Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
32 222 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009
(wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt
verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen. De daarop door
de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovi- van Bemmel
Nr. Vraag Blz
van tot
1 Kan de regering aangeven waarom het bedrag ten behoeve van het 0
Stimuleringspakket in de verticale toelichting op de Najaarsnota (154,9)
niet overeen komt met de begrotingstoelichting (150,9)?
Het verschil tussen de twee bedragen betreft het aandeel voor groen
onderwijs. In de verticale toelichting op de Najaarsnota is het
totaalbedrag dat in eerste instantie naar de OCW-begroting is
overgeboekt, weergegeven ( 154,9 miljoen). Voor de
stimuleringsmaatregelen `versterking MBO' en `versterken
onderwijsarbeidsmarkt' is het LNV-aandeel overgeboekt van de OCW-
begroting naar de LNV-begroting. Dit wordt weergegeven in tabel 2 van
paragraaf 2.2 Stimuleringsmiddelen aanvullend beleidsakkoord.
2 Waaruit bestaat de post overige mutaties? 3
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste uitgaven-
en ontvangstenmutaties ten opzichte van de 1e suppletoire wet. De post
overige mutaties bestaat uit: loon- en prijsbijstellingen, desalderingen
met de ontvangsten, overboekingen met andere departementen en
aantal kleine beleidsmatige en technische mutaties.
3 Krijgt de kasschuif van verplichtingen voor de OV-kaart die al in het 4
voorafgaande jaar worden voldaan, een structureel karakter? Welke
meevallers maken deze kasschuif mogelijk?
Jaarlijks betaalt het ministerie van OCW zo'n 700 miljoen euro aan de
Openbaar Vervoerbedrijven voor de OV-studentenkaart. Contractueel is
vastgelegd dat deze jaarlijkse vergoeding uiterlijk 15 januari van het
176564a.doc 1/11
betreffende jaar aan de vervoerbedrijven wordt betaald. Er is gekozen
om een deel van de betaling voor de OV-kaart voor 2010 al op 15
december 2009 uit te voeren. Hierdoor wordt het jaar 2010 budgettair
ontlast. Zonder deze vooruitbetaling voor de OV-studentenkaart was er
ruimte ontstaan onder het kader voor 2009. Met deze ruimte had een
groter deel van de in=uit taakstelling bij Najaarsnota kunnen worden
ingevuld. Ervaring leert echter dat er met Voorlopige Rekening nog
aanvullende onderuitputting optreedt. Deze aanvullende onderuitputting
zal worden gebruikt om de resterende in = uit taakstelling 2009 in te
vullen.
In de afgelopen jaren heeft vaker een gedeeltelijke vooruitbetaling van
de OV-kaart plaatsgevonden. Ook in het budgettaire beeld voor 2010 is
reeds rekening gehouden met een gedeeltelijke vooruitbetaling van 65
miljoen van de vergoeding voor 2011. Op dit moment bestaat er nog
geen voornemen voor een omvangrijkere vooruitbetaling 2011 of latere
jaren.
4 Kan de regering toelichten hoe de kasschuif OV-kaart 2009 wordt 4
gedekt? Waarom komt deze kasschuif OV-kaart structureel terug? Hoe
zal de kasschuif OV-kaart doorwerken in 2010 en verder?
Zie antwoord op vraag 3.
5 Waarom vindt er een kasschuif op de OV-jaarkaart plaats? Is dit bedoeld 4
om volgend jaar een meevaller te kunnen aankondigen?
Zie antwoord op vraag 3.
6 Kan de regering aangeven of en waar de mutaties op het gebied van: 4
het Fonds Economische Structuurversterking (FES), conciërges, opleiden
in de school, kinderopvang capaciteitsuitbreiding, Kinderopvang
enveloppemiddelen, bijstelling ontvangstenraming Schutte en overige
mutaties in de verticale toelichting op de Najaarsnota zijn terug te
vinden?
