Politie Twente

Persberichten Politie Twente 4 december 2009

Marije Versteeg: 053-4555588

Twee mannen aangehouden i.v.m. onderzoek berovingen

Almelo / Vriezenveen

Donderdag 3 december werden in Vriezenveen twee Roemeense mannen aangehouden omdat zij ervan worden verdacht in een bejaardencentrum in Almelo in ieder geval twee mensen te hebben beroofd. De mannen zijn in verzekering gesteld.

Omstreeks 09.00 uur zagen surveillerende agenten op de Willem Alexanderlaan in Vriezenveen een verdacht voertuig. Bij controle bleek dat de inzittende, een 28-jarige Roemeen, vermoedelijk betrokken was geweest bij diefstal in vereniging, gepleegd in een bejaardencentrum in Almelo. Daarop hield de politie deze persoon aan. Later op de dag kon ook een medeverdachte, een 26-jarige Roemeen, aangehouden worden. Beide mannen zijn in verzekering gesteld voor verder onderzoek.

De laatste weken zijn bij de Politie Twente twee aangiftes binnengekomen van zakkenrollerij in een bejaardencentrum aan de Vriezenveenseweg in Almelo. Aldaar zouden onbekende mannen binnen zijn geslopen om geld te stelen van bewoners. Naar aanleiding van deze twee aangiftes, konden donderdag de twee mannen worden aangehouden. (2009055215 / 2009059214)

Man rijdt zonder rijbewijs onder invloed van alcohol

Nijverdal

Donderdag 3 december is aan de G.H. Kappertstraat in Nijverdal een man aangehouden omdat hij onder invloed van alcohol een auto bestuurde, terwijl hij eerder al een rijontzegging opgelegd had gekregen. De auto van de man is in beslag genomen.

Omstreeks 13.30 uur zagen surveillerende agenten de man rijden op de G.H. Kappertstraat. Omdat het vermoeden bestond dat de man, een 48-jarige inwoner van Nijverdal, onder invloed van alcohol het voertuig bestuurde, werd hij voor een ademanalyse meegenomen naar het politiebureau. Hij blies ruim 2,0 promille. Omdat het rijbewijs van de man al eerder was ingevorderd en hij al een rijontzegging had, werd in overleg met de Officier van Justitie zijn auto in beslag genomen. De nodige processen-verbaal worden opgemaakt. (2009059178)

Man aangehouden voor mishandeling buurvrouw

Enschede

Donderdag 3 december is op de Cornelis Troostlaan in Enschede een man aangehouden die kort daarvoor zijn buurvrouw had mishandeld. De man is in verzekering gesteld.

Omstreeks 20.00 uur kreeg de politie melding van een ruzie aan de Cornelis Troostlaan. Ter plaatse gekomen, vertelde een 30-jarige vrouw uit Enschede dat haar 44-jarige buurman haar even daarvoor had mishandeld. De vrouw was voornemens een computer te kopen van haar buurman. Omdat zij toch van de koop afzag en hem dit meldde, kwam de man boos naar haar huis en trok haar aan de haren en gaf haar een kopstoot. De politie hield de man in zijn woning aan en nam hem mee naar het politiebureau. De man is voor verder onderzoek in verzekering gesteld. (2009059306)

Man aangehouden voor rijden onder invloed

Almelo

Vrijdagmorgen 4 december is een 30-jarige man uit Doetinchem aangehouden omdat hij onder invloed van alcohol een auto had bestuurd. De man is in verzekering gesteld.

Omstreeks 02.00 uur kreeg de politie melding dat er op de afrit van de N36 ter hoogte van Almelo Noord een rode auto op de weg stond. De politie constateerde dat de auto inderdaad voor het overige verkeer gevaarlijk op de weg stond, waarna de politie besloot de auto te laten wegslepen. De auto was beschadigd, maar van een bestuurder was nergens iets te bekennen. Ondertussen werden surveillerende agenten in het centrum van Almelo aangesproken door een man die zegt dat hij hulp nodig heeft. De politie vermoed dat de man onder invloed is van alcohol en drugs en nemen hem daarom mee naar het politiebureau. De man blies ruim 1,8 promille. Hij blijkt de bestuurder te zijn geweest van de rode auto op de N36. Omdat het vermoeden bestaat dat hij de auto gestolen heeft, is hij voor verder onderzoek in verzekering gesteld. (2009059362)

Vrouw beroofd door onbekende man, de politie zoekt getuigen

Enschede

Vrijdagochtend 4 december is een vrouw op de Raiffeisenstraat in Enschede beroofd van haar tas door een nog onbekende man. De politie zoekt getuigen.

's Ochtends vroeg omstreeks 01.30 uur kreeg de politie melding van een beroving aan de Raiffeisenstraat. Een 26-jarige vrouw uit Enschede fietste die nacht van de Parkweg richting het station. Ongeveer ter hoogte van de Tubantiatunnel zag ze een man voor haar fietsen, die omkeerde en richting Volkspark zijn weg vervolgde. Even later ziet de vrouw dat de man haar achtervolgt. Op het moment dat ze de op de Raiffeisenstraat fietst, wordt ze van achteren aangereden door de man, waardoor zij op de grond viel. De man pakt de tas van de vrouw, en fietst ermee vandoor in onbekende richting. De vrouw gaf het volgende signalement van de dader: . man
. Buitenlands uiterlijk
. 20-25 jaar oud
. Ongeveer 1.75 m
. Halflang bruin haar
. De man droeg een lichtbruine jas, een wit shirt en een spijkerbroek.

Wellicht zijn er mensen die iets hebben gezien op de Raiffeisenstraat of in de omgeving. Zij worden verzocht contact op te nemen met de Politie Twente, afdeling Enschede 0900-8844 of via Meld Misdaad Anoniem 0800-7000. (2009059358)

Fietser gewond bij aanrijding

Almelo

Donderdag 3 december raakte een fietser gewond bij een aanrijding met een automobilist op de kruising Zuiderstraat / Burgemeerstser Raveslootsingel in Almelo. De fietser is met onbekend letsel naar het ziekenhuis gebracht.

Omstreeks 12.30 reed een 34-jarige automobilist over de Ravenslootsingel, vanuit de richting Schoolstraat. Op de kruising met de Zuiderstraat kwam hij in aanrijding met een 53-jarige fietser, die overstak bij een voetgangersoversteek, vanaf de zijde Nieuwstraat. De fietser raakte hierbij gewond en moest met onbekend letsel worden overgebracht naar het ziekenhuis.

De VOA (Verkeers Ongevallen Analyse) doet onderzoek naar de toedracht van het ongeval. (2009059219)

Voetganger gewond
Almelo
Donderdag 3 december raakte een 25-jarige voetganger gewond bij een aanrijding met een 37-jarige automobilist op de Nieuwstraat in Almelo. De voetganger stak voor zijn woning de Nieuwstraat over via het zebrapad. Op dat moment kwam de 37-jarige automobilist aanrijden die niet op tijd zag dat er een voetganger overstak. Een aanrijding kon niet meer worden voorkomen. De voetganger moest met onbekend letsel worden overgebracht naar het ziekenhuis. (2009059318)

Controle fietsverlichting

Hengelo
Politie Twente controleert de komende periode extra op het voeren van een juiste fietsverlichting om de veiligheid op de weg te bevorderen.

Donderdag 3 december zijn in Hengelo op de Lansinkesweg tussen 18:00 uur en 20:00 uur 31 fietsers gecontroleerd. Hierbij zijn 11 bekeuringen uitgereikt wegens defecte verlichting. Die zelfde avond werden op de Deurningerstraat, ook in Hengelo, tussen 20:10 uur tot 21:40 uur 55 fietsers gecontroleerd. In totaal zijn hier 13 bekeuringen uitgereikt wegens het voeren van een defecte verlichting. De bekeuringen bedragen E 35 voor personen vanaf 16 jaar en E 18,- voor kinderen van 12 t/m 15 jaar.

Met een fietsverlichting die voldoet aan de regelgeving kunnen fietser obstakels op de weg beter zien, terwijl andere verkeersdeelnemers de fietsers beter opmerken. Een juiste fietsverlichting is niet alleen veiliger voor u maar ook voor andere verkeersgebruikers! (2009059319)

Rijbewijs ingevorderd

Hengelo
Op vrijdag 4 december omstreeks 01.00 uur is een 41-jarige automobilist uit Apeldoorn op de Markeloseweg in Holten gecontroleerd op het gebruik van alcohol. De bestuurder viel op door zijn rijgedrag en werd staande gehouden. Ter plaatse werd een blaastest uitgevoerd maar deze mislukte. Op het bureau werd een ademanalyse uitgevoerd. Deze wees 1,6 promille uit. Hierop is zijn rijbewijs ingevorderd. (2009059353)

Verkeerscontroles in Enschede
Enschede
De politie heeft op donderdagmiddag een snelheidscontrole en een fietsverlichtingscontrole uitgevoerd op verschillende locaties in Enschede.

Van 13.00 tot 17.00 uur zijn 171 passanten op de Broekheurnering in Enschede gecontroleerd op het overschrijden van de maximaal toegestane snelheid. Er werden 22 bonnen uitgeschreven. De hoogst gemeten snelheid is 85 km per uur. De politie schreef ook twee bekeuringen uit voor andere overtredingen; een voor het niet hebben van een geldige APK en een voor het nuttigen van alcoholhoudendede drank op de openbare weg.

Op de kruising Vlierstraat-Buurserstraat-Hazelaarstraat is tussen 16.30 en 17.00 uur gecontroleerd op een juiste fietsverlichting voor een goede zichtbaarheid op de weg. Een opvallend groot aantal fietser voerde de verlichting correct. Van de in totaal 37 gecontroleerde fietsers hebben twee een bon gekregen voor het niet voeren van de verlichting. (2009059192)

Diefstal auto, politie zoekt getuigen Enschede
Op donderdagochtend 3 december is aan de Klomp in Enschede een auto gestolen.

De eigenaar van de auto, een 36-jarige man uit Almelo had zijn auto aan de Klomp in Enschede geparkeerd. Aan het einde van de ochtend kwam de man terug en zag dat de auto verdwenen was. De auto moet zijn ontvreemd tussen 09.00 en 11.30 uur in de ochtend.

De personenauto heeft de volgende kenmerken: . Merk is Hyundai Elantra 2.01 . De kleur van de auto is groen . Het kenteken is 57-GL-LD

De politie verzoekt mensen die iets verdachts hebben gezien zich te melden bij de politie. Dit kan door te bellen naar het algemene nummer van Politie Twente, 0900-8844, en te vragen naar de afdeling Enschede. U mag ook bellen naar Meld Misdaad Anoniem, telefoonnummer 0800-7000. (2009059128)

Hennepkwekerij opgedoekt
Enschede
Aan de Floresstraat in Enschede is op donderdag 3 december een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.

Reeds meerdere malen had de politie op haar ronde een sterke henneplucht waargenomen in de nabijheid van het bewuste pand. Donderdagmiddag 3 december omstreeks 13.15 uur besloot de politie te onderzoeken of er in het pand een hennepkwekerij was. Er werd een kweekruimte aangetroffen met ruim 200 planten. Ook werd geconstateerd dat er met de stroomvoorziening is geknoeid.

In opdracht van de Officier van Justitie werden de planten en apparatuur vernietigd. De politie doet onderzoek naar de eigenaar van de kwekerij. (2009059222)

---- -- AGENDAPUNT A

Beleid & Strategie
Bestuursondersteuning

Postbus 14 · Twente 7500 AA ENSCHEDE · Beleid & Strategie, Bestuursondersteuning Tel: 053 ­ 455 5089
Fax: 053 ­ 455 5585 Me mo
Van Joke Nieuwenhuis
Afdeling Beleid & Strategie

Datum 25 november 2009
Onderwerp Agenda Regionaal College

Geachte leden van het Regionaal College,

Namens de voorzitter nodig ik u uit voor de vergadering van het Regionale College op maandag 7 december 2009, aanvang 10.00 uur. Locatie: de meldkamer aan de Demmersweg 55 te Hengelo. De bijeenkomst begint deze keer met het veiligheidsberaad dat om 9.00 uur aanvangt.

AGENDAPUNTEN: BIJLAGEN A. Opening

B. Mededelingen
1. Korpsbeheerder
2. Hoofdofficier van Justitie 3. Korpschef
4. Secretariaat

C. Ter Vaststelling
1. Verslag van de vergadering van 30 oktober 2009 C.1 2. Actielijst 20 november 2009 C.2

D. Ter Informatie
1. Besteding van de deelprijs diversiteit 2008 150.000,-- D.1.

2. Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB). D.2. Dit is een verlenging van het in 2006 afgesloten convenant. Gevraagd wordt van de vergadering van het Regionaal College gebruik te mogen maken als tekenmoment.

3. Convenant art 1. Overijssel. D.3. Gevraagd wordt van de vergadering van het Regionaal College gebruik te mogen maken als tekenmoment. In de gemeenten is de besluitvorming afgerond.

4. werkgroep IVZ / Twens - Loohuis.
- informatie notitie Twens over de afstemming van de beleidscyclus en D.4.a-b deelname aan landelijke veiligheidsmonitor ­ ter kennisname

E. Ter Advisering / Instemming / bespreking. 1. Evaluatie wet Tijdelijk huisverbod. Het bureau Interval zal een E.1.a-c presentatie verzorgen.

2. RIEC. Kennisnemen van de brief van de korpsbeheerder aan E.2.a-f gemeenten, het jaarplan, strategienota en beheernotitie.

Gevraagd wordt van de vergadering gebruik te maken als teken- moment, als in alle colleges van B en W al besluitvorming heeft plaatsgevonden.

3. Werkgroepen:
a. werkgroep psychiatrische patiënten ­ Koelewijn/Van Veen E.3.a b. werkgroep IVZ / Twens - Loohuis
- voorstel werkwijze communicatie IVZ platform ­ ter instemming. E.3.b.1-2

F. Rondvraag

G. Sluiting

2

AGENDAPUNT D.1.

Regiegroep Gedrag

Postbus 14 · Twente 7500 AA ENSCHEDE · B&S Tel: 053 ­ 455 5480
Fax: 053 - 455

Van Antoinette Geerts/ Violette van Heek Memo Afdeling Portefeuillehouder Diversiteit/ Regiegroep Gedrag

Aan Het Regionaal College
Adres
Postcode en plaats

Datum 2-11-2009
Onderwerp Besteding Diversiteitsprijs 2008

ter informatie kan worden behouden ter goedkeuring volgens afspraak ter inzage gaarne advies gaarne retour met dank retour

Inleiding
In 2008 heeft de voormalig Korpschef van de Politie Twente, de heer Deelman, toegezegd om het Regionaal College te informeren over hoe de ontvangen Deelprijs Diversiteit 2008 besteed zou worden.

Diversiteitbeleid Politie Twente 2009 - 2013 De samenleving wordt in cultureel en etnisch opzicht steeds meer divers. De politie moet een organisatie zijn waarin iedere burger zich herkent anders komt haar legitimiteit in het geding. Daarnaast heeft de politie de cultuur, kennis en vaardigheden die verschillende groepen met zich mee brengen nodig om haar kerntaken naar behoren te kunnen blijven uitoefenen.
Diversiteit omvat alle aspecten waarop mensen van elkaar verschillen, bijvoorbeeld in geslacht, leeftijd, fysieke beperking, afkomst, bekwaamheden, seksuele voorkeur en werkstijlen.

Naar aanleiding van onder meer een tweetal onderzoeken in 2008 naar diversiteitaspecten binnen het korps en de ontvangen Deelprijs Diversiteit 2008, heeft de Regiegroep Gedrag diversiteitbeleid ontwikkeld. Bij het opzetten van dit beleid is gewacht op het tot stand komen van het programma Leiderschap, dat een belangrijk intern middel is om de diversiteit te bevorderen.
Het diversiteitbeleid is afgelopen juni door het MT en de OR van de politie Twente goedgekeurd en dient als kapstok voor ondermeer de besteding van de Diversiteitprijs 2008.

Besteding Deelprijs Diversiteit 2008 De prijs bedraagt 150.000 en wordt gebruikt voor de financiering gedurende drie jaar (juli 2009 tot en met juni 2013) van: 1) Een deeltijd projectleider Diversiteit die verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van het diversiteitbeleid; 2) De proces- en beleidsmatige ondersteuning van de projectleider, in nauwe samenwerking met de Regiegroep Gedrag en het programma Leiderschap; 3) Een klein deel van het geld (ongeveer 10.000) wordt gebruikt om het diversiteitbeleid kenbaar te maken aan de externe doelgroepen in ons werkgebied. Doel daarvan is het vergroten van de zichtbaarheid van diversiteit en de bewustwording erover te stimuleren.

AGENDAPUNT D.2.

Convenant tussen:

Politieregio Twente

Arrondissementsparket Almelo

Belastingdienst Oost

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

De veertien Twentse gemeenten

De Financial Intelligence Unit van het Korps Landelijke Politiediensten.
Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 1

Convenant betreffende de gegevensuitwisseling bij de toepassing en

handhaving van overheidsregelingen:

DE ONDERGETEKENDEN,

De Minister van Financiën, voor met name · De Belastingdienst Oost
· De Belastingdienst Douane Noord/Oost,

De burgemeesters van de 14 Twentse gemeenten te weten: Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Hengelo, Haaksbergen, Hellendoorn, Hof van Twente, Losser,Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden (hierna te noemen: regio Twente).

De Korpsbeheerder van de regio Twente

De Hoofd-officier van Justitie van het Arrondissementsparket Almelo,

De Korpschef van de Regiopolitie Twente,

De directeur van de Directie Hand Having (DHH) van de Uitvoeringsinstantie Werknemers verzekeringen, het (UWV),

Het hoofd van de Financial Intelligency Unit ­ Nederland (FIU),

hierna aan te duiden als de convenantpartners,

IN AANMERKING NEMENDE DAT

· Tussen partijen een project ongebruikelijk bezit (POB), onverklaarbaar en mogelijk wederrechtelijk verkregen vermogen, is ontwikkeld. Dit met de bedoeling personen met ongebruikelijk bezit waar tegenover geen, dan wel geringe bronnen van inkomsten bekend zijn, te ontdoen van hun status en onverklaarbaar vermogen en, indien nodig, te komen tot opsporing en handhaving van regelgeving op het terrein van strafrecht, belastingheffing, gemeentelijke wetten en sociale zekerheidswetgeving. · Het doel tevens is om te voorkomen dat dit vermogen, indien en voorzover wederrechtelijk verkregen, illegaal terug vloeit in de legale samenleving / economie. Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 2

· Daarnaast getracht moet worden de negatieve aantrekkingskracht te doen stoppen, om zo het aantal personen met ongebruikelijk bezit terug te dringen. · Ieder der partijen binnen de grenzen van het project over personen, die in (de regio) het samenwerkingsgebied werkzaam of woonachtig zijn, verblijf houden dan wel zich frequent ophouden, bij het uitoefenen van de eigen werkzaamheden de beschikking krijgt over actuele informatie die van belang kan zijn, onder meer om de eigen informatie te actualiseren of aan te vullen. Voor de werkwijze wordt verwezen naar artikel 4 van dit convenant. · Partijen er naar streven zich in het POB als zichtbare en daadkrachtig opererende samenwerkende partners in de handhavingketen van de (semi) overheid te manifesteren en met een gezamenlijk uitgezette koers op te treden.

OVERWEGENDE DAT

De convenantpartners samen wensen te werken, teneinde door een integrale aanpak een einde te maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van de hiervoor benoemde onderwerpen binnen het samenwerkingsverband mede ter verwezenlijking van de volgende eigen taakstellingen:

1. Wat betreft de regio Twente (Sociale Recherche Twente): · Het doeltreffender bestrijden van misbruik van overheidsregelingen alsmede de illegale/onrechtmatige praktijken als gevolg van handelen en/of nalaten van de doelgroep waarop de samenwerking gericht is; · Het gemeentyelijk overheidsoptreden, gericht op bestuurlijke handhaving en opsporing, doelmatiger en doeltreffender maken · Het handhaven en bevorderen van de veiligheid en maatschappelijke en financiële integriteit van de bewoners (en omwonenden) binnen het samenwerkingsgebied;
· Het executeren van vorderingen doelmatiger en doeltreffender maken.

2. Wat betreft de Politie Twente en het Arrondissementsparket Almelo: · Het doeltreffender bestrijden van de criminaliteit met name het ontnemen en /of verbeurdverklaren van wederrechtelijk verkregen voordeel en vermogen wat middellijk of onmiddellijk door enig misdrijf is verkregen bij de doelgroep waarop de samenwerking gericht is.
· Het overheidsoptreden, gericht op strafrechtelijke opsporing, vervolging en executie (handhaving), doelmatiger en doeltreffender maken.

3. Wat betreft de Belastingdienst: De belastingdienst constateert een handhavingstekort bij de uitoefening van haar taken op het gebied van fiscale heffing en invordering. Dit tekort manifesteert zich bijvoorbeeld in de projecten vrijplaatsen en windhappers. Het uitgangspunt voor de belastingdienst in het Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 3

`project ongebruikelijk bezit' is:

· Het overheidsoptreden gebaseerd op de fiscale regelgeving en de niet fiscale douanetaken bij de hiervoor genoemde doelgroep, gericht op bestuurlijke handhaving (heffing en invordering van belastingen), doelmatiger en doeltreffender te maken.

4. Voor wat betreft het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV): · Een doelmatig toezicht en controle op de rechtmatigheid van de te verstrekken · en verstrekte uitkeringen;
· Het bevorderen van een adequate controle op verstrekkingen en opsporing van strafbare feiten, volgens de richtlijnen van het O.M.; · Een verbetering van de informatiedeling

5. Voor wat betreft de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) · Het voorkomen en opsporen van (ongebruikelijk bezit in verband) met witwassen en financieren van terrorisme;
· Het vertsrekken van persoonsgegevens en andere gegevens in overeenstemming met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) en het bij of krachtens de Wet politiegegevens bepaalde: · Het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van (ongebruikelijk bezit in verband met) witwassen en financieren van terrorisme en naar de verbetering van de methoden om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen en op te sporen;
· Het geven van voorlichting omtrent het voorkomen en opsporen van (ongebruikelijk bezit in verband met) witwassen en financieren van terrorisme aan het openbaar ministerie en de overige ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten.

KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

ARTIKEL 1

ALGEMEEN
De onderlinge samenwerking en integrale aanpak bij de toepassing en handhaving van overheidsregelingen binnen het kader van het project ongebruikelijk bezit wordt vorm gegeven zoals hierna omschreven.
· Informatie die nodig is om de samenwerking en de integrale aanpak effectief en efficiënt te laten verlopen wordt uitgewisseld met inachtneming van artikel 4. · De samenwerking kan aanvullend zijn op projecten die in het kader van de integrale overheidshandhaving en in het kader van interventieprojecten al worden uitgevoerd.

Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 4

ARTIKEL 2

DE OPZET VAN DE SAMENWERKING
· Het in onderling overleg en wederzijdse afstemming richting geven aan de samenwerking door middel van het bij elkaar brengen van activiteiten en het brengen van samenhang hierin. · Het genereren en analyseren van informatie over de doelgroep die nodig is met het oog op het realiseren van de hierboven omschreven doelstelling(en). · Het onderling uitwisselen van de informatie.

ARTIKEL 3

PLANNING, FINANCIËN EN CONTROL · De convenantpartners dragen ieder zelf de kosten die de samenwerking en de informatie- uitwisseling met zich meebrengen. · Voor de als gevolg van het convenant gegenereerde opbrengsten geldt dat deze hun normale, door de wetgever beoogde bestemming volgen. · Tenzij ten aanzien van bepaalde onderdelen expliciet anders wordt overeengekomen zijn de convenantpartners voor de uitvoering van deze overeenkomst geen vergoeding aan elkaar verschuldigd.
· De convenantpartners nemen deel aan de in artikel 6 benoemde overlegstructuur. · De convenantpartners komen halfjaarlijks met een voortgangsrapportage over het effect van de samenwerking en informatie-uitwisseling. Naar aanleiding van de resultaten uit deze voortgangsrapportage kan het convenant worden aangepast. · De convenantpartners zijn ieder zelf verantwoordelijk voor de resultaatmeting, bewaking en beheersing van hun eigen activiteiten in het kader van het convenant, welke als zodanig deel uitmaken van de reguliere evaluaties van hun organisaties.

ARTIKEL 4

INFORMATIE-UITWISSELING
De convenantpartners verplichten zich over en weer met inachtneming van de wettelijke bepalingen die informatie te verstrekken die nodig is om de samenwerking effectief en efficiënt te laten verlopen. De convenantpartners zullen daarbij in iedere afzonderlijke concrete zaak een afweging maken omtrent het al dan niet verstrekken van informatie op basis van een voldoende gemotiveerd verzoek. Binnen de hiervoor genoemde wettelijke kaders en interne voorschriften zal de gegevensuitwisseling en de aanwending van de verkregen gegevens uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van een goede vervulling van de in dit convenant omschreven taakstellingen van de diverse convenantpartners. · De Politie is daarbij in ieder geval gehouden aan de Wet politiegegevens en het Besluit politiegegevens.
Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 5

· Het Openbaar Ministerie is daarbij gehouden aan de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en vanaf 1 november 2004 aan de Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden. Het Openbaar Ministerie zal daarbij in iedere afzonderlijke concrete zaak een afweging maken omtrent het al dan niet verstrekken van informatie op basis van een voldoende gemotiveerd verzoek. · De gemeenten binnen de regio Twente zijn daarbij in ieder geval gehouden aan de Wet bescherming persoonsgegevens.
· De Belastingdienst is daarbij in ieder geval gehouden aan de Algemene Wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Wet bescherming persoonsgegevens en artikel 43 c van de uitvoeringsregeling Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR).
· Het UWV is daarbij in ieder geval gehouden aan de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (Suwi) en de Wet bescherming persoonsgegevens. · De FIU-Nederland is daarbij in ieder geval gehouden aan het gestelde in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme(WWFT) van 1 augustus 2008 en het bij of krachtens de Wet en het Besluit politiegegevens (WPG en BPG) bepaalde.

Niet uitputtend kan aan de volgende informatie worden gedacht: Naam Adres Woonplaats-gegevens (NAW), verblijftitels, locatiegegevens, gegevens over rechtsvorm en andere ondernemingsgegevens, gegevens over inkomen en uitkeringen, gegevens over ondernemingswinst en vermogen, gegevens over belastingen, gegevens over zakelijke zekerheidsrechten, gegevens over financieringen, gegevens over vastgoed, gegevens over schenkingen en erfenissen, gegevens over vergunningen, gegevens over subsidies, gegevens over notariële akten, gegevens uit administratiefrechtelijke onderzoeken, gegevens uit processen verbaal, gegevens uit vonnissen en arresten, gegevens uit opsporingsonderzoeken, gegevens over overtredingen en misdrijven.

Met inachtneming van het voorgaande maken de convenantpartners nadere afspraken over de organisatiestructuur, de wijze van verstrekking van informatie en over de waarborgen waaronder dit gebeurt.

De organisatiestructuur zal nader worden ingevuld.

ARTIKEL 5

GEHEIMHOUDING/PRIVACY
De gegevens worden uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt. Gegevens worden zonder schriftelijke toestemming van de verstrekker niet overgedragen of ter beschikking gesteld van anderen dan de convenantpartners en zijn niet raadpleegbaar voor anderen dan de convenantpartners.
Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 6

Hiervan is uitgezonderd informatieoverdracht waartoe in wetten verplichtingen zijn opgenomen.

Geheimhoudingsvoorschriften in wet- en regelgeving van de convenantpartners worden in acht genomen.
Het gestelde hieromtrent in respectievelijk de Wet politiegegevens, het Besluit politiegegevens, de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, artikel 43c van de uitvoeringsregeling Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR) en de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI) zal daarbij in acht worden genomen.

ARTIKEL 6

STRUCTUUR VAN DE SAMENWERKING
Uitgangspunt is dat bij ieder der partijen één centraal aanspreekpunt aanwezig is die voor de andere partij als aanspreekpunt en/of vraagbaak dient en die relevante gegevens kan doorgeven aan de andere partij. Partijen zetten zich ervoor in dat dit aanspreekpunt voldoende opgeleid en ingewerkt is, zodat deze in staat is op professionele wijze uitvoering te geven aan zijn taak, zodat de intentie van dit convenant zoveel mogelijk zal worden gerealiseerd. Er vindt periodiek overleg plaats tussen de vertegenwoordigers van de convenantpartners.

VEILIGHEIDSASPECTEN
Daar waar dat aan de orde is zullen omtrent de veiligheidsaspecten nadere afspraken worden gemaakt.

ARTIKEL 7

BEVOEGDHEDEN
Medewerkers van de convenantpartners mogen uitsluitend worden ingezet voor het verrichten van de werkzaamheden waarvoor zij bevoegd zijn.

ARTIKEL 8

VOORLICHTING EN CONTACTEN MET MEDIA Communicatie in de vorm van persberichten en publicaties ten behoeve van de media vinden plaats nadat partijen de inhoud hiervan met elkaar hebben afgestemd.

Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 7

ARTIKEL 9

TOETREDING
1. Dit convenant staat open voor toetreding door andere (semi-)overheidsinstellingen die in relatie tot personen die in de regio woonachtig zijn, verblijf houden dan wel zich frequent ophouden gelijke doelstellingen nastreven als de huidige convenantpartners. 2. Een nieuwe partner kan door een aanvraag in te dienen bij de Regiopolitie Twente, als trekker van de projectgroep, toestemming vragen om toe te treden tot dit convenant. Na goedkeuring van alle convenantpartners kan de nieuwe partner toetreden via ondertekening van een bijlage bij het convenant.

ARTIKEL 10

UITSLUITING AANSPRAKELIJKHEID
Convenantpartners sluiten elke aansprakelijkheid jegens elkander voor schade op grond van deze overeenkomst uit.

ARTIKEL 11

SIGNALEREN VAN BELEMMERINGEN

Wanneer naar de mening van convenantpartners wettelijke kaders de samenwerking en/of de informatieverstrekking in de weg staan leggen zij dit voor aan de betrokken bewindslieden. Het Arrondissementsparket Almelo informeert in deze gevallen het College van Procureurs-generaal dat vervolgens beslist of de gesignaleerde belemmering aan de Minister van Justitie wordt voorgelegd.

ARTIKEL 12

UITVOERING EN WIJZIGING
Waar nodig maken de convenantpartners nadere afspraken om een goede uitvoering van dit convenant te verzekeren. Aan de hand van dit convenant kunnen de convenantpartners nadere uitvoeringsregelingen opstellen. Wijzigingen of aanvullingen van dit convenant dienen door alle convenantpartners schriftelijk te worden bekrachtigd.

ARTIKEL 13

VOORTDURENDE VERPLICHTINGEN
Verplichtingen welke naar hun aard bestemd zijn om ook na ontbinding van de overeenkomst voort te duren, blijven na ontbinding van deze overeenkomst bestaan. Tot deze verplichtingen behoort onder meer het bepaalde omtrent geheimhouding / privacy. Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 8

ARTIKEL 14

LOOPTIJD
Dit convenant:
· Kan worden beschouwd, met uitzondering van de nieuw toegetreden partner, als voortzetting van eerder in een convenant opgenomen afspraken over samenwerking en informatieuitwisseling
· Het convenant loopt tot 1 januari 2012; · Kan eenzijdig worden opgezegd, zulks met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden, of op elk moment zonder opzegtermijn wanneer dit gebeurt met instemming van alle convenantpartners;
· Wordt stilzwijgend verlengd na een voorafgaande evaluatie van de bereikte effecten.

