Politieke Partij Kamerlid Vraag en Antwoord
1. CDA Rouwe, Vraag:
de Wanneer ontvangt de Kamer de kennis- en
innovatieagenda luchtvaart?
Antwoord:
Als antwoord op deze vraag stuur ik u bij deze de Kennis- en
Innovatie Agenda Luchtvaart toe. (zie bijlage)
2. CDA Mastwijk Vraag:
Kan de staatsecretaris ten aanzien van de
Westerschelde en Saeftinge toezeggen dat er geen
definitief aanwijzingsbesluit Natura 2000 wordt
genomen voordat hierover met de Kamer is gesproken?
Antwoord:
Het nemen van aanwijzingsbesluiten voor Natura 2000 is de
bevoegdheid van de minister van LNV. Namens de minister
van LNV kan ik u melden dat er geen definitief
aanwijzingsbesluit over dit gebied wordt genomen voor het
debat met de Kamer over natuurherstel in de Westerschelde
is afgerond.
3. CDA Mastwijk Vraag:
Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat vervoerders
met de ouderenbonden en de NS om tafel gaan om te
bespreken hoe er meer aandacht kan worden gegeven
aan senioren in het OV op het gebied van de OV-
chipkaart?
Antwoord:
De ouderenbonden voeren structureel overleg met de
vervoerders in het Landelijk Consumenten Overleg en het
LOCOV. Daar is de NS bij. Op grond van dit overleg besteden
vervoerders op diverse manieren aandacht aan senioren en
de OV-chipkaart. De ouderenbonden kunnen aanvullende
wensen, ook over de kwaliteit van foldermateriaal, in deze
overleggen met de vervoerders bespreken.
4. CDA Mastwijk Vraag:
Kan de staatssecretaris een reactie geven op het
dispuut tussen regionale vervoerders en de NS over de
verdeling van de treinopbrengsten?
Antwoord:
De kaartopbrengsten worden nu nog verdeeld op basis van
het zogenaamde "meten in de trein". Indien regionale
vervoerders ontevreden zijn over de uitkomsten, kunnen zij
dat met de NS bespreken.
5. CDA Mastwijk Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om samen met decentrale
overheden het idee uit te werken om de 2000
dieselbussen die straks nog onder Euro EEV zitten, de
komende jaren te voorzien van de nieuwste schone
dieselmotoren? Is zij voorts bereid om de kosten
hiervan te verdelen over Rijk, decentrale overheden en
vervoerders? Kan zij hierbij de suggestie voor de
dekking vanuit het Rijk betrekken om aansluiting te
zoeken bij het NSL (nog 75 miljoen beschikbaar vanaf
2010).
Antwoord:
De 75 miljoen waar de heer Mastwijk naar verwijst, is
budget dat door het ministerie van Volkshuisvesting
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het kader van de 4de
tranche subsidiegelden-NSL aan de grote steden beschikbaar
wordt gesteld. Dit geld is bestemd om resterende lokale
knelpunten inzake luchtkwaliteit op te lossen. Het is aan de
steden om na de mid-term review in 2011 voorstellen voor
maatregelen in te dienen. De minister van VROM zal daarna
de verdeling vaststellen.
Het is de volledige bevoegdheid van de decentrale overheden
welke keuzen er op het gebied van regionaal OV worden
gemaakt. De stadsregio's en provincies stellen in de
concessies voor openbaar vervoer eisen aan de
milieuaspecten van het materieel. Bij de meeste nieuwe
concessies wordt al het materieel vernieuwd. Per 1 oktober
2009 moet elke nieuwe aan te schaffen bus aan de verplichte
Euro-vijf norm voldoen; de EEV-norm is niet verplicht en het
verschil met de Euro-vijf is gering.
6. CDA Rouwe, Vraag:
de Wanneer kan de Kamer het Aldersadvies over de
regionale luchthavens (met name Eindhoven) tegemoet
zien?
Antwoord:
Ik heb u recentelijk met mijn brief van 17 november
2009 (VenW/DGLM 2009/4638), geïnformeerd over de stand
van zaken met betrekking tot de Alderstrajecten rond
Lelystad en Eindhoven. Gegeven de voortgang van de
gesprekken voorzie ik op dit moment een afronding van het
advies Eindhoven voor het einde van dit jaar.
7. CDA Rouwe, Vraag:
de Wanneer kan de Kamer de nota Maritieme en
Aeronautische Noodhulp verwachten?
Antwoord:
Zoals staatssecretaris De Vries van Defensie op 2 juli 2009 in
een brief aan de Tweede Kamer heeft laten weten, wordt er
nog gewerkt aan invulling van de zorgnorm voor
helikopterinzet voor Search and Rescue (SAR). De vaststelling
van de zorgnorm en de bijbehorende financiering vergt nog
enig overleg met het ministerie van Defensie. Ik zal echter,
zoals de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat
mij heeft verzocht, voor 15 december 2009 de genoemde
Nota aan de Kamer doen toekomen. Als het overleg met
Defensie voor deze datum is afgerond zal de Nota ook de
zorgnorm voor SAR bevatten.
8. CDA Rouwe, Vraag:
de Zijn er afspraken gemaakt met provincies en
gemeenten over pilots met PPS bij infrastructurele
projecten?
Antwoord:
Wij nodigen decentrale overheden nadrukkelijk uit te
participeren in PPS-projecten. Daarbij kan het zowel gaan om
projecten onder rijks- als onder decentrale
verantwoordelijkheid. Daarbij wil het Rijk ook vormen van
voorfinanciering stimuleren.
Zoals beschreven in mijn brief aan uw Kamer over DBFM bij
Decentrale overheden (FIN/2009/1012 U) kunnen decentrale
overheden bij Rijkswaterstaat en Financiën terecht voor gratis
(bedrijfseconomisch) advies bij DBFM-projecten. Ook kunnen
de decentrale overheden een tegemoetkoming van 50%
krijgen voor de kosten die zij maken om de meerwaarde van
DBFM te onderzoeken, de zogenaamde PPC-toets. Het Rijk
kan decentrale overheden op vele terreinen faciliteren,
evenwel zal de voordracht van het pilot project door de
decentrale overheden zelf moeten gebeuren. DBFM is immers
het beste geborgd als de verantwoordelijkheid voor DBFM ligt
bij de partijen die de investeringsbeslissingen nemen.
Daarnaast werkt Rijkswaterstaat in het opdrachtgeversforum
en via de website "PPS bij het Rijk" samen met grote publieke
opdrachtgevers als de Rijksgebouwendienst en ProRail, aan
het breder beschikbaar stellen van kennis en ervaring met
nieuwe contractvormen, zoals PPS, voor andere
overheden. Om zo ook hen te stimuleren gebruik te maken
van deze financieringsvormen.
