Ministerie van Buitenlandse Zaken

informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

Kamerbrief | 30 november 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 3 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling inzake auteursrecht in de kenniseconomie;


2. Verordening inzake CO2-emissies van lichte voertuigen;


3. Mededeling inzake de Europese Onderzoeksraad.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans

Fiche 1: Mededeling inzake auteursrecht in de kenniseconomie


1. Algemene gegevens

Voorstel:Mededeling van de Commissie Auteursrecht in de kenniseconomie

Datum Commissiedocument: 19 oktober 2009

Nr. Commissiedocument: COM (2009) 532

Pre-lex :
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198697

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board : n.v.t.

Behandelingstraject Raad : raadswerkgroep Intellectueel Eigendom, Raad voor Concurrentievermogen (onder Spaans voorzitterschap)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie


2. Essentie voorstel

De mededeling bevat een overzicht van de resultaten van de openbare raadpleging die heeft plaatsgevonden aan de hand van het Groenboek Auteursrecht in de kenniseconomie 1 . De raadpleging had tot doel na te gaan hoe een brede verspreiding van kennis in de interne markt en met name in de e-omgeving kan worden bereikt binnen de bestaande auteursrechtwetgeving. In de mededeling wordt tevens een reeks van voorbereidende maatregelen aangekondigd, die een basis leggen voor concrete follow-up initiatieven als onderdeel van een integrale strategie op het gebied van intellectuele eigendomsrechten.

De voorbereidende maatregelen betreffen nader onderzoek naar mogelijke oplossingen op het gebied van:

* het digitaal bewaren en verspreiden van wetenschappelijk, cultureel en onderwijsmateriaal ten behoeve van bibliotheken, archieven, onderwijs en onderzoek;

* het gebruik van verweesde werken (werken waarvan de rechthebbende onbekend of onvindbaar is);

* de toegang tot kennis voor personen met een handicap;
* de door de niet-professionele maker vervaardigde inhoud.

2. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Hoewel melding wordt gemaakt van onderzoek naar mogelijke oplossingen waaronder wettelijke instrumenten, vloeien uit deze mededeling geen concrete wetgevende maatregelen voort. Dat zal duidelijk worden in de door de Commissie aangekondigde concrete follow-up initiatieven als onderdeel van een integrale strategie op het gebied van intellectuele eigendomsrechten. Er is nu geen aanleiding tot het innemen van een standpunt inzake proportionaliteit en subsidiariteit.

Aan de follow-upmaatregelen uit deze mededeling zijn naar verwachting voor de EU-begroting en/of de lidstaten geen kosten verbonden.


4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland staat positief tegenover de mededeling maar is van mening dat deze nog weinig concrete maatregelen bevat en wacht de aangekondigde strategie op het gebied van intellectuele eigendomsrechten af, waarvan het auteursrecht in de kenniseconomie onderdeel is. Deze strategie zal door de volgende Commissie worden gepresenteerd.

Inzake het onderwerp `bibliotheken en archieven' deelt Nederland de mening van de Commissie dat er gewerkt moet worden aan eenvoudige en kostenefficiënte systemen voor het vereffenen van de rechten voor digitalisering en de online verspreiding van werken. Hierbij moet echter niet uit het oog worden verloren dat het niet wenselijk is rechthebbenden te verplichten licentieovereenkomsten te sluiten. Indien een rechthebbende zijn werken zelf digitaal wenst te exploiteren dient dit mogelijk te blijven.

Nederland onderschrijft de aangekondigde effectbeoordeling ten aanzien van werken waarvan de rechthebbende onbekend of onvindbaar is, de zogenoemde verweesde werken. Zoals in de Nederlandse reactie op het Groenboek is opgenomen is het gelet op het vaak grensoverschrijdende karakter van belang dat dit onderwerp in EU-verband (of bij voorkeur in een nog internationaler verband) wordt opgepakt.

Bij de inventarisatie van de mogelijke benaderingswijzen zal door Nederland aandacht worden gevraagd voor de initiatieven die in het kader van zelfregulering in Nederland zijn ontplooid met betrekking tot verweesde werken (zoals de onlangs tot stand gekomen intentieverklaring van het samenwerkingsverband van de landelijke bibliotheekorganisaties (FOBID), de Stichting Auteursrechtbelangen en de Voice voor samenwerking rond digitalisering).

Nederland kan zich vinden in de voortzetting van het beleid van de Commissie zoals aangekondigd in Scientific Information in the digital age 2 met betrekking tot de vrije toegankelijkheid van onderzoeksresultaten indien het onderzoek met overheidsgeld is gefinancierd.

Nederland steunt het organiseren van een belanghebbendenforum voor personen met een handicap. In het forum kan onder meer aandacht worden besteed aan het preciseren van de richtlijn, zodat een louter formatshift ten behoeve van gehandicapten (zoals de vertaling van een werk in braille) niet vergoedingsplichtig is. Dit laat de mogelijkheid onverlet om voor de verveelvoudiging of openbaarmaking een vergoeding te vragen.

Bij de door de niet-professionele maker vervaardigde inhoud (user-generated-content), een onderwerp dat nog volop in ontwikkeling is, wacht Nederland de ontwikkelingen af.

Fiche 2: Verordening inzake CO2-emissies van lichte voertuigen


1. Algemene gegevens

Voorstel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken.

Datum Commissiedocument: 28 oktober 2009

Nr. Commissiedocument: COM(2009) 593

Prelex:
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0593:FI N:NL:PDF

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:

http://ec.europa.eu/environment/air/transport/co2/pdf/sec_2009_ia.pdf

Behandelingstraject Raad: De Raadswerkgroepbehandeling is op 9 november gestart met een presentatie door de Commissie. Mogelijk wordt in de Milieuraad van 22 december een voortgangsrapportage behandeld.

Eerstverantwoordelijk ministerie : Ministerie van VROM

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie:

a) Rechtsbasis
Artikel 175 EG-verdrag

b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement
Gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing

c) Comitologie
De Commissie zal worden bijgestaan door het comité ingesteld op grond van artikel 8 van Besluit 93/389/EEC (het Climate Change Committee).


2. Samenvatting BNC-fiche

Het voorstel bevat een gefaseerde norm voor de CO 2 uitstoot van nieuwe bestelauto's van 175 g. CO 2 /km, die tussen 2014 en 2016 gefaseerd wordt ingevoerd. Het doel voor 2020 is een norm van 135 g. CO 2 /km. Het voorstel is op dezelfde wijze opgebouwd als de verordening tot vaststelling van CO 2 normen voor nieuwe personenauto's (Verordening (EG) 443/2009). Fabrikanten mogen samenwerken om de norm te halen, waarbij ze maximaal 7 g. CO 2 reductie mogen halen door middel van innovatieve technologie die niet onder de typegoedkeuring valt. Daarnaast worden ze de eerste jaren extra beloond door middel van zgn. super-credits voor de verkoop van bestelauto's die minder dan 50 g. CO 2 /km uitstoten. Op overschrijding van de norm staat een boete van EUR 120 per te veel uitgestoten gram CO 2 , met gereduceerde tarieven voor de eerste 3 gram overschrijding.

Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:
Positief.

Nederlandse positie en eventuele acties :
Nederland verwelkomt een Europese norm van de CO 2 uitstoot door bestelwagens en is verheugd over de toevoeging van het ambitieuze 2020-doel. Nederland betreurt echter de afzwakking van het korte termijndoel ten opzichte van de eerder door de Commissie uitgesproken intentie om de norm van 175 g. CO 2 /km in 2012 te laten ingaan. Nederland zal pleiten voor een strengere korte termijnnorm, die nodig is voor het halen van de klimaatdoelen (zowel nationaal als internationaal) en die meer in lijn is met de mededeling van de Commissie uit februari 2007 ("Resultaten van de herziening van de communautaire strategie om de CO2-uitstoot van door personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen verminderen"). Ook zal Nederland zich inzetten voor het behoud van een ambitieus 2020-doel. Verder zou de verordening een rol kunnen spelen bij het verder stimuleren van zuinige en duurzame voertuigen (zoals elektrische voertuigen, voertuigen op waterstof, plugin hybride voertuigen en dergelijke).


3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel
Dit voorstel is een vervolg op het voorstel tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's (Verordening 443/2009), en is onderdeel van de communautaire strategie om de CO 2 uitstoot van lichte voertuigen te verminderen. Het betreft een verordening die als doel heeft de impact van bestelauto's (light-duty vehicles) op klimaatverandering te verminderen door aan fabrikanten de eis op te leggen dat de gemiddelde CO 2 uitstoot van nieuwe bestelauto's niet hoger is dan 175 g/km. Deze eis treedt gefaseerd in werking: 75% van de bestelauto's moet in 2014 aan de norm voldoen, 80% in 2015 en 100% in 2016. Voor 2020 stelt dit voorstel een norm voor van 135 g/km, afhankelijk van de uitkomst van een evaluatie in 2013. Producenten mogen maximaal 7 g. CO 2 /km van de norm aftrekken door het gebruik van eco-innovaties; innovatieve technologie die niet onder de typegoedkeuring (normale test waarbij de CO 2 uitstoot wordt gemeten) valt waarbij de CO 2 uitstoot wordt gemeten. Fabrikanten van bestelauto's die minder dan 50 g. CO 2 /km uitstoten krijgen super-credits: deze bestelauto's tellen in 2014 voor 2,5 auto, en in 2015 als 1,5 auto mee bij de berekening van de gemiddelde CO 2 uitstoot per fabrikant. Fabrikanten mogen onderling "poolen" om aan de norm te voldoen. Er worden sancties ingesteld voor het geval autofabrikanten niet aan de norm voldoen: een boete gebaseerd op de overschrijding van de gemiddeld toegestane uitstoot per verkochte auto van EUR 120 per te veel uitgestoten gram CO 2 (met sterk gereduceerde tarieven voor de eerste 3 gram overschrijding). Volgens de Commissie is de ingangsdatum van de CO 2 norm voor bestelauto's consistent met het tijdspad dat gevolgd is bij het stellen van een vergelijkbare norm voor personenauto's.

Impact Assessment Commissie
De Commissie verwacht dat de kostprijs van nieuwe bestelauto's door dit voorstel met 5,4% - 5,8% zal stijgen, maar omdat de prijs van bestelauto's minder elastisch is dan die van personenauto's zal de verwachte groei in verkoopcijfers met ongeveer 1% afnemen.


4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

1. Bevoegdheid: de Commissie baseert de bevoegdheid op artikel 175 EG-verdrag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
2. Functionele toets:


* Subsidiariteit: positief. Om een gezamenlijk CO2 reductiedoel te halen, is regelgeving op Europees niveau de meest voor de hand liggende keus. Regelgeving op een lager niveau zou kunnen leiden tot verstoring van de interne markt, en tot een lagere ambitie dan zoals geformuleerd in het voorstel.

* Proportionaliteit: positief. Het voorstel voor de verordening is een goed instrument om enerzijds de milieudoelen van de EU na te streven terwijl anderzijds een verstoring de interne markt wordt voorkomen aangezien een verordening niet omgezet hoeft te worden in nationale regelgeving. Bovendien zullen de doelen hierdoor eerder binnen bereik zijn dan bij de keuze voor een ander instrument. Een kanttekening plaatst Nederland bij het ambitieniveau van het voorstel; zowel de normstelling als de fasering had wat scherper mogen zijn.


3. Nederlands oordeel: positief. Nederland heeft steeds aangegeven dat communautair bronbeleid absolute noodzaak is om de EU-doelstellingen op het gebied van lucht en klimaat te halen. Nederland is blij dat, in navolging van de verordening voor emissienormen voor nieuwe personenauto's, er nu een voorstel ligt met emissienormen voor bestelauto's.


5. Implicaties financieel

1. Consequenties EG-begroting
Vooralsnog geen.

2. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Voor de Nederlandse overheid zijn er nauwelijks financiële gevolgen van uitvoeringsverplichtingen van deze verordening. De verplichtingen die aan de lidstaten worden opgelegd bestaan al in het kader van de verordening betreffende de CO2 norm voor personenauto's. De hoeveelheid te verwerken data groeit als gevolg van deze verordening met ongeveer 10%. Deze en andere maatregelen gericht op het terugdringen van de CO2 uitstoot zijn reeds voorzien in het werkprogramma Schoon & Zuinig uit 2007, en zijn noodzakelijk om de nationale CO2 reductiedoelen te halen. Het doel van de verordening is het zuiniger maken van bestelauto's zodat ze minder CO2 uitstoten. Zuinigere auto's kunnen leiden tot minder inkomsten uit brandstofaccijns, maar bij de raming van deze belastingopbrengsten wordt echter geen rekening gehouden met een dergelijke daling van de brandstofaccijnsopbrengsten .
3. Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
In Nederland is sprake van een beperkte auto-industrie, maar van een (relatief) omvangrijke toeleverende industrie. Voor toeleveranciers zullen mogelijk positieve effecten ontstaan, omdat de eisen die gesteld worden aan de CO2 uitstoot zullen moeten leiden tot aangepaste motortechnologie en tot een markt voor nieuwe/andere onderdelen voor auto's en motoren. Voor bedrijven en burgers zal de verordening leiden tot een hogere kostprijs van bestelauto's enerzijds, en besparing op brandstofkosten als gevolg van zuiniger motoren anderzijds.
4. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden Geen. Van de lidstaten wordt verwacht dat ze per kalenderjaar informatie verzamelen over alle nieuw geregistreerde bestelauto's op hun grondgebied, en deze informatie doorgeven aan de Commissie. Deze verplichtingen bestaan al voor de verordening betreffende de CO2 norm voor personenauto's.

5. Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger Geen, de informatie die autoverkopers moeten leveren als gevolg van deze verordening komt overeen met de informatie die producenten moeten leveren bij de typegoedkeuring.


6. Implicaties juridisch

1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
Het betreft een verordening die rechtstreeks zal werken. De aan de lidstaten opgelegde monitoring- en rapportage verplichting komt overeen met die voor personenauto's.

2. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De rapportageverplichting treedt op 1 januari 2012 in werking, de norm in de verordening op 1 januari 2014.

3. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling Een evaluatiebepaling is opgenomen in artikel 12 en is met name wenselijk om vast te kunnen stellen of de
lange-termijndoelstellingen gehaald kunnen worden. De evaluatie is voorzien begin 2013.


7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Uitvoering en handhaafbaarheid sluiten aan bij de verordening tot vaststelling van CO2 uitstoot voor nieuwe personenauto's (Verordening 443/2009). De bestaande verplichtingen (informatie- en rapportageplicht) worden enigszins uitgebreid.


8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
EU aanscherping van emissienormen heeft effecten op de marktwerking van de productie van auto onderdelen en handel in bestelauto's. Dat geldt ook voor derde landen inclusief OS landen.


9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt) Nederland is overeenkomstig Besluit 406/2009/EC verplicht om de CO2-emissies afkomstig van sectoren die buiten het Emissiehandelsysteem vallen - waaronder transport - in 2020 met 16 % te verminderen ten opzichte van het niveau in 2005. Daarnaast heeft Nederland zichzelf voor 2020 een klimaatdoelstelling opgelegd die zelfs nog iets ambitieuzer is. Dit is uitgewerkt in het programma Schoon & Zuinig. Voor de sector verkeer en vervoer heeft dit geresulteerd in een forse CO2 reductie opgave, waarvan de grootste bijdrage van Europese normstelling wordt verwacht. De totstandkoming van ambitieuze Europese klimaatdoelen zijn door Nederland steeds ondersteund, waarbij Nederland een belangrijke rol ziet voor een ambitieus Europees bronbeleid. Dit Commissie voorstel wordt gezien als een logisch vervolg op de verordening CO2 en personenauto's en als een noodzakelijke maatregel om de klimaatdoelen te halen. Met betrekking tot de inhoud vindt Nederland het voorliggende voorstel teleurstellend, omdat het gekenschetst kan worden als `te weinig en te laat'. De normstelling is weinig ambitieus in vergelijking met de door de Commissie eerder uitgesproken intentie om voor deze categorie de CO2 uitstoot te laten dalen naar 175 g./km in 2012 en 160 g./km in 2015. Daar komt bij dat ook de fasering van de normstelling beperkt bijdraagt aan het bereiken van 2020-doelen. Pas in 2016 geldt de norm van 175 g. CO2/km voor de hele vloot bestelauto's die onder de scope van de verordening valt, en de sancties die op overschrijding van de norm staan lijken tot 2019 onvoldoende hoog om naleving af te dwingen. Positief is de toevoeging van een ambitieus 2020-doel. Nederland is verheugd dat de Commissie op dit punt lering heeft getrokken uit de onderhandelingen over de verordening tot vaststelling van CO2 uitstoot voor nieuwe personenauto's. Ook is Nederland positief over de super-credits en de eco-innovaties, die voor een innovatie-impuls kunnen zorgen, en voor een stimulans richting elektrische voertuigen, voertuigen op waterstof, plugin hybride voertuigen en dergelijke. De aankondiging van de Commissie om een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van uitbreiding van richtlijn 92/6/EEC met de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers met als doel bestelauto's onder deze richtlijn te laten vallen, zal door Nederland met interesse worden gevolgd. De Nederlandse inzet zal zich richten op een strengere eerste stap (afhankelijk van de reacties van andere lidstaten: ofwel een aanscherping van de norm van 175 g. in 2016, ofwel een snellere inwerkingtreding) en op behoud van de norm in 2020. Verder zou de verordening een rol kunnen spelen bij het verder stimuleren van zuinige en duurzame voertuigen. Nederland zal mogelijkheden hiervoor tijdens de raadswerkgroeponderhandelingen verkennen

Fiche 3: Mededeling inzake de Europese Onderzoeksraad


1. Algemene gegevens

Voorstel : Mededeling over de tussentijdse evaluatieresultaten en aanbevelingen over

de structuren en mechanismen van de Europese Onderzoeksraad

Datum Commissiedocument : 22.10.2009

Nr. Commissiedocument : COM (2009) 552

Pre-lex: :

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0552:FI N:en:PDF

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:

Behandelingstraject Raad: Behandelingstraject in de Raad is nog niet bekend.

Waarschijnlijk in een Raad voor Concurrentievermogen onder Spaans voorzitterschap

Eerstverantwoordelijk ministeries: Ministerie van OCW en Ministerie van EZ


2. Essentie voorstel

De Europese Onderzoeksraad (de ERC) vormt onder het specifieke programma "Ideeën" een nieuwe wetenschappelijke component van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologie. Het doel van de ERC als uitvoerend agentschap is het leveren van een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van Europa's onderzoekscapaciteiten door ondersteuning van grensverleggend onderzoek. Dit onderzoek wordt op basis van open competitie binnen Europa en uitsluitend op basis van het criterium excellentie door individuele teams uitgevoerd.

Bij de oprichting van de ERC in februari 2007 is besloten dat na de eerste twee jaar een externe evaluatie uitgevoerd moet worden om de stand van zaken op te maken en de Commissie te adviseren over hoe de ERC verder vormgegeven moet worden. In de evaluatie zijn de structuren en mechanismen van de ERC beoordeeld en getoetst aan de criteria van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en transparantie.

De evaluatiecommissie concludeert dat de ERC een succesvolle start heeft gemaakt. De wetenschappelijke strategie, de methode van de subsidietoekenningen en de kwaliteit van de peer reviews worden door het wetenschappelijke veld breed erkend. De evaluatiecommissie concludeert echter wel dat voor een goede verdere ontwikkeling van de ERC de hoge mate van bureaucratie aangepakt moet worden en de huidige structuur van de ERC aangepast moet worden. Hiervoor worden door de evaluatiecommissie een aantal aanbevelingen gedaan.

In de mededeling geeft de Commissie aan hoe de aanbevelingen van de evaluatie commissie worden overgenomen. De Commissie heeft hierbij gekozen voor een tweeledige aanpak.

Het eerste deel betreft acties die op korte termijn ondernomen kunnen worden. Het gaat hierbij om de implementatie van de aanbevelingen die gericht zijn op de verbetering van de werkwijze van de ERC. Deze kunnen bereikt worden binnen het huidige financiële en administratieve kader van de ERC door de Commissie of het ERC agentschap. Hieronder vallen het samenvoegen van de functies van de Secretaris-Generaal van de Wetenschappelijk Raad met de directeur van het Agentschap. Het stroomlijnen en vereenvoudigen van de administratieve procedures en gezamenlijk met de Wetenschappelijke Raad zorgen ervoor dat de werkzaamheden van de ERC verder geprofessionaliseerd en volledig transparant worden. Er is bij iedere actie een tijdstermijn aangegeven en de planning is dat alle aanbevelingen halverwege 2010 geïmplementeerd zullen zijn.

Het tweede deel betreft de aanbevelingen die gericht zijn op de onderliggende regels en bepalingen waarvan de implementatie meer tijd kost. Het gaat om aanbevelingen die gericht zijn op een betere aansluiting van de Europese financiële en administratieve regels op de behoeftes van onderzoek en, specifiek voor de ERC, op de behoeftes van grensverleggend onderzoek. Voor de implementatie van deze aanbevelingen zal de Commissie voorstellen aan de Raad en het Europees Parlement doen voor de aanpassing van de managementregels voor de EU financiering van onderzoek en ontwikkeling. Dit zal in het bredere perspectief van de verbetering van de regels voor onderzoek en innovatie gebeuren waarbij de juiste balans gevonden moet worden tussen de risico's die inherent zijn aan onderzoeksactiviteiten en een efficiënt en correct gebruik van de EU-fondsen. Dit zal gericht zijn op de driejaarlijkse evaluatie van het Financiële Reglement waarvoor de Commissie halverwege 2010 voorstellen zal doen.