Aldus overeengekomen te .................................. op ..... ............ 2009,

Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 9

De convenantpartners:

De Minister van Financiën voor met name de De korpsbeheerder van de Regiopolitie Belastingdienst Oost en DouaneNoord, namens Twente, P. E. J. den Oudsten deze de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Oost,
mr. F. Schippers

De hoofdofficier van Justitie van het De korpschef van de Regiopolitie Arrondissement Almelo, Twente, drs. M.S.R. Sitalsing Mr. B.W.M. Hendriks

De directeur Directie Handhaving (DHH) van het UWV, Het hoofd van de FIU Nederland K. J. de Groot H. Kusters

De Burgemeesters van de 14 Twentse gemeenten namens het college van Burgemeester en Wethouders:

Gemeente Almelo, Gemeente Borne, mevr. J.H.M. Hermans-Vloedbeld R. G. Welten

Gemeente Dinkelland, Gemeente Enschede, mr. R. S. Cazemier P.E.J. den Oudsten

Gemeente Haaksbergen, Gemeente Hellendoorn, drs. K. Loohuis ir. J.J. van Overbeeke

Gemeente Hengelo, Gemeente Hof van Twente, drs. F.A.M. Kerckhaert H. Kok

Gemeente Losser, Gemeente Oldenzaal, drs. J.D. Westendorp F.T.J.M. Backhuijs

Gemeente Rijssen-Holten, Gemeente Tubbergen, P. van Veen mr. M.K.M. Stegers

Gemeente Twenterand, Gemeente Wierden, L. B. Kobes J. G. Kristen

Convenant Project Ongebruikelijk Bezit (POB) Twente. 10

Agendaformulier

DATUM: 07-12-2009 STATUS: Ter instemming AGENDAPUNT: D.3.a. ONDERWERP: Samenwerkingsovereenkomst Antidiscriminatievoorziening

INGEBRACHT DOOR Korpsleiding Proceseigenaar
Directeur
Stafhoofd
CIO
Regionaal College Korpsbeheerder

AFDELING / BUREAU Platform IVZ

STELLER drs. J. Slot (regiocoördinator Veiligheid)

OVERLEGVORM RMT d.d. Overlegvergadering OR d.d. Beheersdriehoek d.d. Regionaal College d.d. 07-12-2009 DB Regionaal College d.d. 20-11-2009

SAMENVATTING Op 28 juli 2009 is de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen in werking getreden. Uitgangspunt van de wettelijke regeling is de verplichting voor gemeenten om toegang te verlenen aan burgers tot een antidiscriminatievoorziening. Burgers die zich gediscrimineerd voelen moeten op laagdrempelige manier onafhankelijke hulp in de directe leefomgeving kunnen krijgen als zij overwegen een klacht in te dienen. In de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen is in artikel 2 lid 2 opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de inrichting en de uitvoering van de taak door de antidiscriminatievoorziening. VNG heeft hiervoor de Modelverordening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen ontwikkeld. Uiterlijk een half jaar na inwerkingtreding van de wet zal de toegang tot de antidiscriminatievoorziening door gemeenten geregeld zijn. Dit houdt ook in dat de gemeentelijke verordening van kracht moet zijn. Dit betekent voor gemeenten realisatie op 28 januari 2010. De Twentse gemeenten hebben ervoor gekozen de antidiscriminatievoorziening onder te brengen bij Artikel 1 Overijssel. De Twentse gemeenten hebben er naar toe gewerkt de besluitvorming gereed te hebben in de afzonderlijke colleges van B&W en gemeenteraden zodat de ondertekening op 7 december 2009 kan plaats vinden.

Pag. 1 van 2

Agendaformulier

BIJ DIT ADVIES BETROKKEN AFDELINGEN / CONTACTPERSO(O)N(EN) Beleid & Strategie
Personeel (P) Middelen (F) Informatiemanagement (I) Communicatie (C) "Blauw" / werkvloer

Reputatie Effect Paragraaf "REP" (geef aan of REP c.q. vereenvoudigde variant is toegepast en wat de consequenties daarvan zijn)

BESLISPUNTEN: Samenwerkingsovereekomst onderteken na besluitvorming in de college's van B en W.

Pag. 2 van 2

AGENDAPUNT D.3.b

Samenwerkingsovereenkomst Uitwerking Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

Samenwerkende partners:
Gemeenten regio Twente:
Almelo
Borne
Dinkelland
Enschede
Haaksbergen
Hellendoorn
Hengelo
Hof van Twente
Losser
Oldenzaal
Rijssen-Holten
Tubbergen
Twenterand
Wierden

Organisaties:
Openbaar Ministerie arrondissementsparketten Almelo Regiopolitie Twente
Artikel 1 Overijssel

1

OVERWEGENDE DAT:

Per 28 juli 2009 de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen in werking is getreden en dat daarbij de volgende taken voor de gemeenten zijn opgenomen:

Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen: Artikel 1
Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.
Artikel 2
1. Een antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 heeft tot taak: a. onafhankelijke bijstand1 te verlenen aan personen bij de afwikkeling van hun klachten betreffende onderscheid als bedoeld in de Algemene Wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, en de artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of discriminatie als bedoelt in artikel 90 quater van het Wetboek van Strafrecht; b. de klachten, bedoeld in onderdeel a, te registreren2. Artikel 3
Het College van Burgemeester en Wethouders brengt jaarlijks vóór 1 april verslag uit aan Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten.

OVERWEGENDE DAT:
het Openbaar Ministerie arrondissementsparket Almelo, het arrondissementsparket Zwolle en de Regiopolitie Twente en Regiopolitie IJsselland werken conform de Aanwijzing Discriminatie van het College van Procureurs-Generaal.

1 Onder bijstand wordt in dit verband verstaan een geheel van werkzaamheden gericht op klachtbehandeling, waarbij de volgende vormen kunnen worden onderscheiden: · alleen luisterend oor en registratie; · informatie /advies /doorverwijzing; · empowerment;
· bemiddeling;
· ondersteuning bij procedures.

2 Daarnaast dient de antidiscriminatievoorziening aan de hand van klachten structurele patronen van discriminatie te signaleren. Dit gebeurt door voorlichting en gedragsbeïnvloeding van personen en organisaties die zich - bedoeld of onbedoeld - aan discriminatie hebben schuldig gemaakt. Bijstand betekent ook dat de burger op lokaal niveau terecht moet kunnen voor advies en ondersteuning inzake de juridische mogelijkheden om zich met een klacht te wenden tot de rechter of de Commissie gelijke behandeling. Aldus zullen de antidiscriminatievoorzieningen een belangrijke zeefwerking gaan vervullen
2

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

Bestrijding van discriminatie noodzakelijk is voor het functioneren en beschermen van de democratische rechtstaat en voor de kwaliteit van onze samenleving. Dat dit vraagt om een gecoördineerde aanpak door overheid en door het maatschappelijk middenveld. Het is daarom van belang dat:
1. de gemeenten in de regio Twente tot afstemming komen betreffende de kwaliteit en het niveau van een antidiscriminatievoorziening en in een samenwerkingsovereenkomst vastleggen hoe zij de bestrijding van discriminatie vormgeven. Het betreft hier nadrukkelijk uitsluitend de kerntaken bijstand en registratie. Taken op het gebied van monitoring, beleidsadvies, voorlichting en preventie vallen buiten deze overeenkomst. 2. de gemeenten in de regio Twente, de Regiopolitie Twente, het Openbaar Ministerie arrondissementsparket Almelo en Artikel 1 Overijssel vastleggen hoe zij, uitgaande van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Aanwijzing Discriminatie, tot afstemming aangaande de beleidsvorming en de uitvoering komen.

KOMEN DE SAMENWERKENDE PARTNERS HET VOLGENDE OVEREEN:

Artikel 1 Uitvoering Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

lid 1 Uitvoering Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen

a. De gemeenten brengen de toegangsfunctie onder bij Artikel 1 Overijssel3. Het betreft hier de wettelijke taken onafhankelijke bijstand en de registratie van de klachten (Artikel 2 en 3 Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen). b. De deelnemende gemeenten gaan voor de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst een subsidierelatie aan met Artikel 1 Overijssel waarbij zij de in de bijlage opgelegde taken in een subsidieovereenkomst opnemen.

Lid 2 Kosten
De gemeenten subsidiëren de wettelijk vastgelegde taken die zij onderbrengen bij Artikel 1 Overijssel door maximaal het bedrag beschikbaar te stellen dat zij hiervoor via de algemene uitkering in het Gemeentefonds van het Rijk voor deze taak ontvangen. Het betreft in 2009 een bedrag van maximaal circa 0,35 per inwoner. De bijdragen worden jaarlijks met het door het CPB (Centraal Plan Bureau) afgegeven IMOC-percentage voor overheidsconsumptie aangepast.

3 De gemeenten Almelo, Hengelo, Enschede, Oldenzaal, Zwolle, Kampen en Deventer bekostigden samen reeds Artikel 1 Overijssel.

3

Artikel 2 Afstemming

Afstemming tussen de uitvoering van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Aanwijzing Discriminatie van het Openbaar Ministerie vindt plaats door:

Lid 1 Beheersdriehoeksoverleg a. In de overleggen van de beheersdriehoek van de politieregio Twente. Dit overleg wordt twee maal per jaar gevoerd. In dit overleg vindt de bestuurlijke afstemming van de gemeentelijke voorzieningen, bestuurlijke maatregelen en strafrechtelijke mogelijkheden plaats.
b. Jaarlijks, voor 1 maart, wordt het jaaroverzicht van het voorgaande jaar van Artikel 1 Overijssel besproken. In deze overleggen vindt de bestuurlijke afstemming plaats ten aanzien van de uitwerking van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Lid 2 Regionaal discriminatieoverleg4 a. Minimaal twee maal per jaar vindt er een regionaal5 discriminatieoverleg plaats (RDO). Het betreft een overleg op ambtelijk niveau. b. Aan dit overleg nemen deel: het Openbaar Ministerie arrondissementsparket Almelo en arrondissementsparket Zwolle, Regiopolitie Twente en Regiopolitie IJsselland middels de contactambtenaar discriminatie, Artikel 1 Overijssel en vertegenwoordigers van de gemeenten. Het regionaal discriminatieoverleg wordt voorgezeten door de discriminatieofficier van het arrondissementsparket Zwolle. c. In het overleg staan de volgende zaken op de agenda: criminaliteitsbeeld, handhavingsarrangementen, terugkoppeling, evaluatie en samenwerking. In deze overleggen vindt de ambtelijke afstemming plaats ten aanzien van de uitwerking van de Aanwijzing Discriminatie en de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Artikel 3 Evaluatie6

Eén jaar na inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst vindt er een tussen- evaluatie plaats. In het laatste jaar (2012) vindt een eindevaluatie van de samenwerkingsovereenkomst plaats. De gemeente Enschede neemt hiertoe het initiatief.

4 Dit overleg is reeds in 2008 gestart waarbij er nog geen sprake was van gemeentelijke deelname.

5 Regionaal is in dit geval op Provinciaal niveau daar de discriminatie officier van Justitie van het arrondissementsparket Zwolle en Artikel 1 Overijssel beiden op provinciaal niveau werken.

6 De wet zal binnen drie jaar geëvalueerd worden op doeltreffendheid en effecten door het Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie.

4

Artikel 4 Geschillenbeslechting

1. Geschillen m.b.t. antidiscriminatievoorziening kunnen uitsluitend aanhangig gemaakt worden door de deelnemende gemeenten en Artikel 1 Overijssel. 2. Een partij die meent dat er een geschil over de uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst bestaat, deelt dat schriftelijk mede aan de andere partijen. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil. 3. Geschillen in de zin van deze samenwerkingsovereenkomst kunnen alleen betrekking hebben op:
a. de wijze van uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst; b. de naleving van de samenwerkingsovereenkomst; c. de uitleg van de samenwerkingsovereenkomst en de bijbehorende afspraken. 4. Binnen 2 weken na dagtekening van de mededeling stuurt elke partij zijn zienswijze op het geschil en een oplossingsgericht voorstel aan de andere partijen, hierna overleggen partijen over oplossing van het geschil. 5. Indien dit overleg niet leidt tot een oplossing kunnen partijen besluiten een onafhankelijke derde in te schakelen dan wel het geschil ter beslechting voor te leggen aan de burgerlijke rechter.

Artikel 5 Inwerkingtreding, duur en verlenging

1. Deze samenwerkingsovereenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. De overeenkomst eindigt drie jaar na inwerkingtreding (1 januari 2013). 2. Na schriftelijke instemming van partijen kan de duur van de samenwerkingsovereenkomst worden verlengd. Deze verklaringen worden in afschrift als bijlagen aan het convenant gehecht.

Artikel 6 Opzegging

1. Elke partij kan met in achtneming van een opzegtermijn van 6 maanden de samenwerkingsovereenkomst schriftelijk opzeggen indien de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat de partij het redelijk vindt om deze samenwerkingsovereenkomst te beëindigen.
2. De opzegging moet de verandering van omstandigheden vermelden. 3. Indien de overige partijen besluiten hun inspanningen terzake van de samenwerkingsovereenkomst te continueren, wordt de opzegging evenals eventueel nader gemaakte afspraken in afschrift als bijlage(n) aan de samenwerkingsovereenkomst gehecht. 4. De opzegging heeft geen gevolgen voor de verplichtingen die uit de subsidierelatie tussen de gemeenten en artikel 1 Overijssel voortvloeien.

5

Artikel 7. Toetreding

1. Ten einde andere partijen na ondertekening van deze overeenkomst in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan deze samenwerkingsovereenkomst, bestaat voor hen de mogelijkheid om gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst als partij toe te treden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit de overeenkomst voortvloeien, zonder voorbehoud te aanvaarden. 2. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan de overeenkomst gehecht.

Ondertekenaars:

Gemeenten regio Twente

Gemeente Almelo

Mw. J.H.M. Hermans-Vloedbeld
Mr. G.A. de Haan
Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Borne

Mr. Drs. R.G. Welten J.H.R. Baveld Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Dinkelland

Mr. R.S. Cazemier Drs. A.B.A.M. Damer Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Enschede

P.E.J. den Oudsten Drs. M.J.M. Meijs Burgemeester Gemeentesecretaris

6

Gemeente Haaksbergen

Drs. K.B. Loohuis I.C. Seuters-Koopman Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Hellendoorn

Ir. J.J. van Overbeeke Drs. J. van der Noordt Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Hengelo

Drs. F.A.M. Kerckhaert Ir. W. J. Licht Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Hof van Twente

H. Kok G. Twickler Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Losser

Drs. J.D. Westendorp R.H. Tink MPFM Burgemeester Gemeentesecretaris

7

Gemeente Oldenzaal

F.T.J.M. Backhuijs Drs. H.W. van Rinsum Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Rijssen-Holten

P. van Veen A.C. van Eck Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Tubbergen

Mr. M.K.M. Stegers Drs. Ing. G.B.J. Mensink Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Twenterand

L.B. Kobes H. Ridderinkhof Burgemeester Gemeentesecretaris

Gemeente Wierden

J.G. Kristen Drs. J.C. Koldeweid Burgemeester Gemeentesecretaris

8

Openbaar Ministerie

Arrondissementsparket Almelo

Mr. B.W.M. Hendriks
Hoofdofficier

Regiopolitie

Regiopolitie Twente

Mr. M. Sitalsing
Korpschef

Artikel 1 Overijssel

A. Olszanowski
Directeur

9

Bijlage Subsidiebeschikking

In de subsidiebeschikkingen voor Artikel 1 Overijssel nemen de gemeenten de volgende punten op

Toegankelijkheid Artikel 1 Overijssel Artikel 1 Overijssel heeft in Zwolle en Enschede een fysieke locatie van waar de toegangsfunctie voor de gemeenten geleverd wordt. Op deze locatie is een baliefunctie voor bewoners aanwezig.
Artikel 1 Overijssel is bereikbaar per telefoon en e-mail. Jaarlijks worden de diverse soorten bereikbaarheidsvormen (baliefunctie, telefoon, e-mail) en -tijden vastgelegd. Artikel 1 Overijssel levert zo nodig haar taak van onafhankelijke bijstand op locatie. Hierbij valt te denken aan bijstand voor inwoners die door een fysieke of geestelijke beperking geen gebruik kunnen maken van de fysieke locatie, telefoon of e mail.

Registratie en verslaglegging
Artikel 1 Overijssel voert haar registratie van klachten uit zoals bij regeling zal worden vastgesteld door het Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie. Artikel 1 Overijssel levert uiterlijk 1 februari de registratiecijfers van het voorgaande jaar aan de gemeenten.
Het College van Burgemeester en Wethouders van elke gemeente is zelf verantwoordelijk voor het uitbrengen van een jaarlijks verslag aan de Minister van Wonen, Wijken en Integratie. (Tenzij het ministerie anders beslist.)

Bescherming persoonsgegevens
Het privacy-reglement van opdrachtnemer zal voldoen aan de minimumeisen zoals die wettelijk zijn vastgesteld. Dit betekent dat gegevens over personen die zij in het kader van de uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst van elkaar en derden verkrijgen, vallende onder de Wet bescherming persoonsgegevens, met in achtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens zullen worden behandeld. Na afronding van de trajecten zullen de gegevens van de cliënten gedurende vijf (5) jaar door opdrachtnemer bewaard worden.

Subsidieaanvraag
Artikel 1 Overijssel dient jaarlijks voor het uitvoeren van de in Artikel 1 van de Samenwerkingsovereenkomst gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen genoemde wettelijke taak een subsidieverzoek in bij de gemeenten. Hierbij volgt zij de in de gemeenten geldende subsidieverordeningen.

10

Agendaformulier

DATUM: 07-12-2009 STATUS: Ter informatie AGENDAPUNT: D.4.a. ONDERWERP: Afstemming beleidscyclus en (landelijke) veiligheidsmonitor

INGEBRACHT DOOR Korpsleiding Proceseigenaar
Directeur
Stafhoofd
CIO
Regionaal College drs. K.B. Loohuis portefeuillehouder IVZ

AFDELING / BUREAU Platform IVZ

STELLER drs. J. Slot (regiocoördinator Veiligheid)

OVERLEGVORM RMT d.d. Overlegvergadering OR d.d. Beheersdriehoek d.d. Regionaal College d.d. 07-12-2009 DB Regionaal College d.d. 20-11-2009

SAMENVATTING De input voor het regionale veiligheidsbeleid bevindt zich in de integraal veiligheidsprogramma's van de afzonderlijke Twentse gemeenten. De uitkomsten van de integrale veiligheidsanalyses liggen hieraan ten grondslag. De regiegroep Twens heeft in het afgelopen jaar onderzocht op welke wijze de beleidscycli van gemeenten op elkaar afgestemd kunnen worden en op welke wijze de doelstellingen op het terrein van veiligheid op een eenduidige wijze gemeten kunnen worden, zodat onderlinge vergelijkingen kunnen worden gemaakt binnen Twente maar ook met andere regio's en gemeenten in Nederland (landelijke veiligheidsmonitor). Ook lag er nog een opdracht vanuit het Regionaal College om te komen tot een regionale database met de uitkomsten van de veiligheidsmonitoren.
Aanvullend heeft de regiegroep geïnventariseerd of collectieve uitbesteding van het veldwerkonderzoek bij de veiligheidsmonitor schaalvoordelen kan opleveren. Bij een vijftal veldwerkbureau's is een kostenindicatie opgevraagd en via het onderzoeksbureau I&O is een collectieve besparing te realiseren van ruim 150.000 (meer dan 50%). De kosten voor de uitvoering van het veldwerk door de afzonderlijke gemeenten bedragen ca 325.000 en de kosten bij collectieve uitbesteding ongeveer 150.000. In het Platform IVZ zijn afspraken gemaakt over: de afstemming van de beleidscycli voor de periode 2013-2016, de uitvoering van de veiligheidsmonitor in de periode september 2011 - januari 2012, de aansluiting op de landelijke veiligheidsmonitor (w.o. beheer van en toegang tot de landelijke database). De afzonderlijke Twentse gemeenten maken (na behandeling in het college van B&W) voor april 2010 kenbaar of zij gebruik willen maken van de collectieve inkoopregeling via het onderzoeksbureau I&O Research en welke variant zij willen kiezen.

Pag. 1 van 2

Agendaformulier

BIJ DIT ADVIES BETROKKEN AFDELINGEN / CONTACTPERSO(O)N(EN) Beleid & Strategie
Personeel (P) Middelen (F) Informatiemanagement (I) Communicatie (C) "Blauw" / werkvloer

Reputatie Effect Paragraaf "REP" (geef aan of REP c.q. vereenvoudigde variant is toegepast en wat de consequenties daarvan zijn)

BESLISPUNTEN: Kennis nemen van de afspraken rondom afstemming van de beleidscycli en deelname aan de landelijke veiligheidsmonitor met het verzoek aan de Twentse gemeenten om de besluitvorming hierover in de college's van B&W te behandelen en aan te geven voor april 2010 of zij gebruik willen maken van de gunstige collectieve inkoopregeling via I&O Research.

Pag. 2 van 2

AGENDAPUNT D.4.b

Notitie afstemming beleidscyclus & veiligheidsmonitor (incl database)

Inleiding
In de vergadering van het Regionaal College van 16 oktober 2006 zijn regionale formats vastgesteld voor een Integraal Veiligheidsprogramma en een integrale veiligheidsanalyse. Hierbij is besloten dat alle 14 Twentse gemeenten in 2008 aangesloten zijn bij TWENS (Twentse Wijkveiligheid: Een Nieuwe Start) en dat in 2012 alle gemeenten synchroon lopen.

In februari 2009 zijn twee afstudeerders van de Saxion Hogeschool gestart om te inventariseren of en op welke wijze de gemeenten de TWENS trajecten hebben uitgevoerd. Daarnaast hebben zij de mogelijkheid onderzocht voor het opzetten van een database voor het maken van vergelijkingen.

In deze notitie wordt een voorstel van de regiegroep gedaan over regionale afstemming m.b.t. de beleidscyclus, de (landelijke) veiligheidsmonitor en een database met als doel om de gestelde doelstellingen op het terrein van sociale veiligheid eenduidig te meten en te vergelijken met elkaar (regionaal & landelijk).

Inventarisatie
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven over de stand van zaken per gemeente met betrekking tot de uitvoering van de veiligheidsmonitor en opstelling integraal veiligheidsprogramma.

Gemeenten Integraal Veiligheidsprogramma Veiligheidsmonitor Almelo 2009-2012 2009 Borne 2007-2010 2008 Dinkelland 2005 2009 Enschede 2008-2012 2008 Haaksbergen 2007-2010 2008 Hellendoorn 2009-2012 2008 Hengelo 2009-2010 2009 Hof van Twente 2008-2011 2007 Losser 2008-2010 2007 Oldenzaal 2007-2011 2007 Rijssen-Holten 2009-2012 2006 Tubbergen 2009-2012 2008 Twenterand 2006-2010 Wierden 2009-2012 2008

Beleidscyclus
Door het Regionaal College is 16 oktober 2006 vastgesteld dat iedere gemeente in 2008 komt tot een Integraal Veiligheidsbeleid op basis van een uitgevoerde analyse. Indien er al een recent Integraal Veiligheidsprogramma ligt, wordt er een update gemaakt. In 2012 lopen alle gemeenten gelijk in de cyclus. Op basis van de lokale veiligheidsprogramma's worden de veiligheidsonderwerpen bepaald die op regionaal niveau uitgewerkt en afgestemd worden. Het is dan ook van belang dat alle gemeenten qua beleidscycus op een vastgesteld moment synchroon lopen.

Kijkend naar de inventarisatie voor de vaststelling van het Integraal Veiligheidsprogramma, kan geconcludeerd worden dat de cycli binnen de Twentse gemeenten nog niet gelijk zijn. Zes gemeenten lopen goed in de pas met de vastgestelde cyclus, aangezien hun integraal veiligheidsprogramma eindigt eind 2012. De overige acht gemeenten wijken af van de cyclus. 1

Door de regiegroep TWENS is bekeken op welke wijze er bijgestuurd kan worden, zodat alle 14 gemeenten gelijk lopen in de nabije toekomst. Daaruit vloeit de volgende cyclus voort:

Beleidscyclus TWENS
september 2011 ­ januari 2012 Uitvoering veldwerk veiligheidsmonitor mei 2012 Aanlevering wijkscans politie Twente juni ­ september 2012 Rondetafel gesprekken partners september 2012 ­ december 2012 Analyse en opstelling Integraal Veiligheidsprogramma eind 2012 / begin 2013 Vaststelling IVP 2013-2016 door gemeenteraad

Voor de gemeenten die afwijken van de cyclus is gekeken hoe zij op de voorgestelde cyclus aansluiting kunnen zoeken. Voor de vijf gemeenten waarop het Integraal Veiligheidsprogramma eindigt eind 2010, wordt gevraagd een update te maken voor een periode van twee jaar (2011 en 2012). De twee gemeenten waarvan de cyclus eindigt eind 2011, kunnen 2012 als overgangsjaar gebruiken voor het schrijven van een nieuw Integraal Veiligheidsprogramma voor de periode 2013-2016. De overige zes gemeenten sluiten perfect aan op de cyclus.

Veiligheidsmonitor

Twente
De format voor de integrale veiligheidsanalyse is door het Regionaal College op 16 oktober 2006 vastgesteld. Hierin is een veiligheidsmonitor opgenomen bestaande uit een vragenlijst / enquete onder burgers over veiligheid en leefbaarheid. Door de twee studenten is het gebruik van deze vragenlijst door de Twentse gemeenten onderzocht. Hieruit blijkt dat zeven gemeenten voor 80% de vragenlijst hebben overgenomen. Daarnaast zijn er drie gemeenten die dit jaar de veiligheidsmonitor uitvoeren. De overige vier gemeenten wijken tot nu toe sterk af van de TWENS versie van de vragenlijst. Onbekendheid met de gemaakte afspraken wordt onder meer als reden aangevoerd.

In de interviews met de IVZ'ers kwam naar voren dat de bruikbaarheid van de TWENS vragenlijst als goed wordt ervaren maar dat er een aantal verbeteringen worden genoemd. O.a.het vaststellen van een minimale vragenlijst die door iedere Twentse gemeente wordt uitgevoerd en wel op hetzelfde moment en het aansluiten op de landelijke veiligheidsmonitor waardoor vergelijking van uitkomsten mogelijk is.

Landelijk
Sinds 2008 is er één landelijke veiligheidsmonitor waarmee onderzoeksgegevens op landelijk, regionaal en lokaal niveau eenduidig tot stand komen. Voorheen werden verschillende meetinstrumenten voor de veiligheidssituatie naast elkaar gebruikt; de Politiemonitor Bevolking, het Permanent Onderzoek Leefsituatie van het CBS en de Leefbaarheid- en Veiligheidsenquête voor het Grote Stedenbeleid. De landelijke veiligheidsmonitor is ontstaan uit samenvoeging van deze instrumenten.

Op deze wijze kunnen eenduidige gegevens worden verkregen over sociale veiligheid in Nederland, is het mogelijk om gebieden te vergelijken en gegevens uit de verschillende gebieden te aggregeren. Bovendien neemt de enquêtedruk op burgers neemt af.

Afstemming vragenlijst landelijk/TWENS Door de regiegroep TWENS is de landelijke vragenlijst naast die van Twente gelegd. Hieruit blijkt dat de vragen voor bijna 95% met elkaar overeenkomen. Afwijkingen hebben betrekking op antwoordcategoriëen en de volgorde/positie van vragen. Het grootste verschil zit in de vraagstelling rondom slachtofferschap.

Door de regiegroep wordt voorgesteld om de vragenlijst van de landelijke veiligheidsmonitor in vervolg aan te houden, zodat sociale veiligheid op een eenduidige wijze wordt gemeten en vergelijking niet alleen regionaal maar ook landelijk mogelijk wordt gemaakt. De landelijke veiligheidsmonitor bestaat uit 14 vraagblokken.

2

Standaard vraagblokken:
1. leefbaarheid woonbuurt
2. beleving buurtproblemen
3. onveiligheidsbeleving
4. slachtofferschap
14. achtergrondkenmerken

Facultatieve vraagblokken:
5. aangiftegedrag
6. tevredenheid laatste politiecontact 7. oordeel functioneren politie in de buurt I 8. oordeel functioneren politie in de buurt II 9. oordeel functioneren gemeente 10. preventie I: maatregelen
11. preventie II: gedrag/gevoel 12. onveilige plekken
13. respectloos gedrag

De landelijke veiligheidsmonitor stelt als minimum voor de vragenlijst de standaard vraagblokken (1 t/m 4 en 14). De vraagblokken 5 tot en met 13 zijn facultatief waarbij gemeenten zelf kunnen bepalen of zij deze onderdelen willen meenemen in het onderzoek. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om naar eigen keuze vragen toe te voegen aan het onderzoek. Dit wordt de vrije ruimte genoemd, waarbij gemeenten onderwerpen als jeugd & alcohol, leefbaarheid, etc. kunnen onderbrengen.

Afstemming randvoorwaarden veiligheidsmonitor Op enkele randvoorwaardelijke onderdelen wijkt TWENS af van de landelijke monitor. Dit geldt voor de leeftijdsgrens. Landelijk is deze gesteld op personen van 15 jaar en ouder. TWENS hanteert de leeftijdsgrens van 18 jaar en ouder. Het tweede verschil zit in de uitvoering van de veiligheidsmonitor in de even of oneven jaren. In 2006 is vastgesteld om de Twense vragenlijst in de even jaren uit te voeren, terwijl landelijk in 2008 is bepaald dat gemeenten die niet jaarlijks maar twee-jaarlijks de monitor uitvoeren, het beste dit in de oneven jaren kunnen doen.

Database
Door het Regionaal College is op 29 oktober 2007 besloten om de mogelijkheden te onderzoeken voor het opzetten van een database met kengetallen uit de veiligheidsmonitor waaruit regionale vergelijkingen gemaakt kunnen worden. Voor regionale vergelijkingen is het van belang dat de vragen uit de veiligheidsmonitor op eenzelfde wijze worden gesteld zodat ze op een eenduidige wijze verzameld kunnen worden in de database. Door de afstudeerders zijn de mogelijkheden voor een database verkend. Uit deze verkenning is gebleken dat aansluiting op de landelijke veiligheidsmonitor de meeste gunstige mogelijkheid is.

Het CBS houdt namelijk op basis van de landelijke veiligheidsmonitor een database bij. Hierin staan de gegevens op het niveau van de politieregio's. De database geeft mogelijkheden om gegevens te selecteren, te vergelijken en weer te geven in grafieken en tabellen. De kosten voor de jaarlijkse landelijke en regionale meting worden gedragen door BZK, Justitie en het CBS. Voor zowel de politie als de gemeenten zijn hier geen kosten aan verbonden. De kosten van de lokale monitor op gemeenteniveau komen wel voor eigen rekening. Gemeenten kunnen vervolgens aansluiten bij de landelijke monitor door in eigen beheer of via een onderzoeksbureau het veldwerk te laten verrichten om gegevens te verzamelen op gemeentelijk en wijkniveau. Alle gegevens worden vervolgens opgeslagen in de landelijke database die wordt beheerd door het CBS. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om niet alleen binnen Twente vergelijkingen te maken maar ook landelijk gezien met andere gemeenten.

Om deel te kunnen nemen aan deze landelijke database, kunnen politieregio's cq gemeenten zich kosteloos 1 aansluiten middels een gebruikersovereenkomst op voorwaarde dat zij de voorgeschreven procedures en bepalingen, zoals vermeld in het Handboek

1 Behalve kosten voor steekproeftrekking door CBS uit GBA 3

Veiligheidsmonitor, in acht nemen bij de uitvoering van de veiligheidsmonitor. Aangesloten deelnemers verlenen daarvoor een kosteloos gebruiksrecht aan het bureau landelijke veiligheidsmonitor en in het bijzonder aan het CBS voor o.a. de weging van microdata en het verwerken van de microdata tot geanonimiseerde tabellen en het beheer daarvan in een centrale tabellen database en het gebruik van deze tabellen in een aan de deelnemers beschikbaar te stellen applicatie voor presentatie en publicatie van de gegevens.

In ruil voor deelname aan de Veiligheidsmonitor ontvangt de deelnemer (kosteloos) een aantal voordelen, diensten en producten van het bureau Veiligheidsmonitor: a) een basisapplicatie (output-applicatie) wordt ter beschikking gesteld waarmee deelnemers zelf rapportages met inbegrip van tabellen, grafieken en kaarten kunnen samenstellen,vergelijkingen met andere deelnemers kunnen maken en voor enkele onderwerpen een standaardrapport kunnen printen; b) de tabellendatabase wordt beheerd; c) het CBS voert de weging van onderzoeksdata voor het landelijke, regionale en lokale niveau uniform en in één handeling uit, conform het Handboek; d) het CBS beheert de microdatabase.

De landelijke Veiligheidsmonitor en de database is een middel om de gestelde doelstellingen op het terrein van veiligheid te meten en deze te vergelijken met de rest van Nederland op gemeentelijk en regionaal niveau.

Collectieve uitvoering veldwerkonderzoek Door de regiegroep TWENS is onderzocht in hoeverre er gezamenlijk opgetrokken kan worden bij de uitvoering van het veldwerk en welke schaalvoordelen dit kan opleveren voor de Twentse gemeenten. Eerst is geïnventariseerd welke kosten de afzonderlijke gemeenten de laatste keer gemaakt hebben bij de uitvoering van de veiligheidsmonitor (bijlage 1). Vervolgens zijn vijf onderzoeksbureau's gevraagd om een kostenindicatie te geven met betrekking tot de uitvoering van het veldwerk (bijlage 2). Hierbij is gevraagd om een prijsindicatie met betrekking tot:
- totale vragenlijst (variant 1)
- vraagblokken 1 tot en met 8 en 14 (variant 2)
- de standaard vraagblokken (variant 3)

Na zorgvuldige bestudering van de prijsindicaties en de gevoerde gesprekken met de diverse bureau's komt I&O Research als meest gunstige partij uit de beoordeling. Het bureau heeft veel expertise, voert al vele onderzoeken uit bij de Twentse gemeenten en de prijsindicatie is het meest scherp. De laatste keer hebben de Twentse gemeenten afzonderlijk van elkaar het veldwerk laten verrichten via verschillende onderzoeksbureau's dan wel in eigen beheer. Hiermee waren kosten gemoeid van ca. 325.000,- (prijs van 14,77 per enquete). Wanneer de Twentse gemeenten in vervolg gezamenlijk de uitvoering van de veiligheidsmonitor uitbesteden, brengt dit bij ondervraging van de totale vragenlijst een bedrag met zich mee van 153.000,- ( 7,45 per enquete)2. Dit levert een forse collectieve besparing op van ruim 150.000 (ca 50% op de huidige kosten). Wanneer de gemeenten ertoe te besluiten om gezamenlijk het veldwerk te laten uitvoeren en aan te sluiten bij de landelijke veiligheidsmonitor is de regiopolitie Twente bereid een bijdrage van 20.000 te leveren.

prijsindicaties per variant. Afzonderlijk per Collectief via I&O Waarvan bijdrage gemeente Research politie Totale kosten 325.000 Variant 1 153.000 20.000 Variant 2 130.000 20.000 Variant 3 107.000 20.000 Kosten per enquete 14,77 Variant 1 7,44 ca 1,00 Variant 2 6,30 ca 1,00 Variant 3 5,20 ca 1,00

2 Uitgezonderd kosten voor de steekproeftrekking door het CBS ter hoogte van 30.000
4

In bijlage 3 is een overzicht gegeven van een prijsindicatie per gemeente als zij willen deelnemen aan de collectieve uitbesteding van het veldwerk voor de uitvoering van de veiligheidsmonitor door I&O Research. Daarnaast is bij I&O Research een prijsindicatie opgevraagd wanneer gemeenten extra diensten willen afnemen: rondetafelgesprekken, interviews met sleutelfiguren en verzameling cq verwerking overige cijfers.

