Voedsel en Waren Autoriteit

Peuters en kleuters krijgen te veel zout binnen

07 december 2009 - nieuwsbericht

Kinderen van twee tot vier jaar krijgen ongeveer 40 procent te veel zout binnen en kinderen van vier tot zeven jaar ongeveer 30 procent. Dit blijkt uit onderzoek van het bureau Risicobeoordeling van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in samenwerking met RIVM. Te hoge zoutinname door kinderen is ongewenst omdat dit kan leiden tot een te hoge bloeddruk op latere leeftijd. Voor het eerst is in Nederland onderzoek gedaan naar de zoutinname bij peuters en kleuters.

Zoutinname
Het lichaam heeft minder dan een gram zout per dag nodig. Slechts de hoeveelheid die via urine en zweet wordt uitgescheiden moet worden aangevuld. De door de Gezondheidsraad aanbevolen maximale hoeveelheid zout van 6 gram per dag voor volwassenen is niet gebaseerd op de gemiddelde behoefte van het lichaam maar op de haalbare inname. Uitgaande van de haalbare zoutinname is de maximaal aanbevolen hoeveelheid voor peuters 3 gram en voor kleuters 4 gram. Uit onderzoek blijkt nu dat peuters ongeveer 4,3 gram binnenkrijgen en kleuters ongeveer 5,1. Het grootste aandeel van deze zoutinname komt van brood, melk, yoghurt, kaas en bewerkt vlees. Naar schatting is 25% van de inname afkomstig van toegevoegd zout bij koken of aan tafel.

Behalve voor brood zijn er geen wettelijke eisen voor het zoutgehalte van levensmiddelen. De levensmiddelenindustrie werkt aan het geleidelijk verlagen van de hoeveelheid toegevoegde keukenzout in bedrijfsmatig bereide levensmiddelen. Vanwege het effect op de smaak wordt de verlaging van het zoutgehalte stapsgewijs uitgevoerd.

Aanbevelingen
Het bureau Risicobeoordeling van de VWA adviseert het beleidsverantwoordelijke ministerie onder andere om meer voorlichting te geven over het verminderen van zoutinname door kinderen. Daarnaast moet het etiket duidelijker zijn over de hoeveelheid zout, zodat consumenten een bewustere keuze kunnen maken.

Het bureau Risicobeoordeling van de VWA oordeelt en adviseert wetenschappelijk onderbouwd over mogelijke bedreigingen van de voedsel- en productveiligheid, diergezondheid en dierwelzijn. De onafhankelijke uitoefening van deze opdracht is geregeld in de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling Voedsel en Waren Autoriteit die in 2006 door het parlement is aangenomen. Adviezen in het kader van de Wet worden uitgebracht aan de ministers van LNV en VWS.