De verticale toelichting beoogt een overzicht op hoofdlijnen te geven
van de belangrijkste wijzigingen in de begroting van OCW. Om die reden
worden in de verticale toelichting op de Najaarsnota alleen mutaties van
25 miljoen en meer apart toegelicht. Bovengenoemde mutaties zijn
kleiner dan 25 miljoen en zijn daarom niet afzonderlijk genoemd in de
verticale toelichting op de Najaarsnota, maar zijn opgenomen in de
diversenposten. De FES mutaties zijn opgenomen onder de technische
mutaties, onder het kopje Diversen. De mutaties op het gebied van
conciërges, opleiden in de school en de bijstellingen Schutte zijn
opgenomen onder de `mee- en tegenvallers', onder het kopje Diversen.
De overige mutaties zijn gebundeld onder de beleidsmatige mutaties,
onder het kopje Diversen.
De genoemde mutaties zijn wel apart toegelicht in de 2e suppletoire
begroting van OCW, te weten in paragraaf 2.1 Overzicht belangrijkste
uitgaven en ontvangstenmutaties.
7 Hoe verklaart de regering dat de besparingen op kinderopvang als 4
gevolg van de aanpassing van de ouderbijdragetabel geleidelijker groeit
dan verwacht?
176564a.doc 2/11
De aanpassing van de ouderbijdragetabel heeft twee besparingseffecten.
In de eerste plaats wordt er bespaard doordat de overheidssubsidie
wordt verlaagd. Dit effect is heel goed in te schatten en het gaat direct
in met het van kracht worden van de nieuwe tabel. In de tweede plaats
wordt er bespaard doordat ouders door de verlaging van de
overheidssubsidie zelf een hogere bijdrage aan de kinderopvang moeten
gaan betalen en als gevolg hiervan hun gebruik van kinderopvang iets
zullen beperken. Dit lagere gebruik was in de raming verondersteld
direct op te treden. Feitelijk is pas vanaf medio 2009 de groei in het
gebruik van de kinderopvang aan het afvlakken.
8 Waarom zou de aanpassing van de ouderbijdragetabel moeten leiden tot 4
minder gebruik van kinderopvang? Waarom zijn de besparingen op het
gebruik van kinderopvang als gevolg van de aanpassing van de
ouderbijdragetabel per 1 januari 2009 minder dan verwacht? Is er een
fout gemaakt bij de raming?
Zie het antwoord op vraag 7
9 Is in de begroting 2010 rekening gehouden met de ontwikkeling in het 4
budget kinderopvangtoeslag, of zal deontwikkeling nog leiden tot
bijstelling van de begroting 2010 en verder?
Bij het opstellen van de begroting 2010 was de vertraging in de
realisatie van de bezuiniging op de toeslag nog onvoldoende duidelijk.
Het kan dus nodig blijken dat de begroting 2010 hiervoor moet worden
bijgesteld. In het voorjaar 2010 zal de begroting op basis van de
uitvoeringsinformatie van de belastingdienst over 2009 en over de
eerste maanden van 2010 worden getoetst.
10 Wat is de reden dat er minder omzettingen voor de basisbeurs en de 4
aanvullende beurs in een gift voor deelnemers in de beroepsopleidende
leerweg zijn dan eerder geraamd? Wat zijn de verwachtingen van de
regering in dezen in meerjarenperspectief?
Met ingang van 2005/06 is in de beroepsopleidende leerweg voor niveau
3 en 4 het prestatiebeursregime ingevoerd. De eerste omzettingen van
prestatiebeurs (basisbeurs, aanvullende beurs, OV-studentenkaart) in
gift kwamen in 2007. De omzettingen in 2009 zijn op basis van in 2008
behaalde diploma's.
Bij het opstellen van de begroting waren nog weinig ervaringsgegevens
beschikbaar om een raming van de omzettingen bol te maken. De
raming heeft daardoor nog een grote mate van onzekerheid voor wat
betreft het tijdpad in welk jaar de omzetting zal plaatsvinden. De
verwachting is dat de in 2009 nog niet gerealiseerde omzettingen in de
komende jaren alsnog zullen plaatsvinden. In de eerste maanden van
2010 zal een nieuwe raming voor de komende jaren worden opgesteld.
Daarbij worden de realisatiegegevens over het gehele jaar 2009
meegenomen. Eventuele begrotingsmutaties zullen worden opgenomen
de 1e suppletoire begroting 2010.
11 Wat is de reden dat er minder uitgaven van de aanvullende beurs 4
176564a.doc 3/11
eerstejaars is dan verwacht?
De raming voor 2009 is naar beneden bijgesteld, omdat het gemiddelde
toegekende bedrag aan aanvullende beurs lager is uitgevallen dan
geraamd. In hoeverre sprake is van een structurele dan wel incidentele
meevaller is nu nog niet te zeggen. In de eerste maanden van 2010 zal
een nadere analyse plaatsvinden op basis van de realisatiegegevens
over het gehele jaar 2009. Eventuele begrotingsmutaties zullen
onderdeel uitmaken van de 1e suppletoire begroting 2010.
12 Is de meevaller op de uitgaven van de aanvullende beurs eerstejaars 4
reeds verwerkt in de begroting 2010? Zo ja, hoe is deze meevaller op de
uitgaven van de aanvullende beurs eerstejaars verwerkt? Zo nee, wat
zijn de gevolgen van deze meevaller uitgaven van de aanvullende beurs
eerstejaars voor 2010 en verder?
Zie antwoord op vraag 11.
13 Kan de regering aangeven waarom de uitgaven van de leenvoorziening 4
zijn verlaagd en hoe dit doorwerkt in de begroting 2010?
Op basis van de meest recente realisatiegegevens wordt verwacht dat er
in 2009 minder gebruik wordt gemaakt van de leenvoorziening. Daarom
is de raming voor dit jaar met 27 miljoen naar beneden bijgesteld ten
opzichte van de vorige begrotingstand van 1,2 miljard. Het leengedrag
kan nooit precies worden voorspeld. Bij de raming moet rekening
gehouden worden met een ramingonzekerheid (positief of negatief).
14 Wat betekent het gegeven dat in december 2009 vraagouders enige tijd 4
niet hun gegevens kunnen aanpassen voor vraagouders die in december
2009 voor het eerst kinderopvang aanvragen, moeten zij het bedrag
eerst zelf voorschieten?
Het onderhoud is inmiddels afgerond. Voor vraagouders die in december
2009 voor het eerst kinderopvangtoeslag aanvragen, geldt dat deze
aanvragen weer in behandeling worden genomen en - als de aanvraag
tijdig en volledig is ingevuld - in december 2009 zal worden uitbetaald.
15 Hoe lang is de periode dat vraagouders hun gegevens niet kunnen 4
wijzigen in het kinderopvangtoeslagensysteem?
Die periode duurde ongeveer drie weken.
16 Waarom zal het onderhoud aan het systeem van de toeslagen leiden tot 4
25 miljoen extra uitgaven? Op welke berekening is deze raming
gebaseerd?
Ouders die gebruik maken van gastouderopvang hebben in november
2009 een brief gekregen van de belastingdienst waarin hun gevraagd
wordt aan te geven of er naar aanleiding van de wetswijziging
gastouderopvang iets is veranderd in hun situatie. Voor ouders die niet
voor 10 december hun toeslag stopzetten, wordt de toeslag
gecontinueerd. In 2010 zal door dit proces naar verwachting een groter
aantal ouders ten onrechte toeslag krijgen uitbetaald, die later zal
176564a.doc 4/11
worden teruggevorderd. Het effect hiervan wordt geraamd op maximaal
25,0 miljoen aan extra uitgaven.
17 Is in de begroting 2010 rekening gehouden met deze ontwikkeling in het 4
budget kinderopvangtoeslag of zal deze ontwikkeling nog leiden tot
bijstelling van de begroting 2010 en verder?
Zie vraag 9.
18 Hoe kan het gebeuren dat FES-middelen voor onderwijsbewijs, EVC- 4
trajecten en procedures en Stichting Kennisnet niet in 2009 tot
besteding komen?
De eerste ronde Onderwijs Bewijs is een groot succes gebleken.
Daarom is besloten om de resterende FES-middelen (circa 11 miljoen)
in 2010 in te zetten voor nog een tweede ronde Onderwijs Bewijs.
Scholen én onderzoeksinstellingen kunnen gezamenlijk
projectvoorstellen indienen voor experimenteel onderzoek in het primair
en voortgezet onderwijs (prijsvraag Actieprogramma Onderwijs Bewijs).
In het voorjaar van 2010 kunnen de nieuwe voorstellen ingediend
worden.
Een deel van de FES-middelen (circa 3 miljoen) voor EVC Trajecten en
procedures wordt doorgeschoven naar 2010. Projecten die in het kader
van deze regeling subsidie hebben ontvangen, hadden oorspronkelijk
een looptijd tot eind 2008 waarna verantwoording en restbetaling (20%)
in 2009 zou plaatsvinden. De looptijd van de projecten is met een jaar
verlengd tot eind 2009 omdat 1) de afhandeling van subsidieaanvragen
destijds langer duurde dan voorzien waardoor een aantal projecten later
is gestart; 2) projecten meer tijd nodig bleken te hebben om hun
ambities te realiseren; 3) enkele projecten uitstel hebben gekregen om
een plan van aanpak te schrijven. Daarom vindt nu ook de
verantwoording en restbetaling een jaar later plaats, namelijk in 2010.
Het gaat om bedragen die reeds verplicht zijn.
Een deel van de FES-middelen ( 3,5 miljoen) voor Stichting Kennisnet
wordt doorgeschoven naar 2010. Deze FES-middelen zijn bestemd voor
het programma stimuleren gebruik digitaal lesmateriaal. Dit programma
is in eerste instantie gericht op het gebruik van bestaand digitaal
lesmateriaal en loopt van 2008 tot en met 2011. Door vertraging zal een
deel van de activiteiten op het gebied van ontsluiten, professionalisering
en onderzoek pas in 2010 plaatsvinden. Daarnaast is het project
Digitalisering Examens dat voor 2009 was gepland, niet doorgegaan. Dit
project is doorgeschoven naar februari 2010. CITO gaat dan starten met
dit project.
19 Gaat de 9,8 miljoen van de FES-middelen, die niet meer wordt 4
uitgegeven in 2009 en die terugvloeit naar het FES, helemaal niet meer
naar onderwijs? Wat zijn de mogelijkheden om dit geld toch voor de
onderwijsbegroting te behouden?
Het saldo van de FES-middelen die voor 2009 zijn toegevoegd aan de
OCW-begroting en de FES-middelen die worden doorgeschoven naar
2010 bedraagt 9,8 miljoen. De FES-middelen die worden
176564a.doc 5/11
doorgeschoven naar 2010, worden bij Voorjaarsnota 2010 weer
toegevoegd aan de OCW-begroting.
20 Worden alle niet-gebruikte FES-middelen in 2010 weer toegevoegd aan 4
de OCW-begroting?
Ja, de niet-gebruikte FES-middelen worden in 2010 weer toegevoegd
aan de OCW-begroting (zie ook het antwoord op vraag 19).
21 Aan welke voorwaarden voldoen de ondersteuners (conciërges) zoal 5
niet, zodat 20 % van de basisscholen de subsidie voor onderwijs
ondersteunend personeel mislopen? Zijn de voorwaarden te streng, is de
arbeidsmarkt te krap of waren de scholen onvoldoende zorgvuldig?
In onderstaand overzicht zijn de resultaten van de eindbeoordelingen
opgenomen:
Reden: aantal scholen totaal
1. 2. vóór de periode aangesteld 45
3. geen akte ingestuurd 410
4. geen ondersteunende functie 46
5. niet voor onbepaalde tijd aangesteld 33
Afwijzingen 547
Goedkeuring 1954
totaal 2501
· Nadat op grond van de aanvragen voorlopig aan 2501 basisscholen
loonkostensubsidie was toegekend, kregen de scholen tijd om te
voldoen aan de vooraf gestelde voorwaarden. Gebleken is dat 547
niet aan de voorwaarden hebben voldaan, waardoor het bedrag zoals
afgesproken is teruggevorderd.
· Het overgrote deel van de afgewezen basisscholen heeft, ook na
diverse rappels, geen akte ingestuurd waaruit blijkt dat zij
daadwerkelijk een ondersteuner in dienst hebben genomen.
· Om in aanmerking te komen voor de loonkostensubsidie
ondersteunend personeel basisonderwijs dienen scholen aan
bovenstaande voorwaarden te voldoen. We willen zeker weten dat de
middelen worden ingezet voor een nieuwe ondersteuner die is voor
onbepaalde tijd is aangesteld voor minimaal 0,5 fte. Hiervoor zijn
structurele middelen beschikbaar.
· Er zijn geen signalen gekomen waaruit blijkt dat de basisscholen niet
aan de voorwaarden kónden voldoen of dat er weinig belangstelling
is van mensen die conciërge zouden kunnen en willen worden.
22 Worden de overgebleven middelen voor het aanstellen van een 5
conciërge opgeteld bij de middelen voor volgend jaar? Zo nee, wat
176564a.doc 6/11
gebeurt er met de overgebleven 10,3 miljoen euro?
· Nee, conform de begrotingsregels wordt de overgebleven 10,3
miljoen in 2009 ingezet voor de extra niet voorziene uitgaven van
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
· Het bedrag van 10,3 miljoen beslaat overigens de periode
augustus 2008 tot en met december 2009, op jaarbasis gaat het
structureel om 7,3 miljoen.
· Dit laatste bedrag wordt met ingang van 2010 ingezet voor de
openstelling van de nieuwe subsidieregeling (zie antwoord op vraag
23 hierna).
23 Zijn er inmiddels nieuwe aanvragen een conciërge binnengekomen, zo 5
ja, hoeveel?
Nee, nieuwe aanvragen komen weer binnen als de regeling in 2010 zal
worden opengesteld voor basisscholen die nog geen loonkostensubsidie
hebben ontvangen voor een ondersteuner.
24 Is overwogen de aanvraagprocedure te vereenvoudigen of de criteria 5
minder streng te maken, nu 500 scholen niet aan de voorwaarden voor
het aanstellen van een ondersteuner kunnen voldoen?
Er zijn geen signalen gekomen waaruit blijkt dat de basisscholen niet
aan de voorwaarden kónden voldoen. De voorwaarden zijn juist zo
opgesteld om zekerheid te verkrijgen dat de middelen worden ingezet
voor een nieuwe ondersteuner die voor onbepaalde tijd is aangesteld
voor minimaal 0,5 fte.
25 Zijn de geweigerde aanvragen voor een conciërge gelijkmatig over het 5
land verdeeld?
Ja, de aanvragen die achteraf niet aan de voorwaarden voldeden en
daardoor zijn afgewezen zijn gelijkmatig over het land verdeeld.
26 Welke omstandigheden of keuzes hebben ertoe geleid dat de middelen 6
voor zogenaamde plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren pas in
2010 tot besteding komen? Zijn de betrokken instellingen onvoldoende
flexibel om snel plannen te ontwikkelen teneinde de problematiek snel
aan te pakken?
Voor de ontwikkeling van zogenaamde plusvoorzieningen voor
overbelaste jongeren, is vanuit het aanvullende beleidsakkoord voor
2009 30,0 miljoen beschikbaar gekomen. Voor 2010 is er 15,0
miljoen opgenomen in de OCW-begroting. Daarnaast is er voor 2010
15,0 miljoen overgeboekt vanuit het ministerie van Jeugd & Gezin (zie
onder de enveloppe jeugdwerkloosheid). Inmiddels is de regeling
gepubliceerd en hebben alle 38 RMC-regio's die aanspraak kunnen
maken op deze middelen, een aanvraag ingediend.
OCW heeft ervoor gekozen om een bevoorschottingsritme van 5 keer
20% per kwartaal te hanteren. Dit sluit aan bij de liquiditeitsbehoefte
176564a.doc 7/11
van scholen. Bestedingen vinden namelijk gelijkmatig over het
schooljaar plaats. Gevolg hiervan is dat er een kasschuif plaats zal
vinden van 18 miljoen van 2009 naar 2010. Het totale budget voor
2010 is daarmee 48 miljoen.
De beschikkingen zijn inmiddels verstuurd en de eerste betaling van
circa 12 miljoen heeft plaats gevonden, waarmee de scholen op zeer
korte termijn hun plannen kunnen uitvoeren, dan wel deels op dit
moment aan het uitvoeren zijn.
27 Is de enige reden van het uitblijven van aanvragen inzake onderhoud en 7
bouw van scholen de lastige procedure? Is bekend hoeveel gemeenten
bezig zijn met een aanvraag? Bestaat de mogelijkheid om de datum om
het plan in te dienen verder naar achteren te schuiven?
Er is 100 miljoen beschikbaar om het binnenmilieu in basisscholen te
verbeteren. Gemeenten hebben tot 31 december 2009 om aanvragen in
te dienen. Aangezien er meer dan voldoende belangstelling is voor de
regeling is de verwachting dat het bedrag wordt uitgeput.
Uit consultatie blijkt dat gemeenten druk bezig zijn met de afstemming
met scholen om tot aanvragen te komen. De verwachting is dat dit tot
voldoende aanvragen voor 1 januari zal leiden. Er is niet precies bekend
hoeveel gemeenten bezig zijn met de aanvraag. De G4, en in ieder
geval het grootste deel van de telefonisch benaderde gemeenten (een
steekproef van zo'n 60 gemeenten) vragen in ieder geval aan. Al die
gemeenten geven aan dat ze aanvragen in zullen dienen voor 125% van
het trekkingsrecht. Daarmee is er meer zekerheid voor uitputting als
andere gemeenten afzien van aanvragen.
De deadline voor gemeenten is 31 december 2009. De mogelijkheid
bestaat om deze datum te verlengen. Echter, door nu al te verlengen,
bestaat het risico dat aanvragen nog later worden ingediend. Daarom
zal in de week van 21 december worden geïnventariseerd of het nodig is
om gemeenten extra tijd te geven.
28 Hoe verhoudt de compensatie voor het `weglekeffect' van de Algemene 9
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), 2 miljoen, zich tot de
toegezegde 10 miljoen? Hoe wordt deze 2 miljoen verdeeld?
Ter compensatie van de negatieve effecten van de pakketmaatregel
2009 voor het onderwijs van leerlingen met een complexe zorgvraag,
wordt OCW gecompenseerd door VWS. Voor 2009 bedroeg de
compensatie 2 miljoen. Vanaf 1 januari 2010 krijgt OCW jaarlijks 10
miljoen ter compensatie. OCW voert overleg met de sector-, ouder- en
belangenorganisatie hoe de middelen het meest effectief ingezet kunnen
worden. Over de resultaten zal de Kamer worden geïnformeerd.
29 In hoeverre blijkt er bij de invoering van de gratis schoolboeken 10
vanwege de Europese verplichting tot openbare aanbesteding sprake
van een aanvankelijk toegenomen prijsconcurrentie die aanbieders
dwingt tot schaalvergroting met als uiteindelijke materiële uitkomst dat
aanbieders zich terugtrekken uit de schoolboekenmarkt en deze meer en
meer wordt gedomineerd door nog maar slechts twee aanbieders?
Dreigt uiteindelijk de schoolboekenmarkt in het voortgezet onderwijs
juist te worden gekenmerkt door nog minder in plaats van meer
176564a.doc 8/11
concurrentie?
Voorafgaand aan de nieuwe Wet `Gratis Schoolboeken' kenmerkte de
schoolboekenmarkt zich door twee marktontwikkelingen. Enerzijds was
sprake van steeds verder stijgende prijzen voor schoolboeken (35%
stijging in de periode 2000-2005, PWC Rapport 15 december 2005).
Anderzijds kenmerkte de markt zich door schaalvoordelen (korting,
voorfinanciering voorraden), waardoor een trend naar schaalvergroting
waarneembaar was op de markt (Schoolboekenscan NMa 2006).
Met de nieuwe Wet `Gratis Schoolboeken' is de bepaler en betaler in één
hand gebracht. Hiervoor is gekozen om scholen een prikkel te geven
bewuster te kiezen op inhoud, gebruik en prijs. Doel van deze keuze
was uiteindelijk een betere prijs-kwaliteitverhouding te realiseren. Door
middel van een aanbestedingsprocedure kunnen scholen hun
preferenties op eigen wijze vormgeven. In een aanbestedingsprocedure
kan de keuze voor een inschrijver worden gemaakt vanwege haar prijs,
haar kwaliteit of een combinatie van beide. Bovendien kunnen scholen in
aanbestedingsprocedures nieuwe, kleinere partijen een kans geven door
bijvoorbeeld aan te besteden in kleinere percelen.