9. CDA Rouwe, Vraag:
de Welke stappen gaat dit kabinet ondernemen om niet
alleen snelle procedures en projecten te hebben, maar
ook om voldoende financiën te creëren op de lange
termijn met behulp van o.a. PPS-constructies?
Antwoord:
In lijn met het kabinetsstandpunt ten aanzien van de
adviezen van de Commissie Ruding is er onder leiding van
Financiën een werkgroep geformeerd, met deelname van
VenW en institutionele beleggers, om de mogelijkheden van
participatie van pensioenfondsen aan infrastructuurprojecten
verder te onderzoeken. De uitwerking hiervan blijkt echter
niet eenvoudig omdat de belangen van de
pensioengerechtigden en de belastingbetaler niet altijd
synchroon lopen. Naar verwachting zal de Minister van
Financiën de Kamer nog dit jaar informeren over de
voortgang.
Tegelijk ga ik door met mijn PPS ambities. Het daadwerkelijk
aanbesteden van projecten biedt investeerders concrete
kansen hun belangstelling te tonen. Dit jaar zijn ondanks de
kredietcrisis grote projecten als A15 Maasvlakte-Vaanplein en
A12 Utrecht-Veenendaal als DBFM in aanbesteding gegaan en
voor volgend jaar staat in Noord-Nederland de N33 Assen-
Zuidbroek, en daarna de A6-A9 er aan te komen. Zo begint
de dealflow echt op gang te komen.
10. CDA Rouwe, Vraag:
de Kan de minister de Kamer informeren over de
rijksprojecten die op stapel staan waarbij de bonus bij
versnelling wel en niet toegepast wordt?
Antwoord:
Bij alle aan te besteden projecten gaat Rijkswaterstaat al een
aantal jaar uit van de Economisch Meest Voordelige
Inschrijving, waarbij onder meer de volgende criteria worden
meegewogen:
- het openhouden van een minimaal aantal rijstroken tijdens
de werkzaamheden;
- prikkels voor het beperken van de verkeershinder, dan wel
versnelde oplevering.
11. CDA Rouwe, Vraag:
de Kan de staatssecretaris toelichten op welk niveau op dit
moment de bijstand voor search and rescue operaties
en hulp ter voorkoming van grootschalige evacuaties
geregeld is?
Antwoord:
Het niveau van bijstand is opgenomen in het Activiteitenplan
en Begroting (APB) van de Kustwacht Nederland en bestaat
uit de hieronder beschreven capaciteit. De vliegende
basiscapaciteit voor Search and Rescue (SAR) bestaat
momenteel uit een helikopter van het type Lynx van Defensie.
Veelal wordt ook gebruik gemaakt van de SAR-helikopter van
NOGEPA, de verenigde olie-en gasindustrie. De varende
basiscapaciteit bestaat uit reddingsschepen van de Koninklijke
Nederlandse Reddingsmaatschappij. De eenheden die behoren
tot de basiscapaciteit zijn op jaarbasis nagenoeg 100% van
de tijd inzetbaar. De SAR dienst wordt met de hoogst
denkbare prioriteit uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid
van de directeur Kustwacht. Indien nodig kan internationale
assistentie opgeroepen worden. Ook de omringende
scheepvaart is verplicht bij een oproep hulp te bieden.
12. CDA Mastwijk Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om RWS en de
waterschappen te vragen om in overleg met lokale
overheden te bekijken hoe zandsuppletieprojecten in
2010 kunnen worden gecombineerd met de versterking
van de recreatieve functie van stranden, bijvoorbeeld
Westduin Walcheren?
Antwoord:
Binnen het zandsuppletiebudget ligt de prioriteit bij de
veiligheid en het herstel van de basiskustlijn. Standaard
worden - met de omgevingspartijen - de mogelijkheden
verkend van een eventuele combinatie van deze
zandsuppleties ten behoeve van de veiligheid en van
versterking van andere functies, zoals recreatie. Indien dit
mogelijk is en er medefinanciering door lokale partijen
mogelijk is, werkt Rijkswaterstaat mee aan dergelijke
gecombineerde suppleties.
13. CDA Rouwe, Vraag:
de Worden provincies ondersteund om projecten via PPS
op de markt te zetten, en wordt daarin ook bezien in
hoeverre provincies zelf kunnen zorgen voor
financieren conform de motie-Koopmans/Cramer
31700 A, nr. 100?
Antwoord:
Het Rijk heeft aangeboden om te helpen bij de ondersteuning
van het opzetten van PPS projecten bij de provincies.
Oproepen zijn gedaan op het nationale wegencongres, in de
Cobouw en via artikelen in vakbladen en op de site van PPS
bij het Rijk.
In de begeleidende beleidsbrief behorende bij de uitkomsten
van de Nationale Markt en Capaciteitsanalyse zal ik ingaan op
de mogelijkheden van voorfinanciering. De planning is om
deze beleidsbrief in het voorjaar van 2010 aan de Tweede
Kamer te zenden.
14. CDA Mastwijk Vraag:
De onderhandse gunning van de concessie aan de NS is
om twee redenen ongewenst. In de eerste plaats
vanwege het risico op conflicten met de PSO-
verordening. In de tweede plaats omdat een goede
mogelijkheid om de NS te prikkelen onbenut blijft. Kan
de minister hierop reageren?
Antwoord:
Tijdens de behandeling van het Kabinetsstandpunt Evaluatie
Spoorwetgeving heeft de meerderheid van de Kamer mij
gevraagd de nieuwe concessie aan NS te verlenen. Ik heb
toegezegd om, conform de procedure uit de Wet
personenvervoer 2000 - na afstemming met
consumentenorganisaties - het beleidsvoornemen aan uw
Kamer te zenden.
Onderhandse gunning van een vervoerconcessie voor spoor is
niet strijdig met de PSO-verordening (Public Service
Obligations). Artikel 5 lid 6 van de PSO-verordening stelt
namelijk letterlijk "Als de nationale wetgeving het niet
verbiedt, kan een bevoegde instantie besluiten
openbaredienstcontracten voor vervoer per spoor, met
uitzondering van andere vormen van spoorvervoer, zoals
metro of tram, onderhands te gunnen." Artikel 64 lid 1 van de
Wp2000 stelt dat ik als minister bevoegd ben een concessie
voor openbaar vervoer per trein (voor het hoofdrailnet) te
verlenen zonder daartoe een openbare
aanbestedingsprocedure te houden. Voor wat betreft het
wegvallen van een mogelijke prikkel voor NS merk ik op dat
er in de huidige concessie allerlei prikkels zijn ingebouwd ten
aanzien van het presteren van NS en ik deze afspraken in een
gewijzigde concessie aanscherp, zoals ik de Tweede Kamer
ook heb toegezegd.
15. CDA Rouwe, Vraag:
de Op N-wegen wordt nog 80 km/u gereden. Hier zou
volgens de minister 100 km/u de norm moeten zijn. Bij
de N18 is toch weer gekozen voor een snelheidslimiet
van 80 km/u en niet van 100 km/u. Kan de minister
aangeven hoe hij tot dit besluit is gekomen?
