Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

2009Z23344

Vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut (beiden SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Dijksma, en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over religieuze scholen die in strijd handelen met de rechtsstaat. (Ingezonden 3 december 2009)


1
Is het waar dat u heeft gezegd dat de rechtsstaat zwaarder weegt dan enige geloofsopvatting?
1)


2
Wat onderneemt u tegen scholen die in strijd handelen met de rechtsstaat, wanneer zij bijvoorbeeld uit religieuze overtuiging aan meisjes een minderwaardige rol toeschrijven of wanneer wordt gesteld dat vrouwen "een onderscheiden positie hebben"?


3
Hoe oordeelt u over scholen die jongens en meisjes in gescheiden klassen lesgeven? Is dit in overeenstemming met de rechtsstaat? Wat onderneemt de Inspectie in een dergelijk geval? Kunt u uw antwoord toelichten?


4
Hoe oordeelt u over scholen die van hun personeel eisen dat zij een overeenkomst tekenen waarin staat: "ongehuwd samenwonen en een homoseksuele levenswijze zijn in strijd met Gods woord en worden als zodanig afgewezen"?


5
Is de eis genoemd in vraag 4 in strijd met de rechtsstaat? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo nee, erkent u dat discriminatie wordt toegestaan in het benoemingsbeleid van scholen?


6
Wat bedoelt u met de uitspraak: "als kinderen te horen krijgen dat het niet goed is om vrienden te zijn met mensen die niet gelovig zijn, dat dit niet door de beugel kan"? Wat voor sanctie past u toe op een school die dit onderwijst?


7
Is het geoorloofd dat een basisschool of een school voor voortgezet onderwijs de evolutietheorie negeert? Mag een school onderwijzen dat de evolutietheorie onjuist is?


8
Deelt u de mening dat juist van bekostigde scholen gevraagd mag worden dat zij artikel 1 van de Grondwet naleven? Wat onderneemt u als scholen dit artikel niet naleven, bijvoorbeeld vanwege een geloofsopvatting?


9
Vindt u de vrijheid om een school te stichten op godsdienstige grondslag "uit hoofde van integratie een punt van zorg" omdat bijzonder onderwijs de "ontmoeting van verschillende bevolkingsgroepen doorkruist"? 2)





10
Hoe gaat u bevorderen dat deze scholen zich "niet isoleren, maar juist deel uitmaken van de samenleving"? Is dit mogelijk voor orthodoxe scholen die slechts één categorie leerlingen toelaten?


11
Als u erkent dat dit soort scholen per definitie een "eenzijdige schoolpopulatie" hebben en dat dit "niet goed is voor het onderwijs en uiteindelijk voor de samenleving", wat gaat u dan ondernemen om deze ontwikkeling te keren?


12
Wat is uw oordeel over het onderzoek van Ladd en Fiske, waaruit blijkt dat de vrije onderwijskeuze de onderwijssegregatie in de hand werkt? 3)


13
Hoe oordeelt u over de constatering van de onderzoekers dat er geen bewijs is dat witte scholen vrijwillig achterstandsleerlingen opnemen, ondanks de extra financiering? Is dit voor u aanleiding om te onderzoeken wat voor beleid wél werkt?


14
Bent u bereid een grondige reactie te geven op het onderzoek van Ladd en Fiske, voorafgaand aan het debat over onderwijssegregatie op 20 januari aanstaande?


15
Deelt u de mening dat een uiterste inspanning van gemeentes en scholen gevraagd mag worden om "het aantal gemengde scholen uit te breiden"? Bent u bereid om op dit punt niet- vrijblijvende afspraken te maken?


1) Trouw, 27 november 2009: "SGP: Dijksma zet christelijk onderwijs in een kwade reuk"
2) Toespraak namens minister Van der Laan op de Forum-conferentie Kleur in de Klas! 4 oktober 2009

3) NRC Handelsblad, 20 november 2009

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van der Vlies (SGP), ingezonden 30 november 2009 (vraagnummer 2009Z22953)