`Je ziet kindermishandeling pas als je het door hebt'
In iedere schoolklas zit gemiddeld één mishandeld kind. Toch zijn er
nog weinig wetenschappelijk onderbouwde preventie- en
behandelingsprogramma's om kindermishandeling te voorkomen en te
stoppen. Promovenda Eveline Euser pleit voor een inhaalslag.
107.000 slachtoffers
In 2007 publiceerden Euser en haar collega's de resultaten van
de Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en
Jeugdigen (NPM-2005). De NPM-2005 was de eerste studie naar de
omvang en de aard van mishandeling van kinderen en jeugdigen
van 0 tot 18 jaar in Nederland. De Leidse pedagogen schatten de
omvang van kindermishandeling in Nederland destijds op ruim
107.000 slachtoffers in 2005; gemiddeld één kind per
schoolklas.
Eveline Euser: `Er moet meer onderzoek gebeuren naar de
effecten van behandelprogramma's op mishandelde kinderen.'
Psychische problemen
De roep om een betere preventie en behandeling is volgens Euser
groot. In haar proefschrift laat de promovenda zien dat
kindermishandeling desastreuze gevolgen heeft voor de
gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind. Mishandelde kinderen
hebben daardoor een verhoogde kans op psychische problemen op
latere leeftijd.
Gedesorganiseerd gehecht
Kenmerkend voor de gehechtheidsrelatie van mishandelde kinderen
is dat deze relatief vaak `gedesorganiseerd' is: de kinderen
zijn onder spanning niet in staat hun gedrag te organiseren. Ze
blijven in paniek, zelfs als de ouder - normaal gesproken een
bron van troost - in de buurt is. De kinderen zoeken
bijvoorbeeld afwisselend toenadering tot de ouder en houden dan
weer afstand.
Verwarring
`Beangstigend gedrag van ouders is onvoorspelbaar en
onbegrijpelijk voor kinderen', legt Euser uit. `Kinderen raken
daardoor in verwarring. De ouder is aan de ene kant een
gehechtheidsfiguur van wie het kind steun krijgt, maar gedraagt
zich aan de andere kant soms ook op een angstaanjagende
manier.' Uit een overzichtsstudie van Euser blijkt dat 47% van
de mishandelde kinderen gedesorganiseerd gehecht is, vergeleken
met 15% van niet-mishandelde kinderen.
Leidse pedagogen schatten de omvang van kindermishandeling in
Nederland op ruim 107.000 slachtoffers in 2005; gemiddeld één
kind per schoolklas.
Los zand
Euser noemt het daarom zorgelijk dat er nog weinig
wetenschappelijk bewezen methoden zijn voor de diagnostiek en
behandeling van gehechtheidsproblemen en kindermishandeling.
`De meeste programma's die behandelaars in Nederland inzetten,
zijn niet specifiek ontwikkeld voor mishandelde kinderen en
zijn niet op effectiviteit getoetst bij deze kinderen. Ik heb
er begrip voor dat behandelaars roeien met de riemen die ze
hebben, maar vanuit wetenschappelijk oogpunt kunnen we niet op
los zand blijven bouwen. Er moet meer gedegen onderzoek
gebeuren naar de effecten van behandelprogramma's op
mishandelde kinderen.'
Vluchtelinggezinnen
Vooral getraumatiseerde vluchtelinggezinnen hebben dringend een
passend hulpaanbod nodig, blijkt uit de NPM-2005. In
vluchtelinggezinnen worden kinderen ongeveer drie keer zo vaak
mishandeld als in autochtone gezinnen. Euser: `Een groot deel
van de ouders van vluchtelinggezinnen is getraumatiseerd. Dat
heeft vaak een negatieve invloed op de kwaliteit van de
opvoeding.'
Traumascreening
De pedagoge pleit daarom voor een structurele traumascreening
van vluchtelinggezinnen bij aankomst in Nederland. `Een
traumascreening is een aangewezen manier om de
opvoedingssituatie in te schatten en om kindermishandeling te
voorkomen of te stoppen. Dit is een taak die de Nederlandse
overheid nog niet genoeg uitoefent. Het Verdrag voor de Rechten
van het Kind verplicht de Nederlandse overheid tot een adequate
preventie en behandeling van kindermishandeling. De Verenigde
Naties hebben Nederland al meermalen gewaarschuwd dat het deze
plicht onvoldoende nakomt. Kinderen van vluchtelingen krijgen
vaak geen passende behandeling en worden te lang in onzekerheid
gelaten.'
Allochtonen
De NPM-2005 laat zien dat ook `traditionele' allochtonen -
Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen - hun kinderen
relatief vaak mishandelen. Maar dat blijkt - anders dan bij
vluchtelingen - vooral met hun lage opleidingsniveau te maken
te hebben. `Allochtone ouders zijn gemiddeld lager opgeleid dan
autochtone ouders,' legt Euser uit. `We weten dat een laag
opleidingsniveau een risicofactor voor kindermishandeling is.
Wanneer je rekening houdt met het lage opleidingsniveau van
allochtone ouders, valt het risico van etniciteit weg in de
vergelijking met autochtone gezinnen. Traditioneel-allochtone
gezinnen zijn vooral gebaat bij interventies die zijn gericht
op het verbeteren van het opleidingsniveau en de
sociaal-economische status van ouders.'
Beleid
Euser juicht het toe dat de overheid de laatste tijd meer
aandacht begint te krijgen voor de behandeling van mishandelde
kinderen. Als voorbeelden noemt ze de oprichting van het
Ministerie van Jeugd en Gezin en het beleidsproject Raak: een
reflectie- en actiegroep gericht op het stroomlijnen van zorg
aan mishandelde kinderen. `Juist omdat mishandeling vaak
voorkomt in gezinnen waar van alles mis is, is gecoördineerde
zorg nodig. Als de ouders tekortschieten, heeft de overheid een
verantwoordelijkheid om in te grijpen.'
Euser is blij met de ontwikkeling van meldcodes voor
professionals in zorg en onderwijs
Meldcodes
Vroegtijdige signalering van mishandeling is volgens Euser al
net zo belangrijk. Uit de NPM-2005 bleek dat slechts 12.6% van
de gevallen van mishandeling die bekend zijn bij professionals
in het onderwijs en de zorg, ook het Advies en Meldpunt
Kindermishandeling bereikt. Euser noemt het daarom een
positieve ontwikkeling dat er meldcodes voor professionals in
ontwikkeling zijn. Ook in zorg- en onderwijsopleidingen zou
volgens haar meer aandacht moeten worden besteed aan het
signaleren van kindermishandeling. Met een variant op een
uitspraak van Cruijff: `Je ziet mishandeling pas als je het
door hebt.'
Euser, E.M. (2009).Child maltreatment: Prevalence and risk
factors.
Promotie: donderdag 26 november
Faculteit: sociale wetenschappen
Promotoren: Prof.dr. M.H. van IJzendoorn, prof.dr. M.J.
Bakermans-Kranenburg.
(24 november 2009/Tristan Lavender)
Nieuwsredactie - 24/11/2009
Universiteit Leiden