25%). Ouders vinden dat ze invloed hebben, maar niet heel veel. Ongeveer de helft vindt dat ouders `enige' invloed hebben, ongeveer een kwart dat ze `tamelijk veel' invloed hebben. Scholen vinden het niet makkelijk ouders om actief te betrekken. Veel scholen vinden het moeilijk of zeer moeilijk om ouders te betrekken bij de MR (po 53%; vo 42%). Dit geldt extra sterk voor speciale basisscholen en scholen voor praktijkonderwijs. Ook scholen die onder een groot schoolbestuur (meerpitters) vallen vinden dit moeilijker. Informele betrokkenheid vinden de scholen makkelijker te realiseren dan formele betrokkenheid: er is meer animo voor de ouderraad dan voor de MR.


86 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Een minderheid van de ouders heeft weleens meegewerkt aan een oudertevredenheidsonderzoek (po 37%; vo 21%). Meestal horen de ouders iets terug over de resultaten van het onderzoek. Bovendien leidt dergelijk onderzoek volgens de ouders vaak tot een aanpassing van het schoolbeleid.
Ongeveer een op de drie ouders heeft weleens een klacht geuit (po 37%; vo 31%). Hoger opgeleide ouders hebben iets vaker klachten dan lager opgeleide ouders. De helft vindt dat de klachten naar tevredenheid zijn afgehandeld.

Scholen waarderen over het algemeen de bijdragen en suggesties van ouders, maar inspraak heeft zijn grenzen. Invloed op het primaire proces, het curriculum en de invulling van het onderwijsprogramma vinden scholen niet zo wenselijk. Ook financiën en personeelsbeleid zijn volgens de scholen geen onderwerpen waarop ouders veel invloed moeten hebben. Binnen het primair onderwijs is er meer behoefte aan inspraak en invloed van ouders dan in het voortgezet onderwijs. Ook ouders vinden niet dat ze veel invloed zouden moeten hebben op het primaire proces. Slechts een klein deel van hen voelt zich hiervoor verantwoordelijk. Ouders met een hoog opleidingsniveau zijn over het algemeen meer voorstander van betrokkenheid bij de invulling van onderwijstijd en onderwijsprogramma.

Onderwijsondersteunende activiteiten ­ Scholen voor primair onderwijs doen vaak een beroep op de ouders. Dat geldt voor onderwijsondersteunende activiteiten (zoals bijdragen aan projecten en thema's en aan onderwijs in de klas) en voor hand- en spandiensten (bijvoorbeeld bij buitenschoolse activiteiten). In het voortgezet onderwijs gebeurt dit veel minder. Alleen het onderhouden van contacten met ouders komt zowel in primair onderwijs als voortgezet onderwijs veel voor, bij ongeveer de helft van de scholen.
De helft van de scholen voor primair onderwijs vindt dat het makkelijk lukt om ouders te betrekken bij projecten en thema's en bij buitenschoolse activiteiten. Bij andere activiteiten gaat het moeizamer. Scholen voor voortgezet onderwijs kost het gemiddeld iets meer moeite om ouders bij het onderwijs te betrekken. De meerderheid van de ouders geeft aan dat ze weleens zijn gevraagd te helpen, bij zowel onderwijsondersteunende activiteiten als hand- en spandiensten. In het voortgezet onderwijs is dat slechts een minderheid. In het basisonderwijs is bijna driekwart van de ouders minstens eens per jaar actief; in het voortgezet onderwijs is dat nog geen
20 procent.
Ouders met kinderen in het primair onderwijs vinden in meerderheid dat de school tamelijk of zeer actief is ouders te werven voor ondersteunende activiteiten (79%); onder de vo-ouders is dat een minderheid (28%). Werving gebeurt vooral schriftelijk en tijdens informatieavonden op school. Ongeveer de helft van de ouders met kinderen in het primair onderwijs oordeelt positief over deze inspanningen. Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs oordelen meestal neutraal of hebben geen mening.

Ouderbetrokkenheid thuis
De meeste ouders spreken dagelijks met hun kinderen over school (po 72%; vo 69%). Bijna alle ouders vragen hun kinderen wat ze op school hebben gedaan en geleerd. Er wordt gesproken over de lesstof en over de relaties met leerlingen en leraren/ leraren. Daarbij zijn er geen grote verschillen tussen primair en voortgezet onderwijs. Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 87





Ruim de helft van de ouders met kinderen in het primair onderwijs leest de kinderen regelmatig voor, ten minste eens per week. Ouders met een hoog opleidingsniveau doen dit vaker dan laagopgeleide ouders.
Helpen bij huiswerk gebeurt zowel in het basisonderwijs minstens zo vaak als in het voortgezet onderwijs. Ruim een derde van de ouders helpt de kinderen minstens eens per week. Hoog opgeleide ouders helpen hun kinderen iets vaker. Bijna veertig procent van de ouders met kinderen in het primair onderwijs vraagt of krijgt informatie van de school over het helpen van kinderen bij het huiswerk: zowel mondelinge als schriftelijke informatie. In het voortgezet onderwijs is dit iets minder. Overigens merken veel ouders niet dat de school hen informeert met betrekking tot het huiswerk. Dit geldt vooral voor ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs. Voor zover de informatie wel aankomt, zijn ouders daarover tamelijk positief. Vooral de ouders met een lager opleidingsniveau zeggen veel aan de informatie te hebben.


88 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





5 Oordeel over ouderbetrokkenheid


5.1 Inleiding
In dit laatste hoofdstuk geven we weer wat het algemene oordeel is over ouderbetrokken- heid. Aan ouders en scholen zijn hierover dezelfde vragen gesteld. Eerst kijken we naar het oordeel van de ouders, vervolgens naar het oordeel van de scholen.


5.2 Oordeel van de ouders
De ouders hebben rapportcijfers gegeven voor de manier waarop de school de ouders bij het onderwijs betrekt. Hieronder volgt het `schoolrapport' voor ouderbetrokkenheid, waarbij de hoogste scores (gemiddeld over primair en voortgezet onderwijs) bovenaan zijn gezet.

