Wageningen Universiteit en Researchcentrum
26 nov 2009
Nummer: N
We zien een potentiële rol voor transgene planten in het pakket van
bestaande gewasbeschermingsmethoden die gebruikt worden in
geïntegreerde gewasbeschermingâ, zegt entomologe Martine Kos van
Wageningen University, die samen met de hoogleraren Marcel Dicke,
Louise Vet en begeleider Joop van Loon het artikel schreef. âMet
transgene planten kun je heel specifiek zijn, zodat alleen bepaalde
rupsensoorten worden bestreden. Daarmee vervang je de breedwerkende
pesticiden in de land- en tuinbouw, die niet alleen het doelorganisme
bestrijden maar ook nuttige insecten doden.â
Insectenresistentie in planten inbouwen kan voordelen opleveren,
blijkt uit literatuuronderzoek. In de VS is ervaring opgedaan met de
verbouw van Bt-maïs. In het genoom van de maïsplant is een gen van
de bacterie Bacillus thuringiensis (Bt) ingebouwd, waardoor bepaalde
rupsen die de plant aanvreten dood gaan. Het Bt-gen is ook ingebouwd
in rijst en katoen. Het eiwitproduct van het Bt-gen is gericht tegen
een bepaalde orde van insecten, dus ofwel vlinders en motten, ofwel
kevers en torren ofwel vliegen en muggen, aldus Kos. Je kunt
natuurlijke varianten van Bt-genen zo modificeren dat ze een nog
specifiekere werking krijgen.
âBt-gewassen worden al tien jaar op grote schaal verbouwd in de
Verenigde Staten en China. Er zijn nog geen negatieve effecten voor
milieu en gezondheid aangetoondâ, zegt Kos. Omdat je minder pesticiden
gebruikt, kan het aantal nuttige insecten en de biodiversiteit
toenemen, wat weer van pas kan komen bij de biologische
plaagbestrijding in het veld.
Kos verwacht ook veel van planten die je zo modificeert dat ze
vijanden van schadelijke insecten beter aantrekken. âJe zorgt dat die
planten extra geurstoffen aanmaken. Dat is een hele nieuwe
ontwikkeling. Ik las net een recent artikel over de eerste veldstudie
van zoân plant. Duitse onderzoekers hebben een gen toegevoegd aan
maïs om de vijanden van een schadelijke kever aan te trekken.
Daardoor nam het aantal schadelijke kevers met zestig procent af. Dat
heeft zeker potentie.â
Cruciaal is wel, vervolgt Kos, dat de transgene planten veilig zijn
voor andere organismen, zoals natuurlijke vijanden, en voor de
gezondheid van consumenten. Haar project maakt deel uit van het
onderzoeksprogramma ERGO, om richtlijnen op te stellen hoe je die
veiligheid test. âWe gebruiken het modelplantje Arabidopsis nu om na
te gaan hoe je eventuele negatieve effecten moet bepalen. Wat voor
soort testen en welke insecten heb je nodig om het effect van
transgenen te meten?â NWO financiert het programma, vier ministeries
zijn opdrachtgever.
Kos weet dat er in Nederland en omringende landen weerstand bestaat
tegen ontwikkeling van transgene planten. âMaar de verbouw ervan in de
wereld neemt sterk toe, vooral in de Verenigde Staten, Latijns-Amerika
en China. En ze worden al in zeven Europese landen op kleine schaal
verbouwd. We houden de ontwikkeling van transgene planten niet meer
tegen. Dan kun je je beter in de mogelijkheden verdiepen, om te zorgen
dat de negatieve effecten niet optreden. Als je het verstandig
integreert met bestaande methoden van gewasbescherming, kun je meer
voedsel produceren met minder gif.â | Albert Sikkema