Investeren inzetbaarheid van oudere werknemer nodig
07 december 2009 | Nr. 09/129
Overheid, werkgevers en werknemers moeten meer investeren in duurzame
inzetbaarheid van werknemers om langer doorwerken te stimuleren.
Daarvoor moeten ze anders gaan kijken naar de loopbaan van werknemers.
Zo moet er tijdig en méér geïnvesteerd worden in bij- en omscholing
van (oudere) werknemers, zodat werknemers ook later in hun carrière
makkelijker van baan kunnen wisselen. Ook komt er een wettelijke
wederzijdse scholingsaanspraak, waardoor de werkgever zijn werknemers
kan aanspreken op het volgen van scholing en andersom.
Dit staat in een notitie over de arbeidsparticipatie van ouderen die
minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens het
kabinet naar de Tweede kamer heeft gestuurd. In de notitie constateert
het kabinet dat er al een trendbreuk gaande is in de
arbeidsparticipatie van ouderen. Die is sinds 1995 weliswaar fors
gestegen, maar tegelijkertijd moet er ook nog veel gebeuren om kansen
van werkloze ouderen op de arbeidsmarkt te vergroten. Mede in het
licht van de verhoging van de AOW-leeftijd wil het kabinet de
arbeidsmarktpositie van ouderen de komende tien jaar verder
verbeteren. Het kabinet heeft daarvoor een vervolgagenda geformuleerd,
waarmee overheid, werkgevers en werknemers samen aan de slag moeten.
Het kabinet wil wettelijk regelen dat werkgevers én werknemers werk
maken van het `duurzaam inzetbaar' houden van werknemers. Dat kan door
bijvoorbeeld werknemers standaard periodieke bij- en omscholing aan te
bieden en mensen die hun werk niet meer vol dreigen te houden tijdig
voor te bereiden op een andere baan. Ook zouden werknemers niet meer
alleen scholing gericht op het eigen bedrijf moeten volgen, maar ook
scholing waarmee ze hun kansen breder op de arbeidsmarkt vergroten.
Uit de notitie blijkt dat Nederland hier kansen laat liggen, vooral
als het gaat om scholing van oudere werknemers. In landen als Zweden,
Finland en Denemarken volgen twee keer zoveel oudere werknemers
scholing als in Nederland.
Uit de notitie blijkt verder dat de overheid al fors investeert in het
aan het werk helpen en houden van oudere werknemers, door recent
ingevoerde maatregelen, als de premiekorting voor oudere werknemers en
de doorwerkbonus. Als deze maatregelen volledig hun beslag hebben
gekregen, draagt de overheid 10.000 euro op jaarbasis bij om iemand
van 62 aan het werk te houden. Voor iemand met het minimumloon is dat
meer dan de helft van het bruto loon. Bij een werkloze van 59 die in
dienst wordt genomen, draagt de overheid tot zijn 65^e 50.000 euro
bij.
In notitie worden ook andere factoren aan de orde gesteld die invloed
hebben op de arbeidsmarkt positie van ouderen. Zo beginnen in
Nederland de lonen relatief laag en stijgen ze langer tot aan het eind
van de carrière. In de Scandinavische landen hebben werkgevers en
werknemers afspraken gemaakt die hebben geleid tot een evenwichtiger
verdeling van het loon. Daardoor komen oudere werknemers hier
makkelijker aan het werk. Zo gaan in Denemarken en Finland vier keer
zoveel 50-plussers bij een nieuwe werkgever aan de slag als in
Nederland. Dit is een punt dat sociale partners de komende jaren op de
agenda zouden moeten zetten, willen we de arbeidsmarktpositie van
ouderen verbeteren.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid