Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Gemeenschappelijke uitgangspunten over EPD

Kamerstuk, 27 november 2009

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA/ICT-2973937

Geachte voorzitter,

De Eerste Kamer heeft mij - naar aanleiding van berichten uit de media en naar aanleiding van de voortgangsrapportage EPD - aan u (d.d. 10 november 2009 met kenmerk MEVA-CB-U-2964335) verzocht informatie te verstrekken over de status en de inhoud van de uitgangspuntennotitie.

Bijgaand treft u een afschrift van mijn correspondentie aan.

Hoogachtend,

de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Datum 27 november 2009
gemeenschappelijke uitgangspunten over EPD
Geachte voorzitter,

Conform uw verzoek d.d. 17 november 2009 (met kenmerk 141709.26u) treft u bijgaand aan de uitgangspuntennotitie inzake de invoering landelijk EPD. De voorliggende uitgangspunten - die sinds 27 november op de website van de LHV te vinden zijn - zijn gemeenschappelijk opgesteld door het ministerie van VWS en de koepelorganisaties KNMG, LHV, KNMP, NHG, VHN, KNGF, V&VN, NMT en Orde. Een akkoord werd bereikt op 28 oktober 2009 en nadien binnen de verschillende koepels besproken.
Ik beschouw de uitgangspuntennotitie als een belangrijke stap bij de invoering van het landelijk EPD. De invoering van het EPD is deze zomer gestart met de openstelling van het Landelijk Schakelpunt. Hiermee wordt de uitwisseling van huisartswaarneemgegevens tussen huisartsen (WDH) en de uitwisseling van medicatiegegevens tussen apotheken, huisartsenposten en ziekenhuizen (EMD) via de landelijke EPD-infrastructuur mogelijk. De aanvullende regionale gegevensuitwisseling zal gebruik maken van de landelijke infrastructuur en het LSP, zodat ook deze regionale uitwisseling dan veilig kan gebeuren. Op dit moment zijn er 450 zorgaanbieders aangesloten en zijn er ruim 1 miljoen EPD-dossiers opvraagbaar via het landelijk EPD-systeem. Uiteraard kan een arts deze gegevens alleen opvragen als deze daartoe is geautoriseerd én deze een behandelrelatie met en toestemming van de patiënt heeft. Ik verwacht - nu de beroepsorganisaties inclusief de LHV de uitgangspunten van invoering van het landelijke EPD onderschrijven - dat het tempo van invoering zal toenemen. Bovendien heb ik van de ICT-leveranciers en Nictiz een intentieverklaring ontvangen om in 2010 uitrol van het EPD bij betrokken zorgaanbieders te bewerkstelligen (op voorwaarde van instemming van de zorgaanbieders). Daarin geven zij aan dat "2010 het jaar moet worden waarin de invoering van de eerste onderdelen van het landelijk EPD voltooid wordt". De ICT-leveranciers verzoeken mij derhalve het subsidie voor aansluiten voor 2010 te verlengen. De landelijke infrastructuur van het EPD biedt een hoogwaardig beveiligingsniveau met strenge privacy-eisen. Deze strenge privacy-eisen zijn in overleg met het College Bescherming Persoonsgegevens opgesteld. Dit jaar heeft dit College nogmaals indringend aandacht gevraagd voor de noodzaak van deze strenge privacy-eisen bij het beoordelen van regionale gegevensuitwisseling. Informatie-uitwisseling via de landelijke infrastructuur wordt niet begrensd door toevallige regionale- of gemeentelijke grenzen van regionale EPD's. Relevante informatie over een patiënt kan aan die artsen beschikbaar worden gesteld daar waar de patiënt zijn zorg wil betrekken. De arts heeft voor raadpleging van de gegevens toestemming van de patiënt nodig. Daarbij wordt prioriteit toegekend aan het landelijk beschikbaar maken van de medicatiegegevens en waarneemgegevens voor huisartsen.
De invoering van het EPD, c.q. het aansluiten van huisartspraktijken, huisartsenposten, apothekers en ziekenhuizen, zal wel zoveel mogelijk plaatsvinden vanuit een regionaal perspectief. Hiermee wordt de kans op snelle toename van zinvol gebruik van het EPD vergroot.
Hiermee zal regionale gegevensuitwisseling van dezelfde veilige landelijke infrastructuur met bijbehorende privacy-eisen gebruik kunnen gaan maken.

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink