Datum 26 november 2009
Betreft Motivering Rb inz. de voorlopige voorziening voor de visserij op
wolhandkrab met aalfuiken
Geachte Voorzitter,
In het Wetgevingsoverleg Visserij van 16 november 2009 heb ik met uw Kamer
over de voorlopige voorziening gesproken die rechtbank Dordrecht diezelfde dag
heeft gegeven aan een visserijbedrijf. De rechtbank treft de voorlopige
voorziening dat verzoekster tot 1 december 2009 wordt behandeld als ware zij in
het bezit van een ontheffing van het aalvisverbod om op wolhandkrab te vissen
met aalfuiken die daartoe zodanig zijn aangepast dat aal daaruit kan ontsnappen.
Inmiddels heb ik de motivering van de rechtbank ontvangen. De rechter acht het
Nederlandse aalbeheerplan en de uitvoeringsregeling visserij legitiem.
De rechtbank is verder van oordeel dat de Staat bevoegd was handhavend op te
treden, maar dat er in dit geval sprake was van bijzondere omstandigheden.
Hierbij acht de rechtbank van belang dat het aalvisverbod niet eerder dan juli
2009 als maatregel in het aalbeheerplan is opgenomen en dat er op het moment
van inwerkingtreding van het verbod geen concreet zicht was op
nadeelcompensatie voor het onevenredige nadeel dat verzoekster lijdt in oktober
en november. Het vissen op wolhandkrab biedt wel een financieel alternatief. De
rechtbank oordeelt dat zij in dit geval in redelijkheid geen doorslaggevende
betekenis kon toekennen aan financiële gevolgen gemoeid met intensievere
controle door de AID.
De uitspraak van de voorzieningenrechter geeft mij geen aanleiding mijn beleid te
wijzigen. Uit de motivering komt naar voren dat bepaalde wezenlijke onderdelen
van mijn beleid in deze procedure onderbelicht zijn gebleven. Aan het
Nederlandse aalbeheerplan ligt een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag.
Zoals ook aangegeven in de brieven aan uw Kamer (Kamerstukken II 2008-2009,
31 700 XIV, nr. 141 en 188) heb ik in het aalbeheerplan als onderdeel van mijn
belangenafweging 700.000 gereserveerd voor een financiële tegemoetkoming
voor geleden inkomstenderving als gevolg van het aalvisverbod. In mijn brief van
13 november 2009 (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 123 XIV, nr. 61) heb ik u
medegedeeld dat ik hiertoe binnenkort een regeling open stel die door het
Productschap Vis zal worden uitgevoerd. De rechtbank heeft deze voorziening niet
Pagina 1 van 2
*PDOC01/87183*
PDOC01/87183
meegewogen in haar oordeel. Directie Juridische Zaken
team internationaal & visserij
In de uitspraak komen tevens de bezwaren tegen ontheffing voor aangepaste
aalfuiken onvoldoende aan bod. Het gaat er niet alleen om dat intensievere Datum
26 november 2009
controle extra kosten met zich brengt. Het voornaamste bezwaar is dat zelfs met
Onze referentie
een verveelvoudiging van de AID inzet de aangepaste aalfuiken slecht 87183
handhaafbaar zijn. Fuiken staan onder water. Pas bij het lichten van een fuik kan
de AID vaststellen of de ontsnappingsmogelijkheid aanwezig is. Het lichten van
een fuik duurt, afhankelijk van de grootte en het soort fuik, ongeveer 25 minuten.
Op een hele dag kan een medewerker van de AID dus niet meer dan 20 fuiken
controleren. Sommige binnenvissers beschikken over een paar honderd aalfuiken.
Voor alle Nederlandse binnenwateren praten we over duizenden fuiken.
Hierbij komt dat één controle niet volstaat. Veel van de door visserijbedrijven
voorgestelde aanpassingen zijn niet alleen gemakkelijk in de fuik aan te brengen,
maar ook weer gemakkelijk te verwijderen. Zo kan met een aalfuik die vandaag
gecontroleerd is, morgen weer aal worden gevangen. Dit maakt de ontheffing voor
aangepaste aalfuiken oncontroleerbaar.
Ik ben op grond van de Europese aalverordening verplicht om zorg te dragen voor
een goede naleving van het aalvisverbod, zodat de doelstelling van de
Aalverordening dichterbij komt. Ontheffingen voor aangepaste aalfuiken staan aan
dit doel in de weg.
Mijn beleid is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en dient een zeer belangrijk
doel: voorkomen dat de Europese aal uitsterft. Bij dit doel zijn ook de Nederlandse
beroepsvissers uiteindelijk gebaat. De uitspraak van de voorzieningenrechter van
de rechtbank Dordrecht heeft alleen betrekking op één bedrijf en is niet van
toepassing op andere bedrijven. In de verdere procedure zal ik mijn argumenten
nogmaals nader voor het voetlicht brengen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --