Uitspraken vastgesteld d.d. 20 november 2009
door mw. mr. H. Troostwijk, voorzitter, H. Blanken, prof. dr. M.J.
Broersma, mw. drs. P.C.J. van Schaveren en drs. L.W. Verhagen, leden,
in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr.
P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.
Restaurant Langkawi Baru / D. van Vlimmeren en AD
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Ver onder de maat", dat in de
rubriek `Uit eten' is gepubliceerd en waarin het restaurant van klager
is gerecenseerd.
Naar het oordeel van de Raad blijkt uit de recensie genoegzaam dat
deze een persoonlijk oordeel van Van Vlimmeren bevat en een
beschrijving behelst van de wijze waarop zij de gehele avond heeft
beleefd. Het stond Van Vlimmeren vrij haar mening te uiten op de wijze
als zij heeft gedaan en zich daarbij niet te beperken tot de smaak van
het eten en het drinken. De Raad acht het begrijpelijk dat de recensie
klager niet welgevallig is, maar Van Vlimmeren behoefde zich bij van
het geven van haar, kritische, mening niet te laten weerhouden door de
mogelijkheid dat daardoor afbreuk zou kunnen worden gedaan aan de
reputatie van klager. (vgl. onder meer: RvdJ 2004/82)
Nu verder niet is gebleken dat de publicatie relevante feitelijke
onjuistheden bevat, ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat met
de recensie grenzen zijn overschreden van hetgeen, gelet op de eisen
van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar
is. (zie 3.1. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:
· Aard van de publicatie: recensie/productbeoordeling
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/59
X / E. Slot en uitgeverij Bert Bakker
Uitspraak: gegrond
In het boek "Met groot verlof - Liquidaties in crimineel Nederland"
wordt klager genoemd als verdachte in een moordzaak, waarbij zijn
volledige naam en bijnaam zijn vermeld.
In dit geval is niet gebleken dat met de vermelding van de naam van
klager een maatschappelijk belang is gediend, dat zwaarder weegt dan
het individuele belang van klager. Klager had ook anoniem of eventueel
met zijn bijnaam kunnen worden genoemd of hoogstens met initialen
kunnen worden aangeduid zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en
inhoud van de berichtgeving. Daarbij overweegt de Raad dat verweerders
bij de berichtgeving over twee personen er bewust voor hebben gekozen
om de vermelding van de volledige naam achterwege te laten. Daaruit
kan worden afgeleid dat het weglaten van de volledige naam de
leesbaarheid van het boek niet per se onevenredig te kort doet. Niet
valt in te zien dat dat - behalve bij deze twee personen - anders zou
zijn indien de volledige naam van klager achterwege zou zijn gelaten.
De omstandigheid dat klager zich bewust zou begeven in het criminele
circuit - wat daar overigens ook van zij - biedt op zichzelf geen
grond voor het oordeel dat met de publicatie van klagers naam een
maatschappelijk belang is gediend dat zwaarder weegt dan het
individuele belang van klager. De Raad deelt de stelling van
verweerders niet, dat mensen die criminele activiteiten verrichten in
het algemeen minder recht hebben op bescherming van hun privacy.
Daarbij komt dat de publicatie betrekking heeft op een actuele
strafzaak en dat klager ter zake nog niet is veroordeeld.
De Raad acht verder van belang dat de (web)publicaties waarnaar
verweerders hebben verwezen en waarin eveneens de volledige naam van
klager is vermeld, zich richten tot een bepaalde, beperkte doelgroep
die zich met name bezighoudt met misdaadjournalistiek. Uit die
publicaties kan niet worden afgeleid dat de identiteit van klager
algemeen bekend is.
Een en ander leidt tot de slotsom dat met de vermelding van klagers
naam diens privacy disproportioneel is aangetast en verweerders aldus
grenzen hebben overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van
journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
(zie punten 2.4.1. en 2.4.5. van de Leidraad van de Raad en vgl. onder
meer: RvdJ 2007/82)
Trefwoorden:
· Privacy: verdachten/veroordeelden
· Procedure: ontvankelijkheid
· Aard van het medium: boek
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/60
G. Vossen / Dagblad De Limburger
Uitspraak: ongegrond
De klacht betreft de artikelen "George Vossen laat een miljoen schuld
achter" en "George Vossen laat 1,2 miljoen schuld na". Kern van de
klacht is dat sprake is van onvolledige en persoonlijk grievende
berichtgeving, en dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten
wederhoor toe te passen.
De Raad stelt vast dat de feitelijke juistheid van hetgeen in het
artikel is vermeld, niet door klager is betwist. Het artikel bevat
vrijwel alleen gegevens uit een faillissementsverslag van de curator.
Verweerder mocht van de juistheid van die gegevens uitgaan en behoefde
de curator noch klager gelegenheid te bieden tot wederhoor. Het
beginsel van wederhoor geldt immers niet voor berichtgeving van
feitelijke aard, terwijl niet is gebleken dat de gewraakte publicatie
klagers belang zodanig raakt dat wederhoor niettemin was geboden. (zie
punt 2.3.4. van de Leidraad van de Raad)
De omstandigheid dat in de kop de naam van klager is vermeld maakt het
voorgaande niet anders, nu het failliete bedrijf de naam van klager
draagt. Dit is voor de lezer ook voldoende duidelijk. Objectief bezien
is geen sprake van een persoonlijke aanval op klager.
De Raad overweegt ten slotte dat het verweerder vrij stond om zich tot
de feitelijke weergave van gegevens uit het faillissementsverslag te
beperken. Hoewel de publicatie aldus summier van aard is, maakt het
achterwege laten van door klager relevant geachte informatie niet dat
verweerder daarmee journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: grievende, onjuiste berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/61
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 20 november 2009
door mw. mr. H. Troostwijk, voorzitter, H. Blanken, prof. dr. M.J.
Broersma en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid
van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok,
plaatsvervangend secretaris.
Stichting European Committee Human Rights Hungarians Central Europe
(Amsterdam) / R. Savelberg en De Telegraaf
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen de column "Zwarthemden". Volgens klaagster
bevat de column zodanige onjuistheden, dat door de publicatie de
belangen kunnen worden geschaad van de autonome Hongaarstalige
bevolking in de buurlanden van Hongarije.
De aard van een column brengt met zich dat een columnist een grote
mate van vrijheid toe komt om zijn mening te geven over gebeurtenissen
en personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust
eenzijdig belichten geoorloofd. De grenzen van het toelaatbare worden
overschreden wanneer (passages in) columns in redelijkheid geen ruimte
laten voor een andere karakterisering dan dat zij kwetsend en
beledigend zijn voor personen of bevolkingsgroepen. (zie punt 3.1. van
de Leidraad van de Raad)
In dit geval heeft Savelberg een belangrijk maatschappelijk thema in
zijn column aan de orde willen stellen, te weten de opkomst van
vreemdelingenhaat in Hongarije. Ook in die context stond het hem vrij
zijn mening te verkondigen. De Raad stelt vast dat de klacht zich in
hoofdzaak richt tegen de bewering dat de politieke partij Jobbik
tweederde van het verloren grondgebied zou terug eisen. Uit de column
blijkt echter genoegzaam dat de desbetreffende passage de feitelijke
beschrijving behelst van de mening van aanhangers van Jobbik, zoals
die kennelijk door Savelberg is waargenomen. De Raad heeft niet kunnen
vaststellen dat die beschrijving feitelijk onjuist is. Ook overigens
ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat met de publicatie van de
column journalistiek ontoelaatbaar is gehandeld.
Trefwoorden:
· Aard van de publicatie: column
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/58
Raad voor de Journalistiek