Het is belangrijk dat optimaal wordt ingekocht. Dat kan echter niet van
vandaag op morgen gerealiseerd worden. Uit iedere markt waar
marktwerking is geïntroduceerd blijkt dat spelers vaak moeten wennen
aan hun nieuwe rol. Uit onderzoek van het Ministerie van EZ
(`Onderzoek Marktwerkingsbeleid', februari 2008) dat ook naar uw
Kamer is verzonden, blijkt ook dat het veranderen van de structuur van
en het gedrag op een markt veelal een lange transitieperiode vergt. Het
Ministerie van OCW ondersteunt de scholen in hun nieuwe rol als
marktpartij, zodat zo snel mogelijk optimaal wordt ingekocht . Daartoe
is per 1 oktober 2009 bij CFI een accountteam opgericht dat deze taken
overneemt van de Taskforce Gratis Schoolboeken.
Dat er slechts twee marktpartijen zijn, betekent niet per definitie dat er
sprake is van slechte marktwerking. Er is een aantal positieve
ontwikkelingen op de educatieve boekenmarkt waar te nemen. Er is met
name sprake van kostendaling voor scholen. Dit wordt onder andere
veroorzaakt doordat meer scholen kiezen voor een intern boekenfonds
en er sprake is van meer prijsbewustzijn bij scholen. Ondanks deze
positieve ontwikkelingen blijf ik de markt nauwlettend in de gaten
houden. Ik zou het zorgelijk vinden als zou blijken dat grote partijen
misbruik maken van een eventueel aanwezige economische
machtspositie om andere partijen de toegang tot de markt te
belemmeren. De Mededingingswet verbiedt dit. De NMa houdt de
ontwikkelingen op de educatieve boekenmarkt nauwlettend in de gaten
en controleert, indien nodig, of de distributeurs en de uitgevers dit
verbod niet overtreden.
In 2006 heeft de NMa al een uitvoerige Marktscan uitgevoerd om inzicht
te krijgen en te verschaffen over de marktwerking in de
schoolboekenmarkt. Vóór de evaluatie van de Wet Gratis Schoolboeken
in 2011 is de NMa voornemens deze Marktscan nogmaals uitvoeren om
inzicht te krijgen in de wijzigingen in de marktverhoudingen op de
educatieve boekenmarkt sinds de invoering van de `gratis
schoolboeken'.
30 Welke overwegingen liggen eraan te grondslag dat de leenfaciliteit in de 20
studiefinanciering met 27 miljoen wordt verlaagd? Betreft het een
176564a.doc 9/11
structurele verlaging?
Op basis van de meest recente realisatiegegevens wordt verwacht dat er
in 2009 minder gebruik wordt gemaakt van de leenvoorziening. Daarom
is de raming voor dit jaar met 27 miljoen naar beneden bijgesteld ten
opzichte van de vorige begrotingstand van 1,2 miljard. Het leengedrag
kan nooit precies worden voorspeld. Bij de raming moet rekening
gehouden worden met een ramingonzekerheid (positief of negatief).
31 Kan de regering aangeven waarom de uitgaven van de leenvoorziening 21
zijn verlaagd en hoe dit doorwerkt in de begroting 2010?
Zie antwoord op vraag 30.
32 Wat is reden dat de relevante renteontvangsten van 22 miljoen hoger 21
uitvallen dan geraamd en er een meevaller optreedt bij de niet-
relevante aflossingen? Op welke wijze werkt deze mutatie door in de
begroting 2010?
De raming van ontvangsten is voor 2009 naar boven bijgesteld. De
realisatiecijfers rechtvaardigen de verwachting dat ex-studenten in 2009
niet alleen aflossen wat er afgelost moet worden maar dat ze bovendien
meer dan geraamd extra aflossen. De bedragen, die van (ex-)studenten
worden ontvangen voor aflossing van schulden, bestaan uit een
aflossingscomponent en een rentecomponent:
· aflossingen op de hoofdsom van verstrekte leningen zijn niet
relevant voor het uitgavenkader,
· ontvangen rente op verstrekte leningen is wel relevant.