Antwoord:
Ik heb mijn ambities voor 2028 voor een aantal specifieke
Rijks N -wegen in de Mobiliteitsaanpak gedefinieerd.
Ik heb aangegeven dat ik waar mogelijk streef naar een
ontwerpsnelheid van 100 km/u, maar dat dit onder andere
afhankelijk is van het verkeersaanbod.
In het standpunt N18 is daar waar ik kies voor nieuwe
omleidingen geanticipeerd op de ambities uit de
Mobiliteitsaanpak en een 100 km/u oplossing gerealiseerd
(het gedeelte Groenlo Enschede). Op het gedeelte
Varsseveld- Groenlo handhaven we vooralsnog de 80 km/u,
maar maken we een opwaardering naar 100 km/u niet
onmogelijk.
16. CDA Rouwe, Vraag:
de Is de minister bereid om de vervoerssector de ruimte te
geven in de venstertijden voor laden en lossen en dit
vervolgens in zijn reguliere overleg aan de gemeentes
mee te geven?
Antwoord:
Venstertijden zijn gemeentelijke regels, dus dit vergt
gemeentelijke medewerking. Op 10 december 2009 staat
Stedelijke Distributie in het Nationaal Mobiliteitsberaad op de
agenda en dan kan ik het idee van een tijdelijke opschorting
van venstertijden bespreken met de decentrale overheden. Ik
zal de daar aanwezige Ambassadeur Stedelijke Distributie ook
bij betrekken.
17. CDA Rouwe, Vraag:
de Wil de minister bij Rijks N-wegen voortaan expliciet
aangeven hoe deze variant voor 100km/u zou scoren?
Antwoord:
Ik heb mijn ambities voor 2028 voor vijf Rijks N-wegen in de
Mobiliteitsaanpak gedefinieerd (N3, N18, N35, N44 en de
N65).
Deze ambitie houdt in dat ik de inrichting van deze wegen van
zodanige kwaliteit wil maken dat ze optimaal kunnen
functioneren in een robuust netwerk in 2028.
Ik heb aangegeven dat ik waar mogelijk streef naar een
ontwerpsnelheid van 100 km/uur, maar dat dit onder andere
afhankelijk is van het verkeersaanbod en de ligging van de
weg.
Afhankelijk van het functioneren van de Rijks N-weg in het
netwerk maak ik projectspecifiek deze afwegingen.
Zo heb ik voor de N18 wel alternatieven met 100 km/u voor
het hele traject onderzocht, maar op basis van de trajectnota
MER heb ik op dit moment alleen voor het deel Groenlo-
Enschede gekozen voor 100 km/uur. In de nu af te ronden
verkenning N35 Zwolle-Wijthmen heb ik eveneens de
100km/u optie meegenomen.
18. CDA Rouwe, Vraag:
de Is de minister bereid om een breed onderzoek te
starten naar innovatieve projecten (zoals de shared
space gedachte) waar meerdere prijzen mee gewonnen
zijn en waar veel internationale belangstelling voor is
maar die niet voorkomen in de plannen van het Rijk?
Antwoord:
In het Strategisch Plan verkeersveiligheid uit 2008 heb ik
innovatieve oplossingen benoemd als middel bij het
waarmaken van mijn ambities voor het verbeteren van de
verkeersveiligheid. Ik zal hier samen met de verschillende
onderzoeksinstanties en decentrale overheden onderzoek
naar verrichten. Het concept shared space zal hierbij worden
betrokken.
19. CDA Mastwijk Vraag:
De haltepalen van Veolia in Limburg schijnen niet aan
de normen te voldoen. Kan de staatssecretaris hier iets
aan doen om te voorkomen dat ze verwijderd zouden
moeten worden?
Antwoord:
Een bushaltebord is een officieel verkeersbord volgens een
Europees overeengekomen model. Indien daar van wordt
afgeweken verliest de plek de juridische status van bushalte.
Veolia kan dit probleem ondervangen door de halte alsnog
ook te voorzien van het bord L3. Ik heb dit al eerder
aangegeven in de antwoorden op Kamervragen van mevrouw
Roefs van 14 mei 2009 (Aanhangsel Handelingen II, 2008-
2009, nr. 2655).
20. CDA Mastwijk Vraag:
Is de minister bereid om in overleg te treden met de
branche en verzekeraars om de kwetsbaarheid van
motorrijders te verbeteren zodat deze risicogroep
concreet kan worden geholpen?
Antwoord:
In het strategisch plan verkeersveiligheid heb ik aangegeven
dat ik extra aandacht wil geven aan motorrijders, omdat zij in
de groep `kwetsbare verkeersdeelnemers' vallen. Ik heb in het
strategisch plan verkeersveiligheid de Kamer toegezegd om
met een actieplan verbetering verkeersveiligheid voor
motorrijders te komen, waarin een integraal
maatregelenpakket zal worden voorgesteld (op gedrag,
voertuig en infrastructuur). Dit is inmiddels besproken met
het Motorplatform, waarin de belangenorganisaties van
motorrijders zijn vertegenwoordigd). De door het
Motorplatform voorgestelde pilot lijkt mij een waardevol
onderdeel om aan de gedrags-component van het
actieprogramma invulling te geven. Het KNMV heb ik
inmiddels gevraagd om de besproken ideeën verder uit te
werken.
21. CU Cramer Vraag:
Is het niet efficiënter om een landelijke OV-
promotiesite te realiseren dan de losse initiatieven van
Groningen en drie andere provincies (ontdekhetov.nl en
ervaarhetov.nl)?
Antwoord:
Op zich vind ik het een goed initiatief dat provincies via
websites het OV onder de aandacht brengen. Door dit soort
zaken op regionaal niveau aan te pakken kan er goed worden
ingespeeld op specifieke regionale omstandigheden.
Ik ben er echter wel voorstander van dat provincies en
stadsregio's van elkaar leren en ook actief de samenwerking
opzoeken, ook met vervoerders. Het zou mooi zijn als we het
OV als een sterk merk neer zetten en komen tot een OV dat
als een samenhangend geheel functioneert. In de visie op het
regionaal OV die volgend jaar uitkomt ga ik nader hierop in,
waarbij ik uw suggestie zal meenemen.
22. CU Cramer Vraag:
Kan de minister uitleggen waarom bij OV SAAL sprake
is van een planningsbuffer van 1 jaar en Cobouw meldt
dat 3 jaar versnelling wordt onderzocht? Er moet
volgens de ChristenUnie een lijn komen hoe gesproken
wordt van vertraging, en vooral hoe wordt gestuurd op
en gecommuniceerd over risico's. Is de minister het
hiermee eens?
Antwoord:
In maart 2008 heeft het kabinet besloten uitbreiding van het
spoor tussen Schiphol en Lelystad te realiseren. Samen met
mijn duopartner uit de Amsterdamse regio heb ik bereikt dat
er in de zomer van 2009 een OTB is gepubliceerd voor de
spoorverdubbeling in Amsterdam. Een belangrijke stap op
weg naar realisatie. En nog in 2010 zullen de eerste
werkzaamheden van start gaan. Dat is het tempo, zoals ik u
heb beloofd. In deze situatie, het spoor ligt tussen de rijbanen
van de A10 in en er moeten een paar grote kunstwerken
worden gebouwd, is de bouwtijd langer dan eerder was
ingeschat. Maar ook daar proberen we tijd terug te winnen.
Een belangrijke maatregel is dat de aanbestedingsprocedure
al is gestart. Zodra het Tracébesluit is getekend, kan er
gunning plaatsvinden.
Deze aanpak komt er op neer dat wij de verschillende stappen
in het project parallel uitvoeren, in plaats van één voor één na
elkaar. Voor het project OV SAAL is gerekend met een buffer
van een jaar. Het risicomanagement is erop gericht dat jaar
terug te winnen en daarvoor doen ik en mijn Amsterdamse
duopartner al het nodige. Op dit moment in het
planvormingsproces is het echter nog te vroeg om de buffer
reeds uit te planning te schrappen.
In het bedoelde Cobouw artikel werd ingegaan op de
tijdwinst, die met het parallel uitvoeren van verschillende
stappen in een project kan worden behaald. De genoemde
drie jaar heeft betrekking op een vergelijking met het
traditionele proces. Van een traditioneel proces was er bij OV
SAAL echter sowieso geen sprake. De genoemde drie jaar
heeft dan ook geen betrekking op de tijdwinst die nu nog
mogelijk zou zijn.
Op de vraag of er een lijn moet komen hoe gesproken wordt
van vertragingen en risico's het volgende. De Tweede Kamer
ontvangt twee keer per jaar een voortgangsrapportage,
waarin de voortgang van de Spoedaanpak en de
Tracéwetplichtige projecten is opgenomen. De laatste
voortgangsrapportage is als bijlage in het MIRT projectenboek
2010 opgenomen. Daarin is inzichtelijk gemaakt wat de
voortgang van de projecten in de procedure en oplevering is.
Per project wordt tevens toegelicht wat de reden is van
wijziging van de planning.
23. CU Cramer Vraag:
Is de minister bereid om een deel van de resterende 35
miljoen uit het Actieplan Spoor in te zetten voor
uitbreiding van de treindienst tussen Zwolle en
Leeuwarden en voor verbreding van de perrontunnel
Zwolle?
Antwoord:
De perrontunnel in Zwolle past goed in het Actieplan Groei op
het Spoor. Nu er een besluit is over de locatie van het
busstation is het zaak ook de overstap voor de OV-reiziger zo
makkelijk mogelijk maken. Het is goed voor de trein én voor
de bus en voor de reiziger in de totale OV-keten. Dat maakt
het OV aantrekkelijker. Ik zeg daarom de 3 à 4 miljoen euro
voor de uitvoering van de perrontunnel toe in het kader van
het Actieplan Groei op het Spoor.
Het uitbreiden van het treinaanbod is een
belangrijk onderdeel van het Actieplan Groei op het Spoor.
Voor de dienstregeling 2010, 2011 en 2012 is er al subsidie
verleend aan de decentrale overheden voor de lijnen
Leeuwarden-Groningen en Groningen-Zuidbroek. De
treindienst Zwolle-Leeuwarden wordt beoordeeld als
mogelijke maatregel voor het vernieuwde Actieplan.
Belangrijke voorwaarde is wel dat alle partijen het over het
voorstel eens moeten zijn, inclusief de betreffende
vervoerder.
24. CU Cramer Vraag:
Kan de minister toezeggen dat ProRail gehoor geeft aan
het uitbreiden van het mandaat van de voorzitter van
de taakgroep vitaliteit spoorsector, en dat de Kamer
binnen een half jaar het eindrapport krijgt?
Antwoord:
Ik zeg u toe hierop toe te zien en zal u over een half jaar
informeren over de voortgang binnen de taakgroep. Recent
heb ik u geïnformeerd over het functioneren hiervan. Ik heb
daarbij aangegeven dat mijn DG mobiliteit overleg heeft
gehad met de spooraannemers over het functioneren van de
taakgroep. Daaruit is gebleken dat de spooraannemers de
taakgroep steunen, maar wel vinden dat de opdracht aan de
voorzitter scherper zou moeten, zodat de voortgang beter is
gewaarborgd. Dit tegen de achtergrond dat gegeven de
economische situatie de spooraannemers zo snel mogelijk
resultaat willen zien. Ik heb ProRail gevraagd samen met de
spooraannemers hieraan, in het strategisch overleg, invulling
te geven.
25. CU Cramer Vraag:
Kan de minister een reactie geven op het voorstel van
Fryslân om kleine projecten te realiseren via de Wro in
plaats van de Tracéwet om zo tijd te winnen?
Antwoord:
Ik ben een groot voorstander dat op lokaal niveau gebeurt
wat van lokaal belang is. Een voorbeeld daarvan is de
bereikbaarheid van Leeuwarden, waarvoor in het kader van
het Regionaal Specifiek Pakket Zuiderzeelijn geld beschikbaar
is. Daaruit worden óók lokale maatregelen gefinancierd via
het instrument van de Wro.
Voor wat betreft rijkswegprojecten is het mijn overtuiging dat
eendrachtige samenwerking en goede onderlinge afspraken
veel belangrijker zijn voor de voortgang. Bij Joure en
Harlingen bijvoorbeeld heb ik daarover al goede afspraken
gemaakt. De procedures in de Wro en de Tracéwet verschillen
qua doorlooptijd overigens niet veel van elkaar.
26. CU Cramer Vraag:
Wat zijn de perspectieven van Nedcar sinds de reis van
de minister-president naar Japan? Rollen de eerste
auto's al van de band?
Antwoord:
Ik stel u voor de vraag door te geleiden aan de minister van
Economische zaken met het verzoek uw Kamer daarover
schriftelijk te informeren.
27. CU Cramer Vraag:
Is de minister bereid om in samenwerking met de
sector een praktijkproef voor diesel-elektronische
distributievrachtauto's te ondersteunen? Heeft de
minister hiervoor middelen op zijn begroting?
Antwoord:
De subsidieregeling het kader van de stimulering van
elektrisch rijden maakt ook projecten mogelijk met plug-in
hybride vrachtauto's met een volledig elektrische range van
tenminste 5 kilometer en een verbrandingsmotor met een
vermogen van maximaal 150 Kw. Aanvragen daarvoor
kunnen tot het einde van dit jaar worden ingediend. Voor
deze regeling is 10 miljoen euro beschikbaar. Dergelijke
vrachtwagens worden voornamelijk voor stedelijke distributie
ingezet.
Het vrachtverkeer over de weg is nu verantwoordelijk voor
zo'n 20% van de CO2 uitstoot van het verkeer en dit relatieve
aandeel zal richting 2040 naar verwachting verder toenemen.
Om ook de CO2 uitstoot van vrachtwagens verder terug te
dringen onderzoek ik of komend voorjaar het Programma
Truck van de Toekomst kan lanceren. Op dit moment wordt
gesproken met stakeholders in het veld om een beeld te
krijgen van wenselijke maatregelen. Mede op basis van deze
gesprekken zal een Plan van Aanpak worden geschreven. Een
praktijkproef voor diesel-elektrische (hybride) vrachtauto's is
in die gesprekken een van de maatregelen die aan de orde is
geweest. In de komende maanden zal duidelijk worden of een
praktijkproef voor diesel-elektrische vrachtauto's zinvol is.
Op dit moment biedt de begroting 2010 geen ruimte om dit
programma uit te voeren. In het kader van het onderzoek
naar het versneld overbrengen naar de markt van het
programma "Het nieuwe rijden" onderzoek ik de financiële
mogelijkheden voor het programma.
28. D66 Ham, van Vraag:
der Kan de minister een nadere onderbouwing geven van
de claim dat met de kilometerheffing een daling van
15% van het wegverkeer wordt behaald?
Antwoord:
Als onderbouwing voor de daling is een drietal bronnen van
toepassing, waaronder het CPB en het Ruimtelijk Planbureau.
Ten eerste het wetsvoorstel, dat is gebaseerd op:
· Effecten Anders Betalen voor Mobiliteit. Een meta-
analyse van effecten afgezet tegen de kilometerprijs,
Verkeer en Waterstaat, 4 juni, 2008.
· Joint Fact Finding. Verkeerskundige effecten 2020
vastgesteld met het LMS, 4Cast, december 2006.
Bijlage bij Kamerstukken II, 2007-2008, 31 305, nr.
1.
In de modelberekeningen neemt de totale automobiliteit met
het basistarief van de kilometerprijs de totale automobiliteit
met ruim 15% af ten opzichte van de situatie zonder
invoering van de kilometerprijs. Het spitstarief zorgt in deze
modeluitkomsten voor een extra afname van het aantal
gereden kilometers met ongeveer 1%. De afname van
mobiliteit is, met een afname van 29%, het grootst voor het
verkeer met een sociaal-recreatief karakter. Het woon-
werkverkeer neemt af met ongeveer 17% en het zakelijk
verkeer neemt licht toe door de invoering van de
kilometerprijs. Vrachtverkeer laat relatief gezien geen toe- of
afname zien.
Daarnaast bevestigen twee bronnen van andere aard de
gevonden waarden:
Beprijzen van het wegverkeer - De effecten op doorstroming,
bereikbaarheid en economie, Ruimtelijk Planbureau, 10
september 2007, blz. 13, 14.
"De vlakke kilometerheffing zorgt
voor minder autoverkeer, maar vooral in de dalperiode: 11
procent minder. In de spits is de afname op drukke wegen 4
procent, op de andere wegen 7 à 8 procent."
En
Effecten van omzetting van de aanschafbelasting op
personenauto's in een kilometerprijs, Centraal Planbureau,
Milieu- en Natuurplanbureau, Ruimtelijk Planbureau, mei
2008. Bijlage bij kamerstukken II, 2007-2008, 31 305, nr. 30.
"Afname van de hoeveelheid verkeer met 14% (bij een
basistarief van 5,6 ct/km)"
29. D66 Ham, van Vraag:
der Kan de staatssecretaris uitleggen waarom
gehandicapten door vervoerders verschillend worden
behandeld in het openbaar vervoer?
Antwoord:
Op dit moment is de Wet gelijke behandeling gehandicapten
en chronisch zieken nog niet van toepassing op het OV. Met
een AMvB die de staatssecretaris van VWS bij uw Kamer heeft
ingediend, wordt geregeld dat deze wet wel van toepassing
wordt op het OV. Hierdoor ontstaat er meer gelijkheid in de
behandeling van gehandicapten door vervoerders. Omdat het
OV gericht is op een zeer breed samengestelde groep
reizigers, zullen vervoerders altijd een bepaalde ruimte
behouden in de wijze waarop zij met gehandicapten omgaan.
30. D66 Ham, van Vraag:
der Kunnen de minister en de staatssecretaris een reactie
geven op het voorstel om 280 miljoen extra te
investeren in openbaar vervoer, conform het voorstel
uit de tegenbegroting van D66?
Antwoord:
In de tegenbegroting van D66 wordt voorgesteld om de
jaarlijkse reële groei van het Infrafonds aan te wenden voor
het openbaar vervoer. In de programmering van het
Infrafonds is de reële groei echter reeds volledig betrokken.
Van `het afromen van de reële groei' zoals genoemd in de
tegenbegroting van D66 kan dus geen sprake zijn,
aangezien dit betekent dat gemaakte projectafspraken niet
nagekomen kunnen worden.
31. D66 Ham, van Vraag:
der Welke lessen voor de lange termijn heeft u getrokken
uit de casus Hollandse Brug in het kader van
versnelling van overheidsbetalingen?
Antwoord:
De les uit de nadeelcompensatie voor de Hollandse Brug zat
niet in de tijdigheid van de overheidsbetaling maar in het feit
dat het belangrijk is om de belanghebbenden nadrukkelijk te
informeren dat voor een zorgvuldige afhandeling van de
schadeclaim een aanzienlijke tijd nodig is. Ik heb u dat ook
gemeld in mijn brief van 12 november 2009 (Aanhangsel
2009-2010, nr. 650). Dit omdat een onvoldoende zorgvuldige
beoordeling kan leiden tot lange juridische procedures met
het daarmee gepaard gaande tijdsbeslag. Overigens behoort
Verkeer en Waterstaat tot de top drie van op tijd betalende
ministeries.
32. GL Vendrik Vraag:
Kan de minister reageren op het bericht dat de BPM
lager wordt, maar dat de slurptax niet geheven wordt
over auto's van voor februari 2008?
Antwoord:
Deze vraag gaat over een belasting die onder
verantwoordelijkheid valt van de staatssecretaris
van Financiën. Ik zal deze vraag aan hem doorgeleiden.
33. GL Vendrik Vraag:
Wil de minister reageren op de dreigende krimp van
2,3% in het stad- en streekvervoer door de
voorgenomen prijsstijging van 4,3%?
Antwoord:
Er dreigt geen krimp van 2,3% in het stad- en streekvervoer
door de prijsstijging van 4,3%. Deze krimp zou dreigen als de
modelmatig berekende prijsstijging van 6,6% zou zijn
doorgevoerd. Zoals u weet, heb ik de prijsstijging beperkt tot
het niveau van de kostenontwikkeling van 4,3%. De
veronderstelde krimp van 2,3% doet zich daardoor dus niet
voor. Hierover hebben wij met elkaar gedebatteerd op 29
september 2009.
In dat debat heb ik ook aangegeven dat in het regionaal
openbaar vervoer ruim wordt geïnvesteerd en niet op termijn,
maar nu. 50 spoedprojecten ter waarde van ruim 1 miljard
worden nu uitgevoerd, waardoor reizigers sneller, vaker en
zonder omwegen op hun bestemming kunnen komen.
Voorbeelden zijn de tramkeerlus bij Madurodam, de tram
Maastricht-Hasselt en de HOV-bus Schiphol Oost. Ook de visie
regionaal OV die in de zomer van 2010 aan de Tweede Kamer
wordt aangeboden, bevat voorstellen om het regionaal OV te
verbeteren.
34. GL Vendrik Vraag:
Steunt het kabinet de actie fiets voor een
nummerplaat?
Antwoord:
Tijdens het AO Fiets van 19 november 2009 is toegezegd dat
ik de Tweede Kamer schriftelijk zal berichten over de
implicaties en haalbaarheid van dit plan. De Kamer kan deze
reactie begin 2010 verwachten.
35. GL Vendrik Vraag:
Kan de staatssecretaris ingaan op het tram-project in
Nijmegen?
Antwoord:
In het bestuurlijk overleg MIRT november dit jaar heeft de
Stadsregio aangegeven dat zij eerst een Koersnota opstellen
voor de ontwikkeling van het middengebied Arnhem-
Nijmegen. Deze Koersnota moet duidelijkheid verschaffen
over de ruimtelijke en economische ontwikkelingen en de
mobiliteitsvraag die daaruit voorkomt. Pas daarna is de vraag
aan de orde welke OV-oplossingen noodzakelijk zijn.
36. GL Vendrik Vraag:
Wat gaat de minister extra doen om de klimaatdoelen
voor 2020 te halen en welke rol speelt de
kilometerheffing hierin om de doelen van Schoon en
Zuinig te halen?
Antwoord:
Er zullen binnenkort doorrekeningen plaatsvinden voor het
programma Schoon en Zuinig in het kader van de evaluatie.
De kilometerprijs is een onderdeel van dit programma. Als bij
de evaluatie van Schoon en Zuinig (in het voorjaar van 2010)
blijkt dat de doelen niet worden gehaald, zal ik in overleg met
de minister van VROM passende maatregelen nemen.
37. PVV Mos, de Vraag:
Wil de minister bezien of maatregelen als flexibilisering
snelheid, afschaffen flitspalen en vermindering
verkeersborden leiden tot verbetering van de
verkeersveiligheid?
Antwoord:
In het NMB van 26 maart 2009 heb ik de decentrale
overheden gevraagd de noodzaak van de verkeersborden
langs de wegen te bezien, met het verzoek de resultaten van
de analyse in het NMB terug te melden. Op basis daarvan zal
ik de Tweede Kamer informeren over de resultaten. Daarnaast
heeft de ANWB op mijn verzoek een meldpunt opgericht waar
gebruikers opmerkelijke situaties met verkeersborden kunnen
melden, zodat de betreffende wegbeheerders deze aan
kunnen pakken.
Met betrekking tot dynamische maximum snelheden loopt nu
een aantal experimenten. Zoals ik heb toegezegd zal ik de
Tweede Kamer medio 2010 informeren over de evaluatie van
deze experimenten.
Met betrekking tot de flitspalen verwijs ik naar mijn
antwoorden op Kamervragen van het lid Aptroot van 3 juni
2009.
38. SGP Staaij, Vraag:
van der Ziet de minister het op zijn weg liggen om binnen het
kabinet de ambitie neer te leggen, dat vanaf 2011
minimaal 25% van alle medewerkers in
overheidsdienst structureel mobiel, thuis of op afstand
moet kunnen werken?
Antwoord:
Het stellen van ambities voor het hele overheidspersoneel is
voor wat betreft de rijksoverheid een verantwoordelijkheid
van mijn collega van Binnenlandse Zaken. In de huidige CAO-
rijksoverheidspersoneel is echter reeds de mogelijkheid
opgenomen tot telewerken. Hier wordt onder meer binnen
Verkeer en Waterstaat ook in ruime mate gebruik van
gemaakt. Voorts staan, als onderdeel van de vernieuwing
Rijksdienst, in programma's als "de Digitale Werkomgeving
Rijk" en "de Ambtenaar van de Toekomst" onder meer de
randvoorwaarden op de agenda die vervuld moeten worden
om plaats- en tijdonafhankelijk te werken.
39. SGP Staaij, Vraag:
van der Hoe ontwikkelt zich het werken van RWS in de
weekenden, inclusief de zondag? Is hier sprake van een
stijgende lijn? Wat is het beleid terzake?
Antwoord:
Het beleid van Rijkswaterstaat is er op gericht om de werken
uit te voeren met zo weinig mogelijk hinder voor de
weggebruiker. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen
onder meer werken in de nachtelijke uren of werken tijdens
het weekend. De laatste tijd is er inderdaad sprake van een
toenemend aantal werken dat in het weekeinde wordt
uitgevoerd. In een aantal gevallen blijkt namelijk dat het
uitvoeren van het werk gecomprimeerd in het weekend in
totaal minder hinder oplevert voor de weggebruiker dan
wanneer het werk gedurende een langere periode in de
nachten wordt uitgevoerd. Overigens is Rijkswaterstaat
samen met Bouwend Nederland, het CNV en de FNV een
onderzoek gestart naar de gevolgen van werken in het
weekeinde en de nachtelijke uren voor de werknemers in de
weg en waterbouw. In dit onderzoek wordt ook gezocht naar
alternatieven voor het werken in de nacht en het weekeinde.
40. SGP Staaij, Vraag:
van der Is de minister bereid om diesel-elektrische
toepassingen voor vrachtauto's te ondersteunen, via
bijvoorbeeld een grootschalige praktijkproef? Biedt de
begroting ruimte om zoiets in 2010 op te zetten?
Antwoord:
De subsidieregeling in het kader van de stimulering van
elektrisch rijden maakt ook projecten mogelijk met plug-in
hybride vrachtauto's met een volledig elektrische range van
tenminste 5 kilometer en een verbrandingsmotor met een
vermogen van maximaal 150 Kw. Aanvragen daarvoor
kunnen tot de kerst van dit jaar worden ingediend. Voor deze
regeling is 10 miljoen euro beschikbaar. Dergelijke
vrachtwagens worden voornamelijk voor stedelijke distributie
ingezet.
Het vrachtverkeer over de weg is nu verantwoordelijke voor
zo'n 20% van de CO2 uitstoot van het verkeer en dit relatieve
aandeel zal richting 2040 naar verwachting verder toenemen.
Om ook de CO2 uitstoot van vrachtwagens verder terug te
dringen wil ik komend voorjaar het Programma Truck van de
Toekomst lanceren. Op dit moment wordt gesproken met
stakeholders in het veld om een beeld te krijgen van
wenselijke maatregelen. Mede op basis van deze gesprekken
zal een Plan van Aanpak worden geschreven. Een
praktijkproef voor diesel-elektrische (hybride) vrachtauto's is
in die gesprekken een van de maatregelen die aan de orde is
geweest. In de komende maanden zal duidelijk worden of een
praktijkproef voor diesel-elektrische vrachtauto's zinvol is. Op
dit moment biedt de begroting 2010 geen ruimte om het
programma uit te voeren. Ik ben bereid in 2010 de
budgettaire mogelijkheden voor het Programma Truck van de
Toekomst nader te onderzoeken.
41. SGP Staaij, Vraag:
van der Hoe wil de minister de integrale uitvoering van de
Rijnlandroute financieel mogelijk maken? Is het Rijk
bereid een extra financiële bijdrage te leveren aan de
Rijnlandroute bovenop de 422 miljoen?
Antwoord:
Het ministerie van VenW heeft een gemaximeerde bijdrage
voor de voorkeursoplossing `zoeken naar balans' toegezegd.
Daarbij zijn onder meer verbeteringen aan het hoofdwegennet
en het onderliggende wegennet voorzien. Samen met de
regionale bijdrage blijkt dit nog onvoldoende om het gehele
eindbeeld ineens te realiseren. Daarom is besloten tot een
gefaseerde aanpak. Er komt een scan naar aanvullende
financiering zowel aan rijks- als aan regiozijde. De KBA van
de Rijnlandroute wordt verdiept, zodat de FES-procedure
goed kan worden doorlopen. Het succesvol verlopen van deze
procedure is een voorwaarde voor de toegezegde maximale
rijksbijdrage. De regio gaat in overleg met andere ministeries
om hieraan invulling te geven. De gedeputeerde doet een
beroep op de andere ministeries om hieraan mee te werken.
De resultaten van bovenstaande acties worden in het
bestuurlijk overleg MIRT in het voorjaar van 2010 besproken.
42. SP Roemer Vraag:
Wat is reactie van de minister op de recente uitspraak
van het EU-hof? Gaat de minister op het rapport over
ArkeFly aanpassen? Is IVW toegerust alle klachten af
te handelen?
Antwoord:
Ik ben blij met de uitspraak want deze schept helderheid over
de rechten van passagiers met vertraging. De uitspraak komt
tegemoet aan gevoelens van ongenoegen bij passagiers die te
maken hebben met langdurige vertraging, waarvan de
gevolgen in de praktijk immers vaak niet anders zijn dan bij
een annulering.
Ik laat op dit moment eerst de consequenties van de
uitspraak op een rij zetten. Daarover zal ik u dan, naar
verwachting nog dit jaar, informeren. Ik zal daarbij dan ook
uw vraag over het ArkeFly-rapport betrekken.
Vooralsnog zie ik geen aanleiding om de capaciteit van de
IVW uit te breiden. Zoals gezegd laat ik eerst de
consequenties van de uitspraak onderzoeken. In dat traject
bespreekt de IVW ook de gevolgen van de uitspraak met de
luchtvaartmaatschappijen. Ik ga er van uit dat de
luchtvaartmaatschappijen op een zodanige manier met deze
uitspraak omgaan en hun verantwoordelijkheid nemen, dat de
uitspraak geen invloed hoeft te hebben op het aantal klachten
bij IVW. Overigens heeft de passagier naast de mogelijkheid
van de IVW ook de keuze om met zijn klacht naar de
klantvriendelijke geschillencommissie te gaan. Een uitspraak
van de geschillencommissie is bindend voor zowel de
luchtvaartmaatschappij als de passagier. Uiteraard kan een
passagier ook naar de rechter voor een bindende uitspraak.
43. SP Roemer Vraag:
Is IVW bereid om meer inspecties uit te voeren op het
spoor?
Antwoord:
Baanwerkers werken volgens het, door ProRail opgestelde,
`Normenkader veilig werken'. ProRail heeft zelf inspecteurs
om daar toezicht op te houden. Ook IVW houdt toezicht op de
toepassing van de normen.
Binnenkort worden de bevoegdheden van de IVW verder
vergroot als deze in de Arbowet als toezichthouder spoor
aangewezen wordt, naar verwachting per januari 2010. IVW
gaat met die bevoegdheden gerichter toezicht houden op
baanwerkersveiligheid.
44. SP Roemer Vraag:
Wil de staatssecretaris de aanbesteding van de grote
sluizen in Zeeland stopzetten? Wil zij de Tweede Kamer
een notitie toesturen over wat het project heeft gekost,
de noodzaak en de stand van zaken?
Antwoord:
Overeenkomstig de afspraken met de Kamer vindt op het
ogenblik de gefaseerde invoering plaats van bedienen op
afstand van zowel de grote als kleine sluiscomplexen in
Zeeland, waarbij conform de planning gestart is met de kleine
sluizen. Zoals toegezegd aan de Kamer zal een verdere
invoering van bedienen op afstand van grote sluiscomplexen
niet eerder plaatsvinden dan nadat de pilots in Zeeland
en Zuid-Limburg zijn geëvalueerd. Ik zal overeenkomstig de
toezegging, zoals eerder besproken een notitie aan de Kamer
sturen over de stand van zaken en de kosten van de pilot in
Zeeland en de eerste ervaringen met het bedienen op afstand
van de kleine sluizen.
45. SP Roemer Vraag:
Hoe gaat de minister de scherpe kantjes halen van de
vermarkting van het spoorwerk?
Antwoord:
ProRail heeft mij gemeld dat met de uitspraak van de heer
Klerk, om de scherpe kantjes van de marktwerking te halen,
gedoeld wordt op zijn aankondiging van een extra initiatief tot
een gesprek met de spooraannemers over de invulling van de
aanbestedingen. Dat gesprek zou onder andere moeten gaan
over het tempo van de aanbestedingen evenals over
innovaties, kwaliteit en efficiency. De heer Klerk heeft daarbij
benadrukt dat de wettelijk regels voor aanbestedingen
uitgangspunt zijn. Naar mijn mening past dit initiatief van
ProRail goed binnen de werkwijze van de taakgroep vitaliteit
waarin ProRail en de aannemers overleggen onder anderen
over deze issues.
46. SP Roemer Vraag:
Kunnen we spoorwerkers verplichten om Nederlands te
spreken?
Antwoord:
Ik heb eerder in mijn antwoorden op vragen van het lid
Cramer over spoorveiligheid (14 april 2009, brief met
kenmerk VenW/DGMo-2009/2708) en van het lid Roemer
over veiligheid bij spoorwerk (3 juli 2009, brief met kenmerk
VENW/IVW-2009/10572) en over miscommunicatie bij
spoorwerkzaamheden (2 juni 2009, brief met kenmerk
VenW/IVW-2009/7741) aangegeven welke eisen gesteld
worden aan spooronderhoudsbedrijven en in het bijzonder
aan de taalbeheersing van het personeel van
spooronderhoudsbedrijven. Ik heb daarbij aangegeven dat
veiligheidsfunctionarissen op basis van artikel 13 van het
Besluit spoorwegpersoneel de Nederlandse taal machtig
moeten zijn en dat daarop getoetst wordt door middel van
een Nederlandstalig examen. Spoorwerkers moeten de
veiligheidsinstructies van deze veiligheidsfunctionarissen
kunnen begrijpen.
47. SP Roemer Vraag:
Ziet de minister er iets in om de kwaliteit van het
spoorwerk goed te houden en minimale functie
hersteleisen van 120 minuten in de bestekken op te
nemen?
Antwoord:
Nee. Ik maak, in lijn met outputsturing, met ProRail afspraken
over de te leveren prestaties. Eén van die prestaties betreft
de storingstijd, waar de functiehersteltijd een belangrijke
factor in is. Ik stuur op die prestaties en niet op de inhoud
van de bestekken tussen ProRail en de spooraannemers.
48. VVD Aptroot Vraag:
Wat is de stand van zaken rond het basisnet gevaarlijke
stoffen? Is het voorstel al af?
Antwoord:
Op dit moment worden afrondende gesprekken gevoerd met
gemeenten over de lokale veiligheidssituatie bij het vervoer
van gevaarlijke stoffen over het spoor. Over het ontwerp
Basisnet spoor is een bestuurlijk overleg gepland op 15
december 2009. Doel is om in dit overleg het basisnet in
ontwerp te kunnen afronden, waarna het aan de Kamer kan
worden toegezonden.
49. VVD Aptroot Vraag:
Is de staatssecretaris bereid om met banken te
overleggen over een verstandige manier van
herfinanciering van de kredieten voor de binnenvaart in
deze tijden van economische crisis?
Antwoord:
Dit onderwerp heeft betrekking op de portefeuilles van de
ministers van EZ en FIN, die over kredietverlening gaan. Ik
zal dit onderwerp bij hen onder de aandacht brengen.
50. VVD Aptroot Vraag:
Kan er sneller worden besloten over het dubbeldeks
IJmeer-traject Almere-Amsterdam?
Antwoord:
De besluiten over de IJmeerverbinding tussen Amsterdam
en Almere zijn gekoppeld aan de keuzes over de
verstedelijking van Almere. Op het moment dat de definitieve
keuze voor het stedenbouwkundig concept gemaakt wordt, is
ook een definitieve keuze noodzakelijk over de IJmeer
verbinding. De aanlegbesluiten over aanvullende woningen en
infrastructuur zijn pas op zijn vroegst in 2014 nodig. Het heeft
derhalve geen zin om eerder te beslissen.
51. VVD Aptroot Vraag:
Is de minister bereid om naar aanleiding van de HSL-
Zuid een norm voor trillingen in te stellen om zo de
overlast te beperkingen met metingen?
Antwoord:
Naar aanleiding van de klachten van omwonenden rond de
HSL heb ik in augustus van dit jaar besloten TNO metingen
naar het geluid van de HSL te laten verrichten. Op 13
november 2009 heb ik het TNO-rapport met de bevindingen
van deze eerste metingen aan de Kamer gezonden. De
resultaten van deze metingen zijn voor mij aanleiding om een
aantal maatregelen te nemen:
- Ik laat het tijdelijke materieel aanpassen met kunststof
remblokken die ervoor zorgen dat de wielen rond blijven;
- Ik laat in het weekend van 28 november 2009 de baan
akoestische slijpen;
- Ik laat vervolgonderzoek doen naar het geluid dat
geproduceerd wordt door de Thalys en de AnsaldoBreda (op
160 en 250/300 km);
- Ik laat vervolgonderzoek doen naar de effectiviteit van de
geluidsreducerende maatregelen.
In het meetplan is vastgelegd hoe gemeten zal worden. Dit is
overeenkomstig de wettelijke normen die daarvoor gelden. Bij
de metingen die door TNO zijn en worden verricht wordt ook
de verticale en horizontale railtrillingen op de spoor(staaf)
gemeten. Deze meting heeft tot doel om de wiel/railruwheid
te bepalen en de afstandsdemping van het spoor.
Overigens voldoet de HSL ten aanzien van de trillingen in de
baan en in de ondergrond, aan de normen van de SBR
(Stichting Bouwresearch) richtlijnen.
52. VVD Aptroot Vraag:
Hoe staat het met de plannen voor en financiering van
de Tweede westelijke Maasoever-verbinding?
Antwoord:
Over de Tweede westelijke oeververbinding in de
Rotterdamse regio hebben we recent in het BO-MIRT
afgesproken dat het voorkeursbesluit in de eerste helft van
2010 wordt genomen. Onderzoek daarvan is de uitwerking
van onder andere inpassing en kostenverdeling, inclusief het
aanbod van private financiering van het Havenbedrijf.
53. VVD Aptroot Vraag:
Is de minister bereid om een extra Rijksbijdrage te
leveren bovenop de huidige 1 miljard ten behoeve
van het project A13/A16?
Antwoord:
Voor het project A13/16 heb ik in het MIRT een bedrag van
1 miljard opgenomen.
Op dit moment zie ik geen aanleiding dit bedrag te verhogen.
Ik heb in het BO-MIRT voor dit project met de regio
afgesproken dat we, op verzoek van de regio, in de komende
maanden de inpassing van de A13/16 op een tweetal
trajectdelen nader zullen bezien. Ik heb dit verzoek
ingewilligd onder de voorwaarde dat regio dan bijdraagt aan
de eventuele extra benodigde financiën.
Ik zal daarom nu eerst de resultaten van de inpassingsstudie
en het financieringsvoorstel van de regio afwachten. Daarop
wil ik nu niet vooruit lopen.
54. VVD Aptroot Vraag:
Is de minister van mening dat het project
Rotterdamsebaan door moet gaan en dat Den Haag een
extra bijdrage moet krijgen bij de wegen die de stad in
gaan?
Antwoord:
In het BO MIRT van eind 2008 heb ik een vaste bijdrage van
225 miljoen beschikbaar gesteld. Die bijdrage is gebaseerd
op de verkenning Trekvliettracé en de bijbehorende
kostenraming van 450 miljoen.
De risico's van uitvoering liggen nu, zoals gebruikelijk bij
subsidieprojecten, bij de subsidieontvanger. Het project wordt
op dit moment in de planstudie fase verder uitgewerkt.
Voor een extra bijdrage zie ik geen aanleiding.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat