College van Beroep voor het bedrijfsleven
Geen sprake van een ouderloos kind nu de ouder die nooit het ouderlijk
gezag heeft gehad nog in leven is
De Raad stelt vast dat de vader van appellante nog in leven was ten
tijde van het overlijden van de moeder. Gebleken is dat de vader -
alhoewel hij appellante heeft erkend - nimmer het ouderlijk gezag over
haar heeft gehad, waardoor ontzetting uit het ouderlijk gezag niet aan
de orde is geweest. Dit feit kan er echter niet toe leiden dat
appellante als ouderloos kind in de zin van de ANW aangemerkt kan
worden, nu ingevolge die wet alleen een ontzetting uit het ouderlijk
gezag van een nog levende ouder van belang kan zijn voor de
beoordeling of sprake is van een ouderloos kind. In de Memorie van
Toelichting op de ANW is ter zake uitsluitend overwogen dat voor de
duidelijkheid is bepaald dat een kind ouderloos is als de
overblijvende ouder niet het ouderlijk gezag heeft over het kind.
Hieruit kan niet worden opgemaakt of de wetgever in de afweging heeft
betrokken de situatie waarbij de overlevende ouder nimmer het
ouderlijk gezag heeft gehad. Voor zover hier al sprake zou zijn van
een hiaat in de wetgeving ten aanzien van de omschrijving van het
begrip ouderloos kind, is het aan de wetgever hierin te voorzien.
LJ Nummer:
BK3933
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 27 november 2009