informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
Kamerbrief | 30 november 2009
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 3 fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling
Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Mededeling inzake auteursrecht in de kenniseconomie;
2. Verordening inzake CO2-emissies van lichte voertuigen;
3. Mededeling inzake de Europese Onderzoeksraad.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
Fiche 1: Mededeling inzake auteursrecht in de kenniseconomie
1. Algemene gegevens
Voorstel:Mededeling van de Commissie Auteursrecht in de kenniseconomie
Datum Commissiedocument: 19 oktober 2009
Nr. Commissiedocument: COM (2009) 532
Pre-lex :
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198697
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board :
n.v.t.
Behandelingstraject Raad : raadswerkgroep Intellectueel Eigendom, Raad
voor Concurrentievermogen (onder Spaans voorzitterschap)
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie
2. Essentie voorstel
De mededeling bevat een overzicht van de resultaten van de openbare
raadpleging die heeft plaatsgevonden aan de hand van het Groenboek
Auteursrecht in de kenniseconomie 1 . De raadpleging had tot doel na
te gaan hoe een brede verspreiding van kennis in de interne markt en
met name in de e-omgeving kan worden bereikt binnen de bestaande
auteursrechtwetgeving. In de mededeling wordt tevens een reeks van
voorbereidende maatregelen aangekondigd, die een basis leggen voor
concrete follow-up initiatieven als onderdeel van een integrale
strategie op het gebied van intellectuele eigendomsrechten.
De voorbereidende maatregelen betreffen nader onderzoek naar mogelijke
oplossingen op het gebied van:
* het digitaal bewaren en verspreiden van wetenschappelijk,
cultureel en onderwijsmateriaal ten behoeve van bibliotheken,
archieven, onderwijs en onderzoek;
* het gebruik van verweesde werken (werken waarvan de rechthebbende
onbekend of onvindbaar is);
* de toegang tot kennis voor personen met een handicap;
* de door de niet-professionele maker vervaardigde inhoud.
2. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en
regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het
voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling,
subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de
financiële gevolgen in?
Hoewel melding wordt gemaakt van onderzoek naar mogelijke oplossingen
waaronder wettelijke instrumenten, vloeien uit deze mededeling geen
concrete wetgevende maatregelen voort. Dat zal duidelijk worden in de
door de Commissie aangekondigde concrete follow-up initiatieven als
onderdeel van een integrale strategie op het gebied van intellectuele
eigendomsrechten. Er is nu geen aanleiding tot het innemen van een
standpunt inzake proportionaliteit en subsidiariteit.
Aan de follow-upmaatregelen uit deze mededeling zijn naar verwachting
voor de EU-begroting en/of de lidstaten geen kosten verbonden.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland staat positief tegenover de mededeling maar is van mening
dat deze nog weinig concrete maatregelen bevat en wacht de
aangekondigde strategie op het gebied van intellectuele
eigendomsrechten af, waarvan het auteursrecht in de kenniseconomie
onderdeel is. Deze strategie zal door de volgende Commissie worden
gepresenteerd.
Inzake het onderwerp `bibliotheken en archieven' deelt Nederland de
mening van de Commissie dat er gewerkt moet worden aan eenvoudige en
kostenefficiënte systemen voor het vereffenen van de rechten voor
digitalisering en de online verspreiding van werken. Hierbij moet
echter niet uit het oog worden verloren dat het niet wenselijk is
rechthebbenden te verplichten licentieovereenkomsten te sluiten.
Indien een rechthebbende zijn werken zelf digitaal wenst te
exploiteren dient dit mogelijk te blijven.
Nederland onderschrijft de aangekondigde effectbeoordeling ten aanzien
van werken waarvan de rechthebbende onbekend of onvindbaar is, de
zogenoemde verweesde werken. Zoals in de Nederlandse reactie op het
Groenboek is opgenomen is het gelet op het vaak grensoverschrijdende
karakter van belang dat dit onderwerp in EU-verband (of bij voorkeur
in een nog internationaler verband) wordt opgepakt.
Bij de inventarisatie van de mogelijke benaderingswijzen zal door
Nederland aandacht worden gevraagd voor de initiatieven die in het
kader van zelfregulering in Nederland zijn ontplooid met betrekking
tot verweesde werken (zoals de onlangs tot stand gekomen
intentieverklaring van het samenwerkingsverband van de landelijke
bibliotheekorganisaties (FOBID), de Stichting Auteursrechtbelangen en
de Voice voor samenwerking rond digitalisering).
Nederland kan zich vinden in de voortzetting van het beleid van de
Commissie zoals aangekondigd in Scientific Information in the digital
age 2 met betrekking tot de vrije toegankelijkheid van
onderzoeksresultaten indien het onderzoek met overheidsgeld is
gefinancierd.
Nederland steunt het organiseren van een belanghebbendenforum voor
personen met een handicap. In het forum kan onder meer aandacht worden
besteed aan het preciseren van de richtlijn, zodat een louter
formatshift ten behoeve van gehandicapten (zoals de vertaling van een
werk in braille) niet vergoedingsplichtig is. Dit laat de mogelijkheid
onverlet om voor de verveelvoudiging of openbaarmaking een vergoeding
te vragen.
Bij de door de niet-professionele maker vervaardigde inhoud
(user-generated-content), een onderwerp dat nog volop in ontwikkeling
is, wacht Nederland de ontwikkelingen af.
Fiche 2: Verordening inzake CO2-emissies van lichte voertuigen
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en
de Raad tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte
bedrijfsvoertuigen in het kader van de communautaire geïntegreerde
benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken.
Datum Commissiedocument: 28 oktober 2009
Nr. Commissiedocument: COM(2009) 593
Prelex:
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0593:FI
N:NL:PDF
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
http://ec.europa.eu/environment/air/transport/co2/pdf/sec_2009_ia.pdf
Behandelingstraject Raad: De Raadswerkgroepbehandeling is op 9
november gestart met een presentatie door de Commissie. Mogelijk wordt
in de Milieuraad van 22 december een voortgangsrapportage behandeld.
Eerstverantwoordelijk ministerie : Ministerie van VROM
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie:
a) Rechtsbasis
Artikel 175 EG-verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement
Gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing
c) Comitologie
De Commissie zal worden bijgestaan door het comité ingesteld op grond
van artikel 8 van Besluit 93/389/EEC (het Climate Change Committee).
2. Samenvatting BNC-fiche
Het voorstel bevat een gefaseerde norm voor de CO 2 uitstoot van
nieuwe bestelauto's van 175 g. CO 2 /km, die tussen 2014 en 2016
gefaseerd wordt ingevoerd. Het doel voor 2020 is een norm van 135 g.
CO 2 /km. Het voorstel is op dezelfde wijze opgebouwd als de
verordening tot vaststelling van CO 2 normen voor nieuwe
personenauto's (Verordening (EG) 443/2009). Fabrikanten mogen
samenwerken om de norm te halen, waarbij ze maximaal 7 g. CO 2
reductie mogen halen door middel van innovatieve technologie die niet
onder de typegoedkeuring valt. Daarnaast worden ze de eerste jaren
extra beloond door middel van zgn. super-credits voor de verkoop van
bestelauto's die minder dan 50 g. CO 2 /km uitstoten. Op
overschrijding van de norm staat een boete van EUR 120 per te veel
uitgestoten gram CO 2 , met gereduceerde tarieven voor de eerste 3
gram overschrijding.
Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel:
Positief.
Nederlandse positie en eventuele acties :
Nederland verwelkomt een Europese norm van de CO 2 uitstoot door
bestelwagens en is verheugd over de toevoeging van het ambitieuze
2020-doel. Nederland betreurt echter de afzwakking van het korte
termijndoel ten opzichte van de eerder door de Commissie uitgesproken
intentie om de norm van 175 g. CO 2 /km in 2012 te laten ingaan.
Nederland zal pleiten voor een strengere korte termijnnorm, die nodig
is voor het halen van de klimaatdoelen (zowel nationaal als
internationaal) en die meer in lijn is met de mededeling van de
Commissie uit februari 2007 ("Resultaten van de herziening van de
communautaire strategie om de CO2-uitstoot van door personenauto's en
lichte bedrijfsvoertuigen verminderen"). Ook zal Nederland zich
inzetten voor het behoud van een ambitieus 2020-doel. Verder zou de
verordening een rol kunnen spelen bij het verder stimuleren van
zuinige en duurzame voertuigen (zoals elektrische voertuigen,
voertuigen op waterstof, plugin hybride voertuigen en dergelijke).
3. Samenvatting voorstel
Inhoud voorstel
Dit voorstel is een vervolg op het voorstel tot vaststelling van
emissienormen voor nieuwe personenauto's (Verordening 443/2009), en is
onderdeel van de communautaire strategie om de CO 2 uitstoot van
lichte voertuigen te verminderen. Het betreft een verordening die als
doel heeft de impact van bestelauto's (light-duty vehicles) op
klimaatverandering te verminderen door aan fabrikanten de eis op te
leggen dat de gemiddelde CO 2 uitstoot van nieuwe bestelauto's niet
hoger is dan 175 g/km. Deze eis treedt gefaseerd in werking: 75% van
de bestelauto's moet in 2014 aan de norm voldoen, 80% in 2015 en 100%
in 2016. Voor 2020 stelt dit voorstel een norm voor van 135 g/km,
afhankelijk van de uitkomst van een evaluatie in 2013. Producenten
mogen maximaal 7 g. CO 2 /km van de norm aftrekken door het gebruik
van eco-innovaties; innovatieve technologie die niet onder de
typegoedkeuring (normale test waarbij de CO 2 uitstoot wordt gemeten)
valt waarbij de CO 2 uitstoot wordt gemeten. Fabrikanten van
bestelauto's die minder dan 50 g. CO 2 /km uitstoten krijgen
super-credits: deze bestelauto's tellen in 2014 voor 2,5 auto, en in
2015 als 1,5 auto mee bij de berekening van de gemiddelde CO 2
uitstoot per fabrikant. Fabrikanten mogen onderling "poolen" om aan de
norm te voldoen. Er worden sancties ingesteld voor het geval
autofabrikanten niet aan de norm voldoen: een boete gebaseerd op de
overschrijding van de gemiddeld toegestane uitstoot per verkochte auto
van EUR 120 per te veel uitgestoten gram CO 2 (met sterk gereduceerde
tarieven voor de eerste 3 gram overschrijding).
Volgens de Commissie is de ingangsdatum van de CO 2 norm voor
bestelauto's consistent met het tijdspad dat gevolgd is bij het
stellen van een vergelijkbare norm voor personenauto's.
Impact Assessment Commissie
De Commissie verwacht dat de kostprijs van nieuwe bestelauto's door
dit voorstel met 5,4% - 5,8% zal stijgen, maar omdat de prijs van
bestelauto's minder elastisch is dan die van personenauto's zal de
verwachte groei in verkoopcijfers met ongeveer 1% afnemen.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
1. Bevoegdheid: de Commissie baseert de bevoegdheid op artikel 175
EG-verdrag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid met de
lidstaten. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
2. Functionele toets:
* Subsidiariteit: positief. Om een gezamenlijk CO2 reductiedoel te
halen, is regelgeving op Europees niveau de meest voor de hand
liggende keus. Regelgeving op een lager niveau zou kunnen leiden
tot verstoring van de interne markt, en tot een lagere ambitie dan
zoals geformuleerd in het voorstel.
* Proportionaliteit: positief. Het voorstel voor de verordening is
een goed instrument om enerzijds de milieudoelen van de EU na te
streven terwijl anderzijds een verstoring de interne markt wordt
voorkomen aangezien een verordening niet omgezet hoeft te worden
in nationale regelgeving. Bovendien zullen de doelen hierdoor
eerder binnen bereik zijn dan bij de keuze voor een ander
instrument. Een kanttekening plaatst Nederland bij het
ambitieniveau van het voorstel; zowel de normstelling als de
fasering had wat scherper mogen zijn.
3. Nederlands oordeel: positief. Nederland heeft steeds aangegeven
dat communautair bronbeleid absolute noodzaak is om de
EU-doelstellingen op het gebied van lucht en klimaat te halen.
Nederland is blij dat, in navolging van de verordening voor
emissienormen voor nieuwe personenauto's, er nu een voorstel ligt
met emissienormen voor bestelauto's.
5. Implicaties financieel
1. Consequenties EG-begroting
Vooralsnog geen.
2. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/
of decentrale overheden
Voor de Nederlandse overheid zijn er nauwelijks financiële
gevolgen van uitvoeringsverplichtingen van deze verordening. De
verplichtingen die aan de lidstaten worden opgelegd bestaan al in
het kader van de verordening betreffende de CO2 norm voor
personenauto's. De hoeveelheid te verwerken data groeit als gevolg
van deze verordening met ongeveer 10%. Deze en andere maatregelen
gericht op het terugdringen van de CO2 uitstoot zijn reeds
voorzien in het werkprogramma Schoon & Zuinig uit 2007, en zijn
noodzakelijk om de nationale CO2 reductiedoelen te halen. Het doel
van de verordening is het zuiniger maken van bestelauto's zodat ze
minder CO2 uitstoten. Zuinigere auto's kunnen leiden tot minder
inkomsten uit brandstofaccijns, maar bij de raming van deze
belastingopbrengsten wordt echter geen rekening gehouden met een
dergelijke daling van de brandstofaccijnsopbrengsten .
3. Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en
burger
In Nederland is sprake van een beperkte auto-industrie, maar van
een (relatief) omvangrijke toeleverende industrie. Voor
toeleveranciers zullen mogelijk positieve effecten ontstaan, omdat
de eisen die gesteld worden aan de CO2 uitstoot zullen moeten
leiden tot aangepaste motortechnologie en tot een markt voor
nieuwe/andere onderdelen voor auto's en motoren.
Voor bedrijven en burgers zal de verordening leiden tot een hogere
kostprijs van bestelauto's enerzijds, en besparing op
brandstofkosten als gevolg van zuiniger motoren anderzijds.
4. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden
Geen. Van de lidstaten wordt verwacht dat ze per kalenderjaar
informatie verzamelen over alle nieuw geregistreerde bestelauto's
op hun grondgebied, en deze informatie doorgeven aan de Commissie.
Deze verplichtingen bestaan al voor de verordening betreffende de
CO2 norm voor personenauto's.
5. Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger
Geen, de informatie die autoverkopers moeten leveren als gevolg
van deze verordening komt overeen met de informatie die
producenten moeten leveren bij de typegoedkeuring.
6. Implicaties juridisch
1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of
sanctionering beleid
Het betreft een verordening die rechtstreeks zal werken. De aan de
lidstaten opgelegde monitoring- en rapportage verplichting komt
overeen met die voor personenauto's.
2. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en
kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij
verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De rapportageverplichting treedt op 1 januari 2012 in werking, de
norm in de verordening op 1 januari 2014.
3. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Een evaluatiebepaling is opgenomen in artikel 12 en is met name
wenselijk om vast te kunnen stellen of de
lange-termijndoelstellingen gehaald kunnen worden. De evaluatie is
voorzien begin 2013.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Uitvoering en handhaafbaarheid sluiten aan bij de verordening tot
vaststelling van CO2 uitstoot voor nieuwe personenauto's (Verordening
443/2009). De bestaande verplichtingen (informatie- en
rapportageplicht) worden enigszins uitgebreid.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
EU aanscherping van emissienormen heeft effecten op de marktwerking
van de productie van auto onderdelen en handel in bestelauto's. Dat
geldt ook voor derde landen inclusief OS landen.
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)
Nederland is overeenkomstig Besluit 406/2009/EC verplicht om de
CO2-emissies afkomstig van sectoren die buiten het
Emissiehandelsysteem vallen - waaronder transport - in 2020 met 16 %
te verminderen ten opzichte van het niveau in 2005. Daarnaast heeft
Nederland zichzelf voor 2020 een klimaatdoelstelling opgelegd die
zelfs nog iets ambitieuzer is. Dit is uitgewerkt in het programma
Schoon & Zuinig. Voor de sector verkeer en vervoer heeft dit
geresulteerd in een forse CO2 reductie opgave, waarvan de grootste
bijdrage van Europese normstelling wordt verwacht. De totstandkoming
van ambitieuze Europese klimaatdoelen zijn door Nederland steeds
ondersteund, waarbij Nederland een belangrijke rol ziet voor een
ambitieus Europees bronbeleid. Dit Commissie voorstel wordt gezien als
een logisch vervolg op de verordening CO2 en personenauto's en als een
noodzakelijke maatregel om de klimaatdoelen te halen.
Met betrekking tot de inhoud vindt Nederland het voorliggende voorstel
teleurstellend, omdat het gekenschetst kan worden als `te weinig en te
laat'. De normstelling is weinig ambitieus in vergelijking met de door
de Commissie eerder uitgesproken intentie om voor deze categorie de
CO2 uitstoot te laten dalen naar 175 g./km in 2012 en 160 g./km in
2015. Daar komt bij dat ook de fasering van de normstelling beperkt
bijdraagt aan het bereiken van 2020-doelen. Pas in 2016 geldt de norm
van 175 g. CO2/km voor de hele vloot bestelauto's die onder de scope
van de verordening valt, en de sancties die op overschrijding van de
norm staan lijken tot 2019 onvoldoende hoog om naleving af te dwingen.
Positief is de toevoeging van een ambitieus 2020-doel. Nederland is
verheugd dat de Commissie op dit punt lering heeft getrokken uit de
onderhandelingen over de verordening tot vaststelling van CO2 uitstoot
voor nieuwe personenauto's. Ook is Nederland positief over de
super-credits en de eco-innovaties, die voor een innovatie-impuls
kunnen zorgen, en voor een stimulans richting elektrische voertuigen,
voertuigen op waterstof, plugin hybride voertuigen en dergelijke. De
aankondiging van de Commissie om een onderzoek te doen naar de
haalbaarheid van uitbreiding van richtlijn 92/6/EEC met de installatie
en het gebruik van snelheidsbegrenzers met als doel bestelauto's onder
deze richtlijn te laten vallen, zal door Nederland met interesse
worden gevolgd. De Nederlandse inzet zal zich richten op een strengere
eerste stap (afhankelijk van de reacties van andere lidstaten: ofwel
een aanscherping van de norm van 175 g. in 2016, ofwel een snellere
inwerkingtreding) en op behoud van de norm in 2020. Verder zou de
verordening een rol kunnen spelen bij het verder stimuleren van
zuinige en duurzame voertuigen. Nederland zal mogelijkheden hiervoor
tijdens de raadswerkgroeponderhandelingen verkennen
Fiche 3: Mededeling inzake de Europese Onderzoeksraad
1. Algemene gegevens
Voorstel : Mededeling over de tussentijdse evaluatieresultaten en
aanbevelingen over
de structuren en mechanismen van de Europese Onderzoeksraad
Datum Commissiedocument : 22.10.2009
Nr. Commissiedocument : COM (2009) 552
Pre-lex: :
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0552:FI
N:en:PDF
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
Behandelingstraject Raad: Behandelingstraject in de Raad is nog niet
bekend.
Waarschijnlijk in een Raad voor Concurrentievermogen onder Spaans
voorzitterschap
Eerstverantwoordelijk ministeries: Ministerie van OCW en Ministerie
van EZ
2. Essentie voorstel
De Europese Onderzoeksraad (de ERC) vormt onder het specifieke
programma "Ideeën" een nieuwe wetenschappelijke component van het
Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologie. Het doel van de
ERC als uitvoerend agentschap is het leveren van een belangrijke
bijdrage aan de ontwikkeling van Europa's onderzoekscapaciteiten door
ondersteuning van grensverleggend onderzoek. Dit onderzoek wordt op
basis van open competitie binnen Europa en uitsluitend op basis van
het criterium excellentie door individuele teams uitgevoerd.
Bij de oprichting van de ERC in februari 2007 is besloten dat na de
eerste twee jaar een externe evaluatie uitgevoerd moet worden om de
stand van zaken op te maken en de Commissie te adviseren over hoe de
ERC verder vormgegeven moet worden. In de evaluatie zijn de structuren
en mechanismen van de ERC beoordeeld en getoetst aan de criteria van
wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en
transparantie.
De evaluatiecommissie concludeert dat de ERC een succesvolle start
heeft gemaakt. De wetenschappelijke strategie, de methode van de
subsidietoekenningen en de kwaliteit van de peer reviews worden door
het wetenschappelijke veld breed erkend. De evaluatiecommissie
concludeert echter wel dat voor een goede verdere ontwikkeling van de
ERC de hoge mate van bureaucratie aangepakt moet worden en de huidige
structuur van de ERC aangepast moet worden. Hiervoor worden door de
evaluatiecommissie een aantal aanbevelingen gedaan.
In de mededeling geeft de Commissie aan hoe de aanbevelingen van de
evaluatie commissie worden overgenomen. De Commissie heeft hierbij
gekozen voor een tweeledige aanpak.
Het eerste deel betreft acties die op korte termijn ondernomen kunnen
worden. Het gaat hierbij om de implementatie van de aanbevelingen die
gericht zijn op de verbetering van de werkwijze van de ERC. Deze
kunnen bereikt worden binnen het huidige financiële en administratieve
kader van de ERC door de Commissie of het ERC agentschap. Hieronder
vallen het samenvoegen van de functies van de Secretaris-Generaal van
de Wetenschappelijk Raad met de directeur van het Agentschap. Het
stroomlijnen en vereenvoudigen van de administratieve procedures en
gezamenlijk met de Wetenschappelijke Raad zorgen ervoor dat de
werkzaamheden van de ERC verder geprofessionaliseerd en volledig
transparant worden. Er is bij iedere actie een tijdstermijn aangegeven
en de planning is dat alle aanbevelingen halverwege 2010
geïmplementeerd zullen zijn.
Het tweede deel betreft de aanbevelingen die gericht zijn op de
onderliggende regels en bepalingen waarvan de implementatie meer tijd
kost. Het gaat om aanbevelingen die gericht zijn op een betere
aansluiting van de Europese financiële en administratieve regels op de
behoeftes van onderzoek en, specifiek voor de ERC, op de behoeftes van
grensverleggend onderzoek. Voor de implementatie van deze
aanbevelingen zal de Commissie voorstellen aan de Raad en het Europees
Parlement doen voor de aanpassing van de managementregels voor de EU
financiering van onderzoek en ontwikkeling. Dit zal in het bredere
perspectief van de verbetering van de regels voor onderzoek en
innovatie gebeuren waarbij de juiste balans gevonden moet worden
tussen de risico's die inherent zijn aan onderzoeksactiviteiten en een
efficiënt en correct gebruik van de EU-fondsen. Dit zal gericht zijn
op de driejaarlijkse evaluatie van het Financiële Reglement waarvoor
de Commissie halverwege 2010 voorstellen zal doen.
Een tussentijdse evaluatie in 2011 zal moeten uitwijzen of de genomen
maatregelen de gewenste verbeteringen hebben opgeleverd. Als dit niet
het geval is moet er bekeken worden op wat voor manier deze problemen
wel opgelost kunnen worden.
2. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en
regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het
voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling,
subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de
financiële gevolgen in?
In de mededeling wordt geen wet- of regelgeving aangekondigd. Wel
worden acties aangekondigd die binnen het huidige financiële en
administratieve kader van de ERC vallen. Daarnaast kondigt de
Commissie aan met voorstellen te komen voor de aanpassing van het
Financiële Reglement. Deze aanpassingen zullen gericht zijn op een
verbetering van de regels ten aanzien van de EU-financiering van
onderzoek en innovatie.
Subsidiariteit: positief. De voorgenomen korte termijn acties hebben
betrekking op een op EU-niveau opererend lichaam en hadden niet door
de afzonderlijke lidstaten genomen kunnen worden. Voor het tweede deel
van de aanbevelingen kan het oordeel nog niet gegeven worden omdat de
Commissie de voorstellen nog aan de Raad en het Europees Parlement
moet voorleggen. Omdat de acties en maatregelen goed toegesneden zijn
op de te bereiken stroomlijning en werkwijze verbeteringen van de ERC
organisatie zijn ze ook proportioneel.
Bevoegdheid: De vraag naar de bevoegdheid van de Commissie is niet aan
de orde, aangezien het geen nieuwe wet- of regelgeving betreft en deze
evaluatie recht doet aan het Zevende Kaderprogramma-besluit uit 2006.
Er vindt geen herziening van het besluit aangaande de structuur van de
ERC plaats.
Financiële gevolgen: De voorgestelde structuurwijzigingen van de ERC
zullen naar verwachting geen financiële gevolgen hebben.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland heeft steeds op het standpunt gestaan dat de ERC zoveel
mogelijk autonoom moet kunnen functioneren bij de uitvoering van het
`Ideeën'-programma van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en
technologie. Nederland hecht belang aan de grondbeginselen van de ERC
en vindt dat hieraan niet getornd mag worden. Om die reden heeft
Nederland tijdens de onderhandelingen over het Zevende Kaderprogramma
ook ingestemd met een tussentijdse evaluatie om de structuren en
mechanismen van de ERC te beoordelen en te toetsen aan criteria van
wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en
transparantie.
Nederland onderschrijft de bevindingen en ondersteunt de aanbevelingen
van de evaluatiecommissie. Nederland heeft daarom bij de Commissie
aangedrongen op snelle implementatie van de aanbevelingen met een
helder tijdschema. Nederland is daarom blij dat de Commissie in de
mededeling alle aanbevelingen behandelt. In de mededeling wordt er
voor de aanbevelingen die op korte termijn door de Commissie of het
ERC-agentschap in te voeren zijn binnen het huidige kader van
financiële en administratieve regels een tijdspad aangegeven.
Nederland zal de Commissie vragen om het `Ideeën'-programmacomité te
informeren en te betrekken bij de verdere uitwerking van de
implementatie van de aanbevelingen.
Nederland onderschrijft de bevinding dat het stelsel van regels van
het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologie niet altijd
in voldoende mate is toegerust voor de doeleinden van - met name -
efficiëntie en transparantie van het `Ideeën'-programma. Nederland
heeft al op verschillende momenten aangegeven het high trust principe,
zoals dat ook door de evaluatiecommissie wordt voorgesteld, te
ondersteunen. Dit principe houdt in dat bij het Financiële Reglement
gericht op de financiering van onderzoek en innovatie, de benadering
meer gebaseerd moet zijn op vertrouwen. In het Nederlandse
rijksbrede subsidiekader wordt het vertrouwensbeginsel ingevuld door
meer nadruk te leggen op de verantwoordelijkheid van de
subsidieontvanger, onder andere in de vorm van een meldingsplicht.
Verder wordt bij kleine subsidies de nadruk gelegd op lump-sum
financiering.
1 COM (2008) 466
2 COM (2007) 56 (Communication from the Commission to the European
Parliament, the Council and the European Economic and Social Committee
on scientific information in the digital age: access, dissemination
and preservation)
Ministerie van Buitenlandse Zaken