Ingezonden persbericht


PERSBERICHT Embargo tot 9 december 8.00 uur

Utrecht, 8 december 2009

Jongerenwerk onderzocht -
Nederland weigert structureel te investeren in jongeren

Het jongerenwerk is de laatste jaren met bijna 50% gegroeid. Die groei zit 'helaas vooral in het aandeel tijdelijke projecten'. Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD). Achterstandsjongeren echt helpen kan door structureel jongerenwerk. Gemeenten verwachten van jongerenwerk echter voornamelijk overlastbestrijding om escalatie te voorkomen. Uit het onderzoek blijkt dat er duizend fulltime extra jongerenwerkers nodig zijn voor die (overbelaste) jongeren die van huis uit te weinig mee krijgen.

Doelgroep: laaggeschoold
De doelgroep van jongerenwerk bestaat grotendeels uit laaggeschoolde jongeren met vmbo- en mbo- achtergrond. Bijna 60% van het jongerenwerk bereikt voornamelijk autochtone jongeren, bijna 20% hoofdzakelijk allochtone jongeren, de rest is gemengd. Van de allochtonen maken met name Marokkaanse en Antilliaanse jongeren relatief veel gebruik van jongerenwerk. Gemiddeld werkt er 1 jongerenwerker met 78 jongeren, en 1 kinderwerker op 115 kinderen. Gezien de vraag en omvang van de doelgroep zouden er nog duizend fulltimers bij moeten komen.

Risicojongeren
Driekwart van het jongerenwerk werkt met een doelgroep die valt onder de classificatie risicojongeren. Het gaat om jongeren die (risico's op) problemen thuis, op school, met werk of gedragsproblemen hebben. Jongerenwerkers zijn de enigen die makkelijk contact kunnen leggen met deze doelgroep. En er moeten betere afspraken worden vastgelegd over de verhouding met de politie. 40% vindt de werkverhouding met de politie moeizaam. Professioneel jeugd- en jongerenwerk moet worden erkend als een waardevolle preventieve voorziening voor met name kinderen en jongeren uit laaggeschoolde milieus.

Steeds vaker projecten
Johan Brongers, vice-voorzitter MOgroep W&MD: 'het is verontrustend dat gemeenten steeds minder geld steken in structureel jeugd- en jongerenwerk, en meer in 'brandjes blussen' en overlastbestrijding. De verhouding structureel - tijdelijk is verschoven van 78%:22% naar 65%:35%. Het getuigt van kortzichtigheid om jongerenwerkers steeds vaker projectmatig 'tegen de overlast en voor veiligheid' in te willen zetten. Dat is scoren op korte termijn. Het jongerenwerk heeft een veel bredere taak. Door de dagelijkse aanwezigheid in de buurt legt het jongerenwerk de basis voor succesvolle preventie. Contact onderhouden en vertrouwen opbouwen kost tijd en is essentieel voor goed jeugd- en jongerenwerk in een wijk. Preventie via jeugd- en jongerenwerk is van nog groter belang nu de jeugdzorg als te duur ervaren wordt.' Besparing: 1 jongere een heel jaar via het jongerenwerk begeleiden kost evenveel als twee dagen jeugdgevangenis voor 1 jongere. Grotere kloof haves en have-nots
Recent onderzoek van Motivaction geeft aan dat 41% van de jeugd niet zelfredzaam is. Deze groep heeft moeite met de complexiteit van de samenleving en vraagt eigenlijk om veel meer sturing. Het betreft voornamelijk de laagopgeleide groep jongeren die kwetsbaarder is. De kloof tussen hen en de succesvolle jeugd groeit. Die 41% kinderen en jongeren vormen de potentiële doelgroep van het jeugd- en jongerenwerk. Ook zij hebben het recht om veilig en prettig op te kunnen groeien.

Jongerenwerk voorkomt uitval
Jongerenwerk richt zich op de 20% jongeren die thuis niet voldoende ondersteund en opgevoed wordt, en helpt hen bij het opgroeien, sporten, huiswerk doen. Deze vorm van welzijnswerk zit in de buurten, signaleert en kent deze gezinnen. Gemeenten die hun jeugd serieus nemen horen goed structureel jongerenwerk te hebben. Met bijbehorende respectabele accommodaties, want uit het onderzoek blijkt dat 40% daarvan slecht is. Dat vraagt om een grotere investering in het jongerenwerk. Coaching om schooluitval (en maatschappij uitval) te voorkomen vormt een steeds belangrijker deel van het takenpakket van jongerenwerkers. Jongerenwerkers signaleren en zitten in scholen, ZAT's, veiligheidshuizen. Ze coördineren, verwijzen door en werken samen met politie, gemeente, maatschappelijk werk, schuldhulp. Een maatschappelijke uitvaller kost de gemeenschap 1,8 miljoen euro.

Het onderzoek werd uitgevoerd door Noorda en Co. Het rapport De staat van professioneel jeugd- en jongerenwerk in Nederland anno 2009 is verkrijgbaar bij MOgroep W&MD (zie: www.mogroep.nl onder publicaties). Het wordt gepresenteerd tijdens het landelijke congres jongerenwerk op 9 december 2009, en aangeboden aan de VNG.

|Er zijn nu 3870 jeugd- en jongerenwerkers verdeeld over grofweg 2650  |
|fte.                                                                  |
|Er zijn bijna 4 miljoen kinderen en jongeren van 4-23 in Nederland.   |
|Op de totale Nederlandse jeugd is in Nederland 1 fulltime             |
|jongerenwerker beschikbaar voor 570 jongeren, en 1 jeugdwerker op 2750|
|kinderen.                                                             |
|Gemiddeld bereikt 1 fulltime jongerenwerker nu 78 jongeren, en 1      |
|kinderwerker 115 kinderen.                                            |
|Samen bereiken ze nu 162.000 jongeren en 67.500 kinderen (tussen de   |
|4-18/23);                                                             |
|Er is behoefte aan 1000 extra fulltime professionals.                 |
|Gemeenten zetten steeds meer in op tijdelijke projecten. De           |
|structurele voorziening is afgenomen van 75% naar 65%.                |
|Politie en gemeente zijn de belangrijkste samenwerkingspartner van het|
|jongerenwerk.                                                         |
|Jongerenwerkers doen minder uitvoerend werk (was 90% van de           |
|werkzaamheden) en meer coördinerend werk: nu 75%.                     |
|40% van de 1135 accommodaties is slecht onderhouden te klein of geeft |
|overlast.                                                             |
|Vacatures zijn lastig te vervullen:het aanbod goed opgeleide en       |
|ervaren werkers is krap.                                              |
|Driekwart van de jeugd- en jongerenwerklocaties is meer dan 3 dagdelen|
|per week open, 's middags en s avonds. In het weekend is bijna alles  |
|dicht. Dat wordt als probleem ervaren.                                |
|Oorzaak: te weinig geld voor formatieplaatsen, veel parttimebaantjes. |
|Jeugd- en jongerenwerkers zelf zijn altijd mobiel bereikbaar.         |
|343.000 kinderen groeien op in gezinnen onder de armoedegrens.        |
|Op 1 januari 2008 groeiden er 710.359 kinderen op in een              |
|eenoudergezin.                                                        |
|Het percentage allochtone jeugd in een éénoudergezin steeg met 54%.   |
|De vraag naar opvoedondersteuning stijgt.                             |
|107.200 kinderen en jongeren tussen de 0 en 17 jaar wordt jaarlijks   |
|mishandeld.                                                           |
|48.800 jongeren stopten in 2008 met hun opleiding.                    |
|Er zijn 6000 zwerfjongeren.                                           |