Gerechtelijke organisatie

Samenvatting conclusies in zaken over het zgn. vrouwenstandpunt in de SGP

Den Haag, 27 november 2009 - Vijf organisaties voor rechten van vrouwen zijn het niet eens met de weigering van de Staatkundig Gereformeerde Partij om vrouwen kandidaat te stellen voor verkiezingen. Zij eisen dat de Staat hiertegen maatregelen neemt.

Op 7 september 2005 heeft de rechtbank ìn Den Haag een verklaring voor recht uitgesproken. Zij oordeelt dat de Staat in strijd met het Vrouwenverdrag handelt door deze opstelling van de S.G.P. te gedogen. (zie rechtspraak.nl LJN: AU2088). In hoger beroep is deze verklaring voor recht bevestigd door het gerechtshof te Den Haag ( LJN: BC0619).

De Staat (advocaat: mr. G. Snijders in Den Haag) heeft tegen deze beslissing cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. Ook de vijf organisaties (advocaat: mr. K.G.W. van Oven in Den Haag) hebben bezwaar gemaakt; zij vinden dat de verklaring voor recht niet ver genoeg gaat.

De procureur-generaal heeft op 27 november 2009 de Hoge Raad geadviseerd de beslissing van het hof in stand te laten. Als de Hoge Raad dit advies overneemt, zal de regering opnieuw haar positie moeten bepalen.
In zijn conclusie bespreekt de procureur-generaal het Vrouwenverdrag en de werking daarvan in de nationale rechtsorde. Ook komt aan de orde de afweging van enerzijds het recht van vrouwen om op gelijke voet met mannen deel te nemen aan verkiezingen en anderzijds de vrijheid van vereniging, van godsdienst en van meningsuiting van de SGP en haar leden.

Het uitgebrachte advies heeft geen directe gevolgen voor de subsidie die de S.G.P. van het Rijk ontvangt.

De S.G.P. (advocaat: mr. J.P. Heering te Den Haag) heeft afzonderlijk beroep ingesteld bij de Hoge Raad. De procureur-generaal is van mening dat dit afzonderlijke beroep niet in behandeling kan worden genomen, omdat de vordering van de organisaties niet was ingesteld tegen de S.G.P.

In verband met deze kwestie is eerder een bestuursrechtelijke procedure door de S.G.P. tegen de Staat gevoerd over het stopzetten van de subsidie over het jaar 2006. Op 5 december 2007 ( LJN: BB9493) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verplicht is aan de S.G.P. die subsidie te verstrekken.

De zaken zijn voor uitspraak van de Hoge Raad naar de rol van 26 februari 2010 verwezen.
Let wel: dit is een voorlopige roldatum die nog gewijzigd kan worden.

Nadere toelichting
Het parket bij de Hoge Raad geeft in een conclusie een oordeel over de in een aan de Hoge Raad aan de orde gestelde rechtsvragen. Het gaat daarbij om een advies aan de Hoge Raad. Op de conclusie kan geen toelichting worden gegeven, evenmin bestaat de gelegenheid daarover vragen te stellen.

In verband met deze kwestie is eerder een bestuursrechtelijke procedure door de S.G.P. tegen de Staat gevoerd over het stopzetten van de subsidie over het jaar 2006. Op 5 december 2007 (LJN BB9493) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat de minister van Binnenlandse Zaken verplicht is aan de S.G.P. die subsidie te verstrekken.

LJ Nummers

BK4547
BK4549
Zie het origineel

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 27 november 2009 Naar boven