Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht

PB09-079
3 december 2009

Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen

· Meeste kans op armoede bij eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen
· Lage inkomens hebben relatief hogere vaste lasten en moeten vaker schulden maken
· Relatief veel minderjarige kinderen met kans op armoede

Dit zijn enkele belangrijke conclusies uit de nieuwe publicatie Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze publicatie beschrijft de recente ontwikkelingen op het gebied van armoede en beperkingen op het sociale en financiële vlak. Van de 6,9 miljoen huishoudens in 2008 leefden er 545 duizend (8,0 procent) onder de lage-inkomengrens. Dat is meer dan in 2007 toen 7,6 procent van een laag inkomen moest rondkomen. Ook het aantal huishoudens met een inkomen onder de beleidsmatige inkomensgrens is gestegen, en wel van 447 duizend (6,6 procent) in 2007 naar 460 duizend (6,7 procent) in 2008. Over de langere termijn is het risico op armoede evenwel afgenomen. Ten opzichte van het midden van de jaren negentig is het aandeel huishoudens met een laag inkomen bijna gehalveerd. Het aandeel van de huishoudens dat ten minste vier jaar achtereen kans op armoede liep, is in 2008 gelijk gebleven, namelijk 2,8 procent volgens de lage- inkomensgrens.
Eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen liepen in 2008 de meeste kans op armoede. Van hen hadden bijna 70 duizend (29 procent) een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Ook waren ze het meest langdurig afhankelijk van een laag inkomen (19 duizend; 10 procent). Ook niet-westerse ln.... op 142 duizend (25 procent) en bij de alleenstaanden tot 65 jaar waren dat er huishoudens en alleenstaanden tot 65 jaar hadden een sterk verhoogde kans. Bij de niet-westerse huishoudens kwam het aantal met een laag inkomen uit sbc.... zwaarder op het huishoudbudget dan bij de hogere inkomens. Ook gaven 257 duizend (18 procent).
Vaste lasten ­ uitgaven voor huur, water, energie, verzekeringen en consumptieve belastingen ­ drukten bij huishoudens met kans op armoede huishoudens in de laagste inkomensklasse vaker aan schulden te moeten w maken dan de hogere inkomensklassen. Met op 1 januari 2009 een vermogen w van in doorsnee zo'n duizend euro verschilde de waargenomen vermogenspositie van huishoudens met kans op armoede bovendien fors van w de 53 duizend euro voor alle huishoudens. CBS Persbericht PB09-079 pagina 1 van 5




Personen van 18 jaar en ouder die deel uitmaken van een huishouden met een laag inkomen, namen in 2008 in mindere mate deel aan het maatschappelijke leven dan personen met een hoger inkomen. Ze hadden een beperkter sociaal netwerk, waren minder actief in verenigingen, verrichtten minder vaak vrijwilligerswerk en sportten ook minder. Daarnaast kampten ze vaker met betalingsachterstanden en ontbeerden ze veelvuldiger middelen voor eerste levensbehoeften zoals het goed verwarmen van het huis, het om de dag nuttigen van een warme maaltijd met vlees of vis, jaarlijks een week op vakantie gaan en het doen van onverwachte noodzakelijke uitgaven.
Ondanks een duidelijke daling ten opzichte van de eeuwwisseling groeiden in 2008 nog steeds relatief veel kinderen op in een huishouden met kans op armoede. Zo behoorden ruim 330 duizend minderjarige kinderen (één op de tien) tot een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Volgens cijfers uit 2007 hebben mensen met een inkomen onder de lage- inkomensgrens naar verwachting gemiddeld 5 jaar korter te leven dan mensen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Het verschil in aantal levensjaren waarin de mensen de gezondheid als goed ervaren, bedraagt zelfs 14 jaar.

Huishoudens (vier jaar en langer) onder de lage-inkomensgrens of onder de beleidsmatige inkomensgrens1) %
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Lage-inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens Lage-inkomensgrens, langdurig Beleidsmatige inkomensgrens, langdurig Bron: CBS (Inkomensstatistiek).
1) De Inkomensstatistiek is gereviseerd. Hierdoor zijn de cijfers uit de reeks 1990-2000 niet geheel vergelijkbaar met die uit de reeks 2000-2008. De uitkomsten van 2008 zijn voorlopig. CBS Persbericht PB09-079 pagina 2 van 5





Technische toelichting

Armoede is niet eenduidig en met brede publieke en wetenschappelijke instemming te definiëren. Huishoudens met weinig inkomen zijn in Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009 onderscheiden op basis van de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige inkomensgrens. De aldus afgebakende groepen met een (hoge) kans op armoede hoeven niet noodzakelijkerwijs `werkelijk' arm te zijn, maar deze afbakeningen garanderen wel dat de `werkelijk' armen in grote lijnen in beeld worden gebracht. Aanvullend is ook gekeken naar twee andere aspecten die van belang zijn bij de beoordeling van armoede, namelijk de tijdsduur dat mensen van weinig inkomen moeten rondkomen en de omvang van het vermogen. De kans op langdurige armoede is hierbij gedefinieerd als het ten minste vier jaar achtereen leven van een inkomen onder voornoemde inkomensgrenzen.
De lage-inkomensgrens weerspiegelt een vast koopkrachtbedrag in de tijd. De grens is afgeleid van het bijstandsniveau voor een alleenstaande in 1979, toen deze in koopkracht het hoogst was. Voor meerpersoonshuishoudens is deze grens met behulp van equivalentiefactoren aangepast aan omvang en samenstelling van het huishouden. Omdat de lage-inkomensgrens alleen voor prijsontwikkeling wordt geïndexeerd, is dit criterium geschikt voor vergelijkingen in de tijd. De beleidsmatige inkomensgrens is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. De beleidsmatige inkomensgrens is hier bepaald op 101 procent van het sociaal minimum, zodat ook huishoudens met een minimumuitkering en geringe aanvullende inkomsten tot de minima worden gerekend. Tot 65 jaar is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf 65 jaar aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen is kinderbijslag aan het normbedrag toegevoegd.
De afbakening van de inkomenspositie is gebaseerd op inkomensgegevens die lopen tot en met 2008. Deze zijn afkomstig uit het Inkomenspanelonderzoek (IPO) dat grotendeels op belastinggegevens is gebaseerd.
Bij de vaste lasten is de huurtoeslag in mindering geberacht op de huur en op de totale bestedingen.
De uitkomsten hebben betrekking op huishoudens waarvan de hoofdkostwinner gedurende het gehele jaar een inkomen had. Studentenhuishoudens en bewoners van instellingen, inrichtingen en tehuizen zijn buiten beschouwing gelaten.

Deze eerste CBS-uitgave van Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009 is in elektronische vorm beschikbaar op de website van het CBS (Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting). CBS Persbericht PB09-079 pagina 3 van 5





Tabel 1
Hoogte van lage-inkomensgrens en beleidsmatige inkomensgrens voor enkele huishoudenstypen
---
Alleen- Paar Eenoudergezin staande ------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------- zonder kind 1 kind 2 kinderen 1 kind 2 kinderen
---
netto maandbedrag in euro (lopende prijzen) Lage-inkomensgrens
2005 870 1 190 1 460 1 640 1 160 1 320 2006 880 1 210 1 470 1 660 1 170 1 330 2007 900 1 230 1 500 1 680 1 190 1 350 2008 920 1 260 1 530 1 730 1 220 1 390 Beleidsmatige inkomensgrens 1)
2005 780 1 100 1 240 1 310 1 160 1 230 2006 800 1 150 1 310 1 380 1 200 1 270 2007 830 1 190 1 350 1 430 1 240 1 310 2008 840 1 200 1 370 1 450 1 260 1 340
---
Bron: CBS.
1) Het betreft hier 101 procent van het sociaal minimum (netto bijstand inclusief vakantiegeld en eventuele kinderbijslag voor kinderen van 6-11 jaar en (vanaf 2008) kindgebonden budget. Tabel 2
Huishoudens met (langdurig1)) een inkomen onder de lage-inkomensgrens of de beleidsmatige inkomensgrens

---
Huishoudens, Lage-inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens totaal -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
---------------------------- --- ------------------ totaal w.o. langdurig totaal w.o. langdurig
---
x 1 000
2005 6 615 652 209 427 113 2006 6 704 593 196 462 115 2007 6 768 515 172 447 111 2008* 6 821 545 169 460 113 %2)
2005 100 9,9 3,5 6,5 1,9 2006 100 8,8 3,3 6,9 1,9 2007 100 7,6 2,8 6,6 1,8 2008* 100 8,0 2,8 6,7 1,8
---
Bron: CBS (Inkomensstatistiek).
1) Vier jaar of langer.
2) De groep die langdurig onder de armoedegrens verblijft, is gerelateerd aan de huishoudens die vier jaar of langer tot de onderzoekspopulatie behoorden.
CBS Persbericht PB09-079 pagina 4 van 5





Tabel 3
Huishoudens met (langdurig1)) een inkomen onder de lage-inkomensgrens of onder de beleidsmatige inkomensgrens naar samenstelling, 2008*

---
Huishoudens, Lage-inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens totaal -------------------------------------- -------------------------------------- totaal w.o. langdurig totaal w.o. langdurig
---
% Totaal 100 8,0 2,8 6,7 1,8 Alleenstaand
tot 65 jaar 100 18,0 7,7 12,7 4,2 65 jaar en ouder 100 5,3 1,4 10,8 2,9 Paar
zonder kinderen, tot 65 jaar 100 3,0 0,8 2,3 0,5 zonder kinderen, 65 jaar en ouder 100 1,9 0,4 2,7 0,8 uitsluitend minderjarige kinderen 100 5,7 2,0 2,8 0,4 minstens één meerderjarig kind 100 2,5 0,8 1,4 0,3 Eenouder
uitsluitend minderjarige kinderen 100 28,8 9,5 28,4 8,3 minstens één meerderjarig kind 100 8,5 2,1 7,6 1,8 Overig huishouden 100 7,9 1,9 6,6 1,4
---
Bron: CBS (Inkomensstatistiek).
1) Huishoudens met niet alleen in 2008, maar ook in de jaren 2005-2007 een inkomen onder de armoedegrens. Tabel 4
Personen in huishoudens met (langdurig1)) een inkomen onder de lage-inkomensgrens of de beleidsmatige inkomensgrens

---
Personen, Lage-inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens totaal -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
- - ----------------- - - ---------- - ------------- totaal w.o. langdurig totaal w.o. langdurig
---
x 1 000
2005 15 298 1 339 394 836 191 2006 15 468 1 199 370 857 190 2007 15 547 1 057 339 823 183 2008* 15 608 1 093 335 829 186 %2)
2005 100 8,8 2,9 5,5 1,4 2006 100 7,8 2,7 5,5 1,4 2007 100 6,8 2,4 5,3 1,3 2008* 100 7,0 2,4 5,3 1,3
---
Bron: CBS (Inkomensstatistiek).
1) Vier jaar of langer.
2) De groep die langdurig onder de armoedegrens verblijft, is gerelateerd aan de personen die vier jaar of langer tot de onderzoekspopulatie behoorden.
CBS Persbericht PB09-079 pagina 5 van 5






---- --