In de eerste maanden van 2010 zal een nieuwe raming voor 2010
worden opgesteld. Daarbij worden de realisatiegegevens over het gehele
jaar 2009 meegenomen. Eventuele begrotingsmutaties zullen worden
opgenomen in de 1e suppletoire begroting 2010.
33 Wat is de reden dat er 5 miljoen minder uitgaven zijn bij de WTOS TS 22
17-? Waarom zijn de ontvangsten aan VO 18+ met 2 miljoen gestegen
ten opzichte van de raming? Op welke wijze werken deze mutaties door
in de begroting 2010?
Per 1 januari 2010 vindt de integratie van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4
(VO TS 17- ) van de WTOS in het kindgebonden budget plaats. De
WTOS is per 1 augustus 2009 gewijzigd. Via een overgangsbepaling,
nodig omdat de WTOS werkt met een schooljaarsystematiek en het
kindgebonden budget met een kalenderjaarsystematiek, gaan de
wijzigingen voor de WTOS feitelijk pas werken met ingang van 1 januari
2010. Dus voor 2009 zijn er voor het VO nog uitgaven voor het
schooljaar 2009/2010. Deze vallen echter lager uit dan geraamd. Dit
heeft geen effect voor 2010 omdat er dan geen uitgaven meer voor het
VO in de WTOS TS 17- zijn.
De WTOS ontvangsten betreffen terugontvangsten van teveel of
onterecht uitgekeerde tegemoetkomingen. Deze ontvangsten zijn vooraf
niet exact in te schatten omdat deze afhankelijk zijn van juistheid van
aanvragen van de ouders van de leerlingen en controles hierop.
176564a.doc 10/11
34 Hoe komt het dat er 9 miljoen van de uitbreiding van de 28
kinderopvangcapaciteit niet tot besteding is gekomen? Welk bedrag is er
in 2009 wel tot besteding gekomen?
Uit het recente wachtlijstonderzoek blijkt dat vraag en aanbod al meer
in evenwicht zijn gebracht. Daarom is een gedeelte van de middelen
voor de bestrijding van de wachtlijsten ingezet voor het tekort op de
kinderopvangtoeslag.
In 2009 wordt circa 3 miljoen besteed voor uitbreiding van de
buitenschoolse opvang en voor de oprichting van een Netwerkbureau ter
ondersteuning van de sector bij de bestrijding van de wachtlijsten.
35 Waarom wordt niet de gehele 13 miljoen bedoeld voor 28
capaciteitsuitbreiding kinderopvang gereserveerd voor daar waar het
voor bedoeld is? Is het bestrijden van de wachtlijsten op de
prioriteitenlijst van het kabinet gedaald?
Uit het recente wachtlijstonderzoek blijkt dat vraag en aanbod al meer
in evenwicht zijn gebracht. Daarom is een gedeelte van de middelen
voor de bestrijding van de wachtlijsten ingezet voor het tekort op de
kinderopvangtoeslag.
36 Hoe zit het precies met de 11,1 miljoen die is overgeboekt voor het 29
wetsvoorstel gastouderopvang? Bij welke doelstelling is het weggehaald
en waar is het terecht gekomen?
Deze was bij voorjaarsnota 2009 geboekt bij doelstelling "Harmonisatie
regelgeving kinderopvang en peuterspeelzalen om alle kinderen te
bereiken die VVE nodig hebben" en bij Miljoenennota 2009 overgeboekt
naar de doelstelling "Kinderopvang is van goede kwaliteit, passend bij
de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen" waar de uitgaven
voor het wetsvoorstel gastouderopvang zullen plaatsvinden.
37 In hoeverre doen de actuele ontwikkelingen rond de omvang van het 31
ministerie recht aan de motie Kraneveldt (30 300 VIII nr. 179)?
De te realiseren omvang en krimp vindt zijn weerslag in de taakstelling
Balkenende IV. De invulling hiervan vindt plaats in afstemming met de
SG Vernieuwing Rijksdienst. Het ministerie van OCW ligt met zijn
taakstelling op schema.
176564a.doc 11/11