Een tussentijdse evaluatie in 2011 zal moeten uitwijzen of de genomen maatregelen de gewenste verbeteringen hebben opgeleverd. Als dit niet het geval is moet er bekeken worden op wat voor manier deze problemen wel opgelost kunnen worden.

2. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

In de mededeling wordt geen wet- of regelgeving aangekondigd. Wel worden acties aangekondigd die binnen het huidige financiële en administratieve kader van de ERC vallen. Daarnaast kondigt de Commissie aan met voorstellen te komen voor de aanpassing van het Financiële Reglement. Deze aanpassingen zullen gericht zijn op een verbetering van de regels ten aanzien van de EU-financiering van onderzoek en innovatie.

Subsidiariteit: positief. De voorgenomen korte termijn acties hebben betrekking op een op EU-niveau opererend lichaam en hadden niet door de afzonderlijke lidstaten genomen kunnen worden. Voor het tweede deel van de aanbevelingen kan het oordeel nog niet gegeven worden omdat de Commissie de voorstellen nog aan de Raad en het Europees Parlement moet voorleggen. Omdat de acties en maatregelen goed toegesneden zijn op de te bereiken stroomlijning en werkwijze verbeteringen van de ERC organisatie zijn ze ook proportioneel.

Bevoegdheid: De vraag naar de bevoegdheid van de Commissie is niet aan de orde, aangezien het geen nieuwe wet- of regelgeving betreft en deze evaluatie recht doet aan het Zevende Kaderprogramma-besluit uit 2006. Er vindt geen herziening van het besluit aangaande de structuur van de ERC plaats.

Financiële gevolgen: De voorgestelde structuurwijzigingen van de ERC zullen naar verwachting geen financiële gevolgen hebben.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland heeft steeds op het standpunt gestaan dat de ERC zoveel mogelijk autonoom moet kunnen functioneren bij de uitvoering van het `Ideeën'-programma van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologie. Nederland hecht belang aan de grondbeginselen van de ERC en vindt dat hieraan niet getornd mag worden. Om die reden heeft Nederland tijdens de onderhandelingen over het Zevende Kaderprogramma ook ingestemd met een tussentijdse evaluatie om de structuren en mechanismen van de ERC te beoordelen en te toetsen aan criteria van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en transparantie.

Nederland onderschrijft de bevindingen en ondersteunt de aanbevelingen van de evaluatiecommissie. Nederland heeft daarom bij de Commissie aangedrongen op snelle implementatie van de aanbevelingen met een helder tijdschema. Nederland is daarom blij dat de Commissie in de mededeling alle aanbevelingen behandelt. In de mededeling wordt er voor de aanbevelingen die op korte termijn door de Commissie of het ERC-agentschap in te voeren zijn binnen het huidige kader van financiële en administratieve regels een tijdspad aangegeven. Nederland zal de Commissie vragen om het `Ideeën'-programmacomité te informeren en te betrekken bij de verdere uitwerking van de implementatie van de aanbevelingen.

Nederland onderschrijft de bevinding dat het stelsel van regels van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologie niet altijd in voldoende mate is toegerust voor de doeleinden van - met name - efficiëntie en transparantie van het `Ideeën'-programma. Nederland heeft al op verschillende momenten aangegeven het high trust principe, zoals dat ook door de evaluatiecommissie wordt voorgesteld, te ondersteunen. Dit principe houdt in dat bij het Financiële Reglement gericht op de financiering van onderzoek en innovatie, de benadering meer gebaseerd moet zijn op vertrouwen. In het Nederlandse rijksbrede subsidiekader wordt het vertrouwensbeginsel ingevuld door meer nadruk te leggen op de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger, onder andere in de vorm van een meldingsplicht. Verder wordt bij kleine subsidies de nadruk gelegd op lump-sum financiering.


1 COM (2008) 466


2 COM (2007) 56 (Communication from the Commission to the European Parliament, the Council and the European Economic and Social Committee on scientific information in the digital age: access, dissemination and preservation)