Rechtbank staat getuigenverhoor ex-bestuursleden Fortis toe
Utrecht, 25 november - Drie voormalige bestuurders van Fortis moeten
meewerken aan een voorlopig getuigenverhoor. Dat heeft de rechtbank in
Utrecht bepaald.
Het gaat om de voormalig CEO van de Executive Committee van Fortis, de
voormalig CFO en de voormalig niet-uitvoerend voorzitter van de Raad
van Bestuur van Fortis.
Drie bedrijven en een viertal personen zeggen door het handelen van de
Fortis-topmannen schade te hebben geleden en verzochten de rechters
een voorlopig getuigenverhoor toe te staan. De verzoekers zeggen dat
de in 2007 en 2008 door Fortis en de bestuurders verstrekte informatie
over de financiële toestand van het bedrijf en het uit te keren
dividend onjuist en/of misleidend was. Zij hebben op basis van de
verstrekte informatie effecten gekocht, dan wel reeds in het bezit
zijnde effecten Fortis niet verkocht, waardoor zij aanzienlijk schade
zouden hebben geleden, die voorlopig begroot wordt op 1,3 miljoen
euro.
De verzoekers willen in het verzochte getuigenverhoor achterhalen
welke uitspraken de Fortis-topmannen hebben gedaan en welke informatie
bij hen bekend was bij het doen van die mededelingen in de periode van
1 augustus 2007 tot 30 juni 2008. Daarnaast wensen zij te vernemen of
een aantal citaten van de topmannen uit krantenartikelen, interviews
en boeken correct zijn weergegeven.
Een voorlopig getuigenverhoor is bedoeld om iemand in de gelegenheid
te stellen helderheid te verkrijgen omtrent feiten en omstandigheden
die voor haar bewijspositie in een eventuele procedure relevant kunnen
zijn. Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor
wordt door de rechter alleen afgewezen wanneer het in strijd is met
een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek
afstuit op een (ander) door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld
bezwaar.
Daarvan is de rechter niet gebleken. Het verzoek is naar het oordeel
van de rechtbank voldoende duidelijk en specifiek voor wat betreft de
onderdelen die zien op de vraag over welke informatie verweerders
beschikten ten tijde van de uitlatingen die verweerders in de periode
van 1 augustus 2007 tot 30 juni 2008 gedaan. Het verzoek werd mede
daarom door de rechter toegewezen. Het verzoek om de ex-bestuurders
ook te horen over citaten in kranten, interviews en boeken werd door
de rechter afgewezen, omdat het onvoldoende concreet was.
LJ Nummer
BK4457
Bron: Rechtbank Utrecht
Datum actualiteit: 25 november 2009