Tabel 5.1 Rapportcijfers voor de rol van de school bij het betrekken van ouders bij de school en het onderwijs (gem. rapportcijfer)
PO (N = 535) VO (N = 536) Informatievoorziening over het beleid van de school 7,1 6,7 Het betrekken van ouders bij buitenschoolse activiteiten 7,4 5,4 Gebruik maken van formele inbreng van ouders (MR, 6,8 5,9 GMR, bestuur)
Stimuleren van ouders tot onderwijsondersteunende 6,8 5,7 activiteiten (voorlezen, helpen bij huiswerk) Het betrekken van ouders bij het onderwijs 7,0 5,2 Het betrekken van andere instellingen die zich op jonge 6,6 5,6 kinderen richten.
Uitnodigen van ouders om hun mening te geven 6,4 5,6 Bron: ouderenquête.

De scholen voor primair onderwijs krijgen van de ouders gemiddeld een 7. Het betrekken van ouders bij buitenschoolse activiteiten doet de school volgens de ouders het best. Ook de informatievoorziening zijn de ouders gemiddeld genomen tevreden. Ouders hebben echter niet de indruk dat de school erg om hun mening verlegen zit. Hiervoor wordt de laagste waardering gegeven.

Scholen in het voortgezet onderwijs worden wat minder positief beoordeeld. Ze krijgen gemiddeld een krappe 6 van de ouders. De aspecten die in het primair onderwijs hoog scoren, scoren meestal ook hoog in het voortgezet onderwijs. Uitzondering zijn de Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 89





buitenschoolse activiteiten. De ouders vinden dat de school onvoldoende doet om hen daarbij te betrekken.
Er zijn weinig verschillen tussen de rapportcijfers van autochtone en allochtone ouders. Niet-westers allochtonen zijn wat minder positief over het uitnodigen van ouders om hun mening te geven.

Behalve een algemeen oordeel is aan de ouders gevraagd welke knelpunten zij ervaren (zie tabel 5.2).

Tabel 5.2 Knelpunten bij ouderbetrokkenheid volgens ouders (meerdere antwoorden mogelijk; percentage ouders) PO (N = 536) VO (N = 536) De school wil wel dat ouders meehelpen, maar niet dat zij 26 19 meedenken en meebeslissen Er is te weinig contact tussen ouders en school 13 31 Ouders hebben te weinig invloed op school 18 23 De school informeert de ouders niet goed 12 21 De school luistert niet goed naar ouders 15 15 Ouders krijgen te weinig hulp van de school om hun 11 14 kinderen te kunnen ondersteunen bij het huiswerk De school ziet onvoldoende het belang van 7 13 ouderbetrokkenheid
Anders 8 7 Bron: ouderenquête.

Veel ouders hebben niet de ervaring dat de school behoefte heeft aan meedenken en meebeslissen. Dat geldt vooral in het basisonderwijs (26%). Een daarmee samenhangend knelpunt is, dat ouders te weinig invloed hebben op school. Het meest genoemde knelpunt in het voortgezet onderwijs is, dat er weinig contact is tussen school en ouders (31%).

Behalve de knelpunten die we aan de ouders hebben voorgelegd, konden ze zelf andere knelpunten noemen. De ouders noemen hierbij nauwelijks tekortkomingen van de school, maar steken vooral de hand in eigen boezem. We geven enkele citaten die samen een aardige indruk geven van de reacties van ouders in het primair onderwijs:
· De school wil wel, maar veel ouders hebben geen tijd of voelen zich niet betrokken.
· Veel ouders werken, dus hoe kunnen ze dan meehelpen.
· Het komt altijd op dezelfde ouders neer.
· Op deze school zijn er 23 nationaliteiten, dat maakt het niet makkelijker.

Ouders met kinderen in het voortgezet noemen nog enkele knelpunten die specifiek voor deze sector gelden. Daarbij worden ook knelpunten genoemd die meer met de school dan met de ouders te maken hebben.
· De communicatie verloopt voornamelijk schriftelijk; mijn kinderen geven die brieven niet af.

· De school houdt de regie in eigen hand en maakt liever gebruik van professionele krachten.

· De school is te groot.
90 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





· De school is een bolwerk waarbij je niet weet bij wie je moet zijn als je iets wil weten.

Ondanks de genoemde knelpunten hebben de meeste ouders het idee dat de school wel belang hecht aan ouderbetrokkenheid. Het laatste knelpunt `De school ziet onvoldoende het belang van ouderbetrokkenheid' wordt slechts door een klein percentage van de ouders genoemd.

Dat de ouders tamelijk tevreden zijn, blijkt ook uit de antwoorden op de vraag of de school zich voldoende inspant om ouders te betrekken bij de school (zie tabel 5.3).

Tabel 5.3 Spant de school zich voldoende in om ouders bij de school te betrekken? (percentage ouders) PO (N = 536) VO (N = 536) Ja, de school doet het maximale 34 16 Ja, de school doet voldoende 37 27 (maar zou nog meer kunnen doen) Nee, de school zou meer moeten doen 21 42 Weet niet 8 15 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Vooral over het primair onderwijs zijn ouders tevreden. Een derde vindt dat de school het maximale doet, nog eens een derde dat de school voldoende doet. Ouders met kinderen op het voortgezet onderwijs zijn iets minder lovend. De meerderheid vindt dat de school zich voldoende inspant, daarnaast zegt een fors percentage (42%) dat de school meer zou kunnen doen.

Ouders met een hoogopleidingsniveau zijn kritischer dan laagopgeleide ouders. Dit verschil zien we vooral in het voortgezet onderwijs. Daar vindt de helft van de hoog- opgeleide ouders (50%) dat ze school meer zou moeten doen om ouders bij de school te betrekken.


5.3 Oordeel van de scholen
Ook aan de scholen is gevraagd rapportcijfers te geven. Niet voor hun eigen rol, maar voor de betrokkenheid die de ouders tonen. Hieronder volgt het `schoolrapport' dat de ouders krijgen voor hun betrokkenheid. De hoogste scores zijn bovenaan gezet.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 91





Tabel 5.4 Rapportcijfers voor de rol van de school bij het betrekken van ouders bij de school en het onderwijs (gem. rapportcijfer en pct. onvoldoendes) PO VO (N = 364-451) (N = 142-241) Inbreng van ouders/verzorgers via MR, ouderraad en/of schoolbestuur 7,5 7,2 De reactie van ouders en verzorgers op communicatie vanuit de school 6,9 6,4 De mate waarin ouders/verzorgers thuis activiteiten ondernemen die 6,6 6,0 gunstig zijn voor de leerprestaties van het kind Betrokkenheid van ouders/verzorgers bij buitenschoolse activiteiten 7,4 5,2 De betrokkenheid van medeopvoeders (zoals verenigingen, jeugdwerk, 6,1 5,6 welzijnswerk) bij de school Betrokkenheid van ouders/verzorgers bij het onderwijs 6,6 3,9 Bron: scholenenquête.

Van de scholen voor primair onderwijs krijgen de ouders gemiddeld bijna een 7. De bijdrage van ouders binnen MR, ouderraad en schoolbestuur wordt door de scholen het meest gewaardeerd, met een dikke 7. Verder worden er voldoendes gegeven voor de reacties op communicatie vanuit de school en voor de mate waarin ouders hun eigen kinderen ondersteunen.

In het voortgezet onderwijs scoren de ouders aanmerkelijk lager. Ze krijgen van de scholen een 6-. Zo is het cijfers voor de betrokkenheid bij buitenschoolse activiteiten (5,2) veel lager dan in het basisonderwijs (7,4). Een zelfde verschil zien we bij het oordeel over de betrokkenheid bij het onderwijs: in het primair onderwijs een 6,6; in het voortgezet onderwijs een 3,9.

Een ander verschil tussen de schooltypen is dat speciale basisscholen over het algemeen wat minder positief zijn over de ouderbetrokkenheid dan reguliere basisscholen. Ten slotte is een vraag gesteld over de betrokkenheid van medeopvoeders: verenigingen, jeugdwerk en welzijnswerk. Zij krijgen een krappe voldoende van de scholen.

Leraren die zijn geïnterviewd hebben ook hun reactie gegeven op de inzet van ouders, over de betrokkenheid bij het kind. Over het algemeen zijn leraren positief. Wel verschilt de inzet verschilt sterk van ouder tot ouder, zoals ook blijkt uit de volgende uitspraken van leraren:


· Dit wisselt. Minder opgeleide ouders kunnen niet altijd helpen met het schoolwerk. Wel worden dan thuis soms oudere broers en zussen ingeschakeld om te helpen (po).
· Voldoende. Wel is een groot aantal ouders erg veel door de eigen carrière in beslag genomen (vo).

Aan de scholen zijn een aantal mogelijke knelpunten bij de ouderbetrokkenheid voorgelegd. In de onderstaande tabel geven we ze weer, de meest genoemde knelpunten bovenaan.


92 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel 5.5 Knelpunten bij ouderbetrokkenheid volgens ouders (meerdere antwoorden mogelijk; percentage scholen)

PO (N = 455) VO (N = 250) Ouders hebben vaak geen tijd om meer bij de school betrokken te zijn. 89 75 Ouders vinden onderwijs niet hun verantwoordelijkheid. 28 35 Ouders hebben vaak geen zin om meer bij de school betrokken te zijn. 12 32 Ouders achten zich niet capabel. 17 25 Ouders zien het belang niet in van meer betrokkenheid bij de school. 14 25 Het niet beheersen van de Nederlandse taal houdt ouders tegen meer 18 15 bij de school betrokken te raken. Problemen in de communicatie bemoeilijken de betrokkenheid van 9 9 ouders bij de school.
Anders 10 7 Weet niet 1 6 Bron: scholenenquête.

Zeer veel scholen constateren dat ouders geen tijd meer hebben om betrokken te zijn. Bijna alle scholen voor primair onderwijs onderschrijven dit (89 procent) en drie kwart van de scholen voor voortgezet onderwijs (75 procent). Binnen het voortgezet onderwijs zijn het vooral de scholen voor praktijkonderwijs die merken dat ouders tijdgebrek hebben (81 procent).

Een minderheid, maar wel een aanzienlijke, vindt dat ouders geen verantwoordelijkheid voelen voor het onderwijs. Verder vindt een deel van de scholen, vooral in het voortgezet onderwijs, dat ouders weinig zin hebben om betrokken te zijn, zich niet capabel achten en het belang van betrokkenheid niet zo zien.

Taal- en communicatieproblemen worden relatief vaak als knelpunt genoemd in de meer stedelijke gebieden (door 34 procent van de scholen).

Sommige scholen hebben andere knelpunten genoemd dan de knelpunten die in de vragenlijst stonden genoemd. We noemen er enkele:
· Ouders vertrouwen er te gemakkelijk op dat het wel goed gaat.
· Ouders gedragen zich alleen als consument.
· Personeel heeft te weinig tijd om zich in te zetten voor ouderbetrokkenheid.

Knelpunten in het voortgezet onderwijs hebben vaak te maken met de grotere afstand (letterlijk en figuurlijk) tussen ouders en school, maar ook met de grotere afstand tussen ouder en kind, doordat de laatsten zelfstandiger worden.
· De grote afstand tussen de school en de woonplaats van sommige leerlingen.
· Kinderen vinden het niet `cool' als hun ouders op school komen.

Wat vindt de school ten slotte van de eigen inspanningen om ouderbetrokkenheid te stimuleren? Deze vraag is aan de ouders gesteld (zie tabel 5.3), maar ook aan de scholen (5.6).

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 93





Tabel 5.6 Spant uw school zich voldoende in om ouders bij de school te betrekken? (percentage ouders) PO (N = 502) VO (N = 268) Ja, de school doet het maximale 28 20 Ja, de school doet voldoende (maar zou nog meer kunnen doen) 66 63 Nee, de school zou meer moeten doen 6 15 Weet niet 0 2 Totaal 100 100 Bron: ouderenquête.

Ongeveer een kwart van de scholen vindt dat ze het maximale doen, nog eens twee derde van de scholen vindt dat ze voldoende doen. Het aantal scholen dat zichzelf een onvoldoende geeft is heel beperkt.

Ter vergelijking: van de ouders gaf 21 procent een onvoldoende aan het primair onderwijs; 42 procent gaf een onvoldoende aan het voortgezet onderwijs. De scholen beoordelen zichzelf dus aanmerkelijk positiever dan de ouders doen. Speciale basisscholen wijken enigszins af van dit positieve zelfbeeld: 18 procent geeft zichzelf een onvoldoende.

Op de vraag wat de school meer zou kunnen doen zeggen de meeste geïnterviewde leraren dat de school al heel veel doet. Verder wordt het volgende genoemd.


· Creëren meer unieke momenten tussen ouder en school, om terloops zaken te bespreken. (po)
· Gezamenlijk oppakken met ouders van de opvoedkundige taak. ( po)
· School kan meer doen, waarbij men zich wel steeds afvraagt of de school dat ook wel wil. In het verleden is wel geprobeerd ouders meer te betrekken, dan kregen ze een brief waarna ze konden aangeven voor welk type activiteiten ze zich in wilden zetten. Op moment dat de ouders dan benaderd werden, krabbelden ze dan toch terug, daardoor is dat verwaterd. Nu is er een nieuwe directie die dit weer opnieuw wil proberen (po).


5.4 Samenvatting
Oordeel van de ouders over de scholen De scholen voor primair onderwijs krijgen van de ouders gemiddeld een 7. Het meest positief zijn ouders over het betrekken bij buitenschoolse activiteiten en de informatievoorziening. Scholen in het voortgezet onderwijs krijgen gemiddeld een krappe
6 van de ouders. Met name het betrekken bij buitenschoolse activiteiten scoort lager dan in het basisonderwijs.
Een knelpunt is volgens veel ouders dat de school weinig behoefte heeft aan meedenken en meebeslissen. Dat geldt vooral in het basisonderwijs (26%). Het meest genoemde knelpunt in het voortgezet onderwijs is, dat er weinig contact is tussen school en ouders (31%). Sommige ouders vinden dat er ook knelpunten bij henzelf liggen: veel ouders tonen weinig betrokkenheid bij de school. Over het algemeen zijn de ouders tamelijk tevreden over de inspanningen van de school. Er is nog wel ruimte voor verbetering. De po-scholen doen het maximale volgens een derde van de ouders (34%), de vo-scholen volgens 16 procent van de ouders.


94 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Oordeel van de scholen over de ouders
Ouders van kinderen in het primair onderwijs krijgen gemiddeld bijna een 7. Vooral de bijdrage van ouders binnen MR, ouderraad en schoolbestuur wordt door de scholen gewaardeerd. In het voortgezet onderwijs krijgen de ouders van de scholen een 6-. De vo- scholen zijn vooral kritisch over de betrokkenheid bij het onderwijs en bij buitenschoolse activiteiten (overigens blijken scholen hier ook nauwelijks hulp bij te vragen). Het belangrijkste knelpunt voor ouderbetrokkenheid vinden de scholen dat ouders geen tijd hebben om betrokken te zijn. De overgrote meerderheid van de scholen onderschrijft dit (po 89%; vo 75%). Andere knelpunten, bijvoorbeeld dat ouders geen verantwoordelijkheid voelen of geen zin hebben om betrokkenheid te tonen, worden veel minder vaak genoemd.
Wat de eigen inspanningen betreft: ongeveer een kwart van de scholen vindt dat ze het maximale doen (po 28%; vo 20%), nog eens twee derde van de scholen vindt dat ze voldoende doen (po 66%; vo 63%). De scholen beoordelen zichzelf dus positiever dan de ouders doen.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 95








Bijlagen

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 97








Bijlage 1 Nadere beschrijving rollen

Ouder als opvoeder: ouderbetrokkenheid thuis
Ouderbetrokkenheid kan een sterk positief effect hebben op de leerprestaties, vooral bij jonge kinderen. Uit de meta-analyse van Desforges e.a. (2003), waarin een diverse onderzoeken naar ouderbetrokkenheid tegen het licht zijn gehouden, blijkt dat het vooral de ouderbetrokkenheid thuis is die ertoe doet. Het gaat dan om de overdracht van waarden en verwachtingen, door het kind te stimuleren en interesse te tonen in zijn ontwikkeling en zijn leren en door activiteiten te ondernemen die een directe bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind, zoals voorlezen, tafelgesprekken en uitstapjes. Uit dezelfde studie blijkt dat ouderbetrokkenheid op school, zoals het deelnemen aan de ouderraad, het bezoeken van de ouderkamer of het verrichten van hand- en spandiensten, geen enkele aanwijsbare invloed heeft op de leerprestaties van het kind. Ook Driessen e.a. (2005) kwamen tot een soortgelijke conclusie, op basis van onderzoeksgegevens uit het PRIMA-cohortonderzoek. Dit is een opvallende bevinding, omdat scholen veelal geneigd zijn om juist te investeren in vormen van ouderbetrokkenheid op school.

In Nederland zijn wel ervaringen opgedaan met ouderbetrokkenheid thuis in programma's als Opstap en Overstap, waarvan bewezen is dat zij een positief effect hebben op de cognitieve ontwikkeling van de kinderen. Nu steeds duidelijker wordt dat ook de ouderbetrokkenheid thuis een belangrijke factor is (Blok e.a., 2003), zijn verschillende VVE-programma´s hun oudercomponent aan het uitbreiden.

Hoe kunnen scholen ouderbetrokkenheid thuis stimuleren? Er is in het algemeen een ontwikkeling gaande waarin scholen steeds meer eisen stellen aan ouders en steeds meer invloed willen op wat er achter de voordeur gebeurt. Ouders worden nadrukkelijker aangesproken op hun verantwoordelijkheden (Herweijer en Vogels, 2004). Dat wil niet zeggen dat scholen een actieve rol gaan spelen in het bevorderen van ouderbetrokkenheid thuis. In het onderzoek van Van Daal, Broenink, Kromontono en Tabibian (2002) bleek dat scholen ouderbetrokkenheid thuis belangrijk vinden maar ook vinden dat de bevordering er van niet hun verantwoordelijkheid is. Recent onderzoek onder honderden scholen laat zien dat scholen proberen juist allochtone ouders uit een laag milieu te stimuleren tot voorlezen aan hun kind, spelen met hun kind en het bezoeken van de bibliotheek (Smit, Driessen, Sluiter en Brus, 2007). Voorgelezen worden en leesvaardigheid heeft een positieve invloed op de taalontwikkeling, dus van dergelijke initiatieven zou een positief effect verwacht mogen worden.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 99





Ouder als ondersteuner van de school: ouderbetrokkenheid op school Scholen willen ouders graag `in de school' maar wat die ouders precies moeten doen is niet altijd even duidelijk. Uit vrijwel alle in dit hoofdstuk besproken onderzoeken komt naar voren dat de meeste scholen hierover geen beleid op papier hebben. En de onderwijskansenscholen (veelal de scholen met veel allochtone leerlingen) zijn er nog het minst mee bezig (van de Weerd en Krooneman, 2002). Het gevolg van het ontbreken van beleid is dat er geen concrete doelen zijn waarover binnen een school consensus is en waarvan man kan nagaan of ze bereikt zijn. Ondanks het ontbreken van beleid zijn heel veel scholen actief bezig om de ouderbetrokkenheid op school te verhogen. Helaas is het inderdaad voor scholen zelf vaak onduidelijk wat hun inspanningen om ouders te betrekken opleveren (van Daal, Broenink, Kromontono en Tabibian, 2002). In een evaluatie van projecten op zeven Amsterdamse scholen werden de opbrengsten wel duidelijk (Veen en van Daalen, 2007). De betrokken scholen werkten veelal met oudercontactpersonen en met het aanbieden van taallessen en themabijeenkomsten rondom opvoeding. Er kwamen voldoende ouders op de activiteiten af en de inspanningen hadden gunstige effecten. Ouders leerden bijvoorbeeld te praten over problemen die ze ervaren. Het bleef moeilijk om alleenstaande ouders en vaders in beeld te krijgen. De auteurs wijzen er op dat het van belang is voor ogen te houden dat activiteiten voor ouders bij voorkeur direct ten goede komen aan de ontwikkeling van hun kinderen. Bij taallessen is die link duidelijk, bij koffieochtenden op school is dat wellicht minder vanzelfsprekend. Ook ander onderzoek laat zien dat het wel lukt om allochtone ouders bij informele activiteiten te betrekken (informele ouderparticipatie) maar dat het vaak activiteiten betreft (helpen met schoonmaken) waar geen directe meerwaarde in zit voor de ontwikkeling van de kinderen (Jepma 2005).

Als scholen activiteiten organiseren om ouders in de school te krijgen (letterlijk) stuiten zij soms op een bijkomend probleem. De kans bestaat dat een allochtone groep getalsmatig overheerst, met vaak als gevolg dat andere groepen (en autochtonen) wegblijven. Scholen moeten soms hard hun best doen om dit te voorkomen. In veel situaties wordt vanuit vanzelfsprekendheid de multiculturele aanpak voorgestaan. Niet alle allochtonen zijn er echter klaar voor (Sennef, Evers en Ercan-Demir, 2008). Vooral homogene activiteiten die gestart worden door zelforganisaties (met Turkse organisaties als voorlopers) bloeien op en bieden een goed startpunt. Moeilijk bereikbare ouders kunnen bereikt worden via een contactouder van de eigen groep. Als ouders de eerste stap gezet hebben kan na een tijd het etnisch homogene karakter vaak wel verdwijnen (Sennef, Evers en Ercan-Demir, 2008).

Oudervertegenwoordiger die brede belang inbrengt: Ouders als countervailing powers
Nu scholen voor basis- en voortgezet steeds meer ruimte krijgen voor het ontwikkelen van eigen onderwijsbeleid, is het belangrijk geworden dat scholen meer verantwoording afleggen aan hun omgeving. Enerzijds leggen scholen verantwoording af aan de Inspectie voor het Onderwijs. Naast deze `verticale verantwoording' wordt van scholen verwacht
100 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




dat ze ook `horizontale verantwoording' aan de zogenaamde stakeholders of countervailing powers4, waaronder ouders en leerlingen. Voorbeelden van andere stakeholders zijn scholen uit andere sectoren, de gemeenten, kinderopvang, welzijnswerk, bedrijfsleven.

Het begrip horizontale verantwoording is van tamelijk recente datum. Sinds enkele jaren worden scholen gestimuleerd om kwaliteitszorg te ontwikkelen en om verantwoording af te leggen over de organisatie, werkwijze en opbrengsten van het onderwijs aan leerlingen en ouders. Hiertoe zijn bijvoorbeeld de projecten Q5 en Q*Primair in het leven geroepen.

Het hebben van een omlijnde visie op de positie van ouders, het expliciteren van de wederzijdse rechten en plichten, het bieden van een geregelde informatievoorziening en het communiceren met de ouders zijn belangrijke onderwerpen bij de beleidsvorming met betrekking tot de relatie tussen school en ouders.

De combinatie van verticale en horizontale verantwoording wordt ook Meervoudige publieke verantwoording genoemd5. Overheid, buurt, inspectie en ouders maken allemaal deel uit van het netwerk rondom de school. Op de website www.oudersbijdeles.nl wordt een overzicht gegeven van instrumenten om ouders te betrekken bij de school. Naast geijkte instrumenten als een nieuwsbrief of een ouderavond zijn daar ook vernieuwende ideeën te vinden.

· workshops voor ouders: om kennis te delen of informatie uit te wisselen;
· ouderpanel: vertegenwoordiging van ouders als klankbord voor de school;
· onderwijscafé: discussie in informele sfeer;
· exitgesprek: als een leerling de school verlaat;
· contactouders: intermediair tussen school en ouders;
· omgekeerd 10-minutengesprek: ouders geven de school informatie, in plaats van andersom.


4 Deze Amerikaanse term, ontleend aan economische theorieën, staat zo ongeveer voor `krachten' die een (onderwijs)instelling volgen, controleren en in toom houden. De bekende Amerikaanse politicoloog en filosoof Fukuyama en de econoom Galbraith hebben deze term gebruikt in hun bespiegelingen over het functioneren van (deelsystemen binnen) de samenleving. De term countervailing powers vindt inmiddels zijn opgang ook in de publieke sector van onderwijs en zorg.

5 F. de Vijlder (2005) Meervoudige publieke verantwoording: over kwaliteitszorg en goed bestuur in het primair onderwijs. Den Haag: Q*Primair.
Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 101








Bijlage 2 Literatuur

Beek, S., Rooijen, A. van & Wit, C. de (2007). Samen kun je meer dan alleen. Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs. Den Haag/Den Bosch: Q*primair/KPC Groep.

Beers, (2008). Het Opvoedbureau in Utrecht: cliënttevredenheid en empowerment binnen opvoedingsondersteuning. Universiteit Utrecht.

Blok, H., R. G. Fukkink, E. C. Gebhardt, P. P. M. Leseman, 'The relevance of delivery mode and other programme characteristics for the effectiveness of early childhood intervention'. International Journal of Behavioral Development, Volume 29, Number 1 / January 2005, p. 35-47.

Booijink, M (2007) Terug naar de basis. Communicatie tussen leraren en allochtone ouders in het primair onderwijs. Onderzoeksrapport. Den Bosch: KPC

Bordewijk, A., Dries, H., Harkink, M. en Visser, E. (2007). Ouderbetrokkenheid thuis: sleutel tot schoolsucces. Over de invloed van ouders op het schoolsucces van hun kind en de rol van (voor)schoolse voorzieningen. Velp: Spectrum, Centrum voor maatschappelijke ontwikkeling Gelderland.

Denessen, E. , Bakker, J. en Gierveld, M. (2007). Multi-ethnic schools' parental involvement polices and practices The School Community Journal, Vol. 17, No. 2.

De Ruiter, D. W., de Graaf en Maier, R. (2006). Contacten met allochtone ouders op zwarte basisscholen: de invloed van beeldvorming. Migrantenstudies 2006-3, p. 116-132

De Weerd en Krooneman, M. (2002). Ouderbetrokkenheid in het primair onderwijs in Rotterdam. Amsterdam: Regioplan.

Flentge, E. (2007). Ouderbetrokkenheid bij school ontstaat niet vanzelf. Een inventarisatie van de behoefte aan dienstverlening van de school en van onderwijsorganisaties aan de ouders. Den Haag: Ministerie van OCW.

Herweijer, L. en Vogels, R. (2004). Ouders over opvoeding en onderwijs. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Jepma, IJ. (2005). Partners in onderwijs en opvoeding. Amsterdam: Eduquality/Schepers Van Seventer.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 103





Jepma IJ., P. Kooiman en A. L. van der Vegt (2007). Landelijke Monitor VVE. 1e meting voorjaar 2007. Utrecht: Sardes

Karsten, S., U. de Jong, G. Ledoux en H. Sligte (2006). De positie van ouders en leerlingen in het governancebeleid. Amsterdam: SCO Kohnstamm Instituut.

Nederlands jeugdinstituut (2008). Databank Effectieve jeugdinterventies. www.jeugdinterventies.nl

Sennef, J., Evers, A. en Ercan-Demir, O. (2008). Thuis op school. Over samenwerking tussen school en allochtone ouders. Vereniging voor Openbaar Onderwijs.

Smit, F. en Driessen, G. (2002). Allochtone ouders en de pedagogische functie van de basisschool. Nijmegen: ITS.

Smit, F., Driessen, G. en Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtonen ouders over onderwijs: tussen wens en realiteit. Een inventarisatie van de verwachtingen en de wensen van ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Nijmegen: ITS.

Smit, F., Driessen, Sluiter, R. en Brus, M. (2007). Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen. Nijmegen: ITS

Smit, F. en Elfering, S. (2007). Van een kabbelend beekje naar een bruisende waterval? Evaluatie invoering Wet medezeggenschap op scholen. Nijmegen: ITS.

Smit, F. Doesborgh, J., Felling, B., Kuijk, J. van (2009). Medezeggenschap: de wind in de zeilen. Tweede evaluatieve studie invoering Wet medezeggenschap op scholen. Nijmegen: ITS (p. 44-47; 52-54).

Van Daal, H.J., Broenink,N. Kromontono, E., Tabibian, N. (2002). Bevordering van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op basisscholen. Een quick scan van behoeften en perspectieven voor de provincie Zuid-Holland en de provinciale steunfunctie- organisaties. Utrecht: Verwey Jonker.

Veen, A. en van Daalen, M. (2007). Ouderbetrokkenheid in Oud-West. Evaluatie van het project Ouderbetrokkenheid op de basisscholen in Amsterdam Oud-West. Amsterdam: SCO Kohnstamm Instituut.

Vogels, R. (2003) Ouders bij de les: betrokkenheid van ouders bij de school van hun kind. Den Haag: SCP.

104 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Bijlage 3 Verschillen tussen ouders naar opleidingsniveau en etniciteit

Bij de analyses van de resultaten van de ouderenquête is steeds nagegaan of er significante verschillen zijn tussen ouders met een verschillend opleidingsniveau of ouders met een verschillende etnische achtergrond. Waar verschillen werden aangetroffen, zijn deze besproken in de hoofdstekst.

In deze bijlage geven we meer gedetailleerde informatie over de antwoorden van verschillende groepen ouders. N.B. We presenteren alleen de antwoorden op vragen waar een significant verschil werd aangetroffen (p
Tabel B.1a Percentage ouders die lid zijn van organen op school, uitgesplitst naar opleidingsniveau en etniciteit (po) Nu lid Lid Nee, nooit Totaal geweest geweest Medezeggenschapsraad (MR)
Autochtoon (N=429) 2 5 92 100 Allochtoon, westers (N=68) 3 0 97 100 Allochtoon, niet westers (N=35) 1 0 99 100 Laag opl.niveau (bao, vmbo) (N=155) 1 4 95 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) (N= 222) 3 3 94 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) (N = 156) 3 8 90 100 Totaal (N = 532) 2 4 94 100 Gemeenschappelijke MR (GMR)
Autochtoon (N=428) 1 3 96 100 Allochtoon, westers (N=68) 1 0 99 100 Allochtoon, niet westers (N=35) 0 0 100 100 Totaal (N=531) 1 2 97 100 Ouderraad
Autochtoon (N=428) 11 9 80 100 Allochtoon, westers (N=68) 4 7 88 100 Allochtoon, niet westers (N=35) 0 9 91 100 Totaal (N = 531) 3 10 87 100 Bron: ouderenquête.

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 105





Tabel B.1b Percentage ouders die lid zijn van organen op school, uitgesplitst naar opleidingsniveau en etniciteit (vo) Nu lid Lid Nee, nooit Totaal geweest geweest Medezeggenschapsraad (MR) Autochtoon (N=429) 2 3 95 100 Allochtoon, westers (N=68) 8 10 82 100 Allochtoon, niet westers (N=35) 0 6 94 100 Laag opl.niveau (bao, vmbo) (N=147) 1 2 97 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) (N= 202) 2 4 94 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) (N = 142) 4 6 90 100 Totaal (N = 539) 2 4 94 100 Gemeenschappelijke MR (GMR) Laag opl.niveau (bao, vmbo) (N=147) 0 1 99 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) (N= 202) 2 2 96 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) (N = 142) 1 7 92 100 Totaal (N=539) 1 3 96 100 Bron: ouderenquête.

Tabel B.2 Meegewerkt aan oudertevredenheidsonderzoek (percentages, uitgesplitst naar etniciteit) PO (N = 194) VO (N = 137) * Autochtoon 34 21 Allochtoon, westers 42 20 Allochtoon, niet westers 24 19 Totaal 37 21 Bron: ouderenquête.

* verschillen in het voortgezet onderwijs zijn niet significant

Tabel B.3 Percentage ouders dat klachten heeft doorgegeven aan schoolleiding of MR (meer dan één antwoord mogelijk; percentages, uitgesplitst naar opleidingsniveau en etniciteit) PO (N = 531) VO (N = 536) Autochtoon 39 32 Allochtoon, westers 32 32 Allochtoon, niet westers 30 26 Laag opl.niveau (bao, vmbo) 35 31 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) 35 29 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) 42 36 Totaal 37 31 Bron: ouderenquête.


106 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Tabel B.4a Stellingen over inspraak ouders (pct. ouders dat het eens/oneens is met de stelling, uitgesplitst naar

opleidingsniveau en etniciteit) (po; N = 532)

Mee Neutraal Oneens Weet Totaal eens niet Ik ben tevreden over de manier waarop de school ouders betrekt bij de invulling van de onderwijstijd en het onderwijsprogramma
Autochtoon 28 48 12 11 100 Allochtoon, westers 17 75 6 3 100 Allochtoon, niet westers 22 49 12 18 100 Laag opl.niveau (bao, vmbo) 18 58 12 12 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) 27 51 11 11 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) 35 42 13 11 100 Totaal 27 50 12 11 100 Ik voel me medeverantwoordelijk voor de invulling van onderwijstijd en onderwijsprogramma Autochtoon 10 41 40 8 100 Allochtoon, westers 3 63 34 0 100 Allochtoon, niet westers 10 45 16 29 100 Laag opl.niveau (bao, vmbo) 3 51 31 16 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) 10 41 41 8 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) 15 38 37 10 100 Totaal 10 44 37 9 100

Tabel B.4b Stellingen over inspraak ouders (pct. ouders dat het eens/oneens is met de stelling, uitgesplitst naar opleidingsniveau en etniciteit) (vo; N = 539) Mee Neutraal Oneens Weet Totaal eens niet Ik ben tevreden over de manier waarop de school ouders betrekt bij de invulling van de onderwijstijd en het onderwijsprogramma
Laag opl.niveau (bao, vmbo) 12 49 18 21 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) 16 52 22 10 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) 15 49 29 8 100 Totaal 14 50 23 12 100 Ik voel me medeverantwoordelijk voor de invulling van onderwijstijd en onderwijsprogramma Autochtoon 6 39 46 9 100 Allochtoon, westers 20 35 37 8 100 Allochtoon, niet westers 8 57 23 13 100 Laag opl.niveau (bao, vmbo) 5 39 35 22 100 Middelbaar opl.niveau (havo, vwo, mbo) 8 44 43 6 100 Hoog opl.niveau (hbo, universiteit) 11 35 51 4 100 Totaal 8 40 43 10 100

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 107





Tabel B.5 Voorlezen: hoe vaak ouders hun kind voor? (percentage ouders, uitgesplitst naar opleidingsniveau) (po; N =
531)
laag middelbaar hoog totaal (bao, vmbo) (havo, vwo, (hbo, univ.) mbo) Dagelijks 21 30 32 28 Eén of enkele malen per week 30 30 28 29 Eén of enkele malen per maand 10 10 10 10 Zelden of nooit 39 30 30 32 Totaal 100 100 100 100 Bron: ouderenquête.

Tabel B.6 Huiswerk: hoe vaak helpen ouders hun kind? (percentage ouders, naar opleidingsniveau) (vo; N = 539) laag middelbaar hoog totaal (bao, vmbo) (havo, vwo, (hbo, univ.) mbo) Dagelijks 12 10 6 9 Eén of enkele malen per week 22 28 32 27 Eén of enkele malen per maand 22 24 35 27 Zelden of nooit 40 36 27 35 N.v.t.: kind krijgt geen huiswerk 5 4 1 3 Totaal 100 100 100 100 Bron: ouderenquête


108 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Bijlage 4 Verschillen tussen scholen naar stedelijkheid, bestuursomvang en schooltype

Bij de analyses van de resultaten van de scholenenquête is steeds nagegaan of er significante verschillen zijn tussen scholen met verschillende bestuursomvang of stedelijke omgeving. Hierbij is ook gekeken naar het schooltype. Waar verschillen werden aangetroffen, zijn deze besproken in de hoofdstekst.

In deze bijlage geven we meer gedetailleerde informatie over de antwoorden van verschillende groepen ouders. N.B. We presenteren alleen de antwoorden op vragen waar een significant verschil werd aangetroffen (p
Tabel B4.1 Voornaamste redenen zijn om ouders/verzorgers bij de school te betrekken, significante verschillen naar achtergronden (po, 3 belangrijkste redenen) (in%) Speciaal niet zeer sterk zeer sterk basisonderwijs stedelijk stedelijk Ouderbetrokkenheid is nodig omdat het zonder ouders/verzorgers onmogelijk is alle geplande 18 57 42 (buitenschoolse) activiteiten uit te voeren. Ouderbetrokkenheid is nodig om voldoende aandacht te kunnen geven aan bepaalde vakken 4 17 10 (zoals creatieve vakken, lezen). Door ouderbetrokkenheid te stimuleren wordt geprobeerd een pedagogisch klimaat bij de 46 34 49 leerlingen thuis te creëren dat gunstig is voor hun leerprestaties.
Met ouderbetrokkenheid wordt een belangrijke 44 27 20 stem gegeven aan ouders/verzorgers. Met ouderbetrokkenheid wordt invulling gegeven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor 54 52 57 goed onderwijs.
Ouders/verzorgers moeten vertegenwoordigd zijn 24 16 22 in de inspraakorganen.
Het is belangrijk voor de school dat 12 12 9 ouders/verzorgers meedenken over het beleid. Het is belangrijk dat ouders meedenken en 27 18 17 meespreken over de kwaliteit van het onderwijs. Ouderbetrokkenheid komt de ontwikkeling van het 57 57 58 kind ten goede.
Anders / weet niet 3 3 1 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 109





Tabel B4.2 Voornaamste redenen zijn om ouders/verzorgers bij de school te betrekken, significante verschillen naar achtergronden, (vo, 3 belangrijkste redenen) (in %) Eenpitters Meerpitters niet zeer zeer sterk sterk stedelijk stedelijk Ouderbetrokkenheid is nodig omdat het zonder ouders/verzorgers onmogelijk is alle geplande 1 8 5 17 (buitenschoolse) activiteiten uit te voeren. Ouderbetrokkenheid is nodig om voldoende aandacht te kunnen geven aan bepaalde vakken 0 1 1 0 (zoals creatieve vakken, lezen). Door ouderbetrokkenheid te stimuleren wordt geprobeerd een pedagogisch klimaat bij de 47 36 36 52 leerlingen thuis te creëren dat gunstig is voor hun leerprestaties.
Met ouderbetrokkenheid wordt een belangrijke 48 40 40 48 stem gegeven aan ouders/verzorgers. Met ouderbetrokkenheid wordt invulling gegeven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor 54 63 62 57 goed onderwijs.
Ouders/verzorgers moeten vertegenwoordigd zijn 43 32 35 27 in de inspraakorganen.
Het is belangrijk voor de school dat 22 25 26 18 ouders/verzorgers meedenken over het beleid. Het is belangrijk dat ouders meedenken en 44 41 44 28 meespreken over de kwaliteit van het onderwijs. Ouderbetrokkenheid komt de ontwikkeling van het 31 41 40 36 kind ten goede.
Anders / weet niet 2 1 1 2

Tabel B4.3 Hoe ziet de school de rol van ouders, (po en vo) In hoge In redelijke In lichte Niet Weet niet mate mate mate Ondersteuner van de PO: regulier BO 68 15 14 3 0 eigen kinderen PO:SO 62 12 12 12 2 Hulp bij de uitvoering PO: regulier BO 35 52 12 0 0 van (buitenschoolse)
activiteiten PO:SO 5 29 51 15 0 Hulp bij de uitvoering PO: niet zs 35 50 14 1 0 van (buitenschoolse) stedelijk activiteiten

18 52 26 3 2 PO: zs stedelijk Hulp bij de uitvoering vo: nzss 1 9 59 31 0,4 van (buitenschoolse)
activiteiten vo: zss 0 29 57 14 0


110 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs





Tabel B4.4 Wat is over ouderbetrokkenheid vastgelegd, verschillen naar achtergrondkenmerken? (po, meerdere antwoorden mogelijk)
BO SO Een- Meer- Niet zeer Zeer pitters pitters sterk sterk stedelijk stedelijk De (visie op de) rol van
ouders/verzorgers in de school. 56 51 52 56 54 65 Wijze van informatievoorziening over het beleid van de school. 75 60 76 74 74 69 Invloed van ouders/verzorgers via medezeggenschapsraad,
ouderraad en/of schoolbestuur. 97 92 90 97 98 86 Betrekken van ouders/verzorgers bij het onderwijs (lezen, creatieve vakken etc.). 52 12 41 49 51 32 Betrekken van ouders/verzorgers bij buitenschoolse activiteiten. 75 39 65 73 76 47 Stimuleren van ouders/verzorgers om thuis activiteiten te
ondernemen die gunstig zijn voor de leerprestaties van het kind (voorlezen, helpen bij huiswerk). 41 23 47 38 38 47 Rol van externe medeopvoeders
(zoals verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk). 5 14 6 6 4 15 Er is niets vastgelegd 0 1 1 0 0 3

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 111





Tabel B4.5 Wat is over ouderbetrokkenheid vastgelegd, verschillen naar achtergrondkenmerken? (vo, meerdere antwoorden mogelijk)
Eenpitter Meerpitter Niet zeer Zeer sterk sterk stedelijk stedelijk De (visie op de) rol van ouders/verzorgers in de school. 35 48 44 56 Wijze van informatievoorziening over het beleid van de school. 52 58 58 53 Invloed van ouders/verzorgers via medezeggenschapsraad, ouderraad en/of schoolbestuur. 96 92 94 82 Betrekken van ouders/verzorgers bij het onderwijs (lezen, creatieve vakken etc.). 4 4 3 12 Betrekken van ouders/verzorgers bij buitenschoolse activiteiten. 2 22 18 23 Betrekken van ouders bij de invulling van de onderwijstijd. 8 3 4 2 Betrekken van ouders bij de vormgeving het onderwijsprogramma. 8 6 6 5 Stimuleren van ouders/verzorgers om thuis activiteiten te ondernemen die gunstig zijn voor de leerprestaties van het kind (voorlezen, helpen bij huiswerk). 27 32 28 51 Rol van externe medeopvoeders (zoals verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk). 6 10 7 23 Er is niets vastgelegd 4 2 2 9

Tabel B4.6 Niveau waarop de visie op ouderbetrokkenheid is opgesteld, (PO en VO,,meerdere antwoorden mogelijk) PO VO Eenpiter Meerpitter Eenmpitter Meerpitter Bestuur 51 26 16 27 School 84 86 95 63 Vestiging 0 2 5 24

Tabel B4.7 Doel van de communicatie, significante verschillen (po en vo) Nooit/zelden Soms Regelmatig Weet niet Het verzoeken van PO: regulier 0 7 92 0 ouders/verzorgers om BO medewerking bij activiteiten. PO: speciaal 11 47 42 0 onderwijs Het verstrekken van informatie PO: 24 58 15 3 om ouders/verzorgers inspraak Eenpitter te geven bij schoolbeleid (bijv. PO: 19 55 26 0 betrekken bij beslissingen). Meerpitter
112 Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs




Nooit/zelden Soms Regelmatig Weet niet

Het verstrekken van feitelijke
informatie over beleid van de VO: pro-
school (bijv. schoolregels onder 6 8 86 0 scholen
de aandacht brengen,
vakantierooster).
Het doen van mededelingen van
huishoudelijke aard (bijv. ziekte VO: pro-
van leraar, overlast verbouwing). 10 28 63 0 scholen
Het verzoeken van VO: 21 68 5 5 ouders/verzorgers om eenpitters
medewerking bij activiteiten. VO: 28 57 14 1 meerpitters Het verstrekken van feitelijke VO: niet zeer informatie over beleid van de sterk 1 5 94 1 school (bijv. schoolregels onder stedelijk
de aandacht brengen, VO zeer
vakantierooster). sterk 3 18 79 0 stedelijk

Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs 113