Voorstel & beslispunten:
Vanuit de regiegroep wordt voorgesteld om aan te sluiten bij de landelijke veiligheidsmonitor en de landelijke richtlijnen van het handboek te hanteren als methodiekbeschrijving voor het veldwerkonderzoek. In 2008 waren 82 gemeenten aangesloten bij de landelijke veiligheidsmonitor en in 2009 zijn dit in totaal ruim 240 gemeenten. Hierdoor is het niet alleen mogelijk om binnen Twente vergelijkingen te maken maar ook met de 240 andere gemeenten die zijn aangesloten. De gemeente Hengelo heeft zich alvast voor 2009 aangemeld bij de landelijke veiligheidsmonitor.

Voor de regio Twente wordt voorgesteld om conform de beleidscyclus gezamenlijk deel te nemen in 2011. De gemeenten kunnen hierbij zelf bepalen of zij de monitor eens in de twee of vier jaar willen uitvoeren en welke vraagblokken zij opnemen in de vragenlijst (standaard is minimum), zodat voor elke gemeente maatwerk geleverd kan worden. De gemeenten kunnen voor de uitvoering van de veiligheidsmonitor gebruik maken van de gunstige inkoopregeling bij I&O Research en bepalen of zij nog meer diensten willen afnemen, maar zijn er uiteraard vrij in om voor een ander bureau te kiezen dan wel het veldwerk in eigen beheer uit te voeren.

Samengevat levert de regionale samenwerking en aansluiting op de landelijke veiligheidsmonitor de volgende voordelen op: a) wanneer de Twentse gemeenten qua beleidscyclus gelijk lopen kunnen vanuit de lokale veiligheidsprogramma's de regionale veiligheidsonderwerpen geprioriteerd worden
b) gestelde doelstellingen worden landelijk op een eenduidige wijze gemeten c) een database wordt beheerd met de veiligheidsgegevens waarmee binnen Twente vergelijkingen kunnen worden gemaakt en met alle andere deelnemende gemeenten. d) een basisapplicatie wordt ter beschikking gesteld waarmee deelnemers zelf rapportages met inbegrip van tabellen, grafieken en kaarten kunnen samenstellen. e) de gezamenlijke inkoopregeling levert een aanzienlijke collectieve (financiële) besparing op voor de Twentse gemeenten.

De regiegroep TWENS legt de volgende beslispunten voor aan het Platform IVZ: 1) iedere Twentse gemeente laat eind 2012 een integraal veiligheidsprogramma vaststellen door de gemeenteraad voor de periode 2013-2016; 2) iedere Twentse gemeente voert de veiligheidsmonitor in de periode september 2011- januari 2012 uit (gemeente Twenterand in september 2010); 3) iedere Twentse gemeenten voert de veiligheidsmonitor conform het handboek Veiligheidsmonitor en de landelijke vragenlijst uit; 4) iedere Twentse gemeente meldt zich aan voor deelname aan de landelijke veiligheidsmonitor voor 2011 (w.o. toegang tot de database en beschikking over basisapplicatie voor standaardrapportage); 5) de afzonderlijke gemeenten maken vóór april 2010 kenbaar of zij in 2011 gebruik willen maken van de collectieve inkoopregeling via het onderzoeksbureau I&O Research en welke variant zij kiezen (lengte vragenlijst, etc.).

Bijlagen:
Bijlage 1: Inventarisatie huidige kosten per gemeente uitvoering veiligheidsmonitor Bijlage 2: Overzicht collectieve kostenindicatie door vijf veldwerkbureau's Bijlage 3: Overzicht kostenindicatie per gemeente bij collectieve uitbesteding via I&O Research
5

Bijlage 1 Inventarisatie huidige kosten per gemeente (afzonderlijke) uitvoering veiligheidsmonitor

Steekproef Absolute Respons Aantal Wijze van Uitvoering Kosten uitvoering omvang respons percentage wijken enqueteren veldwerk veldwerk3 Almelo 2645 2238 85% 12 wijken Telefonisch Gem Almelo 50.000 Afd O&S
Borne 2000 415 20,70% 5 wijken Internet Oranjewoud 25.000 Telefonisch
Dinkelland 2039 1427 70% 10 kernen Internet Oranjewoud 25.000 Telefonisch
Enschede 6769 5427 80,20% 5 stadsdelen Telefonisch I&O Research 70.000 4 38 wijken
Haaksbergen 4000 1829 47% 10 wijken Per post Saxion 6.500

Hellendoorn 5133 1961 38% 18 wijken Per post RIGO 15.000

10 wijken Afdeling BGI & 28.500 5 Hengelo 5000 2270 45,4% 4 buurten Internet, telef., post I&O

Hof van Twente 4000 1290 33% 6 kernen Per post Oranjewoud 30.000 13 buurten & Internet Losser 2000 1337 38% 5 kernen Per post Companen 35.000 & Internet
Oldenzaal 3000 893 29,70% 8 wijken Per post Extern 6.500 & Internet
Rijssen-Holten 2809 781 27,80% 8 wijken Per post Saxion 6.500

Tubbergen 1927 552 28,90% 9 wijken Internet & Oranjewoud 21.000 telefonisch
Wierden 332 256 77% 3 wijken Per post Gemeente 1.500 Totaal 40.000 22.000 55% 160 gebieden 325.000 6

3 Inclusief verwerken gegevens en opstellen rapportage & verzendkosten (exclusief uren IVZ medewerker) 4 Inclusief rondetafelgesprekken en interviews 5 Exlusief rapportage
6 Gemiddelde prijs per geslaagde enquete is 320.000 / 22.000 = 14,77 6

Bijlage 2 Overzicht collectieve kostenindicatie door vijf veldwerkbureaus

I&O Research Intomart GfK TNS Nipo Companen Oranjewoud Kosten veldwerk
Variant 1: totale vragenlijst 7,40 8,99 10,43 12,35 19,50 Variant 2: blok 1-8, 14 6,30 7,83 9,45 11,40 15,00 Variant 3: blok 1-4, 14 5,20 6,70 8,67 10,40 13,50 Vrije ruimte 0,35 (2 vragen) CBSkosten steekproeftrekking
Eenmalig basisbedrag 175 per gemeente 175 175 175 175 175 50,- per deelgebied 50 50 50 50 50 Uitgangspunten
Aantal deelgebieden 160 160 160 160 160 Responsverwachting 50% online 50% online 50% online 50% online 50% online 18% schriftelijk 18% schriftelijk 18% schriftelijk 18% schriftelijk 18% schriftelijk 32% telefonisch 32% telefonisch 32% telefonisch 32% telefonisch 32% telefonisch Inclusief verzendkosten ja ja ja ja ja Aanleveren briefpapier ja ja ja ja ja

7

Bijlage 3 Overzicht kostenindicatie per gemeente bij collectieve uitbesteding via I&O Research

Respons 7 Veldwerk via I&O CBS 8 Totaal I&O + CBS 9 Huidig 10 Variant 1 11 Variant2 12 Varant 3 13 Variant 1 Variant 2 Variant 3 Almelo 2200 14.168 11.660 9.240 8.000 22.168 19.660 17.240 50.000 Borne 500 3.220 2.650 2.100 425 3.645 3.075 2.525 25.000 Dinkelland 1000 6.440 5.300 4.200 675 7.115 5.975 4.875 25.000 Enschede 5500 35.420 29.150 23.100 8.000 43.420 37.150 31.100 70.000 Haaksbergen 1000 6.440 5.300 4.200 675 7.115 5.975 4.875 6.500 Hellendoorn 2000 12.880 10.600 8.400 1.075 13.955 11.675 9.475 15.000 Hengelo 2300 14.812 12.190 9.660 8.000 22.812 20.190 17.660 28.500 Hof van Twente 1300 8.372 6.890 5.460 1.125 9.497 8.015 5.585 30.000 Losser 1300 8.372 6.890 5.460 425 8.797 7.315 5.885 35.000 Oldenzaal 1000 6.440 5.300 4.200 575 7.015 5.875 4.575 6.500 Rijssen-Holten 1000 6.440 5.300 4.200 575 7.015 5.875 4.575 6.500 Tubbergen 500 3.220 2.650 2.100 625 3.845 3.275 2.725 21.000 Twenterand 500 3.220 2.650 2.100 425 3.645 3.075 2.525 Wierden 500 3.220 2.650 2.100 325 3.545 2.975 2.425 1.500 Bijdrage politie 20.000 20.000 20.000 20.000 Totaal 20600 152.440 130.000 107.000 30.925 183.365 160.925 137.925 325.000

7 Hierbij is uitgegaan van een netto respons van 100 per deelgebied (wijk/buurt) 8 Kosten steekproef CBS ( 175 als basisbedrag en 50 per deelgebied; bij een grotere complexiteit maximaal 8.500) 9 Bij aansluiting landelijke veiligheidsmonitor ontvangt de gemeente een basisapplicatie waarmee zelf rapportages met tabellen, grafieken en kaarten kunnen worden samengesteld en vergelijkingen met andere deelnemers kunnen worden gemaakt. 10 Zie bijlage 1
11 Variant 1 (totale vragenlijst) 12 Variant 2 (vraagblokken 1 t/m 8 en 14) 13 Variant 3 (vraagblokken 1 t/m 4 en 14) 8

Agendaformulier

DATUM: 07-12-2009-2008 STATUS: Ter instemming AGENDAPUNT: E.1.a ONDERWERP: Evaluatie uitvoering Wet tijdelijk huisverbod in Twente

INGEBRACHT DOOR Korpsleiding Proceseigenaar
D-chef
Adjunct D-chef
Stafhoofd
CIO
Regionaal College drs. J. van Lidth de Jeude

AFDELING / BUREAU Gemeente Enschede, DMO

STELLER Shahina Nazir beleidsadviseur centrumgemeente Enschede

RMT-S d.d. OVERLEGVORM
RMT-P d.d. RMT-B d.d. RMT-O d.d. Overlegvergadering OR d.d. Beheersdriehoek d.d. Regionaal College d.d. 7 december 2009 DB Regionaal College d.d. 20 november 2009

SAMENVATTING Het Regionaal College heeft gevraagd om een evaluatie van de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod in Twente in de periode maart tot en met augustus 2009. De centrumgemeente Enschede heeft onderzoeksbureau Intraval hiertoe opdracht gegeven. De algemene conclusie van het rapport is dat alle bij de uitvoering betrokken partijen positief zijn over het huisverbod. In een kort tijdsbestek is een grote inzet gepleegd om de uitvoering goed te laten verlopen. Daar waar het voorheen veel tijd en moeite kostte partijen bij elkaar te krijgen en de hulpverlening op elkaar af te stemmen, zorgt het huisverbod ervoor dat binnen korte tijd alle partijen aan tafel zitten. Er zijn een aantal verbeterpunten. Deze hebben hebben betrekking op het opleggen van het huisverbod, de hulpverlening tijdens het huisverbod en de afloop van het huisverbod. De regionale werkgroep heeft per verbeterpunt aangegeven welke acties ondernomen worden. In het bijgevoegde actieplan is dit weergegeven. Eén van de belangrijkste actiepunten is het organiseren van een werkconferentie op 28 januari 2010 (14.00 tot 17.00 uur) om verdere uitvoeringsafspraken ten aanzien van monitoring, standaardiseren plan van aanpak en afbakening casemanagement/procesmanagement, met elkaar te bepalen. Een ander belangrijk actiepunt is het uitvoeren van een resultaat onderzoek in 2010 om de effecten van het opleggen van de huisverboden te meten binnen de Twentse gemeenten.

Pag. 1 van 2

Agendaformulier

BIJ DIT ADVIES BETROKKEN AFDELINGEN / CONTACTPERSO(O)N(EN) Beleid & Strategie
Personeel (P) Middelen (F) Informatiemanagement (I) Communicatie (C) "Blauw" / werkvloer

Reputatie Effect Paragraaf "REP" (geef aan of REP c.q. vereenvoudigde variant is toegepast en wat de consequenties daarvan zijn)

BESLISPUNTEN: 1) Vaststellen van de Procesevaluatie Uitvoering Wet Tijdelijk Huisverbod in Twente: periode maart -september 2009; 2) De keuze voor vol- of ondertekeningsmandaat aan de gemeenten over te laten (geen uniformiteit);
3) De mogelijkheden rondom de inbeslagname van de sleutels verder te onderzoeken binnen de politie Twente of anderszins (bijv. via Reclassering); 4) De opdracht verlenen aan de projectgroep Huiselijk Geweld om de aandachts- en verbeterpunten verder regionaal uit te werken; 5) In 2010 een effect/resultaatonderzoek uit te laten voeren naar de toepassing van het huisverbod.

Pag. 2 van 2

AGENDAPUNT E.1.b

Schematisch Actieplan Uitvoering Tijdelijk Huisverbod November 2009

Verbeterpunt Actie Wie a) Opleggen
huisverbod
Kennis Huiselijk Vormt onderdeel van intern Politie Geweld/huisver- traject van politie voor 2010 bod bij
basispolitiezorg
Kennis pool Organiseren van Politie/ hovj'ers,o.a: intervisiebijeenkomst(en) voor regionale correcte de pool hovj'ers mbt juridische werkgroep/ invullingrihg en aspecten huisverbod, etc. (De jurist gemeente wanneer eerste bijeenkomst is al inschakelen geweest op 25 augustus) hulpverlening
b) Hulpverlening
Afbakening rol Afspraken maken op Maatschappelijk procesmanager en werkconferentie, te organiseren Werk, casemanager begin 2010 Procesmanagers, gemeenten
Invulling - Afspraken maken op Maatschappelijk casemanagement werkconferentie, te Werk, AMW organiseren begin 2010 Procesmanagers,
- Overleg AMW en gemeente gemeenten Vullen VIS2 (ook - Onderzoeken mogelijkheid Regionale digitalisering rihg) digitalisering rihg: werkgroep/jurist Meenemen in gemeente doorontwikkeling VIS2
module huisverbod

- Regionaal privacyconvenant gegevensuitwisseling
tijdelijk huisverbod: welke
info. uit plan van aanpak
wordt in VIS2 gezet

- Onderwerp voor
werkconferentie begin 2010
Bureau jeugdzorg - BJZO gaat met BJZO kerndeskundigen huisverbod
werken op de locaties Almelo,
Hengelo en Enschede.

- BJZO gaat in gesprek met provincie over capaciteit tav
huisverbod
1

Standaardiseren - Onderwerp voor Regionale Plan van Aanpak werkconferentie begin werkgroep hulpverlening 2010, al dan niet hanteren format

- Regionaal privacyconvenant gegevensuitwisseling
tijdelijk huisverbod
c) Afloop
Huisverbod
Coördinatie - Afspraken maken op Centrumge- hulpverlening na werkconferentie rol van meente afloop huisverbod procesmanager en Enschede casemanager hierin.

- Uitbreiding inzet
reclassering: Na afloop
huisverbod de mogelijkheid
om hen toch in te schakelen
totdat reguliere
hulpverlening start
Financiering:centrum-
gemeentemiddelen

- Afspraken met
hulpverleningsorganisaties
in de "tweede" lijn, zoals
verslavingszorg, ggz

Monitoring - Monitoringsafspraken Procesmanagers, expliciet opnemen in Plan Regionale van Aanpak Werkgroep
- Onderwerp voor
werkconferentie

Overig - Deskundigheidsbevor- Alle partijen dering tav wet tijdelijk
huisverbod is een
verantwoordelijkheid voor
alle partijen.

- In 2010 een
effect/resultaatonderzoek
huisverbod uitvoeren
Financiering:
centrumgemeentemiddelen

2

Buiten
de deur
Procesevaluatie tijdelijk Huisverbod twente Periode maart tot en met augustus 2009 M. van Zwieten
B. Bieleman

Buiten de deur

Procesevaluatie tijdelijk Huisverbod twente Periode maart tot en met augustus 2009

November 2009
Intraval
Groningen-Rotterdam

COLOFON

© St. INTRAVAL

Postadres:
Postbus 1781
9701 BT Groningen
E-mail info@intraval.nl

www.intraval.nl

Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam: St. Jansstraat 2C Goudsesingel 184 Telefoon 050 - 313 40 52 Telefoon 010 - 425 92 12 Fax 050 - 312 75 26 Fax 010 - 476 83 76

November 2009

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Tekst: M. van Zwieten, B. Bieleman Opmaak: M. Boendermaker Omslag: E. Cusiel Druk: Repro GMW Opdrachtgever: Gemeente Enschede

ISBN: 978 90 8874 077 0

INHOUDSOPGAVE

Pagina

Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Vraagstelling 2 1.2 Onderzoeksopzet 3 1.3 Leeswijzer 4

Hoofdstuk 2 Registratie 5 2.1 Registratiesystemen 5 2.2 Registratiegegevens 6

Hoofdstuk 3 Opleggen huisverbod 11 3.1 Inschakelen HovJ 11 3.2 Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld 12 3.3 Mandatering 13 3.4 Huissleutels 16 3.5 Onderdak uithuisgeplaatste 16

Hoofdstuk 4 Hulpverlening 17 4.1 Maatschappelijk werk 17 4.2 Reclassering 20 4.3 Bureau Jeugdzorg Overijssel 21 4.4 Procesmanager 22 4.5 Overlegvormen 23 4.6 Samenwerking 24

Hoofdstuk 5 Afloop huisverbod 25 5.1 Verlenging 25 5.2 Overdracht reguliere hulpverlening 25 5.3 Monitoring na huisverbod 26

Hoofdstuk 6 Samenvatting en conclusies 29 6.1 Opleggen huisverbod 29 6.2 Hulpverlening 31 6.3 Afloop huisverbod 33 6.4 Ten slotte 34

1. INLEIDING

In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat huiselijk geweld op grote schaal voorkomt. Het gaat om een van de omvangrijkste geweldsvormen in onze samenleving. Huiselijk geweld wordt in de Aanwijzing Huiselijk Geweld van het Openbaar Ministerie (OM) die op 1 januari 2009 is herzien, omschreven als geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer.1 Onder huiselijk geweld vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen, in en om het huis). Als verdachten van huiselijk geweld kunnen worden aangemerkt: (ex)partners; gezinsleden; familieleden; en huisvrienden. Onder huisvrienden worden personen verstaan die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of iemand uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer, en deze in de huiselijke sfeer ontmoeten. Verdachten en slachtoffers kunnen mannen en vrouwen zijn, en kunnen kinderen of volwassenen (waaronder ouderen) zijn.

Aard en omvang
Huiselijk geweld komt voor in alle sociaal-economische klassen en binnen alle culturen in de Nederlandse samenleving. De politie heeft met een speciale registratie van huiselijk geweld berekend dat per jaar ruim 63.000 meldingen van huiselijk geweld bij de politie binnenkomen.23 Dat zijn echter alleen de geregistreerde incidenten, hetgeen betekent dat dit de ondergrens is van huiselijk geweld. Naast de geregistreerde criminaliteit is er een onbekend `dark number' (de niet ontdekte, niet gerapporteerde en/of niet geregistreerde incidenten). Hoewel steeds vaker melding of aangifte wordt gedaan van huiselijk geweld is het 'dark number' bij huiselijk geweld nog steeds groot. Dat betekent dat het aantal meldingen slechts het topje van de ijsberg is. Vaak verhinderen schaamte, angst en schuldgevoel dat betrokkenen het geweld melden. Onder meer hierdoor is het moeilijk goed inzicht te krijgen in de precieze aard en omvang van huiselijk geweld.

Huisverbod
Op 1 januari 2009 is de Wet tijdelijk huisverbod in werking getreden. In de regio Twente is gestart met de toepassing ervan op 1 maart 2009. Het huisverbod is bedoeld om huiselijk geweld verder terug te dringen. Het houdt in dat een pleger van huiselijk geweld in beginsel tien dagen zijn of haar woning niet meer in mag en in die periode ook geen contact mag opnemen met de partner en eventuele kinderen. De maatregel biedt de mogelijkheid om in een noodsituatie te voorzien in een afkoelingsperiode waarbinnen de nodige hulpverlening op gang kan worden gebracht en escalatie kan worden voorkomen. Het huisverbod kan ook worden opgelegd bij kindermishandeling of een ernstig vermoeden daarvan. Het huisverbod wordt in de vorm van een beschikking uitgereikt door de burgemeester of door de politie indien zij daartoe is gemandateerd. De burgemeester kan afhankelijk van de situatie het huisverbod verlengen tot maximaal 28 dagen. Een uithuisgeplaatste die zich niet aan het huisverbod houdt, kan maximaal twee jaar gevangenisstraf krijgen of een taakstraf. De uithuisgeplaatste heeft de mogelijkheid om tegen het huisverbod in beroep te gaan bij de bestuursrechter.

1 Staatscourant 24 juli 2008, nr. 141 / pag. 13. 2 Henk Ferwerda (2007). Met de deur in huis. Omvang, aard, achtergrondkenmerken en aanpak van huiselijk geweld in 2006. Advies- en Onderzoeksgroep Beke, Arnhem/Dordrecht. 3 In de politieregistratie worden incidenten van huiselijk geweld gekoppeld aan de projectcode Huiselijk Geweld.
Inleiding 1

Evaluatie implementatie
Het Regionaal College van Twente heeft gevraagd om een evaluatie van de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod in Twente in de periode maart tot en met augustus 2009 door een extern bureau. De gemeente Enschede - centrumgemeente - heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL hiertoe opdracht gegeven.

1.1 Vraagstelling

De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt als volgt:

Hoe is de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod in de Twentse gemeenten in het eerste halfjaar (de periode maart 2009 tot en met augustus 2009) verlopen? Doen zich hierin knelpunten voor? Zo ja, welke?

Deze hoofdvraag valt uiteen in twee onderdelen: A. het verloop van het proces van uitvoering van het huisverbod in Twente; B. cijfermatige informatie over de uitvoer van het huisverbod in Twente.

A. Proces
Bij het verloop van het proces van de uitvoering van het huisverbod spelen meerdere onderwerpen een belangrijke rol. Deze zijn onder te verdelen in:

1. het opleggen van het huisverbod het aantal Hulpofficieren van Justitie (HovJ's); het inschakelen van de HovJ; het afnemen van het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (RiHG); het mandaat; de samenloop met strafrecht; en de inbeslagname huissleutels.

2. hulpverlening
het inschakelen van maatschappelijk werk; reclassering en Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZO); het opstellen en communiceren van het plan van aanpak voor achterblijver(s), uithuisgeplaatste en kind(eren); het contact met/de hulpverlening aan achterblijver(s), uithuisgeplaatste en kind(eren); de samenwerking/communicatie tussen politie, maatschap- pelijk werk, BJZO, reclassering en gemeente; de tijdsinvestering van betrokken partijen; de naleving van het huisverbod; en de registratie van de uitvoering van het huisverbod.

3. afloop huisverbod
het opstellen van het advies over het al dan niet verlengen van het tijdelijk huisverbod; de overdracht naar reguliere hulpverlening na afloop huisverbod; de afspraken over verdere monitoring van de reguliere hulpverlening na afloop huisverbod.

B. Cijfermatig overzicht
Bij de cijfermatige informatie over de uitvoering van het huisverbod in Twente zijn de volgende aspecten van belang:

- aantal incidenten, meldingen en aangiften huiselijk geweld;
- aantal ingevulde risicotaxatieformulieren;
- aantal opgelegde huisverboden;
- aantal door burgemeester geweigerde huisverboden (alleen in gemeenten met onderteke- ningsmandaat);

- aantal keren inschakeling raadsman;
- aantal ingetrokken huisverboden;
- aantal verlengingen huisverbod;
- aantal uithuisgeplaatsten in opvang; 2 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009


- aantal gestarte hulpverleningstrajecten (uithuisgeplaatste, achterblijver en kind(eren)):
- aantal en uitkomst voorlopige voorzieningen:
- aantal keren hoger beroep:
- aantal overtredingen huisverbod.

1.2 Onderzoeksopzet

Gezien de centrale vraagstelling gaat het bij het onderzoek met name om een proces- evaluatie.4 De onderzoeksopzet daarvoor bestaat uit drie onderdelen. Allereerst is relevante (schriftelijke) informatie verzameld. Vervolgens zijn (groeps)gesprekken gehouden met medewerkers van de betrokken instellingen. Ten slotte zijn registratiegegevens opgevraagd en geanalyseerd.

Deskresearch
Begonnen is met het verzamelen van relevante schriftelijke informatie. Het gaat daarbij om algemene informatie over het huisverbod en documenten (verslagen van vergaderingen, notities, procesbeschrijvingen en dergelijke) van gemeenten, politie, maatschappelijk werk, reclassering en BJZO over (de uitvoering van) het huisverbod in Twente.

Interviews
Het voeren van gesprekken levert waardevolle aanvullende informatie op, welke niet uit schriftelijk materiaal is te achterhalen. Om een goed beeld te krijgen van het verloop van de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod in de 14 Twentse gemeenten5 zijn (telefonische) (groeps)gesprekken gehouden met medewerkers van de betrokken instanties. De informatie die met de interviews is verkregen geeft antwoord op de onderwerpen bij onderdeel A. Er zijn 32 gesprekken gehouden met in totaal 45 personen. Er is gesproken met burgemeesters, medewerkers van de politie (Basispolitiezorg, Hulpofficieren van Justitie), procesmanagers van gemeenten, maatschappelijk werkinstellingen (Carint, Maatschappelijk werk noord west Twente (MwnwT) en Stichting Maatschappelijke Dienstverlening (SMD)), Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZO), de drie reclasseringsinstellingen (Leger des Heils, Reclassering Nederland (RN) en Tactus) en De Tender.

De interviews hebben plaatsgevonden aan de hand van een vragenlijst met zowel open als gesloten vragen. Voor het opstellen van de vragenlijst is onder meer gebruik gemaakt van informatie uit de deskresearch. De volgende onderwerpen zijn onder andere aan de orde gekomen: het opleggen van het huisverbod; het mandaat; (het verloop van) de hulpverlening; de samenwerking en communicatie tussen de betrokken partijen; de regie; de tijdsinvestering; de naleving van het huisverbod; de overdracht naar de reguliere hulpverlening; de eventuele verlenging; de monitoring na het huisverbod; en de registratie. Tevens is ingegaan op knelpunten en mogelijke c.q. noodzakelijke verbeteringen.

Registratiegegevens
Bij de Twentse gemeenten en de politie zijn over de periode maart tot en met augustus 2009 (de eerste zes maanden van de invoering van het huisverbod) gegevens opgevraagd over de huisverboden. Deze gegevens geven informatie over de onderwerpen bij onderdeel B. Naast het opvragen en analyseren van deze gegevens is eveneens bekeken hoe het registreren van de

4 Wanneer het huisverbod langere tijd is toegepast, is het zinvol ook een effectevaluatie uit te voeren. 5 Het betreft de volgende gemeenten: Almelo; Borne; Dinkelland; Enschede; Haaksbergen; Hellen- doorn; Hengelo; Hof van Twente; Losser; Oldenzaal; Rijssen-Holten; Tubbergen; Twenterand; en Wierden.
Inleiding 3

uitvoer van het huisverbod in VIS2 (Vangnet Informatie Samenwerking Systeem) in de betreffende periode is verlopen.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de registratiegegevens van de politie en gemeenten over het huisverbod. In hoofdstuk 3 wordt het opleggen van het huisverbod behandeld, terwijl hoofdstuk 4 ingaat op het verloop van het huisverbod. De afloop van het huisverbod komt in hoofdstuk 5 aan bod. Ten slotte worden de conclusies van het onderzoek in hoofdstuk 6 besproken.

4 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

2. REGISTRATIE

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de registratie van het huisverbod door de betrokken partijen. Er is allereerst gekeken hoe het registreren van de hulpverlening rondom het huisverbod in VIS2 (Vangnet Informatie Samenwerking Systeem) in de periode maart tot en met augustus 2009 is verlopen. Nagegaan is welke gemeenten de VIS2 module Huisverbod gebruiken en of de module toereikend is of eventueel aanpassingen behoeft. Tevens is gevraagd naar de overige registratiesystemen die de instellingen gebruik om gegevens over de huisverboden vast te leggen. Daarnaast zijn bij de 14 Twentse gemeenten en de Regiopolitie Twente gegevens opgevraagd over de huisverboden in de periode maart tot en met augustus 2009.

2.1 Registratiesystemen

In de regio Twente is gekozen voor het gebruik van VIS2 als informatieknooppunt bij de uitvoering van het huisverbod. VIS2 is een cliëntvolgsysteem binnen de zorgketen. Dit informatiesysteem wordt al door alle Twentse gemeenten gebruikt voor de jeugd- hulpverlening en tevens door enkele voor de zorgoverleggen. Voor dit registratiesysteem is de module Huisverbod ontwikkeld. De gemeenten Almelo (vanaf april) en Enschede (vanaf maart) hebben het afgelopen half jaar gebruik gemaakt van VIS2 voor het vastleggen en uitwisselen van informatie. De huisverboden in Hengelo, Borne en Hof van Twente worden vanaf 1 november 2009 in VIS2 geregistreerd. De verwachting is dat Dinkelland, Losser, Hellendoorn, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden vanaf januari 2010 gebruik gaan maken van dit registratiesysteem. Bureau Jeugdzorg Overijssel, de drie reclasseringsinstellingen (Leger des Heils, RN en Tactus), de instellingen voor maatschap- pelijk werk (Carint, MwnwT en SMD) en de politie leggen ook informatie vast in VIS2. De betrokken partijen geven aan dat een systeem zoals VIS2, waarmee informatie kan worden uitgewisseld, een zeer nuttig hulpmiddel is bij de uitvoering van een proces waarbij afstemming zo belangrijk is. In gemeenten waar nog niet wordt gewerkt met VIS2 moet volgens geïnterviewden veel worden gebeld en gemaild om de nodige informatie van elkaar te krijgen.

De direct betrokken instellingen (maatschappelijk werk, reclassering en bureau jeugdzorg) en gemeenten kunnen in VIS2 informatie plaatsen over de huisverboden. Deze informatie is alleen door deze geautoriseerde partijen te raadplegen. Welke informatie wenselijk is om uit te wisselen tussen de deelnemende partijen aan de uitvoering van het huisverbod is een kwestie van afspraken. Uit de gesprekken met de instellingen is duidelijk geworden dat in ieder geval van belang is dat het proces wordt vastgelegd; de contacten die er zijn geweest, afspraken die zijn gemaakt en uitgevoerde acties moeten volgens de geïnterviewden worden geregistreerd. Door enkele geïnterviewden is aangegeven dat de betrokken partijen nog niet alle acties consequent registreren. Daarnaast komt uit de gesprekken naar voren dat informatie niet altijd tijdig door de betrokkenen in VIS2 wordt gezet. Dit is wel van belang, omdat VIS2 een informatiebron is waar de partijen de stand van zaken omtrent een huisverbod uit moeten kunnen opmaken.

Meerdere geïnterviewden (maatschappelijk werk, reclassering, BJZO) geven aan dat voor hen onduidelijk is welke informatie over een casus in VIS2 zou moeten worden gezet. Over de mate waarin inhoudelijke informatie ­ bijvoorbeeld verslagen van gesprekken met uithuisgeplaatste en achterblijver - in VIS2 moet worden opgenomen lopen de meningen Registratie 5

uiteen. Enkele geïnterviewden (maatschappelijk werk) vinden dat sommige informatie die in VIS2 wordt gezet te gedetailleerd is, wat gevolgen heeft voor de privacy. Zij geven aan dat hierover duidelijke afspraken moeten worden gemaakt. Enkele procesmanagers merken op dat inhoudelijke informatie (zoals gespreksverslagen) nodig is om goed met elkaar af te kunnen stemmen.

Overige systemen
Naast VIS2 hanteren de instellingen ook hun eigen registratiesystemen. Deze registratie- systemen zijn niet gekoppeld aan VIS2, waardoor het invullen een extra handeling blijft. Zo leggen MwnwT en SMD gegevens over de huisverboden vast in het systeem REGAS, terwijl Carint de gegevens in F3 registreert. De drie reclasseringsinstellingen werken met het cliëntvolgsysteem CVS. Dit systeem kan alleen worden gebruikt voor registratie van huisverboden waarbij sprake is van een strafrechtelijk traject. Bij overige casussen is bij de reclasseringsinstellingen momenteel geen registratie mogelijk. Geïnterviewden bij de reclassering geven aan dat dit een aandachtspunt is. De reclassering is bezig ook voor overige casussen registratie mogelijk te maken. BJZO registreert in hun systemen Informatiesysteem Jeugdigen (IJ) en het Kids systeem van AMK. De Regiopolitie Twente maakt sinds kort gebruik van het nieuwe basisprocessensysteem Basisvoorziening Handhaving (BVH) voor het vastleggen van hun informatie. Daarvoor werd door de politie Twente gebruik gemaakt van het BasisProcessenSysteem (BPS).

2.2 Registratiegegevens

Aan de 14 Twentse gemeenten en de Regiopolitie Twente is gevraagd gegevens aan te leveren over de huisverboden in de periode maart tot en met augustus 2009. De ontvangen gegevens worden hieronder besproken.

Politie
Van de Regiopolitie Twente zijn gegevens ontvangen van de huisverboden in de periode maart tot en met augustus 2009. Uit tabel 2.1 blijkt dat het totaal aantal huisverboden in Twente in deze periode 87 is. De meeste huisverboden zijn opgelegd in Enschede (29), Almelo (19) en Hengelo (10), terwijl in de gemeenten Dinkelland en Haaksbergen één huisverbod is opgelegd.

Tabel 2.1 Gegevens Regiopolitie Twente, maart ­ augustus 2009 Maart April Mei Juni Juli Augustus Totaal Almelo 3 1 5 2 3 5 19 Borne 0 1 0 1 1 0 3 Dinkelland 1 0 0 0 0 0 1 Enschede 8 6 5 3 3 4 29 Haaksbergen 0 0 1 0 0 0 1 Hellendoorn 1 1 0 1 0 0 3 Hengelo 1 3 1 1 3 1 10 Hof van Twente 0 1 0 2 0 0 3 Losser 1 1 0 1 2 0 5 Oldenzaal 1 0 0 0 1 0 2 Rijssen-Holten 1 0 2 1 0 0 4 Tubbergen 0 1 0 1 0 1 3 Twenterand 0 1 0 1 0 0 2 Wierden 0 1 0 0 1 0 2 Twente totaal 17 17 14 14 14 11 87

6 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

Van de politie is tevens aanvullende informatie ontvangen over de huisverboden: het aantal afgenomen RIHG's; de samenloop met strafrecht; preventieve huisverboden; verlengingen; overtredingen; en voorlopige voorzieningaanvragen. Uit tabel 2.2 blijkt dat zes keer het RiHG is afgenomen maar geen huisverbod is opgelegd. Daarnaast is volgens het politieoverzicht bij het merendeel van de huisverboden (in ieder geval in beginsel) sprake van samenloop met strafrecht (82). Bij de overige vijf zaken is geen strafbaar feit gepleegd en is het huisverbod preventief opgelegd. Bij het OM is nagegaan in hoeverre de namen van de uithuisgeplaatsten in hun registratiesysteem Compas zijn gekoppeld aan een parketnummer. Als dit het geval is, is het dossier door de politie doorgestuurd en is er sprake van een strafrechtelijk traject. Vanaf maart 2009 zijn er 67 gevallen waarin er samenloop is van strafrecht en huisverbod. Het aantal keer dat de burgemeester de termijn van tien dagen huisverbod heeft verlengd is zes.

Tabel 2.2 Gegevens Regiopolitie Twente, maart tot en met augustus 2009 Totaal Twente
Afgenomen risicotaxatie formulieren 93 Opgelegde huiverboden 87 Huisverboden met "samenloop strafrecht" 82 Huisverboden preventief 5 Verlengingen huisverbod 6 Overtredingen huisverbod 6 Voorlopige Voorziening aanvragen 5

Gemeenten
Ook aan de procesmanagers van de 14 Twentse gemeenten is gevraagd gegevens aan te leveren over de huisverboden. Deze aantallen komen door niet consequente registratie van de politie niet geheel overeen met de door de politie geleverde gegevens. In de gemeenten Almelo en Enschede is respectievelijk twee en drie keer een RiHg afgenomen, maar is geen huisverbod opgelegd (tabel 2.3). In de overige gemeenten komt dit nauwelijks voor. In één gemeente met ondertekeningsmandaat (Hengelo) is door de burgemeester het huisverbod geweigerd nadat de HovJ zijn bevindingen op basis van het RiHG aan de burgemeester heeft voorgelegd. In Almelo is het aantal verlengingen van het huisverbod (10) groot vergeleken met de overige gemeenten. Het door de gemeenten genoemde aantal verlengingen is overigens groter dan het door de politie genoemde aantal verlengingen. De gemeenten Enschede (3), Hengelo (1), Oldenzaal (1) en Wierden (1) hebben te maken gehad met voorlopige voorzieningen. Daarnaast is in de gemeenten Enschede (3) en Wierden (1) beroep aangetekend door de uithuisgeplaatste.

Tabel 2.3 Gegevens Twentse gemeenten, maart tot en met augustus 2009

en
ente
e wT ente o ergen w mel dnaretne nedre Al Borne Dinkelland Ensched Haaksb Hellendoorn Hengelo Hof van Losser Oldenzaal Rijssen-Holt bbergen uT Tw Wi totaal T Ingevulde RiHG's 22 2 1 31 1 3 11 5 3 5 3 2 1 Opgelegde huisverboden 20 2 1 28 1 3 10 5 2 4 3 2 1 Geweigerde huisverboden nvt nvt 0 nvt nvt nvt 1 0 0 nvt 0 0 nvt Inschakeling raadsman 0 2 0 3 0 ? 1 0 1 0 0 0 1 Ingetrokken huisverboden 1 0 0 3 0 0 1 0 1 1 0 1 0 Verlengde huisverboden 10 1 0 2 0 0 3 2 1 1 0 1 1 Uithuisgeplaatste in 0 1 0 0 0 0 4 0 0 1 0 0 0 opvang
Voorlopige voorzieningen 0 0 0 3 0 0 1 0 1 0 0 0 1 (Hoger) beroep 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 1 Overtredingen huisverbod 1 0 0 3 0 2 0 1 0 0 0 0 1 Registratie 7

Ingetrokken huisverboden
De burgemeester is bevoegd een huisverbod in te trekken. Indien de feiten en omstandig- heden zo zijn dat tussentijdse intrekking aan de orde is, dient de burgemeester op de hoogte te worden gesteld. In Almelo is de verlenging van een huisverbod ingetrokken. Eén huisverbod in Enschede is de volgende dag ingetrokken omdat de HovJ te laat was met het opleggen ervan. De overige twee huisverboden zijn tijdens de verlengingsperiode ingetrokken omdat het ernstig en onmiddellijk gevaar of de dreiging daarvan was verdwenen.

Uitkomst voorlopige voorzieningen Een voorlopige voorziening is vragen om uitstel van een bepaalde maatregel. Dit kan je aanvragen als je in beroep wilt gaan tegen het besluit van een overheidsinstantie. In Enschede zijn twee voorlopige voorzieningen afgewezen. Het huisverbod is in deze gevallen volgens de rechter terecht opgelegd. Bij één van deze twee is de gemeente wel veroordeeld tot het betalen van de proceskosten vanwege motiveringsgebreken. Bij de derde voorlopige voorzieningaanvraag is het huisverbod wel terecht opgelegd, maar zijn volgens de rechter fouten gemaakt. De achterblijver 'lokte' tijdens het huisverbod de uithuisgeplaatste naar de woning. De rechter was van mening dat op dat moment het huisverbod had moeten worden ingetrokken. Door haar gedrag liet de achterblijver zien dat er geen sprake meer was van (dreiging van) ernstig en onmiddellijk gevaar. De gemeente Enschede heeft in dit geval de procedurekosten moeten betalen. In Oldenzaal is het verzoek om een voorlopige voorziening door de uithuisgeplaatste ingetrokken, omdat de verlenging is ingetrokken. In Wierden is één voorlopige voorziening aangevraagd. De uithuisgeplaatste heeft deze na een schikking ingetrokken. In Hengelo is één voorlopige voorziening aangevraagd en toegewezen.

Gestarte hulpverleningstrajecten Aan de gemeenten is tevens gevraagd gegevens aan te leveren over gestarte hulpverlenings- trajecten. In tabel 2.4 staan deze aantallen weergegeven. In Enschede zijn de meeste hulpverleningstrajecten gestart. Het aantal gestarte hulpverleningstrajecten bij de opgelegde huisverboden in de gemeente Almelo is relatief laag.

Tabel 2.4 Gegevens Twentse gemeenten, maart tot en met augustus 2009

en
ente
e wT ente o ergen w mel dnaretne nedre Al Borne Dinkelland Ensched Haaksb Hellendoorn Hengelo Hof van Losser Oldenzaal Rijssen-Holt bbergen uT Tw Wi totaal T Aantal huisverboden 20 2 1 28 1 3 10 5 2 4 3 2 1 Gestarte
hulpverleningstrajecten 12 2 1 25 1 3 11 5 2 4 3 2 1 (achterblijver)
Gestarte
hulpverleningstrajecten 10 2 1 23 1 3 11 3 2 4 3 2 1 (uithuisgeplaatste)
Gestarte
hulpverleningstrajecten 8 2 0 7 0 5 11 5 2 4 1 2 1 (kinderen)

Aanvullende gegevens
De procesmanagers van de gemeenten Almelo en Enschede hebben aanvullende gegevens aangeleverd over de huisverboden in de periode maart tot oktober 2009 (tabel 2.5). In 8 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

Almelo is bij 21 van de 24 huisverboden (88%) sprake van samenloop met strafrecht, terwijl dit in Enschede in 30 van de 33 casussen (91%) het geval is.

Tabel 2.5 Aanvullende gegevens Almelo en Enschede (maart tot oktober 2009) Almelo (24) Enschede + Haaksbergen (33) Samenloop strafrecht 21 30 Gezinnen met kinderen 19 21 Aantal kinderen onder 18 jaar 35 41 Alcohol/drugsverslaving' - 18 Alcohol 13 - Drugs 10 - Psychiatrische problematiek 8 11 ' Alleen van Enschede zijn gegevens ontvangen over `alcohol/drugsverslaving'. Almelo heeft het onderverdeeld in `alcohol' en `drugs'.

Registratie 9

10 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

3. OPLEGGEN HUISVERBOD

In dit hoofdstuk worden de eerste stappen in het proces van de uitvoering van de Wet huisverbod besproken. Er wordt ingegaan op de ervaringen van voornamelijk betrokkenen bij de Regiopolitie Twente en de 14 Twentse gemeenten - maar ook reclassering, maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg - bij het opleggen van het huisverbod. Bij het opleggen van het huisverbod spelen vooral basispolitiezorg (BPZ); de Hulpofficieren van Justitie (HovJ's); en burgemeesters een belangrijke rol. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het inschakelen van de HovJ, het werken met het Risicotaxatie Instrument Huiselijk Geweld (RiHG), de mandatering, de huissleutels en het onderdak van de uithuis- geplaatste.

3.1 Inschakelen HovJ

De medewerkers van de basispolitiezorg afdelingen zijn de eerste schakel in de keten van het opleggen van een huisverbod. De basispolitiezorg beoordeelt aan de hand van drie formele criteria of bij een incidentmelding oplegging van een huisverbod mogelijk zou zijn. De drie beoordelingscriteria zijn:
- Is er sprake van (dreigend) huiselijk geweld?;
- Wordt het geweld veroorzaakt door iemand die in het huis woont of daar anders dan incidenteel verblijft?;

- Is de persoon van wie de dreiging uitgaat meerderjarig?. Als aan alle drie criteria wordt voldaan, neemt de BPZ contact op met de Hulpofficier van Justitie. Uit de gesprekken met de politie blijkt dat dit inschakelen van de HovJ door de BPZ nog niet consequent gebeurt. Uit een eerste scan door de politie van alle mutaties van huiselijk geweldzaken blijkt dat er zaken zijn waar het huisverbod traject niet is opgestart, maar dat wel had gekund. Om vast te kunnen stellen waarom het traject niet is gestart is nader onderzoek vereist. Door de geïnterviewden worden meerdere redenen genoemd: een zaak wordt niet als huiselijk geweld herkend; er wordt verzuimd de drie criteria langs te lopen; of de criteria worden niet goed toegepast. Een voorbeeld van het laatste is het geval waarin de pleger niet (meer) thuis woont, maar daar wel regelmatig is. Volgens een betrokkene wordt nogal eens vergeten dat dan wel wordt voldaan aan het tweede citerium. Er wordt opgemerkt dat het van belang is de BPZ alert is/blijft op het hanteren van de drie criteria. Aan zowel de kennis over huiselijk geweld als het (opleggen van een) huisverbod bij de BPZ en de HovJ's, moet volgens geïnterviewden blijvend aandacht worden besteed. Enkele betrokkenen geven aan dat het feit dat het opleggen van een huisverbod veel werk met zich meebrengt mogelijk een belemmering vormt voor het opleggen van een huisverbod.

Bij aanvang is er in Twente voor gekozen om alle Officieren van Dienst (OvD's)/HOvJ's op te leiden en in te zetten voor de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod om zo de werkdruk te verdelen. Dit heeft tot gevolg dat 60 HovJ's kunnen worden ingeschakeld. De HovJ's doen volgens de geïnterviewden op deze wijze weinig ervaring op met het opleggen van een huisverbod, doordat de huisverboden worden verspreid over een grote groep. Ook wordt al snel na de start in maart 2009 duidelijk dat het opleggen van een huisverbod een grote tijdsinvestering inhoudt voor de HovJ. Daarom is er voor gekozen te gaan werken met een kleinere groep. Vanaf periode 111 (oktober) wordt gewerkt met een kleine pool van

1 Bij de politie hanteert men 13 periodes in één jaar. Opleggen huisverbod 11

HOvJ's die kan worden ingezet voor het huisverbod. Een deel van de 21 personen uit deze pool is momenteel nog niet gecertificeerd als HovJ. De verwachting is dat vanaf periode één (januari 2010) alle 21 HOvJ's zijn gecertificeerd en kunnen worden ingezet.

3.2 Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld

De HovJ beoordeelt aan de hand van het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld of een tijdelijk huisverbod noodzakelijk is. Met het RiHG wordt informatie verzameld over drie zaken: (1) de mogelijke pleger van huiselijk geweld; (2) het verloop van het gewelds- incident; en (3) de gezinsachtergronden. In totaal worden 20 signalen beoordeeld. Bij ieder signaal wordt een aantal punten - feiten en omstandigheden - genoemd die moeten worden nagelopen. De punten die van toepassing zijn, moeten worden aangekruist. In het RiHG zijn drie tussenbeoordelingen. Aan het eind van het RiHG volgt het beslismoment over het eventueel opleggen van een huisverbod.

Het RiHG wordt door de HovJ handmatig ingevuld op basis van onder meer informatie van de achterblijver, de uithuisgeplaatste, en van het infocentrum van de politie. Dit gebeurt vaak deels ter plaatse en deels op het politiebureau. De geïnterviewden geven aan dat in de beginperiode het RiHG niet altijd correct werd opgemaakt. Het RiHG werd niet volledig ingevuld, er werden te veel hokjes aangekruist, er waren tegenstrijdigheden in de beoordeling, of de telling werd niet goed uitgevoerd. Momenteel gaat het invullen van het RiHG volgens geïnterviewden beter, maar het blijft een aandachtspunt. Door enkele HovJ's wordt aangegeven dat het invullen van het RiHG nog veel tijd kost, ondanks de ervaring die er al mee is opgedaan. Enkele gesproken medewerkers van politie en gemeenten geven aan dat de HovJ's bij onduidelijkheden elkaar meer moeten raadplegen. Daarnaast wordt de verwachting uitgesproken dat door de kleinere groep HovJ's die ingezet gaat worden, het RiHG op een meer uniforme wijze gaat worden ingevuld.

Meerdere geïnterviewden merken op dat de invulruimte beperkt is. Dit wordt opgelost door bijvoorbeeld gebruik te maken van bijlagen. Enkele HovJ's geven aan hun argumenten voor bepaalde keuzes bij het invullen van het RiHG apart te vermelden. Door gesproken medewerkers van politie, maatschappelijk werk, reclassering en BJZO wordt opgemerkt dat de leesbaarheid van de ingevulde RiHG's vaak slecht is door onleesbare handschriften en klein schrijven. De leesbaarheid is veelal verslechterd doordat het RiHG wordt gekopieerd en gefaxt. Enkele geïnterviewden geven onder meer daarom hun voorkeur aan het digitaliseren van het RiHG.

De HovJ kopieert het RiHG, de beschikking en het proces verbaal van bevindingen en faxt het naar de gemeenten. Door enkele geïnterviewden van de politie wordt opgemerkt dat het faxen van het RIHG samen met overige stukken - proces-verbaal van bevindingen, beschikking - naar de gemeente een tijdrovende klus is. Er is afgesproken dat de politie de RiHG's in VIS2 plaatst. Daarnaast ontvangen reclassering, maatschappelijk werk en bureau jeugdzorg het RiHG soms per fax van de procesmanager of de HovJ. Dit gebeurt alleen in de gemeenten waar niet met VIS2 wordt gewerkt. De meerderheid van de gesproken medewerkers bij gemeenten, reclassering, maatschappelijk werk en bureau jeugdzorg merken op dat het RiHG een nuttig hulpmiddel is om een eerste inzicht te krijgen in de situatie.
12
INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

3.3 Mandatering

In Twente is sprake van zeven gemeenten met volmandaat en zeven gemeenten met ondertekeningsmandaat. Hieronder wordt eerst aangegeven welke gemeenten welke mandaatvorm hebben en worden beide vormen besproken (tabel 3.1). Vervolgens wordt ingegaan op de ervaringen met de beide mandaatsvormen. Hiervoor is onder meer gesproken met bijna alle Twentse burgemeesters.

Tabel 3.1 Mandatering Twentse gemeenten Mandaat Wijze van contact tussen HovJ en burgemeester
Almelo Volmandaat - Borne Volmandaat - Dinkelland Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Enschede Volmandaat - Haaksbergen Volmandaat - Hellendoorn Volmandaat - Hengelo Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Hof van Twente Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Losser Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Oldenzaal Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Rijssen-Holten Volmandaat achteraf bellen voor doorgeven huisverbod Tubbergen Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Twenterand Ondertekeningsmandaat vooraf bellen voor besluit Wierden Volmandaat achteraf bellen voor doorgeven huisverbod

Volmandaat en ondertekeningsmandaat Bij volmandaat wordt de burgemeester niet geraadpleegd voor oplegging van het huisverbod. In enkele gemeenten met een volmandaat heeft de burgemeester wel aangegeven nadien gebeld te willen worden als een huisverbod is opgelegd, hetgeen sterke overeenkomsten vertoont met de wijze waarop het ondertekeningsmandaat wordt uitgevoerd. De HovJ beslist bij een volmandaat op basis van het RiHG of een huisverbod moet worden opgelegd. Als de eindbeoordeling positief is wordt overgegaan tot het daadwerkelijke opleggen. Als in een gemeente sprake is van ondertekeningsmandaat wordt de burgemeester telefonisch door de HovJ geïnformeerd over de situatie en de uitkomst van het RiHG. Op basis van de informatie die de HovJ de burgemeester geeft beslist de burgemeester of een huisverbod moet worden opgelegd.

Vervolgens wordt een beschikking opgemaakt die wordt afgegeven aan de uithuisgeplaatste en aan de achterblijver. De uithuisgeplaatste ontvangt de beschikking veelal op het politiebureau, terwijl de beschikking voor de achterblijver thuis wordt overhandigd. Het RIHG, de beschikking en het proces-verbaal van bevindingen worden vervolgens door de HovJ naar de betreffende gemeente gefaxt. Daarnaast worden de originele exemplaren per post naar de gemeente verstuurd.

Ervaringen
Tussen de verschillende gemeenten en burgemeesters in Twente is vanaf het begin discussie geweest of er sprake moest zijn van volmandaat of ondertekeningsmandaat. Uit alle gesprekken wordt duidelijk dat de burgemeesters het opleggen van het huisverbod niet licht opvatten, integendeel. Zij zien het als iets dat diep ingrijpt in de privé situatie van de betrokken en daarom zeer zorgvuldig dient te worden toegepast. Overigens merken de meeste burgemeesters tijdens het interview op dat zij zich afvragen of het opleggen van een huisverbod wel een bevoegdheid van de burgemeester moet zijn en niet eerder bij justitie zou moeten liggen. Justitie komt immers al veel meer achter de voordeur, terwijl dit voor Opleggen huisverbod 13

burgemeesters niet of nauwelijks het geval is. Bovendien zijn burgemeesters verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, terwijl dit bij huiselijk geweld vaak niet het geval is. Burgemeesters krijgen zo een bevoegdheid die zij in feite moeilijk effectief kunnen invullen. Daarnaast wordt opgemerkt dat deze bevoegdheid in conflict kan komen met hun rol als burgervader, die juist meer bemiddelend van aard is. Een enkeling merkt daarentegen op dat hij vindt dat het huisverbod wel past binnen de functie van burgemeester, omdat het huisverbod niet onder het strafrecht valt, terwijl iemand wordt verboden in zijn huis te zijn. Dit kan volgens hem dan het beste via de burgemeester plaatsvinden. Verder zijn enkele burgemeesters van mening dat de voorbereiding voor deze belangrijke nieuwe taak te summier is geweest en dat zij hierover eerder en uitgebreider had moeten worden geïnformeerd.

Volmandaat
Voorstanders van het volmandaat vinden vaak dat de deskundigen (i.c. de HovJ) het beste de beslissing over het huisverbod kunnen nemen. Daarnaast worden ook praktische argumenten genoemd voor de keuze van het volmandaat, zoals de mogelijke werkbelasting gezien de te verwachte aantallen. In enkele kleinere gemeenten willen de burgemeesters de volgende dag wel zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over een opgelegd huisverbod om zo goed en tijdig op de hoogte zijn en te kunnen nagaan of zij het met de beslissing eens zijn, aangezien zij volgens de wet de eindverantwoordelijkheid dragen.

Ondertekeningsmandaat
Deze laatste opmerking over de eindverantwoordelijkheid wordt door voorstanders van het ondertekeningsmandaat juist genoemd als reden waarom zij hiervoor hebben gekozen. Een andere reden die vaak wordt vermeld is dat zij er in het begin bij betrokken willen zijn om zo van de wijze waarop invoering verloopt op de hoogte te zijn. Een enkeling heeft overigens zelf een voorkeur voor het volmandaat, maar heeft uiteindelijk gekozen voor het ondertekeningsmandaat omdat de overige clustergemeenten hier een voorkeur voor hadden. Zij merken hierbij op dat zij het verschil tussen beide vormen in de praktijk niet zo groot vinden. De burgemeesters nemen in de praktijk vrijwel altijd het voorstel van de HovJ over Er zijn enkele gevallen geweest waarbij er twijfel bestond bij de HovJ over het opleggen van een huisverbod en in onderling overleg is besloten dit niet te doen. Dit wordt door sommige voorstanders van het ondertekeningsmandaat ook als een voordeel gezien, het feit dat de HovJ kan c.q. moet overleggen met de burgemeester bij het opleggen van zoiets ingrijpends als een huisverbod. Gezien het beperkte aantal huisverboden in de praktijk (veel geringer dan vooraf werd verwacht) en de geringe tijd die het in beslag neemt wordt de werkbelasting niet als probleem beschouwd. De meeste burgemeesters blijven dan ook voorstander van het ondertekeningsmandaat. Overigens zijn de meeste burgemeesters er voorstander van dat de mandatering op elektronische wijze via mobiele telefoon gaat plaatsvinden op dezelfde manier als dat al met het opleggen van een In bewaring stelling (Ibs) gebeurt. Hierdoor zou het opleggen nog efficiënter kunnen.

Verloop
Tijdens de eerste tien dagen van het huisverbod hebben de burgemeesters vaak wel contact met de procesmanager en/of de juridisch adviseur, zeker als er veranderingen optreden of als er zich speciale ontwikkelingen voordoen. In het algemeen zijn de geïnterviewden positief over de hulpverlening die nu echt op gang komt en het multifunctioneel overleg dat daarbij plaatsvindt, hetgeen een positieve impuls is voor zowel veiligheid als zorg die (nog) goed moeten leren samenwerken. Wel is men vrijwel unaniem van mening dat de uitvoering veel tijd kost en veel extra werk met zich meebrengt, veel meer dan vooraf werd gedacht. Enkele burgemeesters zien BJZO als de zwakke schakel, die in een aantal gevallen pas na enige dagen contact heeft gelegd. Ook over de reclassering zijn sommigen minder positief, omdat die in enkele gevallen niet bij overleggen aanwezig waren wegens gebrek aan tijd. 14
INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

Verlenging
Meerdere huisverboden zijn verlengd. De burgemeesters krijgen hiervoor een advies, dat is opgesteld door de betrokken ambtenaar(en) in overleg met de betrokken instellingen. Zij beslissen vrijwel altijd conform het advies. Aandachtspunten bij hun beslissing zijn: is er gevaar op herhaling; zijn de betrokkenen nog in hulpverlening; zijn er kinderen bij betrokken en wat gebeurt daarmee; is er al langere tijd sprake van huiselijk geweld; en hoe ernstig is de situatie. Een aantal burgemeesters zegt hierbij onderdelen van het RiHG langs te lopen.

Knelpunten en verbeterpunten
Verschillende burgemeesters hebben kritiek over de wijze waarop zij van tevoren zijn ingelicht over de wijze waarop de wet tijdelijk huisverbod dient te worden uitgevoerd. Zij geven aan dat ze vooraf onvoldoende informatie hebben gekregen om te beoordelen of het opleggen wel op correcte wijze is gebeurd, waaronder de toepassing van het RiHG. Hierbij vragen sommigen zich tevens af of bekend is of dit intakeformulier goed werkt; discrimineert het voldoende? Een enkeling vindt dat het RiHG taalkundig moet worden verbeterd, omdat het in de huidige vorm moeilijk is te begrijpen voor de ontvangers.

Daarnaast wordt door vrijwel alle burgemeesters opgemerkt dat het opleggen en uitvoeren van een huisverbod veel extra werk met zich meebrengt, meer dan vooraf werd verwacht. Bovendien moeten de activiteiten worden uitgevoerd naast de reguliere werkzaamheden. Dit geldt voor zowel de gemeente als de overige betrokken organisaties, hetgeen inhoudt dat er veel capaciteit en dus financiële middelen mee gemoeid gaan. Daarbij vragen enkelen zich af waarom de periode van tien dagen is genomen. Dit levert heel veel tijdsdruk op, mede omdat er altijd een weekend in zit. Waarom is bijvoorbeeld niet gekozen voor 14 dagen, waardoor er meer speling is.

Een enkeling merkt op dat er geen contactmomenten mogen zijn binnen de eerste tien dagen, maar vragen zich wel af wat er mag als er in die periode een behandeltraject is ingezet. De regels zijn hierover volgens hen niet goed duidelijk. Sommigen vragen zich verder af wat de verhouding is tussen een justitieel traject en een huisverbod; is de laatste nog nodig als er al sprake is van het eerste? Ten slotte wordt door de meeste burgemeesters opgemerkt dat er sprake moet zijn van een goede nazorg. Hiermee wordt bij de aanpak van verschillende problemen vaak te weinig rekening gehouden. Overigens is voor verschillende burgemeesters onduidelijk wat na 28 dagen dient te gebeuren.

Een ander punt dat door de meeste burgemeesters wordt genoemd is het afleggen van verantwoording over het uitvoeren van de huisverboden aan de gemeenteraad. Dit kan alleen over de algemene uitvoering en niet over individuele gevallen gezien de privacy van de betrokkenen. Hierover zou in het uiterste geval alleen in een besloten raadsvergadering kunnen worden gesproken. Verder wordt door sommigen ook aangegeven dat de positie van de burgemeester als persoon die boven de partijen staat onder druk kan komen door mogelijke gerechtelijke procedures tegen het opleggen van het huisverbod.

Ten slotte kan worden opgemerkt dat de meeste burgemeesters voor één vorm van mandatering zijn. Het blijkt echter dat een aantal na de ervaringen in het eerste halve jaar blijvend voorstander zijn van een ondertekeningsmandaat, terwijl anderen een voorkeur blijven houden voor een volmandaat. Alhoewel men begrijpt dat één vorm voor met name politie en HovJ de voorkeur verdient, vinden verschillende burgemeesters twee alternatieven geen probleem gezien het beperkte aantal. Wel dienen politie en HovJ hierover dan uiteraard goed te worden geïnformeerd. De gesproken HovJ's geven aan dat de huidige situatie werkbaar is en geen problemen oplevert. Opleggen huisverbod 15

3.4 Huissleutels

De politie geeft aan te hebben afgesproken de huissleutels van de uithuisgeplaatste in te nemen en aan de achterblijver te geven. Hierbij wordt opgemerkt dat in veel gevallen de aangehouden uithuisgeplaatste de huissleutels niet bij zich heeft en dat deze nog thuis liggen. Volgens enkele geïnterviewden bij maatschappelijk werk en de reclassering neemt de politie de sleutels in bewaring of verschilt het per opgelegd huisverbod wat met de huissleutels gebeurt. Zij geven aan dat de huissleutels de ene keer door de politie in bewaring worden genomen en een andere keer aan de achterblijver worden gegeven. Ook zijn er geïnterviewden die niet weten wat met de sleutels wordt gedaan na inname. In de beschikking staat vermeld waar de huissleutels zijn. Alle geïnterviewden merken op dat zich het afgelopen halfjaar, afgezien van enkele bijzondere gevallen, geen structurele problemen hebben voorgedaan op dit gebied.

Dat het goed loopt neemt niet weg dat een deel van de betrokkenen (enkele procesmanagers en enkele medewerkers van het maatschappelijk werk en de reclassering) vindt dat de sleutels niet aan de achterblijver zouden moeten worden gegeven. Zij merken op dat de verantwoordelijkheid niet bij de achterblijver moet liggen en dat het in bewaring nemen van de sleutels door de politie een signaal is naar de achterblijver toe. Door de politie wordt als nadeel genoemd dat in beslagname extra administratief werk met zich meebrengt naast alle formulieren die de politie nu al moet invullen. Over de sleutelkwestie zijn de meningen van de burgemeesters verdeeld; sommigen vinden dat de politie de sleutel van de uithuis- geplaatste moet innemen, bewaren en na afloop weer moet teruggeven, vooral in verband met de symboolfunctie die dit dan kan hebben, terwijl anderen het logischer vinden dat de sleutels in huis blijven bij de achterblijver. Alle burgemeester zijn wel van mening dat de gemeente hiervoor in ieder geval niet de aangewezen instantie is.

3.5 Onderdak uithuisgeplaatste

De uithuisgeplaatste regelt in Twente in principe zelf zijn onderdak na uithuisplaatsing. In veel gevallen vindt de uithuisgeplaatste zelf onderdak bij familie of vrienden. Ook komt het nogal eens voor dat de uithuisgeplaatste in verzekering is gesteld. Met drie hotels in Twente zijn afspraken gemaakt zodat een uithuisgeplaatste daar maximaal twee nachten kan verblijven indien hij zelf geen onderdak kan vinden. Daarnaast kan de uithuisgeplaatste gebruik maken van de algemene voorzieningen van Humanitas en het Leger des Heils. Door geïnterviewden (reclassering, procesmanagers) wordt aangegeven dat uithuis- geplaatsten daar echter vrijwel geen gebruik van willen maken. Een aandachtspunt is volgens een geïnterviewde van de reclassering dat een deel van de mannelijke uithuis- geplaatsten onderdak zoekt bij zijn moeder en daar tien dagen verblijft. Dit kan een zware belasting voor de moeder betekenen. Er moet worden voorkomen dat hierdoor opnieuw een dreigende situatie ontstaat. In de beginperiode is de reclassering wel eens benaderd om voor de uithuisgeplaatste huisvesting te regelen.

16
INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

4. HULPVERLENING

Als een huisverbod is opgelegd worden maatschappelijk werk, reclassering en BJZO op de hoogte gebracht, zodat zij contact kunnen leggen met de achterblijver(s), uithuisgeplaatste en eventuele kinderen. Ook de procesmanager van de gemeente wordt geïnformeerd. Vervolgens wordt binnen tien dagen een Plan van Aanpak opgesteld waarin staat beschreven welke hulpverlening wordt ingezet om het geweld te stoppen. In dit hoofdstuk worden de ervaringen van de geïnterviewden met de uitvoering van het huisverbod nadat het is opgelegd besproken. Per betrokken partij wordt beschreven hoe de instellingen worden geïnformeerd en wat in de tien dagen van het huisverbod in gang wordt gezet. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het maatschappelijk werk, de reclassering, het BJZO en de procesmanagers van de Twentse gemeenten.

4.1 Maatschappelijk werk

In de regio Twente zijn drie instellingen voor maatschappelijk werk werkzaam: Carint Maatschappelijke Dienstverlening; Stichting Maatschappelijk Werk Noord West Twente (MwnwT); en Stichting voor Maatschappelijke Dienstverlening Enschede Haaksbergen (SMD E-H). In tegenstelling tot de drie reclasseringsinstellingen en het BJZO werken de instellingen voor maatschappelijk werk niet voor de gehele regio Twente, maar hebben zij hierbinnen ieder hun eigen werkgebied. Het werkgebied van Carint bestaat uit de volgende gemeenten: Borne; Dinkelland; Hengelo; Hof van Twente; Losser; en Oldenzaal (tabel 4.1). MwnwT is werkzaam in de gemeenten Almelo, Hellendoorn, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden, terwijl SMD de gemeenten Enschede en Haaksbergen als werk- gebied heeft.

Tabel 4.1 Werkgebied maatschappelijk werkinstellingen Carint MwnwT SMD Almelo x Borne x
Dinkelland x
Enschede x Haaksbergen x Hellendoorn x Hengelo x
Hof van Twente x
Losser x
Oldenzaal x
Rijssen-Holten x Tubbergen x Twenterand x Wierden x

Overdracht
Als een huisverbod is opgelegd moet het maatschappelijk werk zo snel mogelijk worden ingeschakeld door de Hulpofficier van Justitie. Hiervoor is één centraal telefoonnummer - Meld en Zorgcentrale van het maatschappelijk werk - voor heel Twente beschikbaar dat 24 uur per dag bereikbaar is. De Meld en Zorg Centrale (M&ZC) schakelt automatisch door naar de dienstdoende maatschappelijk werker van het betreffende gebied. Deze heeft zich bij aanvang van de dienst aangemeld bij de M&ZC. Hulpverlening 17

Tijdens kantooruren wordt de maatschappelijk werkinstelling ingeschakeld die werkzaam is in de gemeente waar het huisverbod is uitgereikt. MwnwT en SMD zetten hiervoor hun Vroeghulpteams in. MwnwT heeft twee Vroeghulpteams die worden ingeschakeld: één Vroeghulpteam voor de gemeente Almelo en één voor de subregio bestaande uit gemeenten Wierden, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Hellendoorn. Het Vroeghulpteam van SMD bestaat uit vijf personen, maar wordt op korte termijn waarschijnlijk uitgebreid naar zes. Deze Vroeghulpteams houden zich bezig met huiselijk geweldzaken en hebben het huisverbod als extra taak gekregen. Bij Carint is het huisverbod ondergebracht bij 15 aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld. De zes Twentse gemeenten binnen het werkgebied van Carint hebben elk hun eigen locatieteam met aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld. Die zes gemeenten zijn onderverdeeld in drie werkeenheden/clusters: 1. Borne en Hof van Twente; 2. Hengelo; en 3. Losser, Oldenzaal en Dinkelland. In de beginperiode is binnen elk locatieteam één persoon beschikbaar gesteld voor het huisverbod. Dit bleek in de praktijk niet nodig. Nu is per werkeenheid altijd één aandachtsfunctionaris uitsluitend bereikbaar voor het huisverbod. Deze werkwijze brengt wel het risico met zich mee dat een medewerker op één dag met meerdere huisverboden in verschillende gemeenten te maken krijgt.

Buiten kantooruren wordt de M&ZC doorgeschakeld naar de Bereikbaarheidsdienst Buiten Kantoor Uren (BBKU)/Crisisdienst. Carint en MwnwT hebben gezamenlijk één BBKU, terwijl SMD een eigen BBKU heeft. Deze Crisisdienst werd voor 1 maart 2009 alleen ingezet bij psychiatrische stoornissen. Het huisverbod is aan de taken toegevoegd. Als buiten kantooruren een huisverbod wordt opgelegd dan zorgt de BBKU ervoor binnen één uur ter plekke te zijn en de crisisinterventie te doen. De Crisisdienst draagt de casus de volgende (werk)dag over aan de dienstdoende werker van het betreffende Team Vroeghulp.

De HovJ beschrijft de situatie eerst telefonisch aan het maatschappelijk werk waarna de dienstdoende medewerker van maatschappelijk werk bij de achterblijver langsgaat. Meerdere geïnterviewden (procesmanagers en medewerkers maatschappelijk werk) geven aan dat de Hulpofficier van Justitie niet zou moeten wachten met contact opnemen met maatschappelijk werk tot het huisverbod daadwerkelijk is opgelegd. Het maatschappelijk werk zou al moeten worden geïnformeerd als de kans groot is dat een huisverbod opgelegd gaat worden. Zo kan het maatschappelijk werk snel ter plaatse zijn en beter zicht krijgen op de situatie. Er wordt volgens meerdere geïnterviewde medewerkers van het maatschap- pelijk werk en geïnterviewde HovJ's gestreefd naar een warme overdracht van de HovJ naar het maatschappelijk werk. Zij geven echter aan dat dit in de praktijk nu veelal niet mogelijk is. Dit komt vooral omdat maatschappelijk werk pas wordt ingeschakeld als een huisverbod is opgelegd en de HovJ dan vaak alweer op het politiebureau is. Dit is volgens betrokkenen een aandachtspunt waarnaar moet worden gekeken..

Casemanager achterblijver
Het maatschappelijk werk is verantwoordelijk voor het casemanagement van de achterblijver. Gedurende de tien dagen van het huisverbod heeft het maatschappelijk werk minimaal drie keer face to face contact met de achterblijver (inclusief de crisisopvang en het gezinsgesprek). De geïnterviewden geven aan dat er in de praktijk vaker contact is. Zodra bekend is dat een huisverbod is opgelegd legt het maatschappelijk werk het eerste contact met de achterblijver. Volgens meerdere geïnterviewden bij maatschappelijk werk wordt in het merendeel van de gevallen de achterblijver direct bezocht. In enkele gevallen heeft het maatschappelijk werk pas de volgende dag de achterblijver bezocht, omdat de HovJ aangaf dat het niet nodig was 's nachts langs te komen. Ook is het 's nachts enkele keren voorgevallen dat het maatschappelijk werk bij de HovJ heeft gepeild of het nodig was direct langs te gaan of dat ook kon worden gewacht tot de volgende dag. Alle geïnterviewden van het maatschappelijk werk geven aan dat het zeer belangrijk is dat zij 18 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

direct naar de achterblijver toegaan. Doordat zij dan de thuissituatie zien, krijgen zij een completer beeld. Daarnaast staat de achterblijver meer open voor hulpverlening op het moment van de crisis.

In de eerste tien dagen na het opleggen van het huisverbod organiseert het maatschappelijk werk in principe ook een gezinsgesprek/systeemgesprek met reclassering, achterblijver, en thuisblijver. In het geval dat kinderen betrokken wordt BJZO ook uitgenodigd. Of dit gesprek daadwerkelijk plaatsvindt is echter casusafhankelijk. Geïnterviewden geven aan dat de uithuisgeplaatste of de achterblijver soms niet wil meewerken of dat de situatie dusdanig is dat een bijeenkomst niet verantwoord is.

Door de medewerkers van het maatschappelijk werk wordt opgemerkt dat door het huisverbod het reguliere werk in de knel komt. Degenen die zich bezighouden met het huisverbod zijn daarvoor vaak niet geheel vrij gepland. Dat is niet mogelijk, onder meer vanwege het feit dat de huisverboden niet vooraf te plannen zijn. Op het moment dat een huisverbod is uitgevaardigd heeft dat prioriteit en moeten overige afspraken worden verplaatst. Alle geïnterviewden van maatschappelijk werk geven aan dat dit een knelpunt is dat aandacht verdient. Een huisverbod betekent, volgens enkele gesproken medewerkers van het maatschappelijk werk, ongeveer 20 uur werk in tien dagen. Dit is exclusief afstem- mingsoverleggen.

Casuscoördinator van het systeem Er is afgesproken dat het maatschappelijk werk de regie voert over de hulpverlening aan het systeem (achterblijver, uithuisgeplaatste en kind(eren)). De casuscoördinator schakelt de reclassering en BJZO in, is bij inhoudelijke vragen aanspreekpunt voor de reclassering en BJZO en stelt het Plan van Aanpak op. Uit de gesprekken komt naar voren dat de rol en taken van de casuscoördinator van het systeem duidelijk(er) zouden moeten worden geformuleerd, afgebakend en gecommuniceerd. Taken die volgens geïnterviewden behoren bij deze functie worden in de praktijk nog wel eens overgenomen door procesmanagers. Zo worden enkele procesmanagers door de hulpverlenende instellingen geconsulteerd bij inhoudelijke vragen. Daarnaast zijn enkele procesmanagers inhoudelijk betrokken bij het opstellen van het Plan van Aanpak.

Plan van Aanpak
Het maatschappelijk werk stelt het Plan van Aanpak op. Dit gebeurt op basis van eigen informatie en informatie van de reclassering en het BJZO. Iedere instelling maakt zijn eigen inschatting van de situatie, de dreiging en de hulpverlening die moet worden ingezet om het geweld te stoppen. Volgens enkele procesmanagers en medewerkers van het maatschap- pelijk werk verloopt het aanleveren van de informatie nog niet altijd goed. Iedere partij levert de informatie op zijn eigen manier aan, waardoor het soms lastig is het te verwerken in één Plan van Aanpak. Enkele geïnterviewde medewerkers van het maatschappelijk werk merken op dat niet duidelijk is welke informatie in het Plan van Aanpak moet worden vermeld. De reclassering en het BJZO zijn gewend om voor de rechtbank adviezen op te stellen, het maatschappelijk werk niet. Onduidelijk is hierdoor aan welke criteria het Plan van Aanpak moet voldoen. Enkele medewerkers van het maatschappelijk werk geven aan behoefte te hebben aan een format. Door de gemeente Hengelo is onlangs op eigen initiatief een format van het Plan van Aanpak opgesteld waarin de probleemgebieden staan vermeld die moeten worden ingevuld. Het maatschappelijk werk, de reclassering en BJZO kunnen hierin hun informatie plaatsen.

Hulpverlening 19

4.2 Reclassering

De drie reclasseringsorganisaties - Reclassering Nederland, de reclasseringsafdeling van het Leger des Heils en Tactus reclassering - zijn betrokken bij de uitvoering van het huisverbod. De tijdsverdeling tussen de instellingen is: 60% RN; 20% Leger des Heils; en 20% Tactus. De praktische uitwerking ervan is gewijzigd in het afgelopen half jaar. In de beginperiode werden de weken tussen de reclasseringsinstellingen verdeeld. Vervolgens is er voor gekozen - door de organisaties heen - twee personen per dag beschikbaar te stellen voor het huisverbod. Vanaf september 2009 is RN op drie werkdagen het aanspreekpunt, terwijl Tactus en Leger des Heils ieder op één werkdag dienst hebben. De weekenden zijn iedere vijf weken als volgt verdeeld: drie weekenden RN; één weekend Tactus; en één weekend Leger des Heils.

Overdracht
De reclassering wordt telefonisch op de hoogte gebracht van een opgelegd huisverbod door de casemanager van het systeem (het maatschappelijk werk). Tussen 09.00 en 17.00 uur is de reclassering telefonisch bereikbaar. Buiten deze uren spreekt maatschappelijk werk soms de voicemail in, maar vaak bellen zij dan de volgende dag. Enkele geïnterviewden van de reclassering merken hierbij op dat van belang is dat als maatschappelijk werk de voicemail inspreekt, zij de volgende dag alsnog ook belt met de reclassering. Alleen de informatie via de voicemail verkrijgen is niet voldoende. De informatie over huisverboden in Almelo en Enschede is door de reclassering in te zien in VIS2. Bij de overige gemeenten wordt informatie over het huisverbod uitgereikt tijdens het overleg.

Casemanager uithuisgeplaatste
De reclassering is aangewezen als casemanager van de uithuisgeplaatste. De afspraak is dat de reclassering in de tien dagen van het huisverbod vijf keer face tot face en vijf keer telefonisch contact heeft met de uithuisgeplaatste. Alle geïnterviewden bij de reclassering en ook enkele geïnterviewde procesmanagers geven aan dat dit te vaak is. Wanneer een uithuisgeplaatste bijvoorbeeld in verzekering is gesteld of er al van alles is geregeld is het vaak niet zinvol dagelijks contact te hebben. Een procesmanager merkt op dat niet alle medewerkers zich houden aan de afspraak dat in het weekend contact plaatsvindt met de uithuisgeplaatste. Enkele geïnterviewden van de reclassering merken op dat het beter zou zijn als wordt afgesproken dat de reclassering na de tien dagen nog enkele contact- momenten heeft. In de praktijk gebeurt dit volgens enkele geïnterviewden van de reclassering al.

Het eerste contact vindt binnen 24 uur plaats en is veelal face to face. Enkele reclasseringsmedewerkers geven aan dat het niet altijd lukt binnen 24 uur, bijvoorbeeld omdat de politie de uithuisgeplaatste nog moet verhoren of omdat de reclassering moet uitzoeken waar de uithuisgeplaatste zich bevindt. In dit eerste gesprek wordt de situatie geïnventariseerd en worden verschillende leefgebieden nagelopen. Tijdens de tien dagen worden praktische zaken geregeld: kleding en overige spullen ophalen, geldzaken en soms onderdak. Ook de medewerkers van reclassering geven aan dat door het huisverbod het reguliere werk in de knel komt. Het Leger de Heils geeft aan dat een huisverbod in totaal ongeveer 24 uur in beslag neemt, terwijl Tactus het over gemiddeld 16 uur heeft.

20 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

4.3 Bureau Jeugdzorg Overijssel

Bureau Jeugdzorg Overijssel is er voor kinderen en jongeren tot 18 jaar en hun ouders of verzorgers die problemen ervaren bij het opgroeien en opvoeden. Ook personen die beroepsmatig met jongeren te maken hebben, kunnen contact opnemen voor informatie en advies. Daarnaast kan Bureau Jeugdzorg indiceren en toeleiden naar intensieve vormen van hulpverlening, maar verleent zelf geen hulp na indicatie.

Overdracht
De Hulpofficier van Justitie gaat bij het invullen van het risicotaxatieformulier (RiHG) telefonisch bij BJZO na of de kinderen in het gezin bekend zijn bij BJZO, of er een (voorwaardelijke) ondertoezichtstelling ((V)OTS)) is en of een onderzoek gaande is of op stapel staat. Vermoedens van (dreigende) kindermishandeling worden door BJZO mee- genomen in de taxatie die in de thuissituatie wordt gedaan. Als een huisverbod is opgelegd informeert de HovJ op werkdagen tijdens kantooruren het aanmeldpunt van BJZO, die vervolgens de informatie doorgeeft aan het Crisis Interventie Team (CIT) van BJZO. Buiten kantooruren wordt de achterwacht van de bereikbaarheidsdienst (een praktijkleider) van BJZO door de HovJ op de hoogte gesteld. Volgens BJZO geeft de HovJ dan vaak ook al aan of nodig is dat Bureau Jeugdzorg direct langskomt. De praktijkleider stelt vervolgens het Crisis Interventie Team op de hoogte. Daarnaast ontvangt BJZO bij huiselijk geweldzaken (ook bij huisverbodzaken) als er kinderen aanwezig zijn altijd een zorgformulier van de politie. Als het maatschappelijk werk bij de achterblijver thuis is maakt zij een eerste inschatting van de situatie. Vaak wordt de volgende dag contact opgenomen met BJZO om hen te informeren.

Het informeren van Bureau Jeugdzorg is volgens verschillende geïnterviewden (proces- managers, HovJ's, het maatschappelijk werk en BJZO) vooral in de beginperiode, niet consequent gebeurd. BJZO geeft aan in meerdere gevallen niet op de hoogte te zijn gebracht, waardoor ze niet tijdig hebben kunnen starten met hun werkzaamheden in het kader van een huisverbod. Dit op de hoogte brengen gaat al wel beter, maar volgens BJZO gebeurt het nog niet standaard. Volgens enkele geïnterviewden (procesmanagers, medewerkers van het maatschappelijk werk en de reclassering) is het van belang dat HovJ's, als een huisverbod is opgelegd en kinderen aanwezig zijn, altijd contact opnemen met BJZO. Daarnaast is door meerderen opgemerkt dat Bureau Jeugdzorg altijd zo snel mogelijk langs zou moeten gaan, niet alleen in acute gevallen. Een geïnterviewde procesmanager geeft hierbij aan dat het maatschappelijk werk die inschatting niet voor BJZO zou moeten maken.

Casemanager kinderen
Bureau Jeugdzorg Overijssel is bij huisverboden de casemanager van de kinderen. BJZO heeft een Crisis Interventie Team met vijf medewerkers die (onder meer) worden ingeschakeld bij de trajecten tijdelijk huisverbod. Volgens de planning zijn steeds minimaal twee medewerkers inzetbaar. BJZO geeft aan nog één fte beschikbaar te hebben die kan worden ingezet voor het huisverbod, maar dat momenteel het aantal van vijf medewerkers voldoet. Crisiswerk brengt pieken en dalen met zich mee. Dit betekent volgens BJZO dat het bij pieken af en toe (te) veel werk is voor vijf personen, maar dat bij dalen één fte extra overcapaciteit zou betekenen. Wanneer de capaciteit niet toereikend is wordt momenteel uitgeweken naar overige medewerkers. Dit is vanwege vakantie en ziekte wel eens noodzakelijk geweest. Als al een medewerker van BJZO betrokken is bij het gezin (bijvoorbeeld een gezinsvoogd of jeugdreclassering) dan wordt deze de casemanager van de kinderen in het kader van het huisverbod. De geïnterviewde medewerkers van BJZO geven aan dat in de beginfase regelmatig sprake was van bekende gezinnen, maar dat dit de laatste tijd nauwelijks meer het geval is. De verwachting was dat het aantal reeds bekende gezinnen groter zou zijn. Een Hulpverlening 21

aandachtspunt dat door meerdere geïnterviewden (maatschappelijk werk, procesmanagers èn BJZO) wordt genoemd, is de kennis over huiselijk geweld en het huisverbod bij medewerkers die worden ingezet bij huisverboden maar niet tot het Crisis Interventie Team behoren. Deze kennis is vaak niet voldoende. Voor de medewerkers moet duidelijk zijn wat kan, mag en moet in het kader van het huisverbod. Enkele geïnterviewden geven aan dat anders het proces wordt belemmerd.

BJZO heeft tijdens de tien dagen van het huisverbod minimaal één keer een persoonlijk gesprek met de achterblijver en de kinderen. Als de situatie niet acuut is maakt BJZO een afspraak met de achterblijvers voor een individueel, persoonlijk gesprek. BJZO geeft aan veelal samen met het maatschappelijk werk een paar dagen later op huisbezoek te gaan. Tijdens het gesprek wordt een inschatting gemaakt van de situatie van de kinderen. Afhankelijk van de casus wordt één gezamenlijk gesprek of worden twee aparte gesprekken gehouden met achterblijver en kinderen. Oudere kinderen worden vaak apart gesproken. Op basis van de taxaties ter plekke en de gesprekken met de kinderen en de direct betrokkenen, verzamelde gegevens van contacten met school, huisarts en anderen stelt BJZO een indicatierapport op. Dit rapport bevat een advies over al dan niet verlenging van het tijdelijk huisverbod en de gewenste/noodzakelijke hulpverlening en/of beschermings- maatregelen.

4.4 Procesmanager

De regie over het gehele proces van het huisverbod ligt bij de gemeenten. Hiervoor zijn procesmanagers aangesteld. Niet elke Twentse gemeente heeft een eigen procesmanager. Zo maken Borne en Hof van Twente gebruik van het procesmanagement van Hengelo, terwijl Haaksbergen het procesmanagement tijdens de tien dagen van het huisverbod heeft uitbesteed aan Enschede (tabel 4.2). In Enschede en Hengelo zijn er respectievelijk twee en vier procesmanagers aangesteld.

Tabel 4.2 Procesmanagers Twentse gemeenten Gemeente Procesmanager Almelo Almelo Borne Hengelo Dinkelland Dinkelland Enschede Enschede Haaksbergen Enschede Hellendoorn Hellendoorn Hengelo Hengelo Hof van Twente Hengelo Losser Losser Oldenzaal Oldenzaal Rijssen-Holten Rijssen-Holten Tubbergen Tubbergen Twenterand Twenterand Wierden Wierden

Informeren
De HovJ faxt het RiHG, het proces-verbaal van bevindingen en de beschikking naar (het infocentrum van) de betreffende gemeente om deze op de hoogte te stellen van het opgelegde huisverbod. Ook als geen huisverbod is opgelegd, worden het RiHG en het proces van bevindingen ter informatie gefaxt. Daarnaast krijgen de gemeenten per post de originele stukken. In Enschede ontvangen de procesmanagers tevens een mail en een melding op hun mobiele telefoon. De procesmanager in Almelo wordt bij een huisverbod in 22 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

het weekend direct gebeld en de fax wordt veelal afgeleverd door de politie. Meerdere procesmanagers (van de kleinere gemeenten) geven aan in het weekend op de hoogte te willen worden gesteld (per mail of sms) van een opgelegd huisverbod. Zo worden zij op maandag niet overvallen, kunnen zij zo nodig staande afspraken afzeggen en op tijd voorbereidingen treffen voor het afstemmingsoverleg dat op maandag plaatsvindt. De procesmanagers worden tevens op de hoogte gebracht door de casemanager van het systeem (maatschappelijk werk).

Taken procesmanager
De rol van de procesmanager is het volgen en aansturen van het proces. De procesmanager regelt onder meer het afstemmingsoverleg, roept de betrokken partijen bijeen en zit het overleg voor. Uit de gesprekken blijkt dat de invulling van de rol van procesmanager in de gemeenten verschillend gebeurt. In twee grote gemeenten houden de procesmanagers zich soms ook bezig met inhoud en krijgen zij inhoudgerelateerde vragen van de uitvoerings- partijen. In de overige gemeenten volgen de procesmanagers het proces meer op afstand. Enkele geïnterviewden merken in dit kader op dat de rollen van procesmanager en casuscoördinator niet door elkaar moeten lopen. De taken van de procesmanager en casuscoördinator van het systeem moeten duidelijker worden geformuleerd.

In het merendeel van de gemeenten heeft een beleidsambtenaar het huisverbod als extra taak in het takenpakket gekregen. Op het moment dat een huisverbod is opgelegd moet er ad hoc veel in gang worden gezet. Overige werkzaamheden moeten plaatsmaken voor het huisverbod. De procesmanagers geven aan dat het arbeidsintensief en complex is en veel tijd met zich meebrengt. Enkele procesmanagers merken op dat vervanging bij ziekte en vakantie goed moet worden geregeld.

4.5 Overlegvormen

Om tot op elkaar afgestemde hulpverleningstrajecten te komen is regelmatig overleg noodzakelijk. In Almelo, Hengelo en Enschede is er voor gekozen om twee keer per week, op maandag en donderdag, een afstemmingsoverleg te hebben met de betrokken partijen. Bij deze overleggen zijn de betreffende procesmanagers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk werk, de reclassering en BJZO aanwezig. Ook zit bij enkele overleggen een juridisch medewerker. De procesmanager zit de overleggen voor. Naast het afstemmen van de hulpverlening, worden hier de adviezen aan de gemeente over verlenging of beëindiging van het huisverbod besproken. Dit laatst gebeurt tijdens het tweede overleg.

De overleggen in Almelo, Hengelo en Enschede vinden standaard plaats. Alleen als er geen huisverbod is worden de betrokken partijen door de procesmanager geïnformeerd dat het overleg niet doorgaat. De overige Twentse gemeenten laten hun afstemmingsoverleg hieraan voorafgaan (Tubbergen, Rijssen-Holten), sluiten aan bij één van de afstemmingsoverleggen of houden in samenspraak met de reclassering en BJZO op een ander moment een overleg (Losser, Oldenzaal en Dinkkelland). De procesmanagers van deze gemeenten roepen de partijen bij elkaar als een huisverbod is opgelegd. De meerderheid van de geïnterviewden geeft aan dat de twee afstemmingsoverleggen tijdens de tien dagen nuttig zijn en goed verlopen. Wel wordt opgemerkt dat, vooral in de beginperiode, medewerkers soms niet aanwezig waren bij de overleggen. Dit is volgens enkele geïnterviewden (procesmanagers, het maatschappelijk werk, de reclassering) nu nog te vaak het geval met BJZO. Nagenoeg alle geïnterviewden vinden dat er altijd een vertegenwoordiger van de instellingen aanwezig moet zijn. Meerdere gesproken medewerkers van het maatschappelijk werk, de reclassering en BJZO geven aan dat de planning af en toe krap is als in alle drie gemeenten huisverboden zijn. Vooral gezien het Hulpverlening 23

feit dat overleggen nogal eens uitlopen en vanwege de benodigde reistijd. Ook wordt opgemerkt dat het bijwonen van alle overleggen veel tijd kost. Door enkele procesmanagers wordt aangegeven dat zou moeten worden besproken wat gedaan wordt met de afstemmingsoverleggen als er feestdagen binnen de tien dagen vallen. Als een afstemmingsoverleg hierdoor vervalt of wordt verplaatst komt de planning in gevaar.

4.6 Samenwerking

Bij de uitvoering van het huisverbod is samenwerking en afstemming zeer belangrijk. Binnen tien dagen moet door de betrokken partijen veel werk worden verzet, hetgeen alleen kan als alle partijen goed meewerken. De samenwerking met de maatschappelijk werkinstellingen wordt door alle geïnterviewden zeer goed genoemd. Zij zijn ook goed bereikbaar en bijna altijd aanwezig tijdens de overleggen. Door enkele geïnterviewden (procesmanager en medewerker van de reclassering) wordt opgemerkt dat maatschappelijk werk in het kader van het huisverbod soms meer systeemgericht zou moeten denken. In hun reguliere werk is het maatschappelijk werk gewend de hulpvraag van de cliënt als uitgangspunt te nemen. Het huisverbod vergt echter een andere manier van werken: er moet worden gekeken wat het beste is voor het hele systeem (achterblijver èn uithuisgeplaatse èn kinderen) Hulpverlening op zich is niet het doel, maar een middel om het huiselijk geweld te stoppen.

In de beginperiode was de bereikbaarheid en aanwezigheid van de reclassering bij de afstemmingsoverleggen onvoldoende. Daarnaast zorgde de wijze waarop de drie reclas- seringsinstellingen zich hadden georganiseerd voor onduidelijkheden bij de overige partijen. Dit zijn volgens geïnterviewden echter opstartproblemen. Over de huidige samen- werking met de reclassering zijn de geïnterviewden zeer te spreken.

Hoe de samenwerking met BJZO verloopt hangt volgens de meeste geïnterviewden die contact hebben met BJZO (enkele procesmanagers en meerdere medewerkers van het maatschappelijk werk en de reclassering) sterk af van de betreffende medewerker bij BJZO. In een deel van de gevallen verloopt het goed en wordt samengewerkt met de andere partijen. In andere casussen is er volgens deze geïnterviewden sprake van een stroeve samenwerking met BJZO. Het gevoel dat alle partijen één doel voor ogen hebben ontbreekt volgens hen. Ook wordt genoemd dat BJZO te vaak niet aanwezig is bij overleggen of zich beroept op interne procedures en afspraken.

Door enkele procesmanagers en reclasseringsmedewerkers wordt opgemerkt dat de samenwerking en het contact met de tweedelijns organisaties (Tactus verslavingszorg, De Tender, GGZ instellingen) goed verloopt zolang het contact via de vaste contactpersonen loopt. Buiten deze contactpersonen om zijn medewerkers veelal niet voldoende op de hoogte van het huisverbod en afspraken die zijn gemaakt. Ook wordt opgemerkt dat het moeilijk is in de samenwerking met de GGZinstellingen dat zij gericht zijn op het individu, terwijl de aanpak van huiselijk geweld systeemgericht is.

Uit de gesprekken blijkt dat de partijen over het algemeen tevreden zijn over de samen- werking. Men is van mening dat er binnen een korte tijd met elkaar veel is georganiseerd om de uitvoering van het huisverbod goed te laten verlopen. Meerdere keren wordt genoemd dat een enthousiaste en gemotiveerde groep mensen is betrokken bij de uitvoering van het huisverbod. Na opstartproblemen - onduidelijkheden, de bereikbaarheid van de partijen, afwezigheid tijdens overleggen - loopt het steeds beter en weten de partijen elkaar nu goed te vinden.
24 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

5. AFLOOP HUISVERBOD

Het huisverbod loopt in principe na tien dagen af, maar kan door de burgemeester worden verlengd. Na afloop van het huisverbod vindt overdracht plaats naar reguliere hulpverlening. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op verlenging van het huisverbod, overdracht naar reguliere hulpverlening en monitoring.

5.1 Verlenging

Een huisverbod kan worden verlengd als er sprake is van voortdurende dreiging. Dit kan onder meer het geval zijn als de uithuisgeplaatste geen hulpverlening accepteert of de hulpverlening aan de achterblijver tegenwerkt. Als er signalen zijn dat de veiligheid van de achterblijver(s) in gevaar is, kan een verlenging worden aangevraagd. Het huisverbod kan door de burgemeester worden verlengd met maximaal 18 dagen. De verlenging kan op elk moment in die periode weer worden ingetrokken wanneer de dreiging voor achterblijver(s) is verdwenen.

Tijdens het tweede afstemmingsoverleg bespreken de betrokken partijen het Plan van Aanpak. Tijdens dit overleg geeft iedere partij ook aan in hoeverre er nog dreiging is van gevaar. Op basis hiervan stelt de procesmanager een advies op over wel of niet verlengen van het huisverbod. In sommige gemeenten wordt het advies in nauwe samenwerking met een juridisch medewerker opgesteld, terwijl in andere gemeenten het door de procesmanager opgestelde advies wordt voorgelegd aan een jurist. Enkele procesmanagers merken op dat in het geval van mogelijke verlenging het voor een goede inschatting van belang is dat de uithuisgeplaatste wordt gehoord. Zo bezoekt de procesmanager van de gemeente Almelo de uithuisgeplaatste en de achterblijver om ze te informeren en een gesprek te hebben over mogelijke verlenging. Ook de procesmanager van de gemeente Tubbergen bezoekt bij een advies tot verlenging of in twijfelgevallen de achterblijver en uithuisgeplaatste. In de gemeente Hengelo hoort de juridisch medewerker de uithuis- geplaatste.

Als het advies is opgesteld wordt de burgemeester geïnformeerd en wordt het advies aan hem voorgelegd. Als de burgemeester het eens is met de verlenging tekent hij de beschikking. De beschikking wordt vervolgens aan de uithuisgeplaatste overhandigd. Geïnterviewde politiemedewerkers geven aan graag op de hoogte te willen worden gebracht als er een verlenging van het huisverbod is. De terugkoppeling over intrekking of verlenging naar de politie is nog niet voldoende geregeld. Om vast te kunnen stellen of het huisverbod wordt overtreden is het voor de politie essentieel dat zij wordt geïnformeerd.

5.2 Overdracht reguliere hulpverlening

Tijdens het huisverbod is er sprake van intensieve begeleiding van uithuisgeplaatste, achterblijver en eventuele kinderen. Zij hebben contact met politie, het maatschappelijk werk, de reclassering, BJZO en soms de procesmanager. Meerdere geïnterviewden merken op dat het van belang is dat deze aandacht niet abrupt stopt bij beëindiging van het huisverbod. Door meerdere geïnterviewden van verschillende instellingen wordt aangegeven dat zij tevreden zijn met hetgeen binnen korte tijd is georganiseerd voor de tien Afloop huisverbod 25

dagen van het huisverbod. Een belangrijk aandachtspunt is echter de hulpverlening en coördinatie na het huisverbod.

Overdracht
Het maatschappelijk werk draagt de hulpverlening aan de achterblijver zo nodig intern over naar het reguliere maatschappelijk werk, waarbij de cliënt met voorrang wordt behandeld. Ook wordt wel doorverwezen naar ander instanties, zoals GGZ (Dimence, Mediant) en Tactus verslavingszorg. Van belang is dat de cliënten bij de instanties waarnaar ze worden verwezen niet op een wachtlijst belanden. De reclassering beëindigt na afloop van het huisverbod het contact met de uithuisgeplaatste. Alleen als er sprake is van een juridisch kader, een verplicht reclasseringscontact, heeft de reclassering in principe nog contact met de cliënt. In de praktijk zijn er echter ook na de tien dagen nog enige contactmomenten. Daarnaast wordt doorverwezen naar Tactus verslavingszorg en De Tender (poli- en dagkliniek voor forensische psychiatrie en psychotherapie). Tactus heeft sinds kort een verslavingspoli. Als een pleger van huiselijk geweld/een uithuisgeplaatste daar wordt aangemeld moeten binnen tien dagen twee gesprekken worden gehouden. Er worden echter (nog) weinig plegers bij deze poli aangemeld. Dit komt volgens een geïnterviewde van de reclassering omdat niet iedereen hiervan op de hoogte is. Er is afgesproken dat bij doorverwijzing van de uithuisgeplaatste naar de Tender binnen het kader van het huisverbod, het oriënterend gesprek binnen enkele dagen plaatsvindt. Volgens De Tender meldde de reclassering de uithuisgeplaatste in de beginperiode te laat aan, waardoor deze in het reguliere traject terechtkwam en na ongeveer drie weken een eerste gesprek volgde. De gesproken reclasseringsmedewerkers en De Tender geven aan dat het nu goed loopt. Wel geven enkele geïnterviewden (een procesmanager en een reclasseringsmedewerker) aan dat de vervolghulpverlening laat op gang komt. BJZO blijft bij de casus betrokken in het geval een indicatie is vastgesteld. Zij is dan casemanager en volgt of de indicatie goed wordt uitgevoerd.

Coördinatie
Uit de gesprekken met de procesmanagers, medewerkers van het maatschappelijk werk, de reclassering en BJZO blijkt dat de coördinatie van de hulpverlening aan het systeem na beëindiging van het huisverbod niet duidelijk is geregeld. De hulpverlenende partijen die nog betrokken zijn bij de casus blijven de casus veelal volgen voor het gedeelte waarvoor zij hulp verlenen. Dit betekent dat zicht op het gehele systeem en afstemming van de hulpverlening na beëindiging van het huisverbod vaak is verdwenen. Alle geïnterviewden geven aan dat de coördinatie na het huisverbod een belangrijk aandachtspunt is. Enkele geïnterviewden merken op dat zou kunnen worden afgesproken dat tijdens het tweede afstemmingsoverleg per casus wordt vastgesteld wie de coördinatie op zich neemt. Anderen geven aan dat de reclassering of het maatschappelijk werk de coördinatie na het huisverbod zou kunnen doen. Daarbij wordt opgemerkt dat de casuscoördinatie dan niet bij Team Vroeghulp moet liggen, maar bij het reguliere maatschappelijk werk. Duidelijk is in ieder geval dat ook na het huisverbod sprake moet zijn van coördinatie en dat heldere afspraken moeten worden gemaakt wie dit gaat doen. Dit zou volgens betrokkenen expliciet onderdeel moeten worden van het Plan van Aanpak.

5.3 Monitoring na huisverbod

De geïnterviewden geven aan dat in veel gevallen het systeem ­ uithuisgeplaatste, achterblijver en eventuele kinderen - na afloop van het huisverbod zou moeten worden gevolgd. Momenteel zijn er geen duidelijke, eenduidige afspraken over de monitoring van de hulpverlening. In de verschillende gemeenten wordt er divers mee omgegaan. Het 26 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

monitoren van een casus na afloop van het huisverbod zou volgens enkele geïnterviewden kunnen worden ondergebracht bij de procesmanagers of de reguliere zorgteams. Momenteel wordt in enkele gevallen na een bepaalde tijd een casus weer besproken. De betrokken partijen worden nog eens bij elkaar geroepen om na te gaan hoe het gaat, of er nog hulpverlening is en welke partijen er bij betrokken zijn. Ook worden soms beëindigde huisverboden geëvalueerd tijdens het casuïstiekoverleg huiselijk geweld. Uit de gesprekken met alle geïnterviewden blijkt in ieder geval dat duidelijk afspraken moeten worden gemaakt. Momenteel wordt in sommige gemeenten in bepaalde gevallen wel gemonitord, maar wat hierover is afgesproken is bij de medewerkers van de reclassering, het maatschappelijk werk en BJZO onduidelijk. Monitoring zou standaard moeten gebeuren waarbij de procedure helder is vastgelegd. Ook de registratie na afloop van het huisverbod is volgens enkele geïnterviewden een aandachtspunt. Zij merken op dat de registratie van de hulpverlening aan het systeem zou moeten worden voortgezet in VIS2 of dat in een ander systeem de informatie wordt vastgelegd.

Afloop huisverbod 27

28 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

6. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

In de regio Twente is op 1 maart 2009 gestart met de toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod. Het huisverbod is bedoeld om huiselijk geweld verder terug te dringen. Het houdt in dat een pleger van huiselijk geweld in beginsel tien dagen zijn of haar woning niet meer in mag en in die periode ook geen contact mag opnemen met de partner en eventuele kinderen. De maatregel biedt de mogelijkheid om in een noodsituatie te voorzien in een afkoelingsperiode, waarbinnen de nodige hulpverlening op gang kan worden gebracht en escalatie kan worden voorkomen. Het huisverbod wordt in de vorm van een beschikking uitgereikt door de burgemeester of door de politie indien zij daartoe is gemandateerd. De burgemeester kan afhankelijk van de situatie het huisverbod verlengen tot maximaal 28 dagen.

Het Regionaal College heeft gevraagd om een evaluatie van de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod in Twente in de periode maart tot en met augustus 2009 door een extern bureau. De gemeente Enschede - centrumgemeente - heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL hiertoe opdracht gegeven. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Hoe is de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod in de Twentse gemeenten in het eerste halfjaar (de periode maart 2009 tot en met augustus 2009) verlopen? Doen zich hierin knelpunten voor? Zo ja, welke? Deze hoofdvraag is onderverdeeld in een aantal deelvragen.

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden hebben verschillende onderzoeksactiviteiten plaatsgevonden. Allereerst is relevante (schriftelijke) informatie verzameld. Vervolgens zijn 32 (groeps)gesprekken gehouden met 45 medewerkers van de politie (Basispolitiezorg (BPZ), Hulpofficieren van Justitie (HovJ)), procesmanagers van gemeenten, maatschappelijk werkinstellingen (Carint, Maatschappelijk werk noord west Twente (MwnwT) en Stichting Maatschappelijke Dienstverlening (SMD)), Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZO), de drie reclasseringsinstellingen (Leger des Heils, Reclassering Nederland (RN) en Tactus) en met de burgemeesters. Ten slotte zijn bij de Regiopolitie Twente en de procesmanagers van de gemeenten registratiegegevens opgevraagd en geanalyseerd.

Hieronder worden aan de hand van de onderzoeksvragen puntsgewijs de belangrijkste resultaten en conclusies weergegeven. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan: het opleggen van het huisverbod; de hulpverlening tijdens het huisverbod; en de afloop van het huisverbod.

6.1 Opleggen huisverbod

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het verloop van het opleggen van het huisverbod. De volgende onderwerpen komen aan bod: het aantal Hulpofficieren van Justitie (HovJ's); het inschakelen van de HovJ; het afnemen van het Risicotaxatie- instrument Huiselijk Geweld (RiHG); het mandaat; de samenloop met het strafrecht; en de inbeslagname van de huissleutels.

Het aantal HovJ's
· Bij aanvang is er in Twente voor gekozen om alle Officieren van Dienst (OvD's)/HOvJ's op te leiden en in te zetten voor de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod.
Samenvatting en conclusies 29

· Vanwege het grote aantal in te zetten HovJ's wordt weinig ervaring opgedaan met het huisverbod. Daarnaast blijkt dat een huisverbod veel tijd kost. · Vanaf periode 11 (oktober) wordt gewerkt met een pool van 21 HOvJ's die kunnen worden ingezet voor het huisverbod.

Het inschakelen van de HovJ
· Uit de gesprekken blijkt dat het inschakelen van de HovJ door de BPZ nog niet consequent gebeurt.
· Er wordt opgemerkt dat het van belang is dat de BPZ alert is/blijft op het hanteren van de drie beoordelingscriteria.1 Aan zowel de kennis over huiselijk geweld als het (opleggen van een) huisverbod moet bij de BPZ en de HovJ's volgens geïnterviewden blijvend aandacht worden besteed.

Het afnemen van het RiHG
· Enkele geïnterviewden bij de politie geven aan dat in de beginperiode het RiHG niet altijd correct werd opgemaakt. Momenteel gaat het invullen van het RiHG volgens geïnterviewden beter, maar het blijft een aandachtspunt. · De leesbaarheid van het RiHG is vaak slecht. Dit komt door onleesbare handschriften, klein schrijven en het kopiëren en faxen van het RiHG. Enkele geïnterviewden merken op voorkeur te geven aan een gedigitaliseerde versie. · De verwachting is dat door de kleinere groep HovJ's die ingezet gaat worden, het RiHG op een meer uniforme wijze zal worden ingevuld.

Het mandaat
· Tussen de verschillende gemeenten en burgemeesters in Twente is vanaf het begin discussie geweest of er sprake moest zijn van volmandaat of ondertekenings- mandaat. Uit de gesprekken wordt duidelijk dat alle burgemeesters het huisverbod zien als iets dat diep ingrijpt in de privé situatie van de betrokken en daarom zeer zorgvuldig dient te worden toegepast. · De meeste burgemeesters merken tijdens het interview op dat zij zich afvragen of het opleggen van een huisverbod wel een bevoegdheid van de burgemeester moet zijn en niet eerder bij justitie zou moeten liggen. · Enkele burgemeesters zijn van mening dat de voorbereiding voor deze belangrijke nieuwe taak te summier is geweest en dat zij hierover eerder en uitgebreider hadden moeten worden geïnformeerd.
· De meeste burgemeesters zijn voor één vorm van mandatering. Het blijkt echter dat een aantal na de ervaringen in het eerste halve jaar blijvend voorstander zijn van een ondertekeningsmandaat, terwijl anderen een voorkeur blijven houden voor een volmandaat.
· De meeste burgemeesters pleiten voor het op elektronische wijze via de mobiele telefoon opleggen van een huisverbod vergelijkbaar met een IBS, waardoor het opleggen nog efficiënter kan plaatsvinden.

De samenloop met het strafrecht · Bij het merendeel van de huisverboden is er in beginsel sprake van samenloop met het strafrecht (87%).

1 De drie beoordelingscriteria zijn: Is er sprake van (dreigend) huiselijk geweld; Wordt het geweld veroorzaakt door iemand die in het huis woont of daar anders dan incidenteel verblijft; Is de persoon van wie de dreiging uitgaat meerderjarig. 30 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

Huissleutels
· De politie geeft aan dat is afgesproken dat zij de huissleutels van de uithuis- geplaatste inneemt en aan de achterblijver geeft. · Alle geïnterviewden merken op dat zich het afgelopen halfjaar, afgezien van enkele bijzondere gevallen, geen structurele problemen hebben voorgedaan op dit gebied. · Ongeveer de helft van de betrokkenen vindt dat de sleutels niet aan de achterblijver zouden moeten worden gegeven, maar dat de politie ze in bewaring moet nemen.

Verbeterpunten:
· het inschakelen van de HovJ door de BPZ · het invullen en de leesbaarheid van het RiHG

6.2 Hulpverlening

Hieronder wordt aandacht besteed aan de hulpverlening tijdens het huisverbod. Achtereen- volgens gaat het om: het inschakelen van het maatschappelijk werk, de reclassering en BJZO; het plan van aanpak; het contact met c.q. de hulpverlening aan achterblijver(s), uithuisgeplaatste en kind(eren); de samenwerking c.q. communicatie tussen de betrokken partijen; de tijdsinvestering van betrokken partijen; de naleving van het huisverbod; en de registratie van de uitvoering van het huisverbod.

Het inschakelen van het maatschappelijk werk · Het maatschappelijk werk streeft naar een warme overdracht van HovJ naar het maatschappelijk werk. Dit gebeurt in de praktijk echter vrijwel niet. Vaak is de HovJ alweer op het politiebureau als maatschappelijk werk arriveert. · Meerdere geïnterviewden - procesmanagers en medewerkers van maatschappelijk werk - geven aan dat de HovJ niet zou moeten wachten met contact opnemen met het maatschappelijk werk tot het huisverbod daadwerkelijk is opgelegd. Als de kans groot is dat een huisverbod gaat worden opgelegd zou het maatschappelijk werk al kunnen worden geïnformeerd. · Meerdere geïnterviewden van het maatschappelijk werk geven aan dat het zeer belangrijk is dat zij direct naar de achterblijver toegaan om de situatie ter plekke te zien. Doordat zij dan de thuissituatie zien, krijgen zij een completer beeld. Daarnaast staat de achterblijver meer open voor hulpverlening op het moment van de crisis.

Het inschakelen van de reclassering · De reclassering wordt geïnformeerd door het maatschappelijk werk. Bij een huisverbod dat 's avonds of 's nachts is opgelegd is het voor een goede overdracht van belang dat - naast een eventueel ingesproken voicemail - de volgende ochtend ook telefonisch contact plaatsvindt.

Het inschakelen van het Bureau Jeugdzorg Overijssel · Het informeren van Bureau Jeugdzorg is volgens meerdere geïnterviewden, vooral in de beginperiode, niet consequent gebeurd. · Volgens enkele geïnterviewden is een belangrijk aandachtspunt dat HovJ's, als een huisverbod is opgelegd en er kinderen aanwezig zijn, altijd contact moeten opnemen met BJZO.

Samenvatting en conclusies 31

Het Plan van Aanpak voor achterblijver(s), uithuisgeplaatste en kind(eren) · Volgens enkele geïnterviewden (procesmanagers, maatschappelijk werk) verloopt het aanleveren en verwerken van de informatie voor het Plan van Aanpak nog niet altijd goed. Elke partij levert het op zijn eigen manier aan, waardoor het lastig is de informatie in één Plan van Aanpak te verwerken. · Voor alle partijen moet helder zijn welke (inhoudelijke) informatie wel of niet in het Plan van Aanpak moet worden vermeld. Hierover moet meer duidelijkheid komen.
· Er is behoefte aan een uniform format voor het Plan van Aanpak.

Het contact met/de hulpverlening aan achterblijver(s), uithuisgeplaatste en kind(eren) · Er is afgesproken dat het maatschappelijk werk tijdens het huisverbod minimaal drie keer face to face contact heeft met de achterblijver (inclusief de crisisopvang en het gezinsgesprek). Alle geïnterviewden bij maatschappelijk werk geven aan dat er in de praktijk vaker contact is. · De afspraak is dat de reclassering tijdens het huisverbod vijf keer face tot face en vijf keer telefonisch contact heeft met de uithuisgeplaatste. Alle geïnterviewden bij de reclassering geven aan dat dit te vaak is. Enkele geïnterviewden merken op dat het beter zou zijn als de reclassering na de tien dagen nog enkele contactmomenten zou hebben.
· BJZO heeft tijdens de tien dagen van het huisverbod minimaal één keer een persoonlijk gesprek met de achterblijver en de kinderen. Tijdens het gesprek wordt een inschatting gemaakt van de situatie van de kinderen. Afhankelijk van de casus wordt één gezamenlijk gesprek of worden twee aparte gesprekken gehouden met achterblijver en kinderen.

De samenwerking c.q. communicatie tussen de betrokken partijen · Uit de gesprekken blijkt dat de partijen over het algemeen tevreden zijn over de samenwerking. Na opstartproblemen (onduidelijkheden, bereikbaarheid, afwezig- heid van partijen tijdens overleggen) weten de partijen elkaar nu goed te vinden en wordt samengewerkt om de hulpverlening aan het systeem te organiseren. · Door meerdere geïnterviewden wordt opgemerkt dat de samenwerking met BJZO niet altijd optimaal is, wisselend verloopt en sterk persoonsafhankelijk is.

De tijdsinvestering van betrokken partijen · De uitvoering van het huisverbod is volgens alle betrokkenen zeer arbeidsintensief. De meeste geïnterviewden geven aan (per instelling) ongeveer 20 à 25 uur aan een huisverbod te besteden.
· Crisiswerk brengt pieken en dalen met zich mee. Dit maakt het voor een instelling lastig voldoende capaciteit beschikbaar te stellen. · De overige (reguliere) werkzaamheden raken in het gedrang door het huisverbod. De vraag is welke consequenties dit na verloop van tijd heeft.

De naleving van het huisverbod · In de periode maart tot en met augustus 2009 is het huisverbod volgens de politie zes keer overtreden, terwijl de Twentse gemeenten aangeven dat er acht over- tredingen zijn geweest. Deze discrepantie is het gevolg van inconsequente registratie.

De registratie van de uitvoering van het huisverbod · In de regio Twente is gekozen voor het gebruik van VIS2 als informatieknooppunt bij de uitvoering van het huisverbod. 32 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

· De gemeenten Almelo en Enschede hebben het afgelopen half jaar gebruik gemaakt van VIS2, terwijl in de overige gemeenten momenteel nog scholing wordt gegeven. · Uit de gesprekken komt naar voren dat VIS2 een waardevol hulpmiddel is om informatie met elkaar uit te wisselen over het proces en hulpverlening op elkaar af te stemmen. Wel is van belang dat met elkaar wordt afgesproken in hoeverre inhoudelijke informatie in VIS2 moet worden gezet. · De reclassering kan in hun registratiesyteem geen informatie over huisverboden die niet samenlopen met het strafrecht vastleggen. Hier moet een oplossing voor komen.

Verbeterpunten:
· de warme overdracht van HovJ naar het maatschappelijk werk · het inschakelen van BJZO door de HovJ · het aanleveren en verwerken van de informatie voor het Plan van Aanpak · de samenwerking met BJZO
· duidelijkheid over informatie die in VIS2 moet worden gezet · de registratie bij de reclassering van huisverboden die niet samenlopen met het strafrecht

6.3 Afloop Huisverbod

Na tien dagen loopt het huisverbod af. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan: het opstellen van het advies over het al dan niet verlengen van het tijdelijk huisverbod; de overdracht naar reguliere hulpverlening na afloop huisverbod; de afspraken over verdere monitoring van de reguliere hulpverlening na afloop van het huisverbod.

Het opstellen van het advies over verlenging · Enkele procesmanagers merken op dat het van belang is dat de uithuisgeplaatste bij een eventuele verlenging altijd wordt gehoord. · De geïnterviewde politiemedewerkers geven aan dat terugkoppeling over intrekking of verlenging van het huisverbod nog niet voldoende is geregeld. · De politie geeft aan dat er in het eerste half jaar zes huisverboden zijn verlengd, terwijl de Twentse gemeenten het hebben over 23 verlengingen.

De overdracht naar reguliere hulpverlening na afloop huisverbod · Tijdens het huisverbod is er sprake van intensieve begeleiding van uithuis- geplaatste, achterblijver en eventuele kinderen. Volgens alle geïnterviewden is van belang dat deze aandacht niet abrupt stopt bij beëindiging van het huisverbod. · Uit de gesprekken blijkt dat de coördinatie van de hulpverlening aan het systeem na beëindiging van het huisverbod niet structureel is geregeld. · Duidelijk is dat de coördinatie na het huisverbod moet worden voortgezet en dat heldere afspraken moeten worden gemaakt wie dit gaat doen.

De afspraken over monitoring van de reguliere hulpverlening na afloop huisverbod · Uit de gesprekken blijkt dat duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over monitoring. Het monitoren gebeurt in enkele gemeenten soms wel, maar de procedure moet formeel worden vastgelegd. Samenvatting en conclusies 33

Verbeterpunten:
· het informeren van de politie over een verlenging · de coördinatie van de hulpverlening aan het systeem na beëindiging van het huisverbod
· monitoring na het huisverbod

6.4 Ten slotte

Uit de gesprekken blijkt dat alle bij de uitvoering betrokken partijen - politie, de drie maatschappelijk werkinstellingen, de drie reclasseringsinstellingen, Bureau Jeugdzorg, de procesmanagers en de burgemeesters ­ positief zijn over het huisverbod. In een korte tijd heeft men gezamenlijk een grote inzet gepleegd om de uitvoering van het huisverbod goed te laten verlopen. Door een sterk gemotiveerde groep personen uit verschillende disciplines wordt nauw samengewerkt om binnen tien dagen de hulpverlening op gang te brengen. Daar waar het voorheen veel moeite en tijd kostte partijen bij elkaar te krijgen en de hulpverlening op elkaar af te stemmen, zorgt het huisverbod ervoor dat binnen korte tijd alle partijen aan tafel zitten.

De geïnterviewden geven aan dat in de uitvoering nog wel enkele aandachts- en verbeterpunten zijn. Zo is een belangrijk aandachtspunt het (tijdig) inschakelen van de HovJ, het maatschappelijk werk en BJZO. Ook moet (blijvend) aandacht worden besteed aan het invullen en de leesbaarheid van het RiHG. Daarnaast moet er duidelijkheid komen over de informatie die in het Plan van Aanpak moet worden opgenomen. Ook moet voor alle partijen helder zijn in hoeverre inhoudelijke informatie in VIS2 moet worden geplaatst. Hierover dienen gezamenlijke afspraken te worden gemaakt. Tevens dient de samen- werking met BJZO te worden verbeterd. Verder is de coördinatie van/en de hulpverlening na het huisverbod een belangrijk aandachtspunt. Voor een goede continuering is het van belang alert te blijven, de aandacht niet te laten verslappen en bij de uitvoerende medewerkers permanent te zorgen voor voldoende kennis over huiselijk geweld en de uitvoering van het huisverbod.

34 INTRAVAL - Procesevaluatie Huisverbod Twente 2009

Agendaformulier

DATUM: 25-11-2009 STATUS: Ter instemming AGENDAPUNT: E.2.a. ONDERWERP: RIEC

INGEBRACHT DOOR Korpsleiding Proceseigenaar
Directeur
Stafhoofd
CIO
Regionaal College Korpsbeheeder

AFDELING / BUREAU RIEC

STELLER W.Pelgrom

OVERLEGVORM RMT d.d. Overlegvergadering OR d.d. Beheersdriehoek d.d. Regionaal College d.d. DB Regionaal College d.d.

SAMENVATTING Na het ondertekenen van de intentieverklaring om te komen tot een convenant is in het proces met name doorgewerkt aan de opstelling van de strategienota, het jaarplan en het beheerdocument. De werkzaamheden waren er vooral op gericht in alle drie de politeregio's (TIJN) op hetzelfde niveau te komen. Alle documenten om in de college's van B en W het vervolg besluit te kunnen nemen zijn aangeleverd. Voorgesteld wordt kennis te nemen van het jaarplan, de strategienota en de brief aan de regionale beheersdriehoek en overgaan tot ondertekening van het convenant nadat de afzonderlijke colleges van B&W hebben ingestemd met het convenant. Er wordt naar toe gewerkt de besluitvorming voor 7 december in de gemeenten gereed te hebben, zodat de ondertekening op 7 december kan plaats vinden. Met positief advies van het DB voorgelegd aan het RC.

Pag. 1 van 2

Agendaformulier

BIJ DIT ADVIES BETROKKEN AFDELINGEN / CONTACTPERSO(O)N(EN) Beleid & Strategie
Personeel (P) Middelen (F) Informatiemanagement (I) Communicatie (C) "Blauw" / werkvloer

Reputatie Effect Paragraaf "REP" (geef aan of REP c.q. vereenvoudigde variant is toegepast en wat de consequenties daarvan zijn)

BESLISPUNTEN: Kennis nemen jaarplan, strategienota en de brief aan de beheersdriehoek. Convenant onderteken na besluitvorming in de college's van B en W.

Pag. 2 van 2

AGENDAPUNT E.2.b

Oost-Nederland

Aan : De adviseurs van de de korpsbeheerders Twente, IJsselland en Twente Van: Heersink/Pelgrom RIEC ON Datum: 20-11-2009

Betreft : Toelichting besluitvorming bestuurlijke aanpak t.a.v. deelnemende gemeenten

Collega's

Vanuit de regio IJsselland is om toelichting gevraagd, ondersteunend aan de besluitvorming, bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit, ten aanzien van taken en verantwoordelijkheden voor gemeenten bij deelname aan het RIEC ON.

Ter verduidelijking worden in deze notitie enkele onderwerpen toegelicht en geadresseerd naar taken en verantwoordelijkheden.

Convenant RIEC ON
Het convenant is gebaseerd op het voor RIEC's geldende landelijke modelconvenant en juridisch getoetst op met name de mogelijkheden van samenwerking en de privacyaspecten van informatie-uitwisseling. Gemeenten wordt gevraagd dit convenant te ondertekenen. De consequenties van medeondertekening zijn:

a. Taken
Uit het convenant vloeit geen taakverplichting voort aan gemeenten. In voorkomende gevallen van vermoedens van crimineel handelen of inmenging in een gemeente zal door het RIEC aan desbetreffende gemeenten een reëel risicobeeld worden geschetst en een toepasbaar handelingsperspectief. Hieronder wordt mede verstaan een voorstel tot geïntegreerde aanpak waarbij betrokken partijen hun gezamenlijke inspanning kunnen afwegen.

b. Verantwoordelijkheden
Daar waar RIEC inspanningen en geleverde inzichten leiden tot een voorstel tot geïntegreerde aanpak blijven de bestaande verantwoordelijkheden van bestuursorganen en deelnemende organisaties in tact. De aanpak vindt plaats op basis van gelijkwaardige samenwerking.

RIEC Oost-Nederland Bezoekadres: Algemeen telefoonnummer: 0546-541674 Postbus 331 Twentepoort Oost 10 www. riecnet.nl 7600 AH Almelo
1

Ons kenmerk: Datum: 28 september 2009 Pagina: 2

Financiering BIBOB
Uit gesprekken met gemeenten is gebleken dat er enige verwarring bestaat over de gevraagde financiële bedrage aan het RIEC ON. Hier wordt benadrukt dat: o Het RIEC wordt gedurende de pilotperiode gefinancierd op basis van co-financiering, oplopend van een bijdrage van het ministerie van BZK, van 150.000 in 2008 tot 500.000 in 2011. De RIEC partners brengen specifieke expertise in werkgroepen, in de analyseomgeving en projecten. Gemeenten vullen een deel van de cofinanciering door inbreng van de middelen voor aanstelling van de BIBOB accountmanagers bij het RIEC en door deelname in projecten. o Voor 2010 is de financiering conform eerdere besluitvorming. De besluitvorming over de verdeelsleutel voor 2011 (verdeelsleutel 1: 0,20 per inwoner voor de drie grote gemeenten en 0,10 per inwoner voor de overige gemeenten of verdeelsleutel 2: 0,15 per inwoner voor iedere gemeente) dient nog plaats te vinden. Dit besluit wordt in februari 2010 genomen in het Regionale College bij de integrale afweging van middelen vanaf 2011 voor verschillende regionale samenwerkingsverbanden (Platform Integrale Veiligheidszorg en Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing). o De verdeling van de BIBOB gelden over de drie regio's is als volgt: Regio Twente 93.300 (622.000 inwoners); Regio IJsselland 75.750 (505.000 inwoners), Regio Noord-Oost Gelderland 121.650 (811.000 inwoners). Dit bedrag gebaseerd is op inzet van 2,5 fte ten behoeve van ondersteuning en toepassing van de BIBOB aan alle gemeenten in het RIEC ON gebied. o Voor de gevraagde bijdrage kunnen gemeenten onbeperkt beroep doen op BIBOB ondersteuning. o Aan het einde van de pilotperiode (eind 2011) zal de effectiviteit van de toepassing gezamenlijk met de deelnemende gemeenten worden geëvalueerd; als basis voor nadere besluitvorming over eventuele voortzetting en (financiële) condities. o Voor overige RIEC taken wordt geen financiële bijdrage gevraagd.

Oost-Nederland

Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost-Nederland Jaarplan 2009 ­ 2011

§1 Inleiding
In 2008 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de lancering van het programma `Bestuurlijke aanpak van georganiseerde misdaad' een belangrijke stap gezet in de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. De gedachte van dit programma is dat door optimalisering van bestuurlijke aanpak kan bijdragen aan een adequate bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Een belangrijk onderdeel van het programma is de vorming van Regionale Informatie en Expertisecentra (RIEC's). Deze kennisnetwerken richten zich op een innovatieve bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Beoogd wordt te komen tot een landelijk dekkend netwerk van centra in 2009. De interregionale beheersdriehoek Twente, IJsselland en Noord- en Oost-Gelderland deelt de zorg van de Minister en volgt haar initiatief. Eind 2008 heeft de interregionale beheersdriehoek opdracht gegeven RIEC Oost-Nederland (RIEC ON) in te richten en te operationaliseren.
Het RIEC ON is opgezet als een netwerkorganisatie waarin de volgende partners samenwerken: de 47 gemeenten1 in het gebied, de provincies Overijssel en Gelderland, het Openbaar Ministerie, de politie, de Bovenregionale Recherche Noord- en Oost Nederland (BRNON), de Belastingdienst, de FIOD-ECD en de SIOD. De samenwerking binnen het RIEC ON is gefundeerd op een convenant

1 Het RIEC ON werkt tevens intensief samen met de partners die deelnemende aan het interventieprogramma van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, regionaal vertegenwoordigd door de Regionale Coördinatiepunten Fraudebestrijding Overijssel en Gelderland/Flevoland.

Jaarplan 2009 ­ 2011

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

waarin afspraken zijn vastgelegd over de juridische kaders voor de uitwisseling, bewerking en verwerking van informatie2. De convenantpartners verplichten zich over en weer met inachtneming van de wettelijke bepalingen die informatie te verstrekken die nodig is om de samenwerking effectief en efficiënt te laten verlopen. De informatie-uitwisseling wordt bepaald door de wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elke partner afzonderlijk (sectorale wetgeving) en door het wettelijk kader voor de verwerking van persoonsgegevens. De partners zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van gemaakte werkafspraken en maken daartoe zonodig capaciteit vrij om opvolging te geven aan informatie uit het RIEC ON.

§1.1 Doel
Het doel van de RIEC's is om in een netwerkstructuur van relevante partners informatie, kennis en ervaringen uit te wisselen en interdisciplinaire samenwerking te bevorderen. Getracht wordt om te voorkomen dat criminelen doordringen in de bovenwereld, crimineel geld investeren in de legale economie en zich een positie verwerven in de maatschappij. In het actieprogramma zijn daarbij de volgende thematische aandachtsgebieden afgesproken: vastgoedfraude, georganiseerde hennephandel, mensenhandel en witwassen. Daarnaast biedt het actieprogramma ruimte voor de aanpak van specifieke lokale en regionale criminaliteitgerelateerde problemen. Het RIEC ON zoekt deze couleur locale in specifiek lokaal- regionaal fenomenenonderzoek en specifieke lokaal-regionale knelpunten van onderzoek naar georganiseerde criminaliteit.
Vanuit het RIEC Oost Nederland wordt de ondersteuning aan gemeenten verleend voor het borgen van de bestuurlijke aanpak, in het bijzonder de inzet van het Bibob instrumentarium.

2 Als eerste stap naar een convenant hebben de RIEC-partners op 22 juni 2009 een intentieverklaring tot samenwerking ondertekend.
2

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

In onderstaand schema staat welke activiteiten zijn/worden uitgevoerd om tot operationalisering van het RIEC ON te komen:
Wat Resultaat Planning/Realisatie Instellen Stuurgroep Interregionale beheersdriehoek TIJN R 2008 Aanstellen begeleidingsgroep Begeleidingsgroep RIEC Oost-Nederland R 10-6-09 Vaststellen strategienota R 9-9-09 Aanstellen Ontwikkelgroep Besluit begeleidingsgroep 10-6-09 R 10-6-09 Werkgroep BIBOB P 01-10-09 Privacy P 01-10-09 Bestuurlijk Strategische analyse P 01-10-09 Casusoverleg P 01-10-09 Informeren Regionale Colleges Twente R 23-3 en 18-5-09 IJsselland R 11-2-09 Noord- en Oost-Gelderland R 26-3-09 (DB) Informeren districtelijke Achterhoek R 18-9-09 Driehoeken
Zutphen R 12-6-09 Apeldoorn P 3e kwartaal 09 Noord- West Veluwe P 3e kwartaal 09 Organiseren startcongres Startcongres (in aanwezigheid minister van Binnenlandse Zaken) R 22-6-09 Ondertekening regionaal Ondertekening intentieverklaring R 22-6-09 convenant Oost-Nederland
Ondertekening regionaal samenwerkingsconvenant P 4e kwartaal 09 Onderzoek en vaststellen privacymodel P 4e kwartaal 09 Vaststellen communicatiestrategie P 4e kwartaal 2009 Inrichting RIEC huisvesting Kantoor Magna Porta, Twentepoort West 10 te Almelo R 4e kwartaal 08 Aanstellen kernteam
Manager, beleidsmedewerker, coord. Bibob en R 4e kwartaal 08 Projectcoördinator

Analyse en onderzoek (Adhoc) P w a rtaal 0 9 4e k
Privacy Privacymelding bij het CBP P 4e kwartaal 09 Bedrijfsvoering Vaststellen bedrijfsprocessen P 4e kwartaal 09 Functiebeschrijvingen P 1e kwartaal 10

3

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

§2 Van strategie naar taken In 2009 is een strategienota verschenen, waarin de missie, visie en strategische doelen van het RIEC ON zijn beschreven. In dit jaarplan worden de strategische doelen vertaald naar concrete activiteiten voor 2009 (4de kwartaal) en 2010. In de RIEC ON strategienota 2009-2012 is een aantal pijlers benoemd waarop de uitvoering van de activiteiten van het RIEC ON wordt gebaseerd. Deze pijlers zijn:

- Bewustmaking: niet alle portefeuillehoudende bestuurders zijn zich bewust van de (onzichtbare) aanwezigheid, mate van ernst en de omvang van criminele fenomenen in hun eigen lokale situatie.

- Samenwerking: voor een netwerkorganisatie als het RIEC ON is doelgerichte samenwerking tussen ketenpartners van levensnoodzaak.
- Ontwikkelen en toepassen: de binnen het RIEC ON verworven kennis en inzichten wordt in de vorm van bestuurlijke rapportages vertaald naar beleid op gemeentelijk niveau, met voorstellen voor het verbeteren van het handelingsperspectief en het bereiken van concrete resultaten (inclusief monitoring en evaluatie).
- Innovatieve oplossingsrichtingen: het RIEC ON streeft naar innovatieve oplossingen en `productvernieuwing' van de analysegestuurde handhaving.
- Thematische aanpak: het RIEC ON kiest voor een thematische aanpak van criminele fenomenen en vraagstukken. De thema's zijn enerzijds landelijk aangegeven in het actieprogramma, anderzijds bepaalt de stuurgroep bepaalt lokaal-regionale thema's (couleur locale).
- Kennisbank: bestaande en beschikbare kennis, nieuwe inzichten en ervaringen worden verzameld in een kennisbank.

§2.1 Beïnvloeding van de omgeving Het RIEC ON moet goed ingevoerd zijn op het terrein van bestuurlijke, politiële, strafrechtelijke, fiscaal-economische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, in het bijzonder ten aanzien van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding. Dit vergt kennis van de volgende omgevingsfactoren (zie voor nadere uitwerking de strategienota 2009-2011):
- Politieke ontwikkelingen;
- Netwerkpartners;

- Kennisnetwerken;

- Criminele praktijken. In onderstaand schema zijn aan de pijlers van uitvoering en het beïnvloeden van de omgeving concrete activiteiten verbonden: 4

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

WAT HOE Planning/Realisatie Bewustmaking van bestuurders - 47 een-op-een-gesprekken met burgemeesters P 2009 en 2010 en beleidsmedewerkers van de
problematiek - 1 minicongres en 2 workshops P 4e kwartaal 2009

Samenwerking met partners - zichtbaarheid als linking pin door gerichte voortdurend mailing, bilaterale gesprekken, website en werkgroepen;

- benoemen van win-win-situaties per partner door P 4e kwartaal 2009 verkenning van informatie behoefte- en positie; Ontwikkelen en toepassen - ontwikkelen van een modelmatige aanpak van P 4e kwartaal 2009 RIEC taken;


- ontwikkelen format bestuurlijke rapportages; P 4e kwartaal 2009
- begeleiden bestuurlijke rapportages P 4e kwartaal 2009
· Van RIEC naar bestuur

· 2 rapportages van politieregio's (incl. BRNON) naar bestuur
Innovatieve oplossingsrichtingen - signaleren trends, fenomenen en knelpunten voortdurend
- vertaling naar innovatieve oplossingsrichtingen voortdurend Thematische aanpak - keuze van 2 landelijke thema's; · RIEC voorstel thema vastgoed 4e kwartaal 2009 · RIEC voorstel thema georganiseerde 1e kwartaal 2010 hennepteelt


- RIEC voorstel 1 lokaal thema, voorstel 2e kwartaal 2010 mensenhandel/vastgoed/prostitutie.


- Bestuurlijke verbinding interventiestructuur en interventieproject3 "Risicobedrijven; 2009 en 2010 Kennisbank - inrichten van een fysieke omgeving voor landelijke RIEC's registratie en ontsluiting van informatie; 2010-regionaal 2009
Reputatiemanagement - opstellen van een checklist Najaar 2009 reputatiemanagement4;

3 Betreft project dat gericht is op detectie risicobedrijven. Waar uitkomst raakvlakken vertoont met georganiseerde criminaliteit vindt overdracht plaats naar casusoverleg RIEC. 4 Een sterke reputatie is gefundeerd op vijf principes, te weten; zichtbaarheid,transparantie,onderscheid, consistentie en authenticiteit.

5

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

Schema Beïnvloeden omgeving:
Wat Hoe Planning/Realisatie Volgen politieke ontwikkelingen -media analyse voortdurend
-ontwikkelen bestuurlijk landelijk/regionaal netwerk
-overleg met departement (in RIEC verband) Partners - inventarisatie van belangen en win-win behoefte; voortdurend
-inventarisatie kennispositie voortdurend
-aansluiten van wetenschap en private kenniscentra voortdurend (denk aan brancheorganisaties) Kosten-baten-bewustzijn van - SMART formuleren van doelen en taken P jaarplan en bestuurders begroting 4e kwartaal 2009

- Verantwoording kosten en opbrengsten P Jaarverslag en financiële
verantwoording in 1e
kwartaal 2010 en 2011
Zichtbare overheid - formulering van een communicatieplan en P 4e kwartaal 2009 incidentenstrategie


- website www.riecnet.nl R juni 2009
- huisstijl en communicatiemiddelen R juni 2009
- brochure R juni 2009 structureren van de - Overlegvormen voortdurend volgens samenwerking benoemen van planning win-win-situaties; o begeleidingsgroep o ontwikkelgroep
o projectgroepen
Nieuwe vormen van - netwerkstructuur aanpassen aan voortdurend kennisontwikkeling internetmogelijkheden;


- kennis valideren door het opstellen van een P 1e kwartaal 2010 validatieprotocol;

Constateringen in de criminele - Beleidsadvisering ten aanzien van voortdurend praktijk waargenomen trends en fenomenen
- Beïnvloeden wetgeving op basis van bestuurlijke rapportages in landelijk RIEC verband en gericht advies aan partners.

6

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

§3 Taken
Om het gestelde doel te kunnen realiseren, zijn de volgende hoofdtaken voor het RIEC ON benoemd: het verzamelen, analyseren en verrijken van informatie en op basis daarvan adviseren van bestuur bij beleidsvorming en uitvoering van bestuurlijke handhaving van georganiseerde criminaliteit. Deze algemene taakstelling kan nader worden verdeeld over volgende taakvelden: §3.1 Taakvelden:
1. Adviseren
a. het gevraagd en ongevraagd adviseren van bestuursorganen en netwerkpartners over de ontwikkelingen van de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld in een gemeente en/of regio;
b. het informeren van netwerkpartners over relevante informatie die binnen het bestuursorgaan aanwezig is;
2. Analyseren en onderzoeken
a. Het maken van bestuurlijk/strategische analyses op basis van gegevens en informatie van netwerkpartners, verschillende handhavings- en opsporingsdiensten en kennisinstituten;
b. het ter ondersteuning van gemeenten verrichten van analyses die een beeld geven van de lokale verwevenheid tussen de onder- en bovenwereld; c. Het bieden van gelegenheid voor effectief casusoverleg 3. Ondersteunen en borgen
a. vertalen van kennis naar uitvoering, gericht op de concrete aanpak van de georganiseerde criminaliteit;
b. het ondersteunen van gemeenten bij het effectief toepassen van bestaande bestuurlijke instrumenten (met name BIBOB) c. het opbouwen en borgen van expertise over de aanpak van de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld;
d. effectmeting van adviezen en evaluatie van resultaten. §3.2 Resultaatgebieden
Aan de taakvelden kunnen de volgende resultaatgebieden worden gekoppeld, onder te verdelen naar zowel bestuurlijk-strategisch, beleidsmatig als uitvoerend niveau: 1. op bestuursniveau: het adviseren van het lokaal bestuur en RIEC partners over (preventieve en repressieve) interventiestrategieën op basis van concrete casussen; 2. op beleidsniveau: het ontwikkelen van instrumenten en interventiestrategieën mogelijk in het bijzonder voor sectoren en branches die niet onder de wet BIBOB vallen; 3. op beleidsniveau: het bieden van innovatieve oplossingsrichtingen; 4. op uitvoeringsniveau: het bieden van ondersteuning bij het operationaliseren van het handelingsperspectief (bevorderen bekwaamheid van gemeenteambtenaren). 7

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

§3.3 Activiteiten
Voor het bereiken van resultaten in de genoemde resultaatgebieden worden in 2009 en 2010 de volgende activiteiten uitgevoerd:
- Bestuurlijk-strategische analyses en bestuursrapportages o Inrichten van een werkgroep "Bestuurlijk-strategische analyses"; o Ontwikkelen van bestuurlijk-strategische analyses;
- Ontwikkelen van gebiedsgerichte en specifiek bestuursorgaan gerichte bestuursrapportages;

- Begeleiden van bestuurlijke rapportages uit de politieorganisaties naar het bestuur.


- Casuïstiek en vraagarticulatie o Inrichten van een werkgroep "Casuïstiek georganiseerde criminaliteit";
- Inventarisatie van actuele vraagstukken en ondersteuningsbehoefte;
- Behandeling van concrete casussen uit en door ketenpartners.


- Specifieke projecten en interventies o Ondersteunen van specifieke projecten;
- Inrichten van een projectpoule;
- Verkenning behoefte door expertmeeting met ketenpartners
- Ondersteuning door expertise


- Bestuurlijke aanpak met behulp van de wet BIBOB o 80 % van de 47 gemeenten wordt begeleid naar actueel beleid; o 80% van de 47 gemeenten ontvangt ondersteuning; o 100% van de 47 gemeenten neemt deel aan een regionale intervisie werkgroep, gericht op ontwikkeling en toepassing van de bestuurlijke aanpak; o Inventarisatie vraagbehoefte naar overige (te ontwikkelen) bestuurlijke instrumenten.

8

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011


- Ontwikkelen Euregionale samenwerking o Samenwerking professioneel netwerk Duitse instanties Bepalen netwerkpartners;
Verkennende gesprekken ten behoeve van de samenwerking; Miniconferentie over grensoverschrijdende criminaliteit.
- RIEC kennisatelier
o Inventarisatie onder netwerkpartners van kennisbehoefte en kennispositie; o Ontwikkelen en aanbieden van een samenhangend aanbod aan scholing, informatie en kennisateliers.
Wat Resultaat Planning/realisatie Gebiedsdekkende ondersteuning Regio Twente R 1-1-07 bij borging BIBOB4
Regio IJsselland R1-1-08 Regio Noord- en Oost-Gelderland P 1-1-10 Project criminele Ondersteunen proefproject in de regio Twente gericht op P 1-1-09 t/m 1-6-10 familiestructuren ontwikkeling van bestuurlijk handelperspectief en een overdraagbare methodiek
Casusoverleg Resultaten die voorkomen uit het project risicobedrijven5 met P 2009 en 2010 relaties naar hennep, witwassen, mensenhandel en vastgoed.

Periodiek casusoverleg op de thema's Vastgoed, georganiseerde hennepteelt, mensenhandel en witwassen volgens in 2009 te P per 4e kwartaal 09 ontwikkelen model.

Uitvoering thematische aanpak Operationele start thema 1 P start 1e kwartaal 10 Operationele start thema 2 P 2e kwartaal 10 Toegang RIEC kennisatelier Opzet kenniscyclus RIEC Oost-Nederland P 3e kwartaal 09 Workshop BIBOB ­ bestuurlijke aanpak P 4e kwartaal 09 Minisymposium bestuurlijke aanpak (bestuurlijk) P 1e kwartaal 09 Thema uitleg (b.v. aanpak hennepteelt of vastgoed) P 3e kwartaal 10

4 Op termijn zal het accent verlegd worden naar bestuurlijke aanpak. 5 Project Risicobedrijven is een project van het Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding Overijssel. Op basis van een ontwikkelde risicoanalyse worden gericht onderzoeken ingesteld bij bedrijven met een verhoogd risico. De resultaten, voor wat betreft de hoofdthema's van het Programma Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Misdaad, worden in RIEC casusoverleg tussen de betrokken partijen afgehandeld. 9

Jaarplan RIEC Oost-Nederland 2009-2011

§4 Organisatie, werkwijze en middelen De werkwijze van het RIEC ON is gebaseerd op transparante samenwerking, het definiëren van duidelijke doelen en het geven van verantwoordelijkheden voor de uitvoering aan medewerkers. De RIEC ON cultuur is gericht op het continu verbeteren van vaardigheden. Uitvoering van de strategie wordt ondersteund met het cyclische proces van Plan-Do-Check-Act. §4.1 Personele middelen
Het RIEC zal worden gefaseerd worden ingericht in 2009 en 2010, gericht op een voltooide bezetting in 2011 in relatie tot de realisatie van de RIEC doelstellingen. In 2009 bestaat het team uit de manager, de coördinator en accountfunctionarissen BIBOB, de coördinator analyse en risicosturing, de medewerker beleid en communicatie, de coördinator projecten en de office-manager. Het personeel wordt op basis van detachering verbonden aan het RIEC, gedurende de pilotperiode.

§4.2 Financiële middelen
Het RIEC wordt gedurende de pilotperiode gefinancierd op basis van cofinanciering, oplopend van een min BZK bijdrage, oplopend van 150.000 in 200 8 tot 500.000 in 2011. Gemeenten vullen een

deel van de cofinanciering inbreng van middelen voor aanstelling van Bibob accountmanagers bij het RIEC en door deelname in projecten. De RIEC partners brengen specifieke expertise in werkgroepen, in de analyseomgeving en projecten. De verantwoordelijkheid voor de cofinanciering ligt bij de RIEC partners. Voor de financiële onderbouwing wordt verwezen naar de begroting 2009-2010.

Wat Resultaten Planning/Realisatie Planning en Controll Jaarplan, begroting P 3e kwartaal 2009 Verantwoording 2009 Financieel verslag en jaarverslag 2009 P 1-3-10 Verantwoording 2010 Financieel verslag en jaarverslag 2010 P 1-3-11 Voortgangsverslag Kwartaal verslag P 30-09/31-12/ 2009 31-03/ 30-06/30-09
en 31-12/2009
Evaluatie pilotperiode 2008-2011 Evaluatiemodel vaststellen en opdracht evaluatie voorbereiden. P 3e kwartaal 2010

§5 Werkplannen
De activiteiten die in het jaarplan 2009-2011 staan genoemd, worden uitgewerkt in werkplannen per medewerker. Hierin staan de resultaatgebieden, de concrete taken en de kritische prestatie- indicatoren benoemd. Met de medewerkers worden resultaatgerichte afspraken (rga's) gemaakt over de realisatie van de werkplannen. De rga's dienen als basis voor de personeelscyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken. 10

Oost - Nederland

REGIONAAL INFORMATIE EN EXPERTISE CENTRUM OOST-NEDERLAND

STRATEGIE 2009-2011

"KENNIS ALS BASIS"

§1 Inleiding
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor een pilotperiode van 2008 tot en met 2011 een actieprogramma opgesteld ter bevordering van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit (hier aangeduid als `actieprogramma'). Een concrete uitwerking van dit actieprogramma is de realisatie van een landelijk dekkend netwerk van regionale informatie en expertise centra (RIEC's). Eén van deze centra is het RIEC Oost- Nederland (RIEC ON) dat officieel op 22 juni 2009 van start is gegaan. Het doel van de RIEC's is om in een netwerkstructuur van relevante partners informatie, kennis en ervaringen uit te wisselen en interdisciplinaire samenwerking te bevorderen (knowledge based networking).

Getracht wordt om te voorkomen dat criminelen doordringen in de bovenwereld, crimineel geld investeren in de legale economie en zich een positie verwerven in de maatschappij. Primair te nemen stappen zijn het tegengaan van vermenging van de boven- en onderwereld, het voorkomen dat criminelen door de overheid en sleutelfiguren uit de bovenwereld bewust en onbewust worden gefaciliteerd en het tegengaan van de opbouw van machtsposities en winstposities door criminelen. Ook het handhaven van de openbare orde, veiligheid en leefbaarheid en het tegengaan van verloedering zijn belangrijke onderwerpen van aandacht.

In het actieprogramma zijn daarbij de volgende thematische aandachtsgebieden afgesproken: vastgoed, georganiseerde hennephandel, mensenhandel en witwassen. Daarnaast biedt het actieprogramma ruimte voor de aanpak van specifieke lokale en regionale criminaliteitgerelateerde problemen. Het RIEC ON zoekt deze couleur locale in specifiek lokaal-regionaal fenomenenonderzoek en specifieke lokaal-regionale knelpunten van onderzoek naar georganiseerde criminaliteit.

Georganiseerde criminaliteit als vraagstuk van leefbaarheid en veiligheid Criminaliteit is tegenwoordig geherdefinieerd in termen van veiligheid en leefbaarheid. Dit is een containerbegrip, waaronder bijvoorbeeld ook de emotioneel-subjectieve beleving van criminaliteit valt. Door de herdefiniëring is criminaliteit onderdeel geworden van een veel groter maatschappelijk vraagstuk en is daarmee verschoven van een primair strafrechtelijk en politieel vraagstuk naar een vraagstuk met een bestuurlijk belang. In het licht van dit

Strategie RIEC ON
Pagina 1 van 11

brede vraagstuk kan georganiseerde criminaliteit worden gezien als de uitkomst van het hellend vlak, waar relatief kleine maatschappelijke vergrijpen (bijvoorbeeld uitkeringsfraude) afglijden tot de samenleving bedreigende activiteiten van georganiseerde criminaliteit. Lokale bestuurders proberen maatschappelijke problemen steeds vaker door middel van het zogeheten wijkgerichte werken aan te pakken.1 Echter, concentratie en zichtbaarheid van problemen in wijken betekent niet dat ook de oorzaak en de oplossing van deze problemen in de wijk liggen. Het RIEC ON kan in het vraagstuk van veiligheid en leefbaarheid een platform bieden aan bestuurders en beleidsmedewerkers om het juiste perspectief te kiezen voor een effectieve bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Leeswijzer
In deze notitie wordt beschreven waar het RIEC ON voor staat (de missie), wat zij wil bijdragen aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (de visie) en hoe zij haar doelen wil realiseren (de strategie). Eerst wordt de organisatorische inrichting van het RIEC ON beschreven (§ 2). In paragraaf 3 komen de missie en visie aan de orde en de pijlers waarop het RIEC ON is gefundeerd (§ 4). In paragraaf 5 wordt de omgeving van het RIEC ON gescand, waarna vervolgens de beoogde invloed van het RIEC ON op de omgeving wordt geformuleerd in een aantal strategische vragen en de wijze waarop op deze vragen een antwoord wordt gezocht (§ 6 en 7). Ten slotte wordt voor de uitwerking van deze nota in concrete activiteiten verwezen naar het jaarplan 2009-2010, waarbij ook het belang van communicatie wordt aangegeven (§ 8 en 9).

§2 Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost-Nederland Het RIEC Oost-Nederland is bedoeld ter ondersteuning van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit voor het gebied dat gelijk is aan de politieregio's Twente, IJsselland en Noord- en Oost-Gelderland. Het RIEC ON is een netwerkorganisatie bestaande uit de 47 gemeenten in het werkgebied, de provincies Overijssel en Gelderland, het Openbaar Ministerie, de politie, de Bovenregionale Recherche Noord- Oost-Nederland, de Belastingdienst, de FIOD-ECD, de RCF's, en de SIOD.

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het RIEC ON is belegd bij de stuurgroep, bestaande uit de interregionale beheersdriehoek van de genoemde politieregio's. Het dagelijks bestuur is door de stuurgroep gedelegeerd aan de een van de korpsbeheerders uit de interregionale beheersdriehoek. De stuurgroep zorgt voor bestuurlijke afstemming met de overige RIEC-partners.

Bestuurlijke opdracht tot beheer De doelen, taken en organisatiestructuur zijn vastgelegd in de beheersdocument van de bestuurlijk verantwoordelijke aan het RIEC ON. De bestuurlijke aanpak wordt gericht op de in het landelijk actieprogramma vastgestelde thema's en de lokaalgekleurde problematiek. Tevens is de ondersteuning van deelnemende bestuursorganen bij de toepassing en implementatie van het BIBOB instrumentarium voor de regio Oost-Nederland bij het RIEC ON ondergebracht. Hier ligt de nadruk op het borgen van het instrumentarium bij provincie en gemeente (actualisatie van beleid, vertaling naar uitvoering, monitoring van de toepassing en effectmeting).

De organisatiestructuur is vastgelegd in het op 10 juni 2009 vastgestelde beheersdocument en wordt in deze strategische nota niet meer besproken.

1 De wijk nemen. Een subtiel samenspel van burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Advies 45. Amsterdam 2009.

Strategie RIEC ON
Pagina 2 van 11

§2.1 Convenant als license-to-operate De samenwerking binnen het RIEC ON is gefundeerd op een convenant waarin afspraken zijn vastgelegd over de juridische kaders voor de uitwisseling, bewerking en verwerking van informatie.2 De convenantpartners verplichten zich over en weer met inachtneming van de wettelijke bepalingen die informatie te verstrekken die nodig is om de samenwerking effectief en efficiënt te laten verlopen. De informatie-uitwisseling wordt bepaald door de wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elke partner afzonderlijk (sectorale wetgeving) en door het wettelijk kader voor de verwerking van persoonsgegevens. De partners zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van gemaakte werkafspraken en maken daartoe zonodig capaciteit vrij om opvolging te geven aan informatie uit het RIEC ON.

§2.2 Taken
Om de doelstellingen te kunnen realiseren, heeft de stuurgroep de volgende hoofdtaken voor het RIEC ON benoemd: het verzamelen, analyseren en verrijken van informatie en op basis daarvan adviseren van bestuur bij beleidsvorming en uitvoering van bestuurlijke handhaving van georganiseerde criminaliteit. Het RIEC ON beoogt het bieden van handelingsperspectief aan het bestuur door:

- het verbinden van partijen en het slaan van bruggen in een verkokerde werkomgeving;
- kennis verrijken door informatie uit verschillende bronnen met elkaar te combineren;
- inzicht vergroten door het uitvoeren van probleemgerichte bestuurlijke analyses;
- het terugleggen van verrijkte inzichten in de vragende organisatie door middel van bestuursrapportages;

- ondersteunen van gemeenten bij de borging van bestuurlijke aanpak, waaronder de BIBOB.

Uniciteit en onderscheidend vermogen De uniciteit van het RIEC ON is gelegen in de verbinding van de informatie, kennis, ervaring en expertise van partijen die tot op heden vooral solitair en vanuit het eigen domein een bijdrage hebben geleverd aan de bestrijding van georganiseerde criminaliteit.

§3 MISSIE, VISIE EN KERNWAARDEN

§3.1 Missie
Om de genoemde doelen te kunnen bereiken heeft het RIEC ON een missie geformuleerd waarin zij aangeeft waar zij voor staat.

De missie van het RIEC ON is een wezenlijke bijdrage leveren aan een veilige en leefbare samenleving in Oost- Nederland door het verbinden van netwerkpartners - en hun informatie, kennis, ervaring en expertise - aan een oplossingsrichting voor een doeltreffende bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.

§3.2 Visie
Het RIEC ON wil door de veredeling van informatie van de RIEC-partners inzicht ontwikkelen in fenomenen van georganiseerde criminaliteit in relatie tot (lokaal-bestuurlijke) leefbaarheids- en veiligheidsvraagstukken. De inzichtverwerving heeft tot doel bestuurders gericht handelingsperspectief te kunnen bieden. De verkregen inzichten dienen te worden vertaald naar toepasbare en overdraagbare kennis voor de bestuurlijke aanpak.

2 Als eerste stap naar een convenant hebben de RIEC-partners op 22 juni 2009 een intentieverklaring tot samenwerking ondertekend.

Strategie RIEC ON
Pagina 3 van 11

Het RIEC ON spreekt daarbij de ambitie uit om de ontwikkelingen in de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit richtinggevend te beïnvloeden. De partners van het RIEC ON zijn hierbij niet afwachtend, maar nemen het initiatief en bepalen samen het spel. Het doel van het netwerk van partners is het verbeteren van het effect van gezamenlijk handelen. Er worden daarbij uitdagende doelen gesteld voor preventie, controle, interventie, repressie en bestuurlijke aanpak. Deze ambitieuze doelen moeten helpen om continu creativiteit in de netwerkorganisatie te blijven genereren. De netwerkstructuur biedt daarbij ondersteuning om vrij en open informatie, kennis en ervaringen met elkaar te kunnen delen.

De visie is uitgewerkt in een strategie die in deze nota wordt toegelicht. In een afzonderlijk jaarplan is de strategie vertaald in smart geformuleerde doelstellingen. Om deze doelstellingen te concretiseren zijn tastbare en haalbare resultaatgerichte afspraken gemaakt.

§3.3 Kernwaarden
Kernwaarden hebben betrekking op specifieke handelwijzen van medewerkers en op algemene verantwoordelijkheden ten opzichte van de netwerkpartners. Zij zijn een ethisch kompas voor het bereiken van een evenwicht tussen houding, regels en gedrag. De kernwaarden van het RIEC ON zijn eerlijkheid (integer, fair, open, transparant, redelijk), betrouwbaarheid (trouw, continuïteit, zorgvuldig), verantwoordelijkheid en betrokkenheid (dienstbaar, betrokken, er toe doen).

Samenwerking vereist een open en eerlijke omgang met elkaar. Daarvoor is vertrouwen is noodzakelijk. Dit vormt de basis voor het uitgangspunt afspraak-is-afspraak en elkaar aanspreken als men zich niet aan de afspraken houdt. In het RIEC ON wordt daarbij vertrouwd op de eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers en de netwerkpartners. Bij projecten en activiteiten worden duidelijke doelen gedefinieerd en de uitvoering in handen van de medewerker gelegd. Het management stimuleert daarbij de ontwikkeling van vakmanschap door de bevordering van een cultuur van leren en het continu verbeteren van vaardigheden en methoden, middelen en producten.

§4 PIJLERS VAN HET RIEC ON Beleid en uitvoering, organisatie en werkwijze van het RIEC ON zijn gefundeerd op de volgende pijlers:

1. Bewustmaken
Niet alle portefeuillehoudende bestuurders zijn zich bewust van de (onzichtbare) aanwezigheid, mate van ernst en omvang van criminele fenomenen in hun eigen lokale situatie. Naast het bestuur moet ook de awareness onder verantwoordelijke ambtenaren worden bevorderd, door middel van ondersteuning bij de ontwikkeling, implementatie en borging van beleid in het eigen bestuursorgaan.

2. Samenwerken
Voor een knowledged based organisatie als het RIEC ON is doelgerichte samenwerking van levensnoodzaak. De netwerkpartners kunnen worden onderverdeeld in regionale bestuursorganen en publieke organisaties die door middel van het convenant aan het RIEC ON zijn verbonden, en nationale partners die meer op een bilaterale wijze samenwerken. Daarnaast wordt in de komende periode nadrukkelijk de samenwerking gezocht met Duitse partners, met als doel te komen tot een verbetering van de gezamenlijke bestrijding van grensoverschrijdende criminele fenomenen op basis van informatie-uitwisseling. Het RIEC ON wil daarbij een linking pin worden tussen partners.

Strategie RIEC ON
Pagina 4 van 11

Gestreefd wordt naar een moderne invulling van samenwerking door de klassieke doel- middel-rationaliteit in te ruilen voor een open benadering waarin partners elkaar kunnen ontmoeten op basis van gelijkwaardigheid. Door in gezamenlijkheid doelstellingen te formuleren kan elke partner tegelijkertijd zorg dragen voor de behartiging van afzonderlijke partnerbelangen (in een win-win-situatie). Voorop staat het verbeteren van het effect van (gezamenlijk) handelen. Het afleggen van verantwoording aan het eigen bestuursorgaan zal daarbij minder belangrijk worden.

Bij de bestrijding van regio-overschrijdende criminaliteit werken de regionale RIEC's ook onderling samen. De kennisuitwisseling tussen de afzonderlijke RIEC's zal in de pilotperiode worden vormgegeven.

3. Ontwikkelen en toepassen
De binnen het RIEC ON verworven kennis en inzichten worden in de vorm van bestuurlijke rapportages en concrete casusbehandelingen vertaald naar beleid op gemeentelijk niveau, met voorstellen voor het verbeteren van het handelingsperspectief en het bereiken van concrete resultaten. De effecten en resultaten worden gemonitored en geëvalueerd ten behoeve van de ontwikkeling van een modelmatige aanpak.

4. Zoeken naar innovatieve oplossingsrichtingen Het RIEC ON streeft naar innovatieve oplossingen en `productvernieuwing' van de analysegestuurde handhaving. De partners leveren daarbij een bepalende inhoudelijke bijdrage.

5. Kiezen voor een thematische aanpak Het RIEC ON kiest voor een thematische aanpak van criminele fenomenen en vraagstukken. De thema's zijn enerzijds landelijk aangegeven in het actieprogramma, anderzijds bepaalt de stuurgroep lokaal-regionale thema's (couleur locale). Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan interventieprojecten, in samenwerking met de Regionale Centra Fraudebestrijding Overijssel én Gelderland/Flevoland.

6. Kennis delen
Bestaande en beschikbare kennis, nieuwe inzichten en ervaringen worden verzameld in een kennisbank die ten dienste staat van de RIEC-partners. Het RIEC ON moet in de komende periode een strategische informatiepositie verwerven, door het benutten van beschikbare informatie van de partners, door het kennen van sleutelposities in de branches en door het delen van kennis en ervaring.

Veiligheid
Randvoorwaarde voor de omgang met vertrouwelijke informatie is veiligheid van de fysieke en virtuele omgeving van het RIEC ON, alsmede de betrouwbaarheid en veiligheid van medewerkers.

Reputatiemanagement
Aan deze pijlers zijn factoren toe te voegen die helpen de reputatie van een organisatie te versterken. Uit onderzoek is gebleken dat het rendement van een organisatie nauw is gelieerd aan de reputatie.3 Een sterke reputatie is gefundeerd op vijf principes, te weten: zichtbaarheid, transparantie, onderscheid, consistentie en authenticiteit. In lijn met de ambities van het RIEC ON zullen deze principes aan de hand van een checklist steeds worden toegepast in de contacten met partners en opdrachtgevers.

3 C.J. Fombrun, C.B.M. van Riel, Reputatiemanagement. Hoe succesvolle ondernemingen bouwen aan sterke reputaties. Amsterdam 2004.

Strategie RIEC ON
Pagina 5 van 11

§5 OMGEVINGSBEWUSTZIJN
De primaire oriëntatie van het RIEC ON is gericht op het bieden van handelingsperspectief aan bestuurders in de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Het RIEC ON dient op zo hoog mogelijk bestuurlijk niveau te worden gepositioneerd. Bestuurders bewegen zich in een uitermate gevoelig politiek-bestuurlijk krachtenveld waarin incidenten en trends van georganiseerde criminaliteit van grote invloed zijn op beleidsontwikkeling en de te kiezen aanpak. Omgevingsbewustzijn is daarom te beschouwen als een kritische succesfactor. Het RIEC ON moet goed ingevoerd zijn op het terrein van bestuurlijke, politiële, justitiële, fiscaal- economische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, in het bijzonder ten aanzien van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding. Het RIEC ON bereidt zich hierop voor door de selectieve werving, inhuur en opleiding van gekwalificeerd personeel. Daarnaast is nagegaan welke omgevingsfactoren van invloed zijn op het beleid en een invloed kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces van beslissers in het openbaar bestuur. Relevante omgevingsfactoren zijn:


- De partners
De partners van het RIEC ON hebben in een intentieverklaring (dd. 22 juni 2009) uitgesproken om:

- de ontwikkeling van het RIEC ON voortvarend te bevorderen;
- te komen tot een vernieuwende bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit en het bieden van bestuurlijk handelingsperspectief;
- te streven naar een integrale samenwerking en optimale benutting van het bestaande instrumentarium;

- te komen tot een versterking van de grensoverschrijdende samenwerking.


- Politieke ontwikkelingen In de huidige politieke realiteit is een sterke trend waarneembaar van een harde aanpak van fraude en criminaliteit, als een antwoord op dieper levende maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en teloorgang van de eigen leefomgeving. Voor het RIEC ON betekent dit dat met grote belangstelling naar onze activiteiten en resultaten zal worden gekeken, waarbij met regelmaat het effect van handelen door diverse bestuursorganen en de media zal worden beoordeeld.

Een tweede relevante trend is een vergroot kosten-baten-bewustzijn onder bestuurders en ambtenaren, waardoor de nadruk wordt gelegd op het verlangen naar tastbare resultaten tegen een gunstige inzet van publieke gelden en inspanningen.

Ten derde wordt in onze mediacratie grote waarde gehecht aan zichtbaarheid van het bestuur (symboolpolitiek). Voor het RIEC ON betekent dit aandacht besteden aan pr en marketing en het hebben van een groot bewustzijn van de reeds bereikte resultaten. Het is daarbij van belang de resultaten met behulp van bestuurders en met inachtneming van politiek-bestuurlijke gevoeligheden `uit te venten'.


- Het bestuur
Draagvlak onder- en de betrokkenheid van bestuurders is een kritische succesfactor. Al naar gelang het RIEC ON er beter in slaagt om gemeenten bewust te maken van de problematiek, nemen steeds meer gemeenten hun verantwoordelijkheid voor de bestrijding van criminaliteit, Het bestuur is dus in zekere mate reactief op de inspanningen van het RIEC ON. Overall kan worden geconstateerd dat handhaving en criminaliteitsbestrijding niet of oppervlakkig zijn ingebed in het lokale beleid. Ook worstelen bestuurders en ambtenaren soms met de vertaling van beleid naar uitvoering.

In 2010 zullen de gemeenteraadsverkiezingen tot een bestuurswisseling leiden. Voor behoud van draagvlak is het zaak om een zorgvuldige overgang van RIEC-zaken naar nieuwe bestuurders toe te begeleiden (idem voor de wisseling van burgemeesters).

Strategie RIEC ON
Pagina 6 van 11


- Ketenpartners
Voor een netwerkorganisatie is een goede en resultaatgerichte samenwerking met ketenpartners een kritische succesfactor. De ketensamenwerking is momenteel vooral afhankelijk van personele relaties en gebaseerd op ad hoc contacten in plaats van gestructureerde samenwerking. De gezamenlijke win-win wordt onvoldoende benadrukt.

In de handhavingketen wordt nog te weinig gebruik gemaakt van wetenschappelijke inzichten en nieuwe technieken en methodes. Wetenschappelijke instituten maken bijvoorbeeld nog geen deel uit van de keten.

De ketenpartners bewegen zich nog onvoldoende in een horizontale netwerkomgeving maar zitten vooral gevangen in hiërarchische structuren. Een vernieuwende aanpak wordt hierdoor belemmerd, omdat steeds om beslissingen van hoger hand moet worden gevraagd.

Ook de ketenpartners begeven zich in een gepolitiseerde omgeving, hetgeen betekent dat de inzet van mensen en middelen wordt bepaald door de politieke agenda waarmee de ketenpartner te maken heeft.


- Nieuwe vormen van kennisontwikkeling Internet heeft een revolutie teweeg gebracht in de ontwikkeling, beheersing en ontsluiting van kennis. Het belang van internet op de kennisontwikkeling heeft gevolgen voor de structuren van de netwerkorganisatie. Kenmerkend voor een professionele kennisverwerving via internet is de noodzaak van de validatie van kennis.

In het kennisdomein van de criminaliteitsbestrijding wordt op verschillende plekken aan kennisontwikkeling gedaan. De indruk bestaat dat deze kennislocaties deels als eilanden functioneren. Deze eilandenstructuur maakt het lastig om kennis te lokaliseren: het is onduidelijk waar welke kennis voorhanden is. Het RIEC ON kan hierbij als een brug zorgen voor de verbinding tussen de verschillende locaties.

Van de beschikbare kennis kan worden geconcludeerd dat het lastig is om de informatie op de juiste wijze te interpreteren: we weten niet wat we weten (`de ongekende samenleving').


- De criminele praktijk De moderne crimineel is niet langer meer te herkennen aan klassieke stereotype kenmerken. Hij/zij is vaak goed opgeleid, heeft een internationale oriëntatie en ontplooit grensoverschrijdende activiteiten. Criminele organisaties vertonen de bedrijfsmatige trekken van een winstgerichte onderneming. De criminele praktijken zijn moeilijk aan te tonen en te bewijzen, mede omdat facilitators uit de bovenwereld steun verlenen aan criminelen.

§6 STRATEGISCHE VRAGEN
In deze omgeving wil het RIEC ON opereren en een wezenlijke bijdrage leveren aan de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. In de zoektocht naar een antwoord op de vraag hoe is een beperkte SWOT-analyse uitgevoerd, waarin is gekeken naar de externe omgeving, met name naar de bestaande criminaliteitsbestrijding en het openbaar bestuur. Daarbij is ook gekeken de sterktes en zwaktes van de RIEC ON-organisatie. Het voert voor deze nota te ver om de SWOT-resultaten in extenso weer te geven. In deze paragraaf worden alleen de voornaamste analyseresultaten benoemd. De uitgevoerde SWOT is toereikend voor deze fase van de pilot. In 2010-2011 wordt een eerste evaluatie uitgevoerd, waarna de SWOT ­resultaten verder zullen worden uitgewerkt in concreet beleid.

Het RIEC ON kiest er voor om in de pilotperiode in te zetten op creatie en behoud van draagvlak onder bestuurders. Als een sterkte is beoordeeld het bestaande en uit te bouwen

Strategie RIEC ON
Pagina 7 van 11

draagvlak onder bestuurders in de regio's Twente en IJsselland. Het RIEC ON heeft daarmee een stevige basis voor inzicht in de bestuurlijke problematiek. Gecombineerd met de opgedane ervaring met het BIBOB-instrumentarium kan een-op-een benadering van bestuurders als een kans worden aangegrepen om het draagvlak onder en de betrokkenheid van bestuurders verder te vergroten. Deze benadering wordt ook voorgesteld om de geringe betrokkenheid van kleinere gemeenten om te buigen in een breed gevoelde noodzaak tot deelname aan het RIEC ON. Dit betekent dat de account- en adviesfunctie verder moet worden vormgegeven.

Het mogelijk falen van de bewustmaking van bestuurders wordt in de SWOT-analyse als een bedreiging voor het welslagen van het RIEC ON beschouwd. Door de promotie van het BIBOB-instrumentarium als best practice, de invoering van een opleidings- en informatietraject en het bieden van concreet handelingsperspectief kan een brede bewustwording worden bereikt die in alle lagen van de gemeentelijke organisatie wordt gevoeld en (h)erkend.

De aanstaande bestuurswisseling van gemeentebesturen (als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen in 2010) kan gevolgen hebben voor de continuïteit en financiering van het RIEC ON. De bestuursverandering wordt nauwlettend gevolgd en te zijner tijd worden zonodig maatregelen genomen om de continuïteit van het bestuurlijk draagvlak te borgen.

§7 Werkwijze
De werkwijze van het RIEC ON is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:


- Kennis delen door ontkokering te bevorderen Het klassieke kennismonopolie van de overheid bestaat niet meer, maar is vervangen door een markt met verschillende kennisleveranten waarvan de betrouwbaarheid niet altijd vaststaat. Hierdoor is de behoefte aan validatie van de betrouwbaarheid toegenomen. De aan informatie te stellen voorwaarden zijn: compleetheid, primaire bronnen, toegankelijk, computer verwerkbaar en geoorloofd gebruik.

De rijksoverheid heeft bovendien erkend dat effectief beleid slechts mogelijk is in coproductie met het regionale en lokale bestuur. Het verdwijnen van het kennismonopolie van bestuursorganen en de onderkende noodzaak tot samenwerking van bestuurslagen vereist dat de verschillende bestuursorganen de informatiebronnen voor elkaar openstellen. Het RIEC ON speelt hierbij een faciliterende en ondersteunende rol.

De netwerkaanpak vraagt veel van lokale bestuurders en hun ambtenaren. Voorheen relatief solitair opererende, monopolistische organisaties moeten nu informatie gaan delen en thema-georiënteerd samenwerken. Dit betekent informatie-uitwisseling dwars door bestaande organisatiestructuren heen en samenwerking tussen bestuursorganen van uiteenlopende signatuur en cultuur. De aanpak past binnen de moderne ontwikkelingen van Overheid 2.0, waarbij gebruikers zelf informatie toevoegen aan beschikbare bronnen. Deze aanpak heeft gevolgen voor onder meer de legitimiteit van gebruik, het gelijkheidsideaal versus maatwerk, privacy, accuraatheid en kwaliteit van informatie.


- Werken in een netwerkorganisatie Het RIEC ON is een netwerkorganisatie waarin partners van verschillend pluimage samenwerken. Netwerksamenwerking luistert nauw qua onderwerpen, houding en verwachtingen. Voorwaarden voor samenwerking zijn: open zijn, gelijkwaardigheid, delen en over grenzen heen werken. Deze voorwaarden klinken door in de gekozen kernwaarden. Het

Strategie RIEC ON
Pagina 8 van 11

RIEC ON is daarbij initiator, facilitator en procesbewaker en maakt tegelijkertijd deel uit van het netwerk en opereert daarbij in-the-flow in plaats van above-the-flow.

De essentie van een knowledge based networking organisation is het verruilen van command & control (het afleggen van verantwoording) als primair sturingsprincipe door het stimuleren van netwerkverbindingen om nieuwe kenniscombinaties tot stand te brengen. Een netwerkorganisatie ontwikkelt een open werkklimaat en een samenwerkingscultuur die direct wordt herkend door andere netwerkorganisaties.


- Projectmatige aanpak In RIEC-verband werken de netwerkpartners op projectbasis samen aan het probleem. De keuzes voor de aanpak worden in een projectplan vastgelegd, waarin afspraken worden vastgelegd over tijdpad en te behalen resultaten.

Per gemeente wordt een scan gemaakt op basis waarvan kan worden beoordeeld welke criminele risico's zich voordoen en of het beschikbare middelenpalet op orde is (risicotoets en bestuurlijke toets). Daarnaast zal op basis van bestaande politiële risicobeelden een lijst van indicatoren worden opgesteld op basis waarvan per gemeente een verwachting kan worden uitgesproken op het bestaan van criminele organisaties en activiteiten (`verwachtingenkaart').


- Binnen-buiten-model Een belangrijke werkwijze is het `binnen-buiten-model', waarbij medewerkers van een hulpvragend bestuursorgaan op tijdelijke basis binnen RIEC-verband meewerken aan een oplossing van het vraagstuk. Dit model biedt de mogelijkheid om op letterlijke afstand van het probleemleverende bestuursorgaan te kijken naar het probleem volgens een modelmatige aanpak waarin het probleem wordt geanalyseerd en aansluitend een voorgestelde oplossing in de praktijk wordt beproefd. Na analyse wordt aan de partner een oplossing aangereikt, waarbij de meewerkende medewerker een belangrijke rol vervuld bij de implementatie en borging in het eigen bestuursorgaan.

In een binnen-buiten-model ontstaan nieuwe inzichten. Een nieuwe kennis omgeving ­ letterlijk op afstand - biedt mogelijkheden om zaken anders aan te pakken, producten te verbeteren, klanten gerichter te bedienen, kennis te delen en samen te werken in nieuwe verbanden. Om vernieuwende activiteiten te kunnen ontplooien is afstemming nodig tussen de partners. Dit is een kritische succesfactor om tot een optimaal gebruik van beschikbare kennis en infrastructuren te komen.


- Bestuursrapportage De bevindingen en oplossingsvoorstellen van het RIEC ON worden weergegeven in en aan de klant overgedragen in een bestuursrapportage. Deze kent een modelmatige opbouw van verkenning van het vraagstuk op basis van beschikbare informatie en ervaringen van de netwerkpartners, analyse van de informatie met behulp van de partners, het bieden van een bestuurlijke aanpak en handelingsperspectief in de vorm van een bestuursrapportage. Het oplossingsvoorstel is steeds gericht op preventie, controle en repressie, interventie en bestuurlijke maatregelen. Omdat het streven is te komen tot een uniforme modelmatige aanpak worden de oplossingen steeds gemonitored en geëvalueerd en vindt er een natraject plaats waarbij bestuursorganen worden begeleid in de zelfstandige toepassing van bestuurlijke maatregelen.

In de bestuursrapportage wordt ingegaan op de inhoudelijke opbouw, adviesstrategieën, contractering, diagnoseconcepten, afspraken over feedback. De ontwikkeling van de bestuurlijke aanpak vindt plaats volgens het Handboek Bestuurlijke Aanpak, een praktische wegwijzer voor de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. In dit handboek wordt ingegaan op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur, zoals geregeld in de

Strategie RIEC ON
Pagina 9 van 11

gemeentewet, de algemene wet bestuursrecht, de APV, de wet BIBOB, en secundaire en tertiaire wetgeving.

§7.1 Adviesfunctie
Het RIEC ON is een adviesorganisatie ten behoeve van het openbaar bestuur. Adviseren is een complexe vaardigheid waarbij wordt gestreefd naar acceptatie en implementatie van het advies door het geadviseerde bestuursorgaan. Van belang is probleemverkenning en analyse van belanghebbenden. Adviseren is een sterk persoonsgebonden vaardigheid waarbij een goede verstandhouding met de geadviseerde van belang is. Daarbij moet worden gewaakt voort onafhankelijkheid: het RIEC ON moet ook slechte boodschappen durven te vertellen aan de bestuurders.

Niveaus van advisering
De advisering van bestuursorganen vindt plaats op verschillende niveaus:


- Bestuurlijk-strategisch Advisering op dit niveau is enerzijds gericht op bewustwording bij gemeenten voor wie criminaliteit een gering probleem is, anderzijds het verhelderen van de hulpbehoefte (vraagarticulatie). Een methode hierbij is het voeren van een-op-een risicogesprekken met het bestuur, waarin op de vier criminaliteit-thema's een analyse van de risico's wordt gegeven. Naast bewustmaking is het contact met bestuurders ook gericht op onderhoud van het draagvlak.


- Beleidsmatig
Op dit niveau is de advisering gericht op het beïnvloeden van de beleidsvorming en het vertalen van beleid naar uitvoering. Om een goede advisering te kunnen bieden is inzicht nodig in de mate van beleidsontwikkeling. Het advies is gericht op het bevorderen van een programmatische aanpak, met als doel het doorbreken van een verkokerde aanpak.


- Uitvoerend
Advisering op dit niveau is gericht op concrete toepassing van het bestuurlijk instrumentarium. Toepassing moet leiden tot concrete resultaten. Op basis van monitoring en evalusaties worden de bevindingen en resultaten gebruikt voor het verbeteren van het instrumentarium (product development).

§7.2 Kanttekeningen bij de werkwijze

Management van verwachtingen
Met de komst van een nieuw samenwerkingsverband worden verwachtingen gewekt die moeten worden gemanaged om teleurstellingen bij de partners te voorkomen. Het RIEC ON moet duidelijk aangeven wat zij als netwerkorganisatie zou kunnen doen en wat in haar ogen moet gebeuren. Het RIEC ON moet in staat zijn om uiteenlopende en strijdige wensen en belangen op elkaar betrekken. Zij moet aandacht vragen voor criminele fenomenen (agendasetting) en de besluitvorming hierover beïnvloeden. Het RIEC ON moet hierbij verantwoording afleggen aan het geadviseerde bestuursorgaan over de verwachte inzet (accountability), duidelijk kunnen en durven maken waar het geadviseerde bestuursorgaan staat en eventueel criminele misstanden aan de kaak durven stellen. Daarbij kan een raming van de kosten (van criminaliteit) een belangrijke prikkel zijn om gemeenten bewust te maken van de problematiek.

Management van capaciteit
Onderdeel van de werkwijze is het management van de beschikbare capaciteit. Het RIEC ON is een samenwerkingverband zonder een zelfstandige rechtspositie en maakt voor de personele ondersteuning gebruik van detachementen. De beheersing van de capaciteit kan plaatsvinden aan de hand van targets, value for money en accountability. Schaarse middelen

Strategie RIEC ON
Pagina 10 van 11

moet op een slimme wijze worden gematched aan doelen, middelbeslag en het meten van de voortgang. Daarbij zijn de partners én de RIEC ON medewerkers gezamenlijk verantwoordelijk voor de kostenontwikkeling.

Interventiefuik
Behalve het managen van verwachtingen moeten RIEC-partners zich ook bewust zijn van de interventiefuik in de uitvoering. De partners hebben in hun dagelijkse praktijk te maken met een zogenaamde interventiefuik. Zij moeten actie ondernemen tegen criminaliteit, maar dit wordt bemoeilijkt omdat de oorzaken van criminaliteit deels ook de oorzaken zijn van het gebrek aan oplossingen: bestuurders bevinden zich in een besturingsfuik van veel moeten en tegelijkertijd weinig kunnen. Lange termijn strategievorming voor de bestuurlijke aanpak van een crimineel probleem is een tegenstrijdigheid: de afstemming van aanpak en probleem is spanningsvol.

§8 COMMUNICATIE
Een netwerkorganisatie moet zich uitermate bewust zijn van het belang van onderlinge communicatie tussen de netwerkpartners en met de buitenwereld. In deze nota is meermalen het belang van de mediacratie, symboolpolitiek en beeldvorming (emotie versus feiten) aangegeven. De waarde van communicatie voor het RIEC ON wordt benadrukt in een separate communicatiestrategie en incidentenstrategie.

§9 Jaarplan 2009-2010
De in deze nota besproken strategische oriëntatie van het RIEC ON is uitgewerkt in concrete jaarplannen en begrotingen.

Strategie RIEC ON
Pagina 11 van 11

REGIONAAL CONVENANT
Bestuurlijke aanpak Georganiseerde Misdaad voor de regio Oost-Nederland

· De burgemeester van de gemeente Aalten, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Almelo, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Apeldoorn, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Berkelland, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Borne, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Bronckhorst, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Brummen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Dalfsen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Deventer, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Dinkelland, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Doetinchem, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Elburg, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Enschede, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Epe, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Ermelo, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Haaksbergen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Hardenberg, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Harderwijk, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Hattem, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Heerde, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Hellendoorn, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Hengelo Ov, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Hof van Twente, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
1

· De burgemeester van de gemeente Kampen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Lochem, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Losser, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Montferland, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Nunspeet, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Oldebroek, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Oldenzaal, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Ommen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Oost-Gelre, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Putten, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Raalte, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Rijssen-Holten, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Staphorst, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Steenwijkerland, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Tubbergen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Twenterand, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Voorst, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Wierden, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Winterswijk, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Zutphen, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Zwartewaterland, mede namens het college van burgemeester en wethouders,
· De burgemeester van de gemeente Zwolle, mede namens het college van burgemeester en wethouders,

2

· De korpsbeheerder van het regionaal politiekorps Twente,

· De korpsbeheerder van het regionaal politiekorps IJsselland,

· De korpsbeheerder van het regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland,

· De korpschef van het regionaal politiekorps Twente,

· De korpschef van het regionaal politiekorps IJsselland,

· De korpschef van het regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland,

· De hoofdofficier van justitie van het Arrondissementsparket Almelo,

· De hoofdofficier van justitie van het Arrondissementsparket Zutphen,

· De hoofdofficier van justitie van het Arrondissementsparket Zwolle,

· De belastingdienst Oost, mede namens de belastingdienst Randmeren en de Douane,

· De Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst - Economische Controle Dienst (FIOD-ECD),

· De commissaris van de Koningin van de provincie Overijssel, mede namens Gedeputeerde Staten,

· De commissaris van de Koningin van de provincie Gelderland, mede namens Gedeputeerde Staten,

· De Directeur Generaal Uitvoering van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

hierna afzonderlijk te noemen als decentrale convenantpartner en gezamenlijk te noemen als decentrale convenantpartners,

3

overwegende dat:

I. met het Bestuurlijk Akkoord Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad van september 2008 op centraal niveau een aanzet is gegeven voor een brede, geïntegreerde aanpak van de georganiseerde misdaad door partijen op decentraal niveau; II. decentrale convenantpartners de noodzaak onderkennen van een geïntegreerde aanpak van de georganiseerde misdaad door bestuurlijke, bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en fiscaalrechtelijke handhaving, het ontmantelen van criminele samenwerkingsverbanden, het zicht krijgen op achterliggende gelegenheidsstructuren en het tegengaan van de verweving van de onder- en bovenwereld;
III. decentrale convenantpartners daartoe, vanuit hun bestuurlijke, bestuursrechtelijke, fiscaalrechtelijke en strafvorderlijke bevoegdheden en met inzet van hun informatiepositie, kennis en ervaring, in nauwe onderlinge samenwerking de georganiseerde misdaad gaan aanpakken en ­ naar de toekomst toe ­ willen voorkomen; IV. dit Regionale Convenant Bestuurlijke Aanpak van Georganiseerde Misdaad voor de regio Oost- Nederland (verder te noemen regionaal convenant) de formele uitwerking behelst van de door de convenantpartners ondertekende intentieverklaring van 22 juni 2009 over de regionale samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de decentrale convenantpartners ten behoeve van de geïntegreerde aanpak van de georganiseerde misdaad op decentraal niveau; V. de regionale samenwerking wordt ondersteund door de inrichting van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum voor de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad voor de in de regio Oost-Nederland, gelijk aan de politieregio's Twente, IJsselland en Noord- en Oost- Gelderland, verder te noemen als RIEC Oost-Nederland;

komen het volgende overeen:

Artikel 1 Definities en afkortingen

1.1 Begeleidingsgroep: De begeleidingsgroep is verantwoordelijk voor de inhoudelijke vormgeving van RIEC Oost-Nederland en wordt aangesteld door de bestuurlijk verantwoordelijke korpsbeheerder van het RIEC Oost-Nederland. De begeleidingsgroep is samengesteld uit de decentrale convenantpartners.

1.2 Bestuurlijk Akkoord: het Bestuurlijk Akkoord Geïntegreerde Decentrale Aanpak Georganiseerde Misdaad.

1.3 Betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft.

1.4 Bijzondere persoonsgegevens: strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag, alsmede een persoonsgegeven betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven en het lidmaatschap van een vakvereniging.

1.5 Checklist Wbp: "Checklist Waarborging naleving Wet bescherming persoonsgegevens Regionaal Samenwerkingsverband" zoals opgenomen in de bijlage van het regionaal convenant.

1.6 Decentrale convenantpartner(s): één of meer betrokken convenantpartners bij het regionaal convenant Bestuurlijke aanpak Georganiseerde Misdaad voor de regio Oost-Nederland.

4

1.7 Georganiseerde misdaad: misdaadverschijnselen die tot stand komen in de structurele samenwerking tussen personen, die worden gepleegd met het oog op het gezamenlijk behalen van financieel of materieel gewin.

1.8 Handhavingsknelpunten: Personen, fenomenen of locaties die een effectief overheidsoptreden belemmeren.

1.9 Persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

1.10 Regionaal convenant: het convenant "Regionaal Convenant Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Misdaad Oost-Nederland", inclusief bijlage.

1.11 Regionaal samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband op decentraal niveau waarvan de formele afspraken met betrekking tot de coördinatie, samenwerking en informatie- uitwisseling in het regionaal convenant zijn vastgelegd.

1.12 Strafrechtelijke persoonsgegevens: justitiële en strafvorderlijke gegevens zoals gedefinieerd in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en/of politiegegevens in de zin van de Wet politiegegevens.

1.13 Stuurgroep: De verantwoordelijken van het regionaal samenwerkingsverband, zijnde de interregionale beheersdriehoek van de politieregio's Twente, IJsselland en Noord- en Oost- Gelderland.

1.14 Wbp: Wet bescherming persoonsgegevens.

1.15 Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

1.16 Wpg: Wet politiegegevens.

Artikel 2 Doelstelling

Het RIEC Oost-Nederland heeft als doel op decentraal niveau gezamenlijk invulling te geven aan:
a. een geïntegreerde aanpak van de georganiseerde misdaad door naast het strafrechtelijk laten vervolgen van individuele daders en het ontmantelen van criminele samenwerkings- verbanden , ook bestuurlijke en bestuursrechtelijke interventies en fiscale handhaving aan te grijpen om factoren of gelegenheidsstructuren van georganiseerde misdaad te identificeren en aan te pakken;
b. het voorkomen dat criminelen of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd, door onder meer de overheid, en daardoor kunnen investeren in de reguliere economie.

In het bijzonder wordt hierbij aandacht besteed aan: 1. verschijningsvormen van georganiseerde misdaad, zoals: a. mensenhandel en -smokkel; b. georganiseerde hennepteelt; c. fraude in de vastgoedsector; d. misbruik binnen de vastgoedsector; e. witwassen en daaraan gerelateerde vormen van financieel-economische criminaliteit;
5

f. andere door de convenantpartners te bepalen verschijningsvormen van georganiseerde misdaad;
2. handhavingsknelpunten; 3. ondersteuning bij de implementatie en toepassing van de Wet BIBOB door bestuursorganen.

Artikel 3 Inrichting RIEC Oost-Nederland

3.1 Het RIEC Oost-Nederland wordt bestuurd door een stuurgroep, die bestuurlijk verantwoordelijk is voor het samenwerkingsverband.

3.2 De stuurgroep bestaat uit de deelnemers van de interregionale beheersdriehoek Twente, IJsselland en Noord- en Oost-Gelderland.

3.3 De stuurgroepleden zijn bevoegd tot het maken van richtinggevende afspraken voor de organisatie die zij vertegenwoordigen en geven op hoofdlijnen sturing aan de regionale samenwerking. De eigen verantwoordelijkheden en belangen van de convenantpartners worden daarbij gerespecteerd. De stuurgroep stimuleert de samenwerking en de informatieverwerking.

3.4 De bestuurlijke verantwoordelijkheid is door de stuurgroep gedelegeerd aan een uit het midden van de interregionale beheersdriehoek aan te wijzen korpsbeheerder.

3.5 De verantwoordelijk gestelde korpsbeheerder stelt de begeleidingsgroep RIEC Oost-Nederland aan, bestaande uit de decentrale convenantpartners.

3.6 De begeleidingsgroep is verantwoordelijk voor de inhoudelijke vormgeving van RIEC Oost- Nederland.

3.7 Het RIEC Oost-Nederland legt verantwoording af aan de stuurgroep en de regionale colleges van Twente, IJsselland en Noord- en Oost-Gelderland op basis van haar jaarplan, begroting en jaarverslaglegging, waaronder de ontwikkelingen van de in artikel 2 genoemde verschijningsvormen van de georganiseerde misdaad en de daarbij passende interventiestrategieën.

3.8 Het RIEC Oost-Nederland draagt zorg voor de dagelijkse leiding en de coördinatie van de regionale samenwerking, bevordert de ontsluiting van de bij partijen aanwezige informatie ten behoeve van een geïntegreerde en bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad en coördineert de mogelijke interventies van de decentrale convenantpartners.

3.9 Iedere decentrale convenantpartner heeft een vast contactpersoon ten behoeve van het RIEC Oost-Nederland. Deze draagt zorg voor de benodigde informatie vanuit de eigen organisatie naar het RIEC Oost-Nederland en voor de terugkoppeling van informatie vanuit het RIEC Oost- Nederland binnen de eigen organisatie.

Artikel 4 Randvoorwaarden

4.1 De uitwisseling van persoonsgegevens beperkt zich tot de door de stuurgroep vast te stellen benodigde set van persoonsgegevens, gericht op gebruik in relatie tot de in artikel 2 benoemde verschijningsvorm van georganiseerde misdaad. De stuurgroep ziet er op toe dat deze gegevensset wordt vastgelegd in de checklist Wbp.

6

4.2 Vanaf de datum van eerste melding aan het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) wordt deze checklist bij iedere wijziging geactualiseerd en worden wijziging direct gemeld aan het Cbp.

4.3 Binnen het samenwerkingsverband worden nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop de wettelijke bepalingen van de Wbp worden nageleefd. Ter implementatie en ter waarborging van de naleving van deze wettelijke verplichtingen wordt gebruik gemaakt van de checklist Wbp.

4.4 Verwerking van de persoonsgegevens binnen het regionale samenwerkingsverband vindt niet eerder plaats dan na de in artikel 4.2. bedoelde eerste melding bij het Cbp.

4.5 Met de ondertekening van dit regionale convenant zeggen de decentrale convenantpartners toe ervoor te waken dat de verwerking van persoonsgegevens door de decentrale convenantpartners plaatsvindt in overeenstemming met de wettelijke kaders.

4.6 Informatie tussen de decentrale convenantpartners wordt waar mogelijk geautomatiseerd uitgewisseld.

Artikel 5 Geheimhouding en beveiliging

5.1 De decentrale convenantpartners zijn verplicht tot geheimhouding van de in het kader van dit regionaal convenant ontvangen gegevens, over elkaars organisatie en over al hetgeen waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat bekendmaking daarvan de belangen van de andere convenantpartner zou schaden, behoudens voor zover de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verkregen tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt.

5.2 De decentrale convenantpartners verbinden zich jegens elkaar om informatie die zij hebben ontvangen niet zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de verstrekkende convenantpartner en met inachtneming van het in het Bestuurlijk Akkoord opgenomen juridische kader door te verstrekken aan anderen dan de decentrale convenantpartners (derden).

5.3 Op grond van artikel 43c, eerste lid, onder l en onder x van de Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake rijksbelastingen 1994 kan de Belastingdienst uitsluitend gegevens verstrekken in de in die artikelen genoemde gevallen en, voor zover het dit regionale convenant betreft, uitsluitend aan de decentrale convenantpartners.

5.4 Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van het convenant en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze regeling voortvloeit.

5.5 De decentrale convenantpartners verplichten zich jegens elkaar om passende technische en organisatorische maatregelen te treffen ter beveiliging van de gegevens tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking, alsmede om de informatie strikt vertrouwelijk en met gepaste geheimhouding te behandelen.

7

Artikel 6 Veiligheidsaspecten

6.1 Indien één of meer decentrale convenantpartners op grond van het regionale convenant handhavingsactiviteiten ondernemen, draagt de regiopolitie die deelneemt aan het regionale samenwerkingsverband er waar nodig zorg voor dat voldoende capaciteit beschikbaar is voor de sterke-armfunctie, zodat de decentrale convenantpartners hun werkzaamheden veilig en ongestoord kunnen verrichten. De decentrale convenantpartners stemmen hun activiteiten waar zij verwachten de sterke-armfunctie nodig te hebben ruim van te voren af en geven de regiopolitie die deelneemt aan het regionaal samenwerkingsverband voldoende gelegenheid om voor verantwoorde planning van de te verrichten werkzaamheden zorg te dragen.

6.2 Bij het beletten en/of belemmeren van ambtshandelingen, het plegen van wederspannigheid en bij strafbare feiten (o.a. mishandeling, bedreiging en vernieling) tegen de persoonlijke integriteit van één of meer medewerkers van een convenantpartner die werkzaamheden verricht(en) op grond van het regionaal convenant, voert de regiopolitie die deelneemt aan het regionaal samenwerkingsverband een opsporingsonderzoek uit en wordt zo mogelijk proces-verbaal opmaken tegen de verdachten. Het Openbaar Ministerie van het Arrondissement dat deelneemt aan het regionaal samenwerkingsverband gaat afhankelijk van de resultaten van het opsporingsonderzoek in beginsel over tot vervolging. 6.3 De decentrale convenantpartners bevorderen dat hun medewerkers die met één van de in het voorgaande lid genoemde strafbare feiten worden geconfronteerd daarvan aangifte doen bij de politie. Daarbij kiest een medewerker domicilie op het adres van de decentrale convenantpartner.

Artikel 7 Inwerkingtreding, opzegging en beëindiging 7.1 De datum van ondertekening van het regionaal convenant is de datum van inwerkingtreding hiervan voor de desbetreffende decentrale convenantpartner. Het regionaal convenant eindigt op 1 januari 2012. Het staat de convenantpartners vrij in gezamenlijkheid de looptijd van het regionaal convenant te verlengen. 7.2 Elk van de decentrale convenantpartners kan het regionaal convenant met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden opzeggen, tenzij alle decentrale convenantpartners instemmen met directe opzegging.

7.3 Verplichtingen welke naar hun aard bestemd zijn om ook na beëindigingen van het regionaal convenant voort te duren, blijven na beëindiging van het regionaal convenant bestaan. Tot deze verplichting behoort in ieder geval het bepaalde omtrent geheimhouding in artikel 5 van het regionaal convenant.

Artikel 8 Toetreding

8.1 Het regionaal convenant staat open voor toetreding door elke overheidsinstelling die de in het Bestuurlijk Akkoord en regionaal convenant geformuleerde doelstellingen nastreeft en gerechtigd is tot informatie-uitwisseling binnen de gestelde wettelijke kaders. 8.2 Een organisatie die tot het regionaal convenant wil toetreden, kan daartoe een aanvraag indienen bij de stuurgroep van het regionale samenwerkingsverband. 8.3 De stuurgroep van het regionale samenwerkingsverband legt een verzoek tot toetreding van een andere overheidsinstelling voor aan de decentrale convenantpartners. Een verzoek tot toetreding 8

wordt alleen gehonoreerd na instemming van alle decentrale convenantpartners. Indien de decentrale convenantpartners toetreding door een andere overheidsinstelling goedkeuren, vindt toetreding tot het regionaal convenant plaats door middel van ondertekening van een bijlage bij dit regionaal convenant door die andere overheidsinstelling.

Artikel 9 Kosten

De kosten en benodigde inzet van middelen ter uitvoering van het regionaal convenant wordt door de gezamenlijke decentrale convenantpartners gedragen overeenkomstig de in de vastgestelde begroting opgenomen verdeling.

Artikel 10 Aanpassingen en wijzigingen

10.1 Waar nodig maken decentrale convenantpartners via de stuurgroep nadere afspraken om een goede uitvoering van het regionaal convenant te verzekeren.

10.2 Het regionaal convenant kan slechts worden gewijzigd indien alle decentrale convenantpartners hiermee schriftelijk instemmen.

Artikel 11 Geschillen

11.1 Het regionaal convenant is niet in rechte afdwingbaar met uitzondering van de in artikel 5 opgenomen geheimhoudingsbepaling voor de decentrale convenantpartners.

11.2 Mocht er bij de uitvoering van dit convenant een geschil ontstaan, dan zullen partijen zich in goed overleg tot het uiterste inspannen het geschil tot een oplossing te brengen. Een geschil is aanwezig als dit door een van de partijen wordt gesteld.

Artikel 12 Voorlichting en communicatie

De stuurgroep maakt afspraken over voorlichtingsactiviteiten en contacten met de media.

Artikel 13 Evaluatie

Het regionaal convenant zal uiterlijk in 2011 ten behoeve van de geïntegreerde decentrale aanpak van georganiseerde misdaad worden geëvalueerd en onverminderd het bepaalde in artikel 7 worden herzien indien de evaluatie uitwijst dat het aanpassing behoeft.

Aldus overeengekomen te ....................... op ..............

Voorletter(s) en Naam
Functie